#column

Taalvoutje

Column: Wiltgroei

Column: Wiltgroei

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Volgens Van Dale is een stagiair ‘iemand die de praktijk leert bij een oudere ambtgenoot’. In de televisiewereld, waar ik werk, geldt die definitie absoluut niet. De oudere ambtgenoot in het redactieteam heeft zelden of nooit tijd voor de stagiair, er zijn strikte deadlines, de druk is hoog. Dus hup aan de slag, beste stagiair, begin maar met het opstellen van callsheets, quitclaims en headlines![/intro]

Door JP Pellemans

Vooral bij dat laatste onderdeel van het stagewerk wil het nogal eens fout gaan. In de Whatsappgroep van ons redactieteam van de TV-quiz ’10 voor Taal’ hebben we daarom een speciale sectie ‘headlines met een taalfoutje’. Foutjes die we steevast aan stagiairs toeschrijven. 

Een kleine bloemlezing:

De  klassieke dt-voutjes komen het meest voor. Zo 'strand' er een hondje op een onbewoond eiland en is de dochter van Roseanne Barr 'ontvoert' door haar moeder. Iets minder klassiek: een tsunami van coaches 'overspoeldt' de social media. Ten slotte laat de stagiair -misschien wel in blinde spellingspaniek- de laatste letter van werkwoordvervoeging geregeld gewoon achterwege: Amalia wordt dus 'verwelkom' in de Raad van State en 'hang' er Willem Engel van alles boven het hoofd.

Maar het meest in het oog springend in de headlines van de stagiairs is wilt als derde persoon enkelvoud van het werkwoord willen. De kernbom valt mogelijk als Poetin dat wilt  en Christine uit Sister Wives wilt absoluut geen liefdeloos huwelijk. 

Lijdt de headlinestagiair misschien aan hypercorrectie, het heerlijke taalfenomeen waarbij je een taalfout maakt door er juist een te vermijden? ‘Beeldhouden’ bijvoorbeeld is hypercorrect, want een -d is voor het gevoel van veel mensen netter dan de -w in het officiële werkwoord ‘beeldhouwen’. Berucht is ook ‘kopje kofje’. De -ie in koffie doet veel keurige mensen denken aan platte en ordinaire woorden als  ‘bakkie’ en ‘jassie’. Het moet in hun keurige taaluniversum natuurlijk ‘bakje’ zijn en ‘jasje’ en dus ook ‘kofje’. Ze doen het, kortom,  zo goed dat het fout is. 

Ik vrees dat hetzelfde hypercorrectiestemmetje aan het werk is in de hersenen van de headlinestagiairs. Dat gaat ongeveer zo:

1. Ik moet in opdracht van mijn oudere ambtgenoot een headline schrijven over Poetin die iets wil.

2. Hmmm, dat laatste woord klinkt vreemd ... De derde persoon enkelvoud van de meeste werkwoorden eindigt toch op een -t? 

3. Ik weet het zeker: het is 'hij loopt', 'zij slaapt' en, lekker modern, 'die' en 'hen neemt';

4. Dat betekent dus automatisch dat Putin niet iets wil, maar dat hij iets wilt.

5. Ik typ de headline: 'Valt de kernbom als Putin dat wilt?'

6. Ik heb de regels van de werkwoordvervoeging correct gevolgd: 'de kernbom valt' en 'Putin wilt'.

7. Ik publiceer tevreden de headline op de site van de krant.

Je zult misschien denken dat wij in de redactie van ‘10 voor Taal’ gruwen van deze fouten. Niets is minder waar: we smúllen van headlines met een klein gebrek. Dus alsjeblieft, lieve stagiairs van Nederland, blijf luisteren naar de hypercorrectiestem in jullie hoofden, blijf fouten maken en blijf ze vooral ook publiceren! Jullie maken er een clubje medewerkers van een taalprogramma zo ontzettend gelukkig mee.


JP Pellemans. © Keke Keukelaar

Over JP Pellemans

Ben je altijd al benieuwd wie er nou achter die geheimzinnige, maar o zo gezellige Voice-overstem van 'Lingo' schuilt? Het is niemand minder dan Jan Peter Pellemans, die je ook gewoon 'JP' mag noemen. Een voice-over, sidekick én jurylid van Lingo zijn is blijkbaar niet voldoende: JP is ook docent, communicatietrainer, presentatiecoach én (eind)redacteur voor televisieprogramma's als 'Wie is de Mol', 'Taxi' en '10 voor Taal'. Dat taal ook écht zijn ding is, blijkt wel uit zijn gloednieuwe boek 'Het ABC van JP', waarin hij je meeneemt in zijn persoonlijke taaluniversum. Het resultaat is een rariteitenkabinet vol vrolijke anekdotes, taalfascinaties en -obsessies. Zo wist je vást nog niet dat er geen Nederlands equivalent bestaat van het Finse Kalsarikännit: langzaam dronken worden op de bank in je onderbroek. En dat het hondenvoermerk Frolic in het Engels ‘ravotten’ betekent, en afstamt van het Middelnederlandse ‘vrolyc’. Of waar het woord ‘pierewaaien’ vandaan komt.

Volg JP Pellemans ook op Instagram (@jppelleminsta)

Foto: JP Pellemans. © Keke Keukelaar

Doe mee en win!

Wil je kans maken op dit uiterst vermakelijke boek? Wij verloten 3 stuks onder de deelnemers aan onderstaande quiz! Doe mee en sleep die gave prijs in de wacht.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Wie heeft er ooit gezegd dat taal logisch is? Spoiler: taal is allesbehalve logisch, en laat dat alsjeblieft altijd zo blijven. Des te meer plezier zullen we kunnen blijven halen uit die rare woorden en talige verschijnsels. Vandaag in de schijnwerpers: woorden die zichzelf herhalen![/intro]

Door Jojanneke Drapers

Op de middelbare school hebben we allemaal al eens het woord pleonasme voorbij horen komen. Het klinkt misschien als een enge bloedziekte, maar een bekend voorbeeld van een pleonasme is ‘witte sneeuw’; sneeuw is altijd (of ten minste meestal) wit, dus witte sneeuw is nogal dubbelop. Ook een ‘ronde cirkel’ of ‘mijn persoonlijke mening’ zijn klassieke voorbeelden van een pleonasme.

Maar daar stopt het niet: je hebt ook mooie multiculturele pleonasmen. Als je weleens Indiaas eet, bestel je misschien graag naanbrood bij je curry. Maar ho: weet je wat naan betekent in het Hindi (en ook het Perzisch)? Jawel: het betekent gewoon brood. Als je vraagt naar naanbrood, vraag je dus gewoon naar ‘broodbrood’. Hetzelfde is gebeurd met de ‘koikarper’: het Japanse woord koi betekent al karper, dus een koikarper is een … karperkarper.

Nog vaker gebeurt dit met geografische benamingen, bijvoorbeeld namen voor rivieren, bergen en meren. Ben je weleens op vakantie geweest in Noord-Afrika en heb je daar een nachtje in de Saharawoestijn geslapen? Drie keer raden: ook het woord Sahara (‘ṣaḥra’) betekent al ‘woestijn’ in het Arabisch. Enkele winnaars op dit gebied zijn de Mekongrivier in Zuidoost-Azië en de Bredon Hill in Engeland. Eerst de Mekongrivier: Me (of: ‘mae’) is een Thaise afkorting voor rivier (‘Mæ̀n̂ả’); khong is een oud Austronesisch woord dat op zichzelf ook al ‘rivier’ betekent. Oftewel: de Mekong River is de ‘rivier rivier rivier’.

De Bredon Hill in Worcestershire is een soortgelijke situatie: Bre betekent ‘heuvel’ in het Brythonisch (een Keltische taal); don is ook al ‘heuvel’ in het Oud-Engels (zie het suffix -don in sommige Engelse achternamen, wat dus ook heuvel betekent). De Bredon Hill? Een mooie ‘heuvel heuvel heuvel’. Een bekender voorbeeld hiervan is de Mississippi River (Mississippi komt van het woord voor ‘groot water’ of ‘grote rivier’ in het Ojibwe, een inheemse taal).

Ook afkortingen maken zich vaak schuldig aan herhaling. Wat dacht je van de apk-keuring (algemene periodieke keuring-keuring), de pincode (personal identification number-code), het hiv-virus (human immunodeficiency virus-virus) en het LCD-scherm (liquid crystal display-scherm)? Zulke afkortingen hebben al de prachtige zelfverklarende naam RAS-syndrome gekregen: het Redundant Acronym Syndrome-syndrome.

Ten slotte nog een diersoort die ten prooi is gevallen aan dit fenomeen: de bruine beer. Zijn Latijnse naam is namelijk ursus arctos: ursus is Latijn voor beer, en arctos is Grieks voor beer. De beerbeer. En de grizzlybeer? Die heet in het Latijn de ursus arctos horribilis: de verschrikkelijke beer beer. Arme schat.

(*Zijn er voutjes in dit artikel geslopen met betrekking tot de vertaling van de genoemde woorden? We horen het graag!)


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De spatie is aan een geweldige opmars bezig, zo lijkt het. Dan zie je bij een fietsenmaker een bord met de tekst: Buiten band 10 euro, binnen band gratis. Natuurlijk ga je dan naar binnen om de gratis band te halen.[/intro]

En als je op Marktplaats reageert op de aankondiging Drie jarige paarden te koop, dan blijken de bewuste paarden helemaal niet jarig te zijn. En voor je het weet krijg je in een dierenwinkel ruzie met de eigenaar, omdat op de winkelruit met grote letters staat: Honden kussen – 5 euro. Maar de hond kussen, ho maar. Hoe kom je daarbij? Nee, ook niet voor 5 euro …

De verwarring is compleet als je reageert op een advertentie Naakt modelschilderen. Dan blijk je tot je verbijstering tijdens het schilderen zelf uit de kleren te moeten. Begrijpelijk dat je – wantrouwig geworden – het restaurant met de aanbieding Dag schotel – 15 euro links laat liggen. Voor je het weet is je bord met eten vertrokken. Laat maar zitten, denk je. Zeker als het dagmenu dan ook nog luidt: Konijnen bouten in pruimensaus.

Spaties veranderen de betekenis van woorden: een lange afstandloper is echt iets anders dan een langeafstandloper. En het ontbreken van een simpel verbindingsstreepje heeft grote consequenties als je boven een krantenartikel ziet staan: Paus op non actief.

Je kunt ook bewust met spaties spelen. Zo adverteerde schoenenfabrikant Floris van Bommel ooit op een scherm langs de snelweg met de tekst: Snel weg reclame. Heel veel tijd had je inderdaad niet om deze slogan in alle rust te bekijken.

Hoe een foute spatie de betekenis van woorden verandert

Natuurlijk, de wereld vergaat niet als een spatie verkeerd staat. En het levert vermakelijke taferelen op. Kijk maar naar Taalvoutjes. Die is er groot mee geworden.

Ben Tekstschrijver
www.bentekstschrijver.nl


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik haal mijn Frans op. De taal, niet de man. Op mijn eindlijst - uit 1986 alweer - pronkt een nette zeven, maar in het echte leven bak ik er bedroevend weinig van. Lezen gaat redelijk, praten lukt met inzet van handen en voeten ook nog wel, maar verstaan? Ho maar! Voordat ik een zin in mijn hoofd vertaald heb, is mijn gesprekspartner al drie alinea’s verder. [/intro]

Door Gertie Schouwenberg

Maar daar komt nu verandering in. Gisteren ontdekte ik per ongeluk een handige manier om mijn woordenschat dramatisch te vergroten. Met de smartphone op Google Translate liep ik door de woonkamer en benoemde wat ik tegenkwam: tapijt, vloer, gordijnen, kast, stolp. De app vertaalde het subiet en een vriendelijke Française sprak het voor me uit. Zo kreeg ik elk woord op drie manieren binnen: in beeld, tekst en geluid. Door het woord daarna te koppelen aan mijn bestaande kennis – en die is inmiddels behoorlijk gerijpt gezien het feit dat ik alweer ruim dertig jaar van school ben – blijft het heel goed hangen. Toen ik vanmorgen wakker werd, waren alleen krukje en deurklink verdwenen. 

Lade was het beste opgeslagen. Van dat woord werd ik namelijk superenthousiast. Het glijdende opbergbakje heet tiroir in het Frans. Van tirer, trekken. Niet meer dan logisch eigenlijk, voor zo’n ding dat je opentrekt. Vinden de Engelsen met hun drawer ook. 

De Duitsers echter trekken niet, maar schuiven: Schublade, van schieben. Bij de Oosterburen komen we dus ons eigen woord weer tegen. Schuiflade kenden wij vroeger ook, maar economisch als we zijn, hebben we de eerste lettergreep afgeschaft. En de derde eigenlijk ook, want in de waan van de dag gooien we alles simpelweg in de la. Tja, ons bin zuunig, ook met letters.

Bij het ontwaken kwam het hele ala-erlebnis weer boven. Zo leuk! Maar toen schrok ik:  het Franse la was ik vergeten. Canapé, détecteur de fumée; zijn de bank en de rookmelder een le of een la? Vanaf vandaag zeg ik de lidwoorden er dus voor. Kleine moeite, groot plezier, want zo vul ik nog sneller mijn Franse gatenkaas. Op naar een romige woordenbrie.

Taalvoutje

Column: Idolen

Column: Idolen

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Hoewel er de afgelopen tien jaar flink wat talentenshows op televisie zijn geweest, hebben we een paar jaar geleden massaal naar Idols gekeken. Ik ergerde mij ontzettend aan dat programma. Het had ook gewoon Idolen kunnen heten. De titel geeft echter al aan dat het geenszins de bedoeling was welke Nederlandse term dan ook te gebruiken. [/intro]

Door: Erik Woensdrecht

Bij aanvang werd heel vaak gezegd: “De stip is all yours.” Ik neem maar aan dat ze bedoelden: “De stip is helemaal van of voor jou.” Met de daarbij behorende tijd om de auditie te doen. ‘Performance’ werd ook veel gebruikt. Waarom kan dit niet gewoon optreden heten? ‘Performen’ staat ook wel in ons eigen woordenboek, waarom kan het dan ook niet als Nederlands woord worden gebruikt?

Bij het oordelen hoorde ik ‘not impressed’ ook vaak. Ze hadden ook kunnen zeggen dat ze niet onder de indruk waren. Als ze het over het totaalplaatje hadden en ik hoorde woorden als ‘sound’ en ‘looks’, dan dacht ik zelf liever aan ‘geluid’ en ‘uitstraling’. Blijkbaar zijn deze woorden al zo ingeburgerd dat niemand meer hoort dat het geen Nederlands is. Bij een geslaagd optreden werd ook “dit is de real deal” gebruikt. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen: “Dit is het echte werk.” Zo zouden alle kinderen die meekeken ook weten waar het over ging. En als je dan Engels gaat praten, maak dan de hele zin Engels.

Het woord ‘fuck’ werd zo vaak gebruikt dat ze het zelf denk ik niet meer hoorden, maar als een jurylid tegen mij zou zeggen: “Jij zingt echt fucking goed”, dan zou ik vragen: “U bedoelt dat ik neukend goed kan zingen?” Volgens mij klinkt het op deze manier een stuk minder aantrekkelijk. Daarnaast kan je je in deze zinsbouw afvragen of iemand het als krachtterm gebruikt voor ‘heel erg’ dan wel dat diegene bedoelt dat ik alleen tijdens de daad heel goed kan zingen. Wat natuurlijk te raden blijft, is hoe die persoon dat weet.

Als de Idolen die meededen aan dit programma fatsoenlijke zanglessen hadden genomen, dan had de beoordelingscommissie zich ondertussen nog eens kunnen verdiepen in de lesboeken der Nederlandse taal.

Taalvoutje

Column: OMG

Column: OMG

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]OMG, idd brb me BFF.
De hedendaagse taalveranderingen, ik kan er maar niet aan wennen. Ik weet ook zeker dat mijn leraar Nederlands van de middelbare school het er helemaal niet mee eens zou zijn geweest. En - dat is zeker - ik weiger eraan mee te doen. Natuurlijk ben ik een zeurpiet en ‘weet ik toch wat er wordt bedoeld’, maar dat is voor mij niet genoeg. Het is niet ‘me’ boek, het is ‘mijn’ boek. Vreselijk. [/intro]

Door: Machteld Berkelmans

Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Gelukkig zijn er meer mensen die de Nederlandse taal nog hoog in het vaandel hebben staan. Dat zijn net zulke zeurpieten als ik. Ik begrijp best dat jongeren zich niet meer kunnen verliezen in de taal van Couperus, maar om nu alles maar af te schaffen en te roepen dat het allemaal moet kunnen, dat gaat me toch echt te ver.

En dan zijn er nog die uitdrukkingen en afkortingen. Ik snap er niks van. LOL, wat nou?! ‘Met je BFF op een terrasje zitten’, heel bijzonder. Laatst kwam ik een blog tegen die begon met ‘Hi peeps’. Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat het de enige twee woorden zijn die ik van deze schrijver heb gelezen.

Maar niet alleen in appjes en blogs kom je dat soort dingen tegen; ook in een zakelijke omgeving worden te pas en te onpas uitdrukkingen verkeerd gebruikt. De moderne managementtaal is een gruwel; waar halen die mensen al die woorden vandaan? ‘Opschalen’, ‘downsizen’, tijdens de ‘uitrol’ kunnen we alles ‘handjes en voetjes geven’, om het daarna te ‘levelen’. Want het wordt nog een hele ‘challenge’. Tssss. We laten tegenwoordig niks meer escaleren, we escaleren het gewoon zelf. 

Onze Nederlandse taal, zou het een uitstervend fenomeen zijn? Tenslotte zijn er al reclamespots op televisie waar geen woord Nederlands meer aan te pas komt. Mensen die dit niet goed kunnen volgen, zullen wel niet tot de doelgroep behoren. En het ergste is, je hoort overal om je heen zoveel Engels dat het vaak niet eens opvalt. Het zou wel makkelijk zijn, hoor, als iedereen elkaar verstaat. Ik ben de laatste die daar een probleem mee heeft. Maar ik houd toch nog steeds van het Nederlands. 

Ach, wie weet. Misschien komt er in de toekomst nog wel eens een vereniging van mensen die de oude Nederlandse taal beoefenen. In besloten kring natuurlijk, de voertaal is dan immers Engels geworden. Een Engels waar Oscar Wilde en W.B. Yeats nog nooit van gehoord hebben, dat dan weer wel. We communiceren in afkortingen en emoticons en lappen alle oude regels aan onze laars. Tenslotte snapt iedereen best wat we bedoelen, toch?


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Met mijn ventje mosselkes eten aan ’t zeetje.” Op de foto: een manspersoon van om en bij de 130 kilo schoon aan de haak, een pot jumbomosselen en een deel van de 750.000 vierkante kilometer grote Noordzee. Vanwaar dan die irritante verkleinwoorden? Infantiel gekwek staat al jaren in mijn top 5 van taalkwellingen. Tot mijn grote ergernis rukt het onnodig gebruik van diminutieven op. Tijd om paal en perk te stellen aan de kneuterigheid![/intro]

Door: Peggy van der Auwera

Jofele tafereeltjes

Op sociale media zijn ze schering en inslag, die vermaledijde verkleinwoordjes. Ze dienen vooral om te benadrukken hoe gezellig we het toch hebben. Een aperitiefje met de collegaatjes. Een museumpje meepikken met het mamaatje. Samen met de kindjes eendjes voeren in het parkje. Snoevers die hun dagelijkse bezigheden een aura van leukigheid toedichten.

Door een roze bril

Verkleinwoorden zijn ook handig om te verbloemen. Daarom krijg je de rekening vaak in eurootjes gepresenteerd (gevolgd door ‘saluutjes’). De dokter geeft je een spuitje (gevolgd door ‘auwkes’). Je vertelt een leugentje om bestwil. Je drink pintjes of bubbeltjes (voorafgegaan door ‘schollekes’). Je rookt sigaretjes. En je noemt je brutale puber een boefje (gevolgd door een oorveeg). Want diminutieven verzachten de bittere pil.

Een bittertje bij het biertje?

In de horecasector is de verkleutering echt stuitend. Hoe duurder het restaurant, hoe meer verkleinwoorden. Sla een menukaart open en je wordt naar je kindertijd gekatapulteerd. Alsof je bij Tante Terry en Nonkel Bob op schoot zit. Schuimpje, vleugje, lepeltje, plakje, reepje, stukje, zoetje, bittertje, knabbeltje, toetje, sapje, proeverijtje, wijntje, biertje, … Journalist Patrick Van Gompel is dan ook een man naar mijn hart. In zijn culinaire recensies voor Foodtaster.be geeft hij restaurants die weinig verkleinwoorden gebruiken een positieve vermelding. 

Toedeloe!

Ik moet eerlijkheidshalve ook een mea culpa(atje) slaan. Klanten met wie ik een informele of haast amicale relatie heb, krijgen van mij vaak groetjes. Omdat de professionele passe-partout ‘met vriendelijke groet’ wat stroef(jes) klinkt. Iemand minder schlemielige alternatieven? Dan zeg ik alvast ‘mercikes’!


Heb je zelf ook een leuke column geschreven? Stuur 'm in en maak kans op een Taalvoutjes-pakket!

Wist je dat we ook een quiz hebben over verkleinwoorden? Speel 'm hier!

Taalvoutje

Column: Laten

Column: Laten

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Vroeger bestond er een aflaatservice. Daar kon je je eeuwig leven veiligstellen. Tegenwoordig hebben mensen meer behoefte aan een oplaadservice. Dat eeuwige leven moet nog blijken, maar in het huidige leven gebeurt het vaak genoeg dat de mooie beloften het af laten weten. Mensen gaan naar yogales of een weekend in een klooster zitten om op te laden. Als je iets te lang aan laat, komt vanzelf de behoefte om op te laden. [/intro]

Door Anne Winters

Alles is tegenwoordig oplaadbaar. Ballonnen zijn ook oplaatbaar, maar het duurt niet lang meer of er komt een verbod op het oplaten van ballonnen, omdat een aantal personen zich nogal opgelaten voelt bij het oplaten van ballonen. En het duurt ook niet lang meer of de auto en trein worden ook oplaadbaar. 

Als je de trein in wilt, is het de ongeschreven regel dat je uitstappende mensen voor laat. Dit is natuurlijk om te zorgen dat, als de trein vertrekt, zij de juiste mensen op het station achterlaat en de reis niet verlaat. Maar sommigen willen dit niet inzien en ontladen zich al tegen die slome mensen met een niet aflatende woordenstroom. Nadat de uitstappers zijn overladen kunnen zij zichzelf dan alsnog uitladen.  

Een uitlaatservice kan heel handig zijn. Bijvoorbeeld als er wat rammelt onder de auto, of als je veel boodschappen in de achterbak hebt liggen. Maar meestal gebruikt men deze service toch om een hond zijn behoefte te laten doen. Ik hoop voor al die hondenbezitters dat de uitlaatservice ook een inlaatservice is. Anders is het maar de vraag waar de service die beste hond achterlaat en is de kans groot dat de trouwe viervoeter zijn baasje voorgoed verlaat. 


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Al jarenlang volg ik met plezier de diverse voetbalcompetities. Mijn liefde voor het spel is natuurlijk de voornaamste reden dat ik elke week trouw de wedstrijden kijk. Toch is er nog een reden om te kijken en dat is vanwege de commentatoren, analyses en de interviews na afloop. Als je erop gaat letten, dan schrik je je een hoedje: de clichés zijn niet meer op een hand te tellen.[/intro]

Door: Sven Boer

“Spitsen hebben in hedendaags voetbal een neusje voor de goal.” Die zin gebruiken commentatoren vaak om de klasse van een wereldspits te omschrijven. Middenvelders zijn tegenwoordig ‘box to box players’, ofwel spelers die veel loopvermogen hebben. Verdedigers moeten spelen ‘met het mes tussen de tanden’. Commentatoren krijgen volgens mij een bonus wanneer zij een cliché gebruiken; je ziet soms door de bomen het bos niet meer.

Mijn favoriete uitspraak komt meestal in de rust van de wedstrijd. Diverse analisten geven hun mening over wat er beter moet en beschouwen het team dat achter staat als volgt: “Je ziet dat Ajax meer duels wint op het middenveld. Ze veroveren de tweede bal. AZ moet in de tweede helft uit een ander vaatje tappen.” Ik kan je vertellen, ik zit juichend voor de televisie als het beruchte vaatje erbij wordt gehaald. 

Na afloop is het vaak genieten als een teleurgestelde aanvoerder zich meldt bij presentator Jan Joost van Gangelen. “Je begint goed aan de wedstrijd en dan krijg je na vijf minuten de deksel op je neus door die goal van Van Persie. Dan weet je dat je een tandje moet bijschakelen om gelijk te maken. Je krijgt nog vlak voor tijd de kans, maar dan gooien zij een minuut voor tijd de wedstrijd op slot.” Als kijker kun je de teksten invullen en toch blijft het kostelijke televisie. De open deuren vliegen je om de oren. En elke week blijf ik kijken, want er kan van alles gebeuren. De bal is rond.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Terwijl ik dit typ, gebeurt het ook: mijn foutjes worden automatisch gecorrigeerd. En als het systeem het eventjes niet weet, verschijnt er zo’n waarschuwend rood golfje onder dat woord. Net als bij mijn mail. Fijn, want niets is zo irritant als dat een bericht door dat ene woordje verwarring zaait. Een goed hulpmiddel dus, die spelling- en grammaticacontrole.[intro]

Door Caroline Nieuwenburg

Bij WhatsApp werkt het net even iets anders heb ik gemerkt, maar gelukkig worden foutjes in het appverkeer wel vaak door de vingers gezien; als vriendin x in appgroep ‘Verrassingsfeestje-voor-vriendin-y’ bijvoorbeeld vraagt of iemand dat cadeau al heeft geregeld en ik even snel terug app: ‘Jap, gebeurd!’. Vreemd genoeg heb ik de p aangetikt en blijkbaar is ‘Jap’ een prima woord. En nou ja, ‘gebeurd’ gebeurt zo vaak dat zelfs de meest
kritische vriendin niet moeilijk doet.

Foutjes in mijn berichtjes dus, het overkomt me geregeld, net zoals dat ik per ongeluk reageer in een verkeerde appgroep, trouwens. Om de schade te beperken, verwijder ik dan gauw het appje, wat dan weer opvalt en waardoor ik toch nog even een berichtje stuur om excuses te maken, waarin dan weer een typefoutje is geslopen. Pfff!

De meeste foutjes zijn gelukkig heel onschuldig, zoals ‘Heel geel plezier!’ of ‘Zullen we onze afspraak verstuiven?’ De ontvanger snapt wat er bedoeld wordt of heeft het foutje niet eens gezien en reageert gewoon met een (bijna) foutloos: ‘Dankje!’ of ‘Prima!’

Maar wat te denken van woorden die geheel ongevraagd gecorrigeerd worden? Ik heb daardoor toch best wel merkwaardig Whatsapp-gesprekken gevoerd. Zo werd het bedoelde woord ‘badkamer’ gecorrigeerd in ‘varkensgriep’, ‘eigenlijk’ werd ‘wegblokkade’, ‘gevonden’ werd ‘gevingerd’ en ‘begrijp' werd ‘necrofilie’. Echt, ik verzin het niet!

Maar het kan nog erger. Ik appte een vriendin dat ik met Kerst ‘muizengif’ cadeau zou doen, wat op zich al vreemd is. Maar het was een reactie op haar vraag wat ik van plan was mijn moeder voor Kerst te geven, en of ik een goede suggestie had. De vriendin appte terug met tien vraagtekens en een geschrokken emoticon. Na wat heen en weer geapp met: ‘Oh haha, sorry, foutje! Stomme autocorrector’ en tig emoticons met traanoogjes van het lachen, bleek mijn suggestie toch wél een goeie. ‘Muizengif’ moest mijzelf zijn, doelend op het spenderen van quality time met mijn moeder (lees: samen een dagje uit) als kerstcadeau.

En andere keer had ik een appje verstuurd met het woord ‘kindslaafjes’. Dit had ik ook pas door nadat er een reactie kwam met: ‘Huh?!’ Na weer mijn ‘Oh hahaha, sorry, sorry, foutje, stomme autocorrector’ ontstond er een zorglijk gesprek. Zulke woorden zouden namelijk uit je eigen online WhatsApp-woordenlijst komen, met woorden die je wel vaker gebruikt. Nou, ik kan me niet herinneren dat ik bewust het woord ‘kindslaafjes’ ooit gebruikt heb, laat staan met regelmaat.

Bijna nog gênanter werd het toen ik iemand een berichtje stuurde dat je zo leuk kon eten in dat restaurant in het negerpark. Die locatie heet Neherpark …

Misschien zegt het alleen iets over mijn te snelle vingers op m’n smartphone, waardoor ik zulke gekke typfouten maak. Probeert WhatsApp er gewoon het beste van te maken?

Iemand kwetsen is in elk geval nooit mijn bedoeling. Wel kan het een onverwacht gesprek opleveren, buiten het geapp om,zoals toen iemand mij vroeg waarom ik het in een zekere WhatsApp-groep ineens had over WOI, AIVD en Verweggistan (ook deze verzin ik niet!). Ik heb mijn telefoon er even bij gepakt en zag toen pas dat mijn beoogde woorden ‘wij’, ‘vanavond’ en ‘verwacht’ gecorrigeerd waren. Ik begreep eindelijk waarom er geen reactie kwam op mijn bedoelde vraag: ‘Hoe laat worden wij vanavond verwacht?’


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Paddenstoelen. Ik weet er sinds kort alles van. Voor een weekblad schreef ik negentig woorden bij een foto van deze dingen. Als viervingertyper zou ik die in drie minuten moeten kunnen neertikken. Ik deed er drie uur over. [/intro]

Door Gertie Schouwenberg

Ik wilde namelijk eerst weten of het ‘paddenstoel’ met of zonder -n was. De lezer moet kunnen bouwen op de taalkundige correctheid van het artikel. Met -n bleek de juiste spelling te zijn. Van kracht is namelijk de pannenkoekregel ‘waarbij je de uh-klank in samenstellingen met een tussen-n schrijft als het eerste deel van de compositie bestaat uit een woord dat enkel een meervoud heeft dat eindigt op -en.' Na vier keer lezen begreep ik eindelijk wat er stond en wist ik dat dit het geval is bij ‘pan’ en bij ‘pad’ (die kennen immers alleen 'pannen' en 'padden' en geen 'pannes' en 'paddes'), vandaar dus paddenstoel.

Tot 2006 was de paddestoel als ‘vermeende samenstelling’ echter een uitzondering op de regel. Vermeende samenstelling? Wat was dat nu weer? Ik leerde dat dit een versteende (want onlosmakelijk aan elkaar verbonden) combinatie is die lijkt op een samenstelling, maar dat stiekem niet is. Een paddenstoel is immers niet echt een stoel voor een pad. De tussen-n heeft er dan ook niets verloren.

Mijn verdere research bewees echter dat de pad wel degelijk zijn eigen zitplaats heeft, in het heksenhuis om precies te zijn. Daar zit hij echter niet op een stoel, maar op een kruk, zo verklapt het Engelse woord voor paddenstoel: toadstoolSmall vertaalvoutje dus, maar het staaft wel het gelijk van de post-2006-linguïsten dat stoelen en padden niets met elkaar te maken hebben, dus schuif die -n er maar tussen.

Ik was inmiddels twee uur verder en had nog geen letter op het beeldscherm staan. Het naarstig zoeken naar geinige spreekwoorden of gezegden met paddenstoel hielp ook al niet: verder dan ‘als zichzelf uit de grond schieten’ kwam Google niet.

Gelukkig pende ik daarna toch nog wat inhoudelijke informatie neer. Tot slot nog een aansprekende kop. Kwam ik spontaan op herfsthoedjes als synoniem. Kon ik daar iets mee? Terugblikken op Prinsjesdag, of zo? Voordat ik de troonrede kon YouTuben, drukte ik snel op verzenden. De krant mocht naar de drukker.

Negentig woorden in 180 minuten. Chapeau!  


923 shares

Ik snap 'm niet

Alweer een tijd geleden werd ik in een parfumwinkel aangesproken door een verkoper. Nadat ik hem op de hoogte had gesteld van mijn verwachte aankoop, gaf hij aan het product achter te hebben. Toen hij terugkwam uit het magazijn, zei hij me zojuist blij gemaakt te hebben met een dooie duif. Hij keek er een ook beetje beteuterd bij. Als een duif die net z’n laatste oortje had versnoept. Of eerder een broodkruimel.

Door: Sanne Breedveld

In ieder geval was mijn dag gemaakt. Wat een grandioze verspreking! Daar gingen mijn gedachten ook spontaan een beetje van fladderen. Want waarom vinden we eigenlijk dat het per se een dooie mus moet zijn? Daarbij klinkt dooie duif nog veel beter ook.

Nu zijn er wel meer mensen die erop los knutselen met spreekwoorden tegenwoordig. Dat is een interessante ontwikkeling, want er wordt ook beweerd dat we juist minder spreekwoorden gebruiken dan vroeger. De vraag is alleen of dat daadwerkelijk het geval is. Ik twijfel dan of we niet gewoon net zoveel spreekwoorden gebruiken, maar dan een wat creatievere versie van de bestaande.

Die nieuwe spreekwoorden brengen ook wel wat leven in de taal. Want waarom zouden we moeten vasthouden aan al onze oude spreekwoorden, maar voegen we wel ieder jaar een aantal nieuwe woorden toe aan de Van Dale? Van het woord 'pannenkoek' hebben we de spelling immers ook al een paar keer gewijzigd. Een vrijere invulling van een paar spreekwoorden zou dan toch ook moeten kunnen?  

Ik wil daarom voorstellen dooie duif vanaf nu ook goed te keuren. Maar ook geef ze een kruimel en ze nemen het hele brood krijgt wat mij betreft een mooi plekje in het spreekwoordenboek. En wat dacht je van ik voel me bloemig. Daar zit een kern van waarheid in; een roos is toch ook een soort bloem. Iedereen begrijpt heus wel wat je bedoelt. Bovendien klinkt dat enorm aandoenlijk en sprookjesachtig.

In ieder geval zou ik me als een vis in het water voelen als we wat nieuwe spreekwoorden zouden opnemen. Maar liever nog zou ik me een duif in de lucht voelen, want dat is nog altijd beter dan een dooie duif.


Welke creatieve verandering van een spreekwoord zou jij wel in de Van Dale willen zien? Laat het ons weten in de reacties!


923 shares

Ik snap 'm niet

De reden dat ik gestopt ben met kijken naar The Voice of Holland, is niet omdat het programma ieder kwartier wordt onderbroken voor tien minuten reclame. Het is niet omdat de coaches elkaar sneller afwisselen dan de spaaracties bij Albert Heijn. Het is niet omdat dit al de honderdste talentenjacht is die al negen seizoenen lang compleet wordt uitgemolken.
Nee.
Het is Wendy van Dijk.

Door: Mara Kraaijenbrink

Ik weet het nog goed. Op een druilerige vrijdagavond zat ik, in het gezelschap van mijn familie en een zak chips, op de bank naar The Voice te kijken toen ik Wendy de volgende uitspraak hoorde doen:

“Waaauw, wat een zuper performance zeg! Dat heb je echt van – tas – tisch gedaan! En ik weet voor honderd prozent zeker dat je coach het daarmee eens is. Toch, Ali?” *

Zuper. Prozent. Van – tas – tisch.

Begrijp me niet verkeerd: Wendy van Dijk is absoluut niet de enige die zich hier schuldig aan maakt. Zet je televisie aan en ik garandeer je dat je er binnen vijf minuten mee geconfronteerd wordt: presentatoren die collectief lijken te lijden aan een ‘ik-heb-de-son-sien-sakken-in-see’-fobie. In een poging niet te Amsterdams te klinken, maken ze waar mogelijk van een ‘s’ een ‘z’ en van een ‘f’ een ‘v’. Dit fenomeen heet ‘hypercorrectie’, en totdat je bij het kijken naar The Voice alleen nog maar z’en en v’s hoort, is het een bijzonder grappig verschijnsel.

Als iemand hypercorrigeert, maakt hij een fout doordat hij probeert een vermeende fout te vermijden. Zo spelde mijn ex het woord ‘jou’ altijd zonder ‘w’ omdat hij er (vermoedelijk) van overtuigd is dat die ‘w’ een overblijfsel is van de goddeloze msn-taal. En dat terwijl ‘jouw’ in een zin als “Ik vind jouw kont anders helemáál niet dik in die broek” gewoon correct is.

Er zijn ook mensen die zich er zó bewust van zijn dat ‘hun hebben’ fout is, dat ze het woord structureel uit hun vocabulaire hebben geschrapt: “Ik geef hen een cadeau.” Dezelfde mensen zeggen misschien ook dingen als: “Jij hebt al net zo’n goed taalgevoel dan ik” en zeggen ‘zuiker’ in plaats van ‘suiker’.

Hypercorrigeren doe je vooral in situaties waarin je uitmuntend wilt presteren, zoals tijdens een sollicitatiegesprek, de eerste ontmoeting met je schoonouders of als je tekst van een autocue staat op te lezen – live – op nationale televisie.

Niet zo gek dus, dat Wendy net iets te hard haar best doet om geen taalfouten te maken. De lat ligt immers hoog: één misstap en het staat de volgende dag allemaal op Vacebook.

* Dit is een reconstructie van wat Wendy van Dijk gezegd heeft. In mijn zoektocht naar een werkelijk door Wendy gedane uitspraak ontdekte ik dat ik alleen aan die gevoelige informatie zou kunnen komen als ik bereid was geld over te maken naar RTL – en dat was ik niet. Maar Wendy praat écht zo!

Deze column verscheen eerder in Taalvoutjes - het boek 3. Wil je de rest van die zupervantastische columns ook lezen? Bestel het boek hier.


Mara Kraaijenbrink

Over Mara Kraaijenbrink
Als jong meisje ijverde de Zeeuwse Mara naar een carrière als circusacrobaat, maar een gebrek aan souplesse deed dit nobele streven al snel de das om. Een fladderende kraai(jenbrink) vindt altijd wat, dacht ze, dus besloot ze uit te vliegen naar hartje Nederland. Gewapend met een stel roodgestifte lippen ontpopte ze zich tot Neerlandica en debuteerde ze als schrijfster.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Vier weken geleden trouwde mijn accountant. Hij had een uitnodigingsbrief geschreven waarin de gasten geïnformeerd werden over het verloop van de dag. Het was nogal voorspelbaar: van het stadhuis naar de kerk en via een lopend buffet naar de receptie en feestavond. Hij vroeg of ik de brief nog even kritisch wilde bekijken voordat hij hem zou versturen – ik wist immers alles van d’jes en t’jes.[/intro]

Door Kees van der Vloed

Ik moet zeggen: hij had een uitstekende brief geschreven. Toch bleef ik tijdens de controle telkens steken bij 'een lopend buffet'. Niet omdat hij alom bekendstond om zijn vrekkige aard en het goedkoop klinkende ‘lopend buffet’ deze reputatie bevestigde, maar vanwege de bijzondere constructie. Hoewel het een heel gebruikelijke term is, kon ik het beeld van een wandelende tafel vol heerlijke gerechten niet uit mijn hoofd krijgen.

Een buffet is oorspronkelijk een kast waarin alle toebehoren voor het eten werden bewaard, zoals het bestek, de servetten en het glaswerk. Toen men ook het eten zelf op dit meubelstuk ging uitstallen, ging een buffet deze manier van serveren betekenen. Omdat ik altijd aan het meubel ben blijven denken, zag ik bij het lezen van de uitnodigingsbrief de hongerige bruiloftsgasten eten opscheppen, terwijl ze hun uiterste best deden om de tafel bij te houden.

Er zijn meer uitdrukkingen van het type 'lopend buffet'. Uitdrukkingen waarbij het bijvoeglijk naamwoord eigenlijk niet bij het zelfstandig naamwoord hoort. Mooie voorbeelden hiervan zijn 'een luie stoel', 'een warme bakker' en 'een blinde vlek'.

Is hier sprake van een taalfout? Welnee, het is een prachtig stijlfiguur dat zelfs een heuse naam heeft, namelijk 'hypallagè', dat letterlijk ‘verwisseling’ betekent. Juist omdat het niet klopt, vind ik een hypallagè een sympathiek verschijnsel. Stijlfiguren die zich niets aantrekken van logica maken onze taal speels en spannend.

Op enig moment kreeg ik zo veel lol in dit fenomeen dat ik mijn familie en vrienden heb gevraagd om actief op zoek te gaan naar hypallagès. Het leverde een mooie verzameling op: 'een angstig moment'; 'een bang vermoeden'; 'benauwd weer'; 'de blijde boodschap'; 'een brutale mond'; 'een dodelijk slachtoffer'; 'een eenzame weg'; 'een gemaskerd bal'; 'een natte droom'; 'een snelle ijsbaan'; 'sociale huurwoningen'; 'stoute schoenen'; 'zachte heelmeesters'.

Toen ik deze verzameling een dag voor zijn huwelijk aan mijn accountant liet lezen, zei hij zonder te aarzelen: "Ik mis 'een gulle hand'." Ik heb even getwijfeld of ik dit moest opvatten als een aanvulling of als een onverwacht staaltje zelfinzicht.


Deze column verscheen eerder in Er staat een mug op tafel, Kees van der Vloed (red.), Aspekt, Soesterberg, 2018, p. 60. Benieuwd naar wat wij van het boek vonden? We schreven er een boekrecensie over. Hebben? Doe mee aan onze winactie (zie hieronder) of bestel het boek hier.

Meer lezen? Eerder publiceerden wij al de column 'Oudijzerboer' van Cora Mallegrom uit 'Er staat een mug op tafel'.


Winnen!

Er staat een mug op tafel

In Er staat een mug op tafel staan maar liefst 52 taalgerelateerde columns van 11 verschillende auteurs. We mogen drie exemplaren van dit boek weggeven! Wat je daarvoor moet doen? Laat ons in de reacties je leukste hypallagè weten en wie weet belonen we jou met een exemplaar!

Kopen:


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] In de hoek van de woonkamer in het verpleeghuis zit een dame in een rolstoel. Ze kijkt me vrolijk aan. Ik vraag haar hoe het met haar gaat. Omdat ik op een vrolijke toon praat en naar haar glimlach, lacht ze terug, maar ik zie dat ze mijn vraag niet begrijpt. “Gaat het goed met u?”, herformuleer ik mijn vraag. Ze blijft me op dezelfde manier aankijken en antwoordt: “O ja?” Ze lacht erbij en geeft me een kus op mijn wang. Daar maak ik uit op dat het goed met haar gaat, maar zelf kan ze het me niet meer vertellen. [/intro]

Door: Berith van Pelt

Taal is prachtig en onmisbaar. Het klinkt cliché, maar je leert taal pas te waarderen als je weet hoe het is als je taalvermogen je in de steek laat. Of in ieder geval denkt te weten. In het verpleeghuis waar ik werk, zie ik het taalvermogen van de dementerende bewoners achteruitgaan. Ze zoeken naar woorden en proberen zinnen te maken, maar slagen daar niet in. Ze geven antwoorden, maar niet op de vragen die je gesteld hebt. Ze brokkelen zinnen af tot losse woorden, tot ze alleen nog klanken kunnen vormen die woorden hadden moeten zijn.

Het is soms moeilijk om dat proces aan te zien, om er als bijstander naar te kijken en er niets aan te kunnen doen. Het moet vreselijk zijn als je iets wilt vertellen en het lukt niet meer. Maar taal is gelukkig meer dan woorden. Wat vaak blijft als de woorden verdwijnen, zijn de emoties. Je hoort aan iemands stem of hij boos is, of blij, of verdrietig. En je kunt horen wat het doel van een zin had moeten zijn: een mededeling of een vraag.

Ik heb in al die jaren geleerd dat je met alleen klanken en intonatie ook een gesprek kunt voeren. Dat vereist oefening en geduld, maar je krijgt er wel wat voor terug. Het is prachtig om te zien hoe goed het een mens kan doen wanneer ze denken begrepen te worden. Want uiteindelijk is dat toch wat we allemaal willen: gezien en gehoord worden.  

En natuurlijk geef ik na jaren oefenen nog steeds wel eens het verkeerde antwoord. Pas vroeg een bewoonster me met grote ogen: “Heb je dat nou gedaan?” Ik dacht haar gerust te stellen en zei opgewekt: “Ja!” Haar gezicht veranderde en in onsamenhangende zinnen, uitgesproken op boze toon, stak ze een verhaal tegen me af. Oeps, daar had ik dus ‘nee’ op moeten antwoorden. Maar hé, ondanks mijn goed functionerende taalvermogen ben ook ik maar een mens.

Deze column verscheen eerder in Taalvoutjes - het boek 3.


Over Berith van Pelt
Sinds Berith er als kind van droomde dat ze schrijfster zou worden, heeft ze zich omringd met taal. Lezen, schrijven, redigeren; noem maar iets dat met taal te maken heeft en Berith heeft het in haar leven gepast. Niet zo gek dus dat ze Nederlands ging studeren. Zelfs met haar vroegere bijbaan in het verpleeghuis was ze bezig met taal. Inmiddels probeert ze haar passie voor het woord over te brengen op middelbareschoolkinderen. Als kers op de taart kan ze in de taalvoutjesredactie werkelijk al haar taalpuristische eieren kwijt.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Ik slaap in mijn blootje. Of eigenlijk ook weer niet, want 'mijn blootje' kreeg onlangs een andere betekenis. [/intro]

Door: Nicolette van Heesch

Opstaan! 
Als de honden 's morgens vinden dat wij moeten opstaan, laten ze dat ons luid en duidelijk weten. Ik schiet dan een ochtendjas aan en ga naar beneden, om het ontbijt voor de drie luidruchtige monsters klaar te maken. Als dat op is, loopt mijn lief een kort plas- en poeprondje met ze. In de tussentijd word ik wakker met een kop thee en een bak havermout. Nog altijd in mijn ochtendjas dus.

Wandelen!
De doggies weten dat er later op de ochtend een langere wandeling volgt met mij. Die wandeling mag, wat Hoover betreft, direct volgen op dat korte loopje. Hij gunt me dan ook nauwelijks tijd om mijn havermout op te eten, laat staan om te douchen en aan te kleden. Toen hij weer eens stond te drammen, legde mijn lief hem uit dat ik nog in mijn blootje zat. En dat dat blootje echt geen geschikte kledij was om buiten te wandelen.

Maar ... als ik in mijn blootje zat ondanks mijn ochtendjas, dan was die ochtendjas dus eigenlijk mijn blootje. Sindsdien heeft mijn ochtendjas een naam: 'mijn blootje'.

Hoover en mijn blootje
Hoover weet inmiddels dat wanneer ik in mijn blootje zit, er nog niet gelopen wordt. Soms vergeet hij het nog wel eens, zo graag wil hij met mij op stap. Dan staat hij blaffend naast me in de hoop dat ik snap wat hij bedoelt. Als ik dan mijn blootje opentrek om mijn 'echte blootje' te laten zien, is zijn reactie hilarisch. Van verbazing vergeet hij verder te blaffen; helemaal beduusd en bijna geschrokken blijft-ie even stil staan kijken om zich vervolgens onder tafel terug te trekken. Dan heb ik zelfs tijd voor een extra kop thee!


Zelf ook zo'n leuke column geschreven? Stuur 'm in!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Meer dan aan fout taalgebruik kan ik me ergeren aan puristen die zich hier al te veel over opwinden. Ik heb geaccepteerd dat er in deze hectische en complexe wereld wel belangrijker zaken zijn om je druk over te maken, dan over een taalfoutje. Ik heb ook ontdekt dat perfectionisme in sommige gevallen desastreuze gevolgen kan hebben. Laten we er dan maar om lachen, wat ook de reden is waarom ik de Taalvoutjes-scheurkalender heb opgehangen.[/intro]

Door Kees Henselmans

Maar er is één ‘algemeen gedoogde’ taalfout waar ik me al mijn hele leven aan erger, en waarover ik zou willen uitroepen: Mensen, hou daar nou eens mee op! En dat is de foute uitspraak van het woord ‘auto’.

Mijn Prisma woordenboek zegt daar nadrukkelijk over: “uitspraak: autoo, niet ootoo”. Immers, het voorvoegsel ‘auto-’ komt uit het Grieks en niet uit het Frans. Dus waarom zou je “ootoo” zeggen?

Dat komt omdat ‘ootoo’ sjieker klinkt, daterend uit de tijd dat de Nederlandse ‘beau monde’ nog Frans sprak en zich als eersten een ‘automobile’ konden aanschaffen. “Ootoo” heeft dus meer status dan “Auto”. En poeha, ja, daar kan ik me nog dagelijks aan ergeren.



923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Onlangs liep ik langs een abri en spotte een grote reclameposter van een bekende telecomaanbieder. ‘DIT WIL IK WEKEN’ stond er in chocoladeletters bij een nieuw model smartphone. Zonde van zo’n telefoon, denkt de taalnazi in mij dan. Hij kan vast niet tegen water.[/intro] Door Cora Veldman-Mallegrom Let maar eens op: het koppelteken wordt heel vaak vergeten. In maar liefst vijftien pagina’s legt het Groene Boekje het gebruik van dit leesteken uit. Idioot veel bladzijden voor zo’n klein streepje dat slechts dient voor de duidelijkheid. De meeste Nederlanders vinden het vast geneuzel, want of je nu 'bedrijfspcnetwerk' (fout), 'bedrijfs pc netwerk' (fout) of 'bedrijfs-pc-netwerk' (correct) schrijft, iedereen begrijpt wat er bedoeld wordt. En als een woord op twee manieren gelezen kan worden, wordt doorgaans uit de context heus wel duidelijk wat de betekenis is, daar is een koppelteken niet voor nodig. Ook de reclame van de telecomgigant werkt vast niet minder door het ontbreken van een streepje. Soms is het streepje wel echt zinnig. Een 'oudijzerboer' is namelijk niet hetzelfde als een 'oud-ijzerboer' of een 'oudijzer-boer'. De eerste handelt in oud ijzer, de tweede handelde vroeger in ijzer en de derde is een oprisping als je te veel schroot hebt gegeten. Leuk wordt het wanneer er dubbelzinnigheden kunnen ontstaan. Dan mag je een streepje zetten (maar het hoeft niet) om de structuur van het woord te verduidelijken, zo zegt Jan Renkema in zijn befaamde Schrijfwijzer. Neem 'tabaksteler'; een tabaks-teler is een stuk minder onschuldig als je het streepje een letter eerder zet ('tabak-steler'). Of 'dijkramp'; de pijn van dij-kramp is vervelend, maar de ellende die een dijk-ramp met zich meebrengt, is nog veel groter. Lekker bekken Spaties op een plek waar ze niet horen, leveren evenveel plezier op. Loop eens geheel willekeurig een winkel binnen en ik garandeer je minstens drie spaties op verkeerde plekken. Een bak met ‘enkel sokken’ (ze bevatten zowaar enkel sokken, maar wel van een specifieke soort),‘lekker bekken’ bij de diepvries (doe maar thuis) of een oproep tot winkeldiefstal (‘steel pan’). We begrijpen allemaal wat er bedoeld wordt, maar de lol van het niet-begrijpen maakt een supermarktbezoekje een stuk aangenamer. Toen ik een potje kruiden kocht met daarop in grote letters ‘ROZE’ en daaronder ‘MARIJN’, ging ik naar huis met een knalroze vent. Da’s toch reuzehandig bij het dragen van al die steelpannen. Deze column verscheen eerder in Er staat een mug op tafel, Kees van der Vloed (red.), Aspekt, Soesterberg, 2018, p. 60. Benieuwd naar wat wij van het boek vonden? We schreven er een boekrecensie over.

WINNEN!

In Er staat een mug op tafel staan maar liefst 52 taalgerelateerde columns van 11 verschillende auteurs. We mogen drie exemplaren van dit boek weggeven! Wat je daarvoor moet doen? Laat ons in de reacties je leukste spatiefout weten en wie weet belonen we jou met een exemplaar!  

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het gebeurde toen ik weer eens naar Boer zoekt vrouw zat te kijken en zag dat er weer eens minutenlang een gesprek werd gevoerd met alleen maar het woordje 'ja'. Het gebeurde toen iemand me vertelde dat haar twaalfjarige zoon af en toe zei: "Lekker genederlandst, ma!", als ze zich een beetje stuntelig uitdrukte. Het gebeurde toen ik ontdekte dat iemand zich in een Twitter-discussie beledigd voelde omdat ik u tegen haar zei: "Je hoeft niet zo arrogant te doen!"[/intro] Ik begrijp niet waarom er mensen zijn die zich ergeren aan taal. Er is altijd zoveel aan te ontdekken! Steeds komen er weer nieuwe sprekers bij die alles steeds weer net een beetje anders doen, zodat je ontdekt: zo kan het ook. Iedere dag zijn miljoenen sprekers van het Nederlands aan het ontdekken wat ze nu weer allemaal voor nieuwe dingen kunnen zeggen in hun taal, hoe ze die taal nu weer net een beetje kunnen buigen. Dan kun je wel zeggen: mijn taal mag niet gebogen worden, maar je kunt net zo goed zeggen: kijk eens wat een kunstenaars die taalbuigers zijn. Kijk eens wat een kunstwerk er verborgen zit in mijn gebogen taal. Er valt kortom iedere dag wel iets te zien aan de taal. Die boeren in BZV bijvoorbeeld: waar hebben ze dat vandaan? In het Engels kun je heus niet op dezelfde manier een gesprek voeren. Probeer dit maar eens in het Engels te vertalen: (zuchtend) "Ja, dat …" (hoopvol:) "Ja?" (twijfelend:) "… Ja …" (enthousiast:) "Ja!" (verontschuldigend:) "Ja." (berustend:) "Ja." Een warrelwind van emoties, met slechts twee klanken: een j en een a. Ooit zijn we daarmee begonnen en nu vindt iedereen het heel gewoon. Waarom? Of neem die pubers maar eens met hun lekker 'genederlandst'. Ineens blijken kinderen in heel Nederland dat te zeggen. Tegelijkertijd kun je er geen bron voor vinden: er is geen tv-programma en geen vlogger die het al leek te zeggen vóór de rage kwam. Taalrages zijn ondergronds, ze slaan over van schoolplein naar schoolplein. Of neem dat beledigende van 'u'. Nog niet zo heel lang geleden was het alleen maar beleefd om 'u' tegen iemand te zeggen, een teken van respect. Maar inmiddels zien mensen het op internet kennelijk als te afstandelijk: normaal zeg je 'je' tegen elkaar en je grijpt pas naar 'u' als je wilt laten merken dat je weinig met de ander te maken wilt hebben. Zo vormen zich steeds, onder je neus, steeds nieuwe woorden en steeds nieuwe manieren om steeds nieuwe dingen te zeggen. Ik kan me daar iedere dag over verbazen. Soms schrijf ik er een stukje over – die stukjes staan in m'n nieuwe boek 'U als scheldwoord'.
Hoofdfoto door Naomi Leurink

[line] Over Marc van Oostendorp

Wie zo veel over taal weet en er óók nog zo graag zijn fascinatie over deelt, kan in onze ogen erg weinig fout doen. Maar dat is sowieso al moeilijk als je voor zowel het Meertens Instituut, Onze Taal én NRC Handelsblad werkt, om er maar een paar te noemen. Marc van Oostendorp heeft bovendien nog negentien boeken op zijn naam staan. Als wij het zo horen, is het knap dat hij nog tijd wist te vinden voor deze column.

Meer van Marc van Oostendorp:


923 shares

Ik snap 'm niet

Waarom taal soms irritant is

[intro]‘Een soort van’, vreselijk! Verkleinwoordjes: op een terrasje aan een wijntje met een 'brietje' ... 'dinnetje' ... 'collegaatje' (dat is dan een vrouw! Waarom '-tje'?!). 'Kids' en 'shoppen': allemaal héél irritante woorden. Gelukkig kon je die jaren wegstemmen bij onze verkiezing Weg met dat woord!. Maar dit jaar doen we geen verkiezing; dit jaar hebben we een boek geschreven.[/intro] Door Laura van Eerten en Vivien Waszink Toen we dat op onze Facebookpagina aankondigden, werd uit de reacties meteen duidelijk dat onze volgers nog helemaal niet van plan zijn om te stoppen. “Ik sluit me aan bij DWDD en ga gewoon door”, laat iemand ons weten. “Passie - weg met dat woord!” Een feest van herkenning, al die ergernissen. Want welke woorden irritant zijn, daar denken veel mensen na vijf jaar nog steeds hetzelfde over.

Kids

Neem 'kids', het woord dat in 2013, het eerste jaar van Weg met dat woord! als het irritantste uit de bus kwam. Aanstellerige interessantdoenerij vonden mensen dat woord. “Ik ben dan wel mama, maar ik heb kids, geen kinderen, dus ik ben een partijtje jong en hip!”, laat een van de deelnemers ons weten. In de jaren erna stond 'kids' steeds opnieuw bovenaan de lijst ingestuurde woorden, want “Is nog steeds niet weg” en “Dat onding wil maar niet verdwijnen.” En ook op Facebook beginnen mensen er dus weer over -een hardnekkige ergernis, dus. 'Kids' is namelijk een typisch voorbeeld van ‘onnodig Engels’ omdat er een prima Nederlands alternatief voor bestaat: kinderen. Ergeraars houden niet zo van in het wilde weg Engelse woorden gebruiken omdat het hip is (en ja, hip komt óók uit het Engels) en zijn daarnaast vaak ook een beetje bang dat het Engels uiteindelijk onze geliefde moedertaal verdringt. Dat die angst nergens voor nodig is, leggen we uit in ons boek 'Kids, koffietjes en comfortzone: waarom taal soms irritant is'. Het wegstemmen heeft dus niet zo veel uitgehaald, want het woord wordt nog steeds gebruikt. Misschien zelfs wel meer dan vijf jaar geleden. Want ja, 'kids' valt wat meer op, klinkt net iets vlotter dan kinderen en is ook nog eens lekker kort. En trouwens, we noemen een pasgeboren kind of zuigeling toch ook gewoon 'baby'?

Verkleinwoorden

Nog zo’n onuitroeibare ergernis: verkleinwoorden. 'Wijntje', 'dinnetje' en 'collegaatje' staan in de top tien ergste verkleinwoordjes volgens de deelnemers aan Weg met dat woord!. “Collegaatje, alsof je samenwerkt met een ondergeschikte dwerg”, reageerde iemand verongelijkt. Anderen merkten bij wijntje op: “Tuttebelwoord” en “Doet afbreuk aan de kwaliteit van wijn”. Precies die woorden zagen we ook op Facebook meteen terug. Verkleinwoorden zijn irritant, want ze komen namelijk vaak denigrerend en kinderachtig over. Of laten doorschemeren dat iets niet zoveel voorstelt (denk aan een 'baantje' of een 'romannetje'). Maar misschien probeerde de verkleinwoord-zegger juist wel iets liefkozends te zeggen ('schatje'), of een gezellige sfeer op te roepen. Een 'glaasje' drinken met de 'buurtjes', daar kun je namelijk echt naar uitkijken. Aan de andere kant kan een verkleinwoord ook relativeren. Want een 'buikje' hebben, dat is helemaal niet zo erg. Door al die verschillende eigenschappen kunnen mensen een verkleinvorm - bewust of onbewust - heel anders opvatten dan hoe die eigenlijk bedoeld is. En die verwarring kan dan weer voor een hoop irritatie zorgen. Of nee: ‘kippenvelmomentjes’. Brrrr ...

Kantoorjargon en straattaal

Dit is nog maar een tipje (!) van de sluier. In Kids, koffietjes & comfortzone gaan we dieper in op (onnodig) Engels en verkleinwoorden, maar ook de thema’s kantoorjargon, jongerentaal en taalfouten komen uitgebreid aan bod. Rechtopstaande nekharen gegarandeerd. Want als je in je kracht staat, weet je hoe je je skills en know how proactief kunt invliegen. En jouw baan is natuurlijk je passie. Of ben je meer van het scrummen? OMG, awkward! Maar faka kill, kan ik een donnie lenen? Hun hebben me geld gejat, hoe kapot hinderlijk is dat! Dus, kom uit je comfortzone en lees ons boek vol herkenbare taalergernissen. En héél misschien kunnen we wel een klein beetje ergernis wegnemen. [line] Erger jij je ook vaak aan taal? Doe de Grote Irritante Taalquiz! Meer weten over het boek 'Kids, koffietjes & comfortzone'? Lees onze boekrecensie. [line]

WINNEN!

We mogen drie exemplaren van Kids, koffietjes en comfortzone: waarom taal soms irritant is' weggeven! Wil jij kans maken op dit boek? Vertel ons dan welk woord bij jou echt de haren te berge doen rijzen en waarom. De drie meest originele, grappige of misschien wel herkenbare reacties worden beloond! [line] Meer van Laura van Eerten: Meer van Vivien Waszink:

923 shares

Ik snap 'm niet

Mooi! Met voldoening plof ik neer op het laatste zitje in een overvolle tram in het centrum van Den Haag. Sardientjes in een blik hebben méér ruimte. Plechtig beloof ik mezelf om de volgende keer de fiets te pakken. En dan echt.

Door: Jiska Duurkoop Het bezoekje aan het centrum was het proppen overigens meer dan waard. Jezelf voor het eerst in de schappen zien staan, ja, dat is best bijzonder. Observeren dat winkelend publiek je debuut Straatpraat oppakt met de woorden: "Gaaf, een boek over Nederlandse straattaal!"  Simpelweg onbeschrijfelijk. Instagram zou zeggen: #livingmybestlife! Nog verrukt over deze mijlpaal en enigszins beschaamd over het feit dat ik als nuchtere Hollandse riep: "Dat boek heb ík geschreven!", begeef ik me terug naar huis. Tot mijn grote genoegen zit ik naast twee straattaalsprekers. Het heeft zo moeten zijn. Een momentje van spontane veldobservatie als kers op de taart. Niet veel ouder dan zeventien schat ik ze, de jongens die zich schuin tegenover me bedienen van een fraai staaltje straattaal. Waar dat taalvertoon bij mij vermaak oproept, wekt het bij andere reizigers vooral verbazing. En eerlijk is eerlijk: hun vieze gezichten lijken verloedering uit te stralen. De jongens praten intussen ongestoord verder. Ze nemen de week door in de veronderstelling dat hun onderlinge communicatie voor het niet-ingewijde trampubliek niet te volgen is. Schijnbaar moeiteloos schakelen ze bij de kaartjescontrole over op keurig, begrijpelijk en dus algemeen geaccepteerd Standaardnederlands. Ze rocken hier, zoals dat in het onderzoek heet, de codeswitching. Voor de nieuwsgierigen: "No mang! Dit is de life!" [Nee man/vriend, dit is hét leven, dit is geweldig!] "Dikke sma, heb die chickie als model opgeslagen, je weet tôgg…" [Prachtig meisje, ik heb haar als model in mijn telefoon opgeslagen, logisch.] "Ewa, ik ga met moeder een osso aan de Leyweg kijken." [Hé, ik ga met mijn moeder een huis aan de Leyweg bezichtigen.] Een prachtig voorbeeld van een van de straattalen die ons land rijk is. Straattaal kun je zien als een niet-standaardtalige informele spreekstijl. Een meertalige code met Nederlands als basis, veelal gehanteerd door Randstedelijke jongeren. Straattaal is een vindingrijke ‘doe het zelf’ (DIY: do it yourself) taalvariëteit waarbij de spreker naar hartenlust en goed afgestemd op de situatie aan het vlechten slaat. Er wordt geleend uit diverse taalbronnen die in de omgeving voorhanden zijn. Denk aan Surinaams, Turks, Berber, Marokkaans-Arabisch, Engels en tegenwoordig ook veel Spaans, et cetera. Daarbij geven straattaalsprekers vaak een draai aan bestaande woorden, qua woordstructuur en/of betekenis. Ook bedienen ze zich van zelfbedacht materiaal (neologismen) en spelen ze soms met lidwoorden en prosodie (toon, tempo en volume). Zolang het maar een bepaalde flow heeft en past bij de omstandigheden. Machtig en inventief hoe straattaalsprekers wisselen tussen verschillende talen en taalvariëteiten. Gebrek aan kennis over beleving, bedoeling en gebruik van straattaal roept echter veel ondergangsdenken op en maakt ons weinig taaltolerant. Jammer! Straattaal wordt écht leuker en indrukwekkender naarmate je er meer van weet. Het is een mooi voorbeeld van de onvermijdelijke cumulatie van taalcultuur, waarbij het adagium geldt: het geheel is meer dan de som der delen. Onthoud: taal is altijd in beweging. En ‘anders’ is niet altijd vout. Kortom: blijf rustâgggg en lees StraatPraat, over het geheim van geheimtaal. [line]

StraatpraatWINNEN!

Wil je kans maken op het boek 'Straatpraat'? Dat komt mooi uit, want we mogen vijf exemplaren ervan weggeven! Het enige dat je ervoor moet doen is in een reactie hier, op Facebook, Twitter of Instagram in je beste straattaal vertellen waarom jij dit boek zou willen willen. :) De winnaars van de winactie hebben inmiddels bericht gekregen. [line]

Over Jiska Duurkoop

Jiska Duurkoop combineert haar achtergronden in toegepaste psychologie en taalwetenschap en schrijft over de dingen die haar verwonderen. Straattaal is een oude jeugdliefde en daarom het onderwerp van haar eerste boek: StraatPraat. Hoe moderne straattaal Nederland verenigt en verdeeltMeer informatie: www.straatpraat.eu. Meer van Jiska Duurkoop:

923 shares

Ik snap 'm niet

In haar nieuwste boek 'Taal voor de leuk' neemt Paulien Cornelisse ons mee in al haar taalverwonderingen. Van het woordje 'heul' (in plaats van 'heel') en de befaamde FONQ-slogan 'Vind jouw mooi': er is genoeg in de wereld van taal om je over te verbazen. Zo ook over dierennamen. In dit fragment uit het boek neemt Paulien ons mee in haar overdenkingen hierover. En eh, wil jij kans maken op haar boek? Lees dan zéker door tot het eind!

Kakkie

Er was een kat kwijt en er waren briefjes opgehangen. Kakkie, las ik. Het was een kat uit Amsterdam-Zuid. Dat was wel passend, want Amsterdam-Zuid is een kakbuurt. Maar waarom de kat Kakkie genoemd? Was Kakkie ooit een kat die naast de bak kakte? Dat misschien nog steeds wel deed? Of was er een peuter in de familie die 'katje' probeerde te zeggen en er 'kakkie' van maakte? Of was de familie van Kakkie bezig met het accepteren van het feit dat ze in een kakbuurt woonden? Dan maar all the way en je kat Kakkie noemen. De hond heet Rolex en de parkieten noemen we Moët en Chandon. De nieuwe directeur van Artis heet Rembrandt Sutorius en ik denk dat die voornaam een last is. Dat je je steeds maar weer moet verontschuldigen dat je echt niet kunt tekenen, of in ieder geval niet zo goed als de 'echte' Rembrandt. Maar wie ís de echte Rembrandt? Van hoeveel dierentuinen moet je directeur worden voordat je eindelijk de definitieve Rembrandt bent? In Artis krijgen de dieren nog wel namen, maar er wordt niet meer zo mee naar buiten getreden. Een vrijwilligster heeft mij ooit uitgelegd dat dat het beleid was - de dieren zijn daar niet als individu, maar als representant van hun soort. De olifant is daarom gewoon 'de olifant'. Maar voor intern gebruik hebben de dieren wel namen. Logisch, want het is niet te doen om een baby-olifant te voeren en ondertussen te denken: wat een interessante representant van alle baby-olifanten ter wereld. (Ik zou sowieso geen enkele gedachte meer kunnen hebben behalve: 'Owwww ... die haartjes!') Opvallend is wel dat die interne namen in Artis heel zorgvuldig en cultureel-sensitief worden gekozen. Een paar jaar geleden werd er een olifantje geboren dat 'Sanuk' werd genoemd. Dat is een Thaise naam, want de Artis-olifanten wonen 'eigenlijk' in Thailand. Als de namen toch niet officieel zijn, zou je denken: noem die olifant lekker Kakkie als het zo uitkomt. Of Rembrandt. [line]

Taal voor de leukWinactie!

Ben jij benieuwd naar de rest van het boek 'Taal voor de leuk'? Dat komt mooi uit, want we mogen vijf boeken weggeven! We zijn erg benieuwd naar nog meer gekke dierennamen. De vraag luidt dan ook: deel de vreemdste dierennaam die jij ooit hebt gehoord. Laat het ons weten in een reactie (hier, op Facebook, Twitter of Instagram of stuur een mail of postduif als het niet anders kan) en wie weet belonen we jou met een exemplaar! Meer van Paulien Cornelisse:

923 shares

Ik snap 'm niet

“Prachtig nummer is dat”, zei een collega van me laatst over een zeiknummer met een accordeon erin, zo’n instrument dat er sowieso al wel redelijk snel voor zorgt dat ik in gedachten beland tussen vrouwen met witte kanten mutsjes en klompen. Ik haakte al lichtjes af, het was immers ook míjn pauze. Ze zou met flinke argumenten moeten komen, wilde ik het vandaag nog met haar eens worden over dit nummer. “En die tekst, ge-ni-aal.” Het overtuigde me niet, maar ze had m’n aandacht. En die tekst? Hoezo: en die tekst? Zag zij muziek en tekst los van elkaar? Wat als er een andere tekst was gebruikt? Vond ze de muziek dan nog steeds zo mooi? En als er andere muziek was gebruikt? Als er geen accordeon in zat, maar – ik zeg maar wat – een panfluit? Ik besloot m’n gedachten voor mezelf te houden; over smaak schijnen we niet te kunnen twisten. Tóch hield het me vast.

Door Dion van Meel Schijnbaar zijn mensen onder te verdelen in twee soorten: de mens die een lied mooi vindt door de muziek en de mens die een lied mooi vindt door de tekst. De lyrics, om in goed MTV’s te spreken. Ik ben iemand van de muziek. Als ik een anderstalig lied voor de eerste keer hoor, of dat nu een Engelstalig of Kantonees lied is, gaat mijn focus meteen naar de klanken. De instrumenten, de hoogte van de stem, de baslijn. Vreemd eigenlijk; ik houd van taal. Taal is m’n beste vriend. Maar als het een lied betreft, heb ik schijt aan die beste vriend. Laat ik ‘m in de kou staan alsof ik ‘m nooit heb gekend. Bij het beluisteren van muziek, zou ik alleen al geraakt kunnen worden door een Vietnamees nummer dat over bakstenen gaat. Of een Georgisch nummer over het scheren van schapen. Ik zou er geen bal van verstaan en toch zou het zomaar kunnen gebeuren dat ik de emoties de vrije loop laat, alleen al door het luisteren naar de muzikale klanken van stem en instrument. De tekst zal me in eerste instantie worst zijn. Altijd. Het boeit me niet of iemand zingt over de buxusrups of over zijn overleden buidelrat, als de muziek maar mooi klinkt. (Let wel: dit geldt voor anderstalige nummers. Mocht het een Nederlands nummer over – ik noem maar iets – halogeenlampen betreffen, zou ik zomaar kunnen afhaken als ik halverwege het nummer besef dat al vijf keer het woord ‘halogeenlamp’ is gepasseerd.) Goed. Een voorbeeld. Vroeger vond ik Don’t Stop Wiggle Wiggle uit 1994 – ik was 10 – een heerlijk nummer. De meeste lyrics kon ik voor mijn gevoel wel meeschreeuwen, maar over één zinnetje uit het nummer waren mijn broers en ik het niet eens – internet ontbrak toen nog. Ik was er heilig van overtuigd dat er werd gezongen: ‘Don’t stop move it baby you nit moe nit cryzie crazy’. Ik weet het: belachelijk, maar in mijn oren klonk het geweldig. Nog steeds eigenlijk, ook al betekent het niets en wordt er naar het schijnt ‘all you do, it drives me crazy’ gezongen. Ik vond het niet belangrijk, mede omdat ik de Engelse taal nog niet machtig was. Mijn broers zijn iets ouder. In datzelfde jaar werd het nummer 7 seconds een hit. Over dit lied waren mijn broers en ik het roerend eens: die man zong halverwege het nummer vol overgave “boekofdesantiman terastifonkie!” Zeg dit woord hardop en u weet meteen welk nummer ik bedoel. Tenzij u zo’n tekstliefhebber bent. Dan wist u het natuurlijk al. Nog steeds vertik ik om op te zoeken wat –ie nou eigenlijk écht zingt. Het maakt niet uit; we kunnen het meeschreeuwen en het klinkt lekker. Een jaar later kwam I’m a scatman uit, alsof het zo bedoeld was. Scatman John zei wat ik dacht: schijt aan de tekst. Het moet lekker klinken. Scatman John had ’t begrepen. Het goed ingescat, zeg maar. Dan Purple Rain van Prince uit 1984. Prince zong: ‘Baby i know, i know, i know, god is a traitor’. Of zong -ie ‘times are changing’? Ziet u: het boeit niet. Of God nou een verrader is of de tijden simpelweg veranderen; het is de muziek die ons warm maakt, taal maakt ’t alleen maar verwarrend. Denk eens aan uw favoriete nummer. Waarom is dat uw favoriet? Omdat u, toen u dat nummer voor de eerste keer hoorde, meteen die tekst zo prachtig vond? Nee toch? Die taal kwam later pas, toen u er écht over nadacht en de muziek hierdoor een extra laag kreeg, een diepere betekenis. Oké, ik vul nu dingen in. Ik weet niet hoe het bij u is. En ik weet dat ik deze discussie niet kan winnen. Dat er geen antwoord is; uw focus gaat naar muziek óf naar lyrics. Dat gebeurt. Hoe kan dat toch? Is het genetisch? Opvoeding? Intellect? Muziek is een universele taal en een taalfout kan op haar beurt soms klinken als een valse noot op een muziekinstrument, maar bij liedjes maakt dat allemaal niet meer uit. Misschien is dat het mooiste: taal maakt alles mooier.  
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

Af en toe moet je als taalcolumnist de thermometer weer eens even diep in je doelgroep steken om erachter te komen wat ze wil, dus ik dacht: ik vraag op Twitter wat jullie ergste taalergernissen zijn. Ik kreeg zoveel reacties dat ik maar een top 10 heb gemaakt. Om even heel erge jeuk van te krijgen. Kun je daarna gelouterd weer verder.

  1. Ik besef me.

    Veel mensen denken dat ‘beseffen’ iets is als badschuim waarmee je je kunt inzepen, maar ‘beseffen’ is toch écht niet wederkerig. Je zegt dus niet ‘ik besef me’, maar ‘ik besef’. Wél correct: ‘Ik realiseer me dat “ik besef me” fout is.’
  2. Zich irriteren.

    Nee, je irriteert je niet, je ergert je. Je irriteert anderen als je ‘ik irriteer me’ zegt.
  3. Me fiets, me moeder, me domheid.

    Vooral veel gebruikt door dertienjarige meisjes, maar helaas ook steeds vaker door hun ouders, ‘me’ in plaats van ‘mijn’. We stoppen ermee. Wil je toch een korte variant, typ dan ‘mn’. Dan laat je zien: ik weet hoe het zit, maar ik moet nu ff (!) door.
  4. Verkleinwoordjes.

    Als er íets is waar heel veel mensen jeuk van krijgen, dan is het wel van ‘zuurtjes’ in de wijn, ‘zoetjes’ in de salade en ‘kindjes’ in de bakfiets. Zie ook het eerste hoofdstuk van mijn boek 'Mag ik even iets tegen je aanhouden?'.
  5. Een stukje.

    Ik dacht dat na jaren van ‘stukjes beleving’, ‘stukjes kennisoverdracht’ en ‘stukjes communicatie naar je collega’s toe’ de stukjes ons inmiddels wel de keel uit gekomen waren, maar nee, Mark Rutte zegt nog gewoon ‘een stukje visie neerzetten’. Stop ermee. Stukjes zitten in je neus, of in een puzzeldoos.
  6. Een beslissing maken.

    Nee, een beslissing néém je. Bijvoorbeeld de beslissing om geen anglicismen meer te bezigen als dat niet nodig is.
  7. Hun hebben, hun zeggen.

    Er zijn al geluiden om ‘hun hebben’ goed te gaan rekenen omdat zoveel mensen het zeggen, maar ik kan jullie verzekeren dat mijn lezers nog lang niet zover zijn. Sterker nog, een aantal heeft al galbulten opgelopen toen ze het alleen al als suggestie naar me stúúrden.
  8. Welke.

    Vooral juristen, bromsnorren en makelaars hebben er een handje van om ‘welke’ te gebruiken in zinnen als ‘de man welke de verdachte met een hamer op zijn hoofd sloeg’ of ‘de tuindeur welke openslaat naar de tuin’. Brrr. Stop met die gewichtigdoenerij, vinden mijn lezers. Zeg gewoon ‘die’ of ‘dat’.
  9. Zeg maar.

    We kunnen mensen op de maan zetten en hebben de dinosauriërs en de builenpest de wereld uit gekregen, maar het lukt ons maar niet om ‘zeg maar’ als stopwoordje uit te bannen. Een euro boete per keer, zou ik zeggen. En dan daarna een jaar met z’n allen ervan op vakantie.
  10. Dit is wat we weten over…, dit zijn de 10 redenen dat…, dit is de slechtste kop ooit.

    Het was even een pijnlijk moment toen bleek dat veel van mijn lezers zich ergeren aan dit soort koppen boven stukken die ik zelf ook geregeld boven mijn eigen columns zet. Dus ik heb een idee: als jullie nou stoppen erop te klikken, dan stop ik met die koppen.
Zullen we dat zo afspreken?

'Mag ik even iets tegen je aanhouden'

Waarom praten we zo raar? Waarom vind je ‘passie’ tegenwoordig bij de bakker, hebben volwassen vrouwen het over hun ‘vriendinnetje’ en ‘mannetje’ en komen ze bij de politie ‘ter plaatse’ in plaats van dat ze ergens arriveren? Gek wordt een mens ervan! Gelukkig hebben we Japke-d. Bouma, die zich hier samen met ons hooglijk over verbaast en telkens weer de juiste vragen stelt. Want waarom eigenlijk al dat Engels? Hoezo zeggen we ‘cashback’ als we ‘geld terug’ bedoelen? Wat komt er voor taal uit de oven van Heel Holland Bakt? Waarom klinken jeukwoorden als ‘living’ en ‘master bedroom’ op Funda ineens wel lekker? Op rake en uiterst geestige wijze neemt Japke-d. Bouma onze taal onder de loep, de grootste taalergernissen, maar ook de pareltjes. Een heerlijk stukje taalbeleving.

Winnen!

We mogen vijf exemplaren van het boek 'Mag ik even iets tegen je aanhouden?' van Japke-d. Bouma weggeven. Laat ons in de reacties weten wat jouw grootste taalergernis is en waarom en wie weet valt het boek binnenkort bij jou op de mat! [line] [caption id="attachment_38354" align="alignright" width="100"]Bouma Japke-d kl © Keke Keukelaar © Keke Keukelaar[/caption]

Over Japke-d. Bouma

Japke-d. Bouma schrijft wekelijks columns in nrc.next en NRC Handelsblad, eerder over kantoorclichés en taal, nu over de verschillen tussen mannen en vrouwen. Van haar hand verschenen al eerder 'Uitrollen is het nieuwe doorpakken', 'Ga lekker zélf in je kracht staan' (lees ook onze boekrecensie!) en 'Werken doe je maar thuis'.

923 shares

Ik snap 'm niet

De moeder van Keira Knightley had moeite met spellen, daarom heet de Britse actrice nu niet Kiera, zoals de bedoeling was. Zelfs in voornamen komen dus taalvoutjes voor. Het Van Dale Voornamenboek dat deze week verscheen, geeft daar verschillende voorbeelden van. Wat kan er zoal misgaan?

De vader van Keira Knightley was gecharmeerd van de Russische schaatsster Kira Ivanova, en daarom wilden de ouders hun dochter 'Kiera' noemen, als een verengelste vorm van 'Kira'. Maar dat ging mis bij de registratie, want toen spelde haar moeder de naam als K-e-i-r-a. "My mom is crap at spelling", zei Keira daar later zelf over. "I’m a spelling error." ("Mijn moeder is waardeloos in spellen, ik ben een spelfout.") Veel ouders die op hun beurt gecharmeerd waren van de Britse actrice, gaven haar naam inclusief spelfout aan hun dochter. En er zijn meer namen met een verrassende herkomst, want niets taligs is de voornaam vreemd.

Jade en Nash volgen de arrenslee

De arrenslee, wie kent hem niet? Dat dit winterse vervoermiddel in de loop van de tijd iets is verloren, is minder bekend. Vroeger heette dit voertuig vanwege de pluimen en belletjes waarmee de trekdieren en leidsels versierd waren een 'narrenslee', maar doordat ‘een narrenslee’ en ‘een arrenslee’ hetzelfde klinken, kon de 'n' eraf vallen. Ook voornamen ontstaan weleens op zo’n manier. Neem bijvoorbeeld 'Jade'. Die naam komt van Frans jade, een kostbaar gesteente. Maar le jade (‘het jade’) is een verkeerde interpretatie van de oudere vorm l’ejade, die is afgeleid van Spaans piedra de (la) ijada, ‘steen tegen pijn in de zij’. Een ander voorbeeld is de Engelse naam 'Nash', een voornaam die oorspronkelijk een achternaam was – iets wat wel vaker gebeurt. Maar met die achternaam is iets soortgelijks aan de hand als met de arrenslee en Jade. De naam verwees naar een plaats, namelijk ‘bij de es’. In het Middelengels is dat atten asche. Maar doordat de woordgrens tussen atten ‘bij de’ en asche ‘es’ verkeerd werd begrepen, kon het gebeuren dat de n aan asche werd geplakt.

Drukfouten en foute vertalingen

Zo zijn er meer namen die door een foutje of verkeerde interpretatie zijn ontstaan. Zoals bij Imogen uit het toneelstuk Cymbeline van William Shakespeare: Shakespeare schreef de naam als 'Innogen', dus met dubbel-n, maar daar maakte de drukker per ongeluk een 'm' van, iets wat daarna nooit meer goed gekomen is. Of wat te denken van de populaire naam Skyler? Dat is de verengelste vorm van de Nederlandse achternaam Schuyler (‘iemand die zich verbergt of wegkruipt’), die veranderde onder invloed van sky - ‘hemel, lucht, firmament, ruimte’ -en de naam Tyler. Veel meer voorbeelden vind je in het Van Dale Voornamenboek, waarin je de verhalen achter de meestvoorkomende voornamen in Nederland en Vlaanderen vindt. In al deze verhalen is een rijkdom aan onderwerpen te vinden, variërend van geschiedenis, literatuur, mythologie, religie en symboliek, tot muziek, talen, geografie, flora en fauna. En af en toe een prachtig taalvoutje. [line]

Van Dale Voornamenboek

We hebben allemaal een voornaam, maar welke geschiedenis gaat er eigenlijk schuil achter onze namen? Wat betekent een voornaam precies, waar komt deze oorspronkelijk vandaan en hoe of wanneer is een bepaalde naam in de mode geraakt? In het Van Dale Voornamenboek vind je de meestvoorkomende namen in Nederland en Vlaanderen met hun varianten, betekenis en herkomst, én hun unieke verhalen.

Winnen!

Wil jij de herkomst van jouw naam weten, zoek je nog een mooie naam voor je ongeboren kind of wil je gewoon geïnspireerd raken door de verhalen achter duizenden namen? Dan is dit boek iets voor jou! En het mooie is: wij mogen er vijf weggeven. Wat moet je daarvoor doen? Deel in de reacties de mooiste betekenis van een naam die je ooit hebt gehoord en wie weet belandt het boek binnenkort bij jou op de mat.

Over de auteurs

Heidi en PyterHeidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar hebben van woorden hun werk gemaakt. Ze schrijven woordenboeken en boeken over taal, waaronder Gluren bij de buren en Waarom is een witte neushoorn grijs (en een zwarte ook)? Ze werkten verder mee aan onder meer het Groene Boekje en de Dikke Van Dale. Onlangs vertaalden en bewerkten zij voor Van Dale het Roald Dahl Woordenboek. Met het Prisma Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands wonnen ze bovendien de Kruyskampprijs, iets wat nooit eerder een woordenboek ten deel viel. Ze hebben samen tekstbureau de Taalwerkplaats. [line]

Meer lezen van Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar:


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Kennen jullie het sprookje over het lelijke eendje? Over een klein zwaantje dat lelijk wordt gevonden omdat het tussen de eenden opgroeit? "Lelijk, jij bent lelijk," zeggen de eenden, alleen maar omdat het afwijkt. Mensen doen hetzelfde met taal. Wat ze niet kennen, of wat afwijkt van wat zij denken dat juist is, dat veroordelen ze. Niks geen begrip, alleen maar boe-geroep. Ik vind dat kortzichtig en saai. Wat 'fout' is, wat afwijkt, dat is juist interessant. Dat dit geldt voor taalfouten wist ik al langer. Sinds kort heb ik echter een nieuw lelijk eendje om te verdedigen: vloeken.[/intro]   Door: Marten van der Meulen   Als ik zeg 'vloeken', dan bedoel ik overigens ook scheldwoorden, verwensingen en andere krachttermen. Ik gooi het allemaal op één hoop. Doet de Bond tegen Vloeken ook. Zij zijn echte eenden: alleen maar boe-geroep en weg ermee. Ik vind vloeken juist interessant. Ze geven namelijk inzicht in onze hersenen, in de ontwikkeling van taal, en in het leren van taal. Neem de titel van dit stuk bijvoorbeeld. De eerste vier woorden werden tijdens een onderzoek naar meertalige vloekers eens uitgeroepen door een Canadese journaliste, die een hamer op haar voet liet vallen. Haar moedertaal was Engels, maar ze sprak ook erg goed Frans. Tot haar verbazing was 'merde' tot haar basiswoordenschat gaan horen. Best verrassend, want over het algemeen schelden tweedetaalleerders uitsluitend in de moedertaal bij heftige emoties. Misschien had deze journaliste het woord vaker gehoord, of waren er andere factoren waardoor ze het had geïnternaliseerd.  Door vloeken te bestuderen leren we dus iets over taalverwerving. Een volgende interessante eigenschap van vloeken is dat ze een pijnstillende werking kunnen hebben. Je leest het goed: weg met paracetamol en morfine, een stevige godverdegodver erin en hopla! Helaas, zo eenvoudig is het niet. Maar wat wel is aangetoond is dat mensen die hun hand in een ijsbad doen, die extreme kou beter kunnen verdragen als ze mogen vloeken. Beter dan wanneer ze 'neutrale' woorden als kaasplankje mogen zeggen. Handig toch! En dat wil men uitbannen ... Vloeken lijken sowieso diep in onze hersenen verankerd te zijn. Meer bewijs daarvoor komt van mensen met taalstoornissen, zoals afasie. Die mensen zijn vaak een deel van hun taal kwijtgeraakt. Soms kunnen ze nog maar een paar woorden uitspreken. Maar wat die mensen vaak nog wél kennen, dat zijn scheldwoorden. Dat lijkt er op te wijzen dat deze woorden niet in hetzelfde deel van de hersenen worden opgeslagen als andere onderdelen van taal. Waarom zouden nou juist teringlijer, kutgast en stomme idioot ergens anders zitten? Een interessante vraag voor meer vloekonderzoek! Taal zelf komt er ten slotte ook niet bekaaid af als je vloeken bestudeert. Hoe boeiend de ontwikkeling van vloekwoorden is, is eenvoudig te demonstreren aan de hand van het Nederlands woord kont. Dat is een gek woord. Het is namelijk verwant aan het Engelse cunt. Maar dát woord betekent kut, terwijl kont je achterste is. Hoe kan dat? Wat kwam er eerst, en hoe kan er een betekenisverandering optreden waardoor dit van het ene gat naar het andere gaat? In feite is er waarschijnlijk in beide gevallen sprake van betekenisvernauwing: aanvankelijk verwees het woord konte waarschijnlijk naar het gehele vrouwelijke onderstel. In het Engels ging het woord naar voren, in het Nederlands naar achter. En dit is nog maar een tipje van de sluier. Over vloeken is zóveel interessants te vertellen. Over hun etymologie, over vloeken vroeger en nu, in verschillende culturen, over bloemen en boefjes, Romeinen en Russen. Zo'n rijke taalschat moet je niet veroordelen: die moet je verdomme omarmen.
het Groot Nederlands VloekboekMarten van der Meulen is een van de auteurs van het Groot Nederlands Vloekboek. En wij mogen vijf exemplaren weggeven! Hoe doe je mee? Verzin het origineelste plantenscheldwoord, deel het met ons in een reactie en maak kans op een van de exemplaren. __________________________________                    

Zeker zijn van een exemplaar of meer van Marten van der Meulen lezen?


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Spreekwoorden, wie gebruikt die nou nog?" Zo reageren mensen vaak als ik opbiecht dat ik spreekwoorden verzamel: levenswijsheden uit grootmoeders tijd, die toch regelmatig van pas blijken te komen. U weet wel: 'als het kalf verdronken is, dempt men de put' of 'oefening baart kunst' of 'je moet het kind niet met het badwater weggooien'.[/intro] Door Ton den Boon Waarom ik zulke spreekwoorden verzamel? Vooral om vast te stellen dát ze nog worden gebruikt. Immers, als blijkt dat een uitdrukking niet meer wordt gebruikt, heeft het geen communicatieve functie meer en is het in feite niets anders dan een talige curiositeit uit de oude doos. Begrijp me niet verkeerd: ze zijn vaak leuk hoor, die spreekwoorden uit het grijze verleden en soms herinneren we ze nog uit onze jeugd, maar in de praktijk gebruikt vrijwel niemand meer spreekwoorden als 'om der wille van de smeer likt de kat de kandeleer' of 'als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld'. Juist spreekwoorden die nog wél worden gebruikt, vind ik interessant. Die van het type 'als het kalf verdronken is, dempt men de put, 'oefening baart kunst' of 'je moet het kind niet met het badwater weggooien'. Niet alleen omdat zulke spreekwoorden op een beknopte wijze soms heel veel informatie kunnen overdragen, maar ook omdat ze – als onderdeel van de levende taal – aan verandering van vorm en soms ook betekenis onderhevig zijn.

Halve spreekwoorden

Een mooi voorbeeld van variatie zijn ‘halve spreekwoorden’ van het type 'als het kalf verdronken is …', waar de lezer of toehoorder blijkbaar automatisch het tweede deel erbij denkt. Dat taalgebruikers met nóg minder woorden toe kunnen als het om spreekwoorden gaat, blijkt uit moderne varianten als 'kind, badwater' of 'kalf, put'. Op vergelijkbare wijze worden wel meer spreekwoorden - zelfs varianten die in hun volledige vorm tamelijk ouderwets worden gevonden - verkort tot spreekwoord 2.0. Blijkbaar slaan twitteraars en anderen die spreekwoorden op deze manier verkorten de taalkennis van hun lees- of luisterpartners behoorlijk hoog aan. Wie op Twitter ‘het spreekwoord schaap, dam’ leest, wordt geacht dat zelf te kunnen uitbreiden tot 'als één schaap over de dam is, volgen er meer'.

Hedendaagse spreekwoorden

Hoeveel spreekwoorden nog courant zijn, kun je eigenlijk alleen maar nagaan door te tellen en te turven. Dat is precies wat ik de afgelopen jaren heb gedaan, ter voorbereiding van het Van Dale spreekwoordenboek, dat de afgelopen maand is verschenen. Van de ongeveer 2000 à 2500 spreekwoorden die je traditioneel in de oudere spreekwoordenboeken vindt, heb ik in krantendatabases van de afgelopen 25 jaar, maar ook op de sociale media beoordeeld of (en hoe) ze worden gebruikt. Ongeveer de helft ervan wordt nog weleens gebruikt, maar zo’n 500 à 600 traditionele spreekwoorden zijn nog echt courant, althans in de schrijftaal. Van sommige uitdrukkingen snap je meteen waarom ze in onbruik zijn geraakt. In het archaïsche spreekwoord 'vele honden zijn der hazen dood' (tegen overmacht kun je je moeilijk verweren) zit de ongebruikelijke formulering met een oude genitief ‘der hazen dood’ combinatie (de dood van de hazen) het voortbestaan van het spreekwoord in de weg. Het eveneens archaïsche spreekwoord 'als het huwelijk is om het gelletje, dan wordt het gauw een helletje' (van een huwelijk om financiële redenen wordt doorgaans geen van beide partners gelukkig) heeft geen toekomst meer door het door het rijm afgedwongen oude woord 'gelletje' (geld), maar misschien ook wel omdat er niet meer zo vaak ‘om het geld’ wordt getrouwd. Jammer, zult u misschien zeggen, die teloorgang der oude spreekwoorden, maar het is niet anders. En blijkbaar kunnen we in communicatief opzicht voldoende uit de voeten met de circa 500 à 600 spreekwoorden die we hebben overgehouden. Juist die harde kern van de spreekwoordenschat staat centraal in het nieuwe Van Dale spreekwoordenboek. En niet alleen de betekenis en de herkomst van de spreekwoorden worden beschreven, maar vooral ook de toepassing ervan.

Maatschappelijke spreekwoorden

Voor wie de teloorgang van een deel van de oude spreekwoordenschat écht aan het hart gaat: door verdwenen spreekwoorden af te stoffen en opnieuw te gaan gebruiken kunt ú ze misschien een comeback bezorgen. Daarnaast zorgt de aanhoudende vernieuwing van de taal voor een beperkte verrijking van de bestaande spreekwoordenschat. 'De leugen regeert'; 'alles van waarde is weerloos'; 'achter elke sterke vent staat een vrouw'; 'het is eenzaam aan de top' – het zijn allemaal spreekwoorden die er honderd, soms vijftig en soms dertig jaar geleden nog niet waren. Soms weerspiegelen veranderingen in de spreekwoordenschat maatschappelijke veranderingen. Zo heeft het oude (en nog niet helemaal verdwenen) spreekwoord 'ieder huisje heeft zijn kruisje' (in ieder gezin is weleens verdriet of tegenslag) in de ontkerstende en geïndividualiseerde samenleving waarin we nu leven een adequate opvolger gevonden in het aan het Engels ontleende spreekwoord 'in ieders leven moet wat regen vallen'. Het moge duidelijk zijn: net als onze woordenschat verandert ook onze spreekwoordenschat. Spreekwoorden gaan en komen, maar de belangrijkste constatering is dat we kennelijk nog altijd behoefte hebben aan oude, beproefde levenswijsheden om met elkaar te communiceren. En zolang die behoefte er is, zullen we (oude en nieuwe) spreekwoorden blijven gebruiken. [line] Van Dale spreekwoordenboek - Ton den Boon

WINNEN!

Het spiksplinternieuwe Van Dale Spreekwoordenboek is samengesteld door Dikke Van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon en biedt een compleet overzicht van de meest gangbare Nederlandse en Vlaamse spreekwoorden – verlucht met kleurrijke illustraties, korte essays over de herkomst van onze spreekwoorden en vele citaten uit de Nederlandse en Vlaamse media en literatuur. En wij mogen er maar liefst vijf weggeven! Hoe? Deel jouw favoriete spreekwoord met ons in een reactie op onze site of socialmediakanaal en wie weet, valt het boek binnenkort bij jou op de mat!   [line]

Ton den Boon over spreekwoordenOver Ton den Boon

Toon den Boon is een behoorlijk bezige bij; niet alleen is hij al sinds de jaren negentig hoofdredacteur van de Dikke van Dale, hij runt ook nog zijn eigen uitgeverij De Weideblik en heeft al heel wat boeken op zijn naam staan, waaronder het Verdwijnwoordenboek en het erotisch woordenboek 'De Taal der liefde'. Ook voor Taalvoutjes - het jubileumboek schreef hij een prachtige column over 'boeren met worsten'. Die zouden in het erotisch woordenboek niet misstaan!

Ik wil meer lezen ...

Dat kan! Hieronder vind je de boeken van Tons hand:

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Waar kom jij weg?”, vroeg iemand me in keurig Nederlands. Ik snapte het wel, maar het klonk me wat vreemd in de oren. En wanneer ik iemand vroeg hoe het met hem ging, antwoordde hij: “Nou … dat kon minder.” Toen ik hem aankeek, besefte ik dat het dus goed met hem ging. Dat er mensen op Urk wonen vind ik wel logisch, op een voormalig eiland. Echter, hier wonen ze ook óp Erica en óp Klazienaveen en óp Zwartemeer, maar wel weer ín Sleen en ín Emmen. Misschien heeft het te maken met het veen, waarop die eerste drie dorpen gebouwd zijn.[/intro] Door: Hetty van der Kolk Al even geleden zag ik het interview van Paul Witteman met Herman Finkers. Witteman vroeg op een gegeven moment wat Finkers van de hemel verwachtte. Die dacht even na en antwoordde toen: “Je wordt er niet slechter op.” Nee, in het noorden en oosten van ons land is de aard van de mensen en dus ook de taal verschillend van de rest. Het Nederlands daar kun je volgens Erwin Boers in ons Dagblad van het Noorden beter het Noorderlands noemen. Je kunt wel gewoon Nederlands spreken, maar er zijn woorden die je vanuit je eigen streektaal meeneemt terwijl je in het Nederlands spreekt. Het noorden is bijvoorbeeld het land van de sleef en de neefjes. “Wet ie-j niet wat een sleef is … een sleef?” Buurvrouw wees ‘m aan: de soeplepel. “O gattegat, wat een neefjes hier”, meldde buurvrouw Geesje toen we hier net woonden. Ze bedoelde muggen. En als ze die smerige ‘muggen’ weg wil hebben, bedoelt ze de vliegen. Het was leuk om te zien hoe die Witteman echt verbaasd opkeek toen Finkers als antwoord gaf: “Dat kump zo better oet.” Bij het zien van Wittemans blik gaf hij er maar meteen de vertaling bij: “Dat komt zo beter tot zijn recht.” Het is dus niet een letterlijke vertaling; soms loopt de zin gewoon anders. Het is toch veel mooier om met het Twents te zeggen: “hee is uut de tied komm’n” dan “hij is overleden”. Voor zover je in dit geval van ‘mooi’ kunt spreken vanzelf. En waor ìk weg kom? Uut Vorden vanzelf ... eh, natuurlijk. En zoals wij zeggen: in Vodden kö’j wat wodden.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Laatst las ik op een mobiel voor het eerst zo'n sms'je van Burgernet, een service die haar burgers berichtjes verstuurt als iemand vermist is geraakt in de buurt. zodat de ontvanger de buurt in de gaten kan houden en het meteen kan laten weten wanneer de vermiste personen worden gezien. Een prachtig idee; er gebeuren vreemdere dingen in deze tijd. Oorlogen, orkanen, gekke presidenten... vermissingen passen in het rijtje. We moeten elkaar scherp houden. Ik besloot me te verdiepen in 't sms'je, aangezien ik best open stond voor een goede daad. [intro] Door Dion van Meel Vermist: Tilburg Menterwoldestr. 2 meisjes 6-8 jr, bl.haar, blauwe jurk en 1 jongen, 6jr, Chinees uiterlijk, zwart haar allen op de fiets. Tips? Bel nu *** Misschien had ik er beter aan gedaan het berichtje maar één keer te lezen en meteen rond te gaan kijken naar de vermisten. Bij iedere keer dat ik het berichtje las, groeide m'n twijfel en onduidelijkheid. Stap voor stap probeerde ik het cryptische berichtje te ontleden. Dat er twee meisjes waren vermist, was me redelijk duidelijk. Ik kon me echter niet voorstellen dat ze nu nog in de Menterwoldestraat waren. Anders zou de melder ze wel hebben gezien en ze niet als vermist hebben opgegeven. Waren ze daar dan voor het laatst gezien? Of waren het gewoon een paar meisjes en woonden ze op Menterwoldestraat 2? Ik stond er niet van te kijken dat het hier ging om een grapje. M'n twijfel werd groter. Hoe oud waren ze nou precies? Tussen de zes en acht jaar? Of was de een zes en de ander acht? Het streepje maakte het me verdomd lastig. Het antwoord zou het wellicht gemakkelijker maken, mocht ik ze spotten. Dan zou ik ze het kunnen vragen als ik ze zou zien. Hadden ze trouwens beiden blond haar? Of staat bl. in het Burgernetafkortingenlijstje voor blauw? Het zou kunnen; in deze tijden vol onzekerheid mocht ik niks uitsluiten. Ik vond het daarnaast ietwat vreemd dat ze volgens het sms'je met z'n tweeën in een blauwe jurk waren gepropt, maar ook dít mocht ik niet uitsluiten; Siamese tweelingen in een blauwe jurk zijn misschien uitzonderlijk, maar ze bestaan. Misschien was Burgernet het vergeten te vermelden, of waren de tekens gewoon op. Een sms'je, hé. 160 tekens, dat is niet veel. Verder lezend, werd het me duidelijk dat er mogelijk ook een jongen met een Chinees uiterlijk bij was. Uit de zin leidde ik af dat hij dit uiterlijk pas 6 jaar had. Dat hij vóór die tijd bijvoorbeeld een Hollands uiterlijk had, maar door een samenloop van omstandigheden een Chinees uiterlijk kreeg. Óók dit klonk me wat vreemd in de oren, maar wederom mocht ik dit niet uitsluiten; Burgernet had m'n hulp nodig. Ik bedacht dat ik het hem wel zou vragen als ik 'm zou zien. Om er zeker van te zijn dat hij het was. Als ik 'm al vond, want de volgende zin maakte m'n mogelijke zoektocht nog ingewikkelder. Zwart haar allen op de fiets? Allen was vast een tikfout. Ze zouden vast niet met z'n allen op de fiets zitten. Alleen, dus. Maar had de jongen alleen zwart haar op de fiets? Dat stónd er. Dat zou betekenen dat ik de jongen nooit zou herkennen als hij niet op zijn fiets zou zitten. Of bedoelden de helden van Burgernet dat de fiets zwart haar had? Dat het zwarte haar alleen op de fiets zat, maar niet op de jongen? Het leek me namelijk logisch dat, als de jongen een Chinees uiterlijk had, hij zwart haar had. Ik ken geen Chinese mensen met blond haar, tenzij ze het zouden hebben geblondeerd. Of blauw hebben geverfd. Maar als hij daadwerkelijk zes was, kon ik me dat niet voorstellen, al gebeurde het mij vroeger wel vaker dat ik waterverf in m'n eigen haar smeerde als ik aan 't spelen was. Ik moest alle opties openhouden; het is een rare tijd waarin we leven. Heel de dag stond ik in opperste staat van paraatheid, speurend naar twee meisjes van zes en acht jaar, gepropt in één blauwe jurk. Heel de dag hield ik m'n ogen open voor een jongen met pas zes jaar een Chinees uiterlijk, op een met zwart haar beklede fiets. Ik vond ze niet. Ik hoop dat ze terecht zijn. De twee meisjes in hun blauwe jurk. En de jongen met zijn Chinese uiterlijk. Ik hoop dat ze terecht zijn in hun straat. Op nummer 2 of op een ander nummer. Ik hoop dat ze gelukkig zijn, weer veilig op school of bij papa en mama. Dat de meisjes weer stralen in hun blauwe jurk, met hun blonde haartjes dansend in de wind. Ik hoop dat ze ieder hun eigen jurkje hebben. Of misschien samen één jurk die ze dan met liefde delen. En ik hoop dat het jongetje gelukkig is. Met zijn uiterlijk, zijn haar en zijn fiets. Bij nood zal ik er zijn. Om ze te zoeken, ze uit de sloot te trekken, ze tegen te houden bij een stoplicht en ze te corrigeren. Maar voorlopig zal er op mijn telefoon geen melding binnenkomen van Burgernet; mij te ingewikkeld.  
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.  

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] “Ewa! Whatup? Fa waka, faffie. Boks. Niet? Aight, is cool. Thnx dat u me uit wilde nodigen, G. Ik solliciteer voor de functie van docent Nederlands, ja. Je weet zelluf, gek. Haha! LOL. Mag ik gaan zitten? Thnx. Flex, man. [/intro]   Door Dion van Meel   Waarom ik solliciteer? Omdat ik skeer ben, ouwe. Haha! Nee man, was een fattoe, ik heb genoeg doekoe. Oké, een paar euri zijn cker nodig, snap je, maar ik doe ’t niet voor een donnie, barkie of doezoe, man. No spang; m’n dushi earnt ook doekoe. Samen saven we voor een crib, m’n sma’tje en ik. Doekoe moet rollen, snap je! Nee, ff serieus, bro: ik solliciteer omdat docent Nederlands zijn gwn. master is. Ik las in een blaadje dat de aanmeldingen voor de studie Nederlands in twee jaar zijn gehalveerd. Ik dacht echt: wat is deze? Das tog niet cool, G. Echt fokt op. De Nederlandse taal is belangrijk, je weet toch. Die shit is real. Docenten Nederlands zijn gwn. nodig. Als al die ouwe docenten straks loesoe zijn, is er een tekort. Das geflipt. Mss. verdwijnt onze taal dan ooit. Kan niet, man. Das niet flex. Die vrouwtje in de tweede kamer, die van Engelshoven ja, die chick moet gewoon meer doekoe dokken aan docenten, man.   Je krijgt geen spijt als je me die job paast, gek. Ik denk dat ik de juiste kil ben om die guys de Nederlandse taal te leren, weet je. Ik own die shit big time. Kweenie pcies wat of wie u zoekt, maar ik ben sowieso geen player, man; ik ben trouw aan m’n werk. Ik zou u niet zomaar leaven. Ook heb ik ervaring met jongeren. Ik spreek een btje hun taal, weet je. En ik ben jong, swa. Das belangrijk. Dan heb je die feeling met de leerling easy, je weet toch. Eigenlijk ben ik gwn. swag, snap je. Haha! LOL.   Mensen denken dat kennis van Nederlands niet belangrijk is. Dat zijn haters. Die weten niet waarover ze takken, G. Als er geen flexe docenten Nederlands meer zijn, wat dan? Wie leert ze dan nog iets? Dan wordt het alleen maar erger. Voor je ’t weet dashen ze op straat, omdat de popo met een pipa achter ze aan rent. Zitten ze jarenlang in de jilla. Nederlands is belangrijk, maar sgool is nog belangrijker. Nu zitten die leerlingen heel de dag op hun tellie, btje te scrollen op fb, wrs. chickies te checken ofzo. En thuis zitten ze maar te soggen. Dan hebben ze weer ergens een fissa of zitten ze met hun BFF te gamen, te smoken of kaal te gaan met hun homies, je weet toch. Als docent moet je fixen dat ze naar je luisteren en met je willen takken. Je moet ze voelen, weet je. Als docent moet je niet fake doen. Je moet ze motiveren. Ze probz geven als ze iets doen wat dope is of checken of ze bijvoorbeeld stijle pata’s aanhebben. Je moet leerlingen niet scotten. Je moet ze feelen, man. Naast aand8, is de taal daarbij belangrijk.   Sgool is niet relaxed weet je, voor die leerlingen. Af en toe worden ze helemaal para, brother. Dan gaan ze liever naar hun crib om te chillen met hun homies. Als je gaat zeiken tegen ze, krijg je fittie, weet je. Dat moet niet. Als docent moet je op sgool dus een btje met ze chillen. Met ze pranken en playen, enzo. Yolo, snap je. En doenie snitchen en dissen, man. Je moet juist zorgen dat ze hard gaan.  Dat ze je lessen Nederlands joinen omdat ze dat lauw vinden. En als ze dan asap dat diploma binnentikken … kweenie man, maar das echt tantoe gruwelijk!   Oh, moet ik ‘m splitten? Wat is deze? Aight. Ik ga u zien, dan. Ik check u later, pik! Niet? Oh. Boks dan, ouwe. Je weet zelluf. Niet? Aight. Is cool …   Challas!”  
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.  
Taalvoutje

Column: Aad

Column: Aad

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]‘Da’ is de ‘optimale lettergreep’, oftewel de beste lettergreep om uit te spreken. Het is dan ook een van de eerste lettergrepen die een kind kan zeggen. Minimaal een jaar van mijn leven inclusief afstudeeronderzoek wijdde ik aan dit onderwerp. En uitgerekend mijn eigen zoon besluit het nu helemaal anders te doen. Hij heeft het namelijk voortdurend over ‘Aad’.[/intro]  Door Laura van Eerten Geen idee wie Aad is. Zijn knuffelkrokodil, dacht ik eerst. Maar al snel merkte ik dat hij al zijn andere knuffels ook Aad noemde. Net zoals zijn blokken, mijn telefoon, de afstandsbediening en de kat. En als ik zijn kamer binnenkom word ik begroet met een enthousiast, je raadt het al, Aad! Niks ‘papa’ of ‘mama’. Aad is zijn favoriet.   Zijn favoriete lettergreep welteverstaan. Want hij is nog te klein om er echt iets mee te bedoelen. Mijn tegendraadse uitzondering op de regel doet dus precies het omgekeerde van wat ik heb onderzocht. Ok, dat klopt niet helemaal want meestal zegt hij ‘aat’ of ‘ataata’, maar ook ‘aad’ en ‘aade’ komen regelmatig voorbij. In ieder geval eerst de a, dan de rest.   En dat terwijl de makkelijkste lettergreep juist bestaat uit een medeklinker gevolgd door een klinker. Dat is namelijk de basisbeweging van het spreken: geluid maken door je stembanden te laten trillen en simpelweg je mond opendoen. Vandaar dat ouders wereldwijd papa en mama genoemd worden, of iets dat erop lijkt: baba, dada, tata, nana. Geen Aad.   Alhoewel. Er bestaat een taal die net zo eigenwijs is als het fonologisch wonder bij mij thuis. Namelijk het Inuktitut. Een taal die wordt gesproken in het noorden van Canada en in Groenland, en die in de verste verte niet op het Nederlands lijkt. Het is een zogenoemde polysynthetische taal waarin de inhoud van een hele zin wordt uitgedrukt in één complex woord. En mama en papa? Die worden ‘anaana’ en ‘ataata’ genoemd. Dus toch een Aad!   Nu al een talenknobbel dat kind van mij. En niks mis met zijn ge-‘Aad’. Hij is hooguit op het verkeerde continent geboren.
[line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze is initiatiefnemer en auteur van de boeken Waar komt pindakaas vandaan?Waar komt hagelslag vandaan? en Waar komt suikerspin vandaan?. Over de structuur van gezongen onzinlettergrepen schreef ze eerder een artikel voor Onze Taal.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“De klassieke witte sneaker krijgt een loveydovey make-over”, schrijft het online lifestylemagazine BALLINNN’. Hoera, een speciale valentijnseditie van een paar mooie Adidasschoenen! Met gezellige hartjes erop natuurlijk. Ik hou BALLINNN’ altijd vooral in de gaten voor hiphopweetjes, maar ook voor het laatste nieuws over mode, ehm … fashion. En dan vooral de urban fashion. ‘Urban’ is de laatste jaren een verzamelterm geworden voor allerlei modetrends of stromingen die vooral in de grote stad hip en happening zijn. [/intro]   Door: Vivien Waszink Het was je vast al opgevallen: in hippe modetaal zit nogal veel Engels. Ik ga nog steeds gewoon de stad in om kleren te kopen, maar in reclames en modeblogs en -vlogs gaat het over fashion en shoppen. En over heels (schoenen met hoge hakken) en flatjes (platte schoenen). De little black dress is dé ultieme basic. Altijd je #OOTD (outfit of the day) posten op social media. En, nooit vergeten: embrace die curves. Ik moet altijd wel een beetje gniffelen als ik zulke teksten lees, want al deze klerenwoorden zijn niet heel gewoon. Maar ook de fantasie van journalisten slaat wel eens op hol als er weer ergens een blitse Engelse term ergens voor bedacht is: een mamil bijvoorbeeld is een middle-aged man in lycra. Man op leeftijd in een iets te strak pakje, op een racefiets. Er wordt nog wel eens op mamils gemopperd, en er wordt gretig voortgeborduurd op dit thema: want een feminist in zo’n pakje, dat is dan een femil, en een echt stokoude man die gaat wielrennen is een vomit: very old man in tights. Maar die woorden hoor je niet veel. Heel gewone termen als broek, jurk, kleren, sjaal en trui hoor je het vaakst. Maar bijna al deze woorden zijn ooit óók geleend, al zie je dat niet altijd zo duidelijk aan de vorm en de uitspraak. Veel klerenwoorden die we al eventjes kennen, komen trouwens uit het Frans: colbert, jarretel en peignoir bijvoorbeeld. En sommige dingen zijn kennelijk zo opvallend (en hardnekkig) dat je ze in meer talen ziet: het beruchte bouwvakkersdecolleté heet in het Engels plumber’s butt en in het Frans hoor je wel eens sourire du plombier, loodgietersglimlach eigenlijk. Maar er zijn intussen ook best veel Engelse klerenwoorden in het Nederland die we heel normaal vinden: ‘legging’ bijvoorbeeld (al wordt de legging een van de ergste zondes van de mode gevonden). En ‘T-shirt’ natuurlijk, dat je met een hoofdletter spelt omdat de vorm van het shirt, als je een beetje je best doet, best wel lijkt op zo’n T. En ook ‘jeans’ is redelijk gewoon geworden, zeker in België. Klerenwoorden en modetaalInteressante kleedjesweetjes genoeg voor een heel boek, leek me, en dus verzamelde ik ze in Klerenwoorden en modetaal. En dan niet alleen weetjes over kleren van vroeger ('borstrokken' en 'hansopjes' bijvoorbeeld), maar ook over die van nu: 'genderneutrale', 'slimme' kleren én 'domme' kleren. Neologismen (nieuwe woorden) over kleren heb je ook: 'hidjabista' bijvoorbeeld, een fashionista met een hidjab (hoofddoek). Ook uitdrukkingen met kleren erin komen voorbij: ‘Het hemd is nader dan de rok’ bijvoorbeeld, maar ook zoiets moderns als 'in je broekje', een kreet die – vooral op sociale media – vaak achter een woord of een naam wordt gezet (soms ook achter een film- of boektitel), meestal om te provoceren of om iemand te beledigen. Ik heb dit boek geschreven omdat ik van taal houd én van kleren. Ik heb Klerenwoorden en modetaal niet als een woordenboek ingedeeld, omdat je vaak zoveel meer klerentaalverhalen kunt vertellen buiten soms wat starre lemma’s om. Maar het is geen stijlgids. Als jij boven je skinny een muffin top (overbloezende vetrol) hebt, vind ik dat geen punt (ik heb 'm zelf waarschijnlijk ook hoor, maar ik draag elke dag een jurk). En mannen – van welke leeftijd dan ook – moeten vooral strakke pakjes dragen als ze daar zin in hebben. En ik spreek en schrijf ook geen hippe fashionblogtaal, want ik ben geen hippe fashionblogger (of -vlogger). Trouwens: dat woord fashion namen we uiteraard ook over uit het Engels, maar waarschijnlijk in de 19e eeuw al. Toen betekende het al ‘dracht, mode’. Maar in het Engels hadden ze het overgenomen uit het Oudfrans. Façon, was het in die taal. En, grappig genoeg gaat ons woord 'fatsoen' terug op datzelfde façon. Maar dat terzijde. Hoe dan ook, fashion is eigenlijk veel minder hip en Engels dan het lijkt. [line] Vivien WaszinkOver Vivien Waszink Waar en wanneer je Vivien ook maar tegenkomt: she is dressed to impress. Het verbaasde ons dan ook niet toen we hoorden dat ze een boek zou gaan schrijven over kleding en taal. Want taal is – naast hiphop – een grote passie van Vivien, die bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (INL) werkt en haar afstudeerscriptie schreef over het woord 'leuk'. En haar nieuwe boek is meer dan 'leuk', kunnen we wel zeggen. [line] Kopen!  

Wil je ook je taalcolumn terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Hoe je kunt weten of degene met wie je een gesprek hebt, een psycholoog is? Simpel. Zodra je hoort: “O, en hoe voel je je daarbij?” of “Wat voor effect heeft het op je leven?”, dan weet je vaak wel hoe laat het is. En als je vervolgens uit ergernis wegloopt en je gesprekspartner vraagt waarom je je ongemakkelijk met hem of haar in de buurt voelt, dan is het zonneklaar: dit is een psycholoog![/intro] Door: Kasper de Kroon Woorden als ‘ongemakkelijk’, ‘onprettig’ en vooral ‘voel’ zijn graag gebruikte termen voor psychologen. En het is prima als je die termen tijdens je werk gebruikt; dat helpt echt om het diepste in de mensen naar boven te brengen. Dat is natuurlijk ook waar ze voor komen. Maar ga dat soort dingen niet in het dagelijks lopen uitkramen. Als je automonteur bent, zeg je toch ook niet: “Oh, wat jammer dat jullie relatie niet zo goed loopt, hebben jullie een slechte band of zo? O ja, heb je ook kinderen? Wat leuk, hoe voed je ze op? Stuur je ze een bepaalde richting op? Ja, mijn kinderen zijn ook wel eens druk. Weet je wat ik dan doe? Dan trek ik gewoon even aan de handrem! O, je hebt leuk werk, ja? En wat is de motor in je bedrijf? En hoe staan de zaken ervoor, gaat het voorruit of achterruit met het bedrijf? Moet het bestuur soms een bepaalde richting op gaan als het een beetje misgaat? En heeft je bedrijf banden met andere bedrijven? Is die band soms goed en soms slecht, dan weer goed, dan weer slecht, waardoor je het idee hebt dat je te maken hebt met een knipperlichtrelatie?”   Daar heb je het dus niet over als je automonteur bent. Dat is gewoon irritant. Dan word je maar lekker psycholoog of zo.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in. Geplaatste columns worden beloond met een leuk Taalvoutjespakket!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik word niet snel boos. Mensen, ook leerlingen, kunnen heel veel bij me maken. Soms zelfs teveel. Ik word nu eenmaal niet snel boos om het minste geringste en blijf eerder te rustig bij het ergste. Ik relativeer te snel, zegt men weleens. Er is echter één periode waarin relativeren me niet meer lukt. Waarin slechts één taalkwestie genoeg is om me op het dak te krijgen, waardoor ik kook en niet snel meer afkoel: de week vóór de kerstvakantie.[/intro]   Door Dion van Meel In de week voor Kerst voel ik me een kerstbal die zijn glans even kwijt is. Een doffe kerstbal die op het punt staat van het takje af te glijden en te breken. Een piek die langzaam is kromgetrokken en niet meer rechtop wil staan. Kerst is hét moment bij uitstek voor mooie woorden, lieve zinnen en vredelievende teksten, maar in de week vóór Kerst heb ik daar nog even geen oog voor. Integendeel: in de week vóór Kerst is één taalkwestie genoeg om me te laten zuchten, grommen of tieren. Om m’n haren recht overeind te zetten en het bloed onder m’n nagels vandaan te persen. Dit jaar was het een mailtje dat me zover kreeg: meneer wanneer moeten celine, fenna en ik de presentatie dan gaan doen??? groetjes Vera Ik brak. Ik begrijp het, hoor: Vera is nog maar een brugklasser. Nog niet zo gewend aan zakelijke mailtjes. En de Nederlandse taal is soms moeilijk. Komma’s op de juiste plaats in de zin zetten bijvoorbeeld, is lastig. Een punt op de juiste plek zetten bij citaten ook. Een vraagteken achterwege laten als er in de zin gezegd wordt dat iemand een vraag stelt, is soms zelfs lastig. Dat begrijp ik allemaal. Maar simpelweg één vraagteken gebruiken als je één vraag stelt, is dát lastig? Is dát teveel gevraagd? Dat lijkt me niet. Ook lijkt het me niet dat de ontvanger van de boodschap denkt: 'Oef, die irritante brugklasser ga ik meteen antwoorden, want ze gebruikt drie vraagtekens', als zij weer eens met d’r kleine vingertje blijft hangen op de toets van het vraagteken. Vera de Brugklasser beseft waarschijnlijk niet dat ze met haar vieze, plakkende vingertje op de vraagtekentoets afbreuk doet aan die prachtige ronde vorm van het vraagteken. Maar door haar irritante actie krijgt het teken een negatieve lading. Of zet ze ook twee komma’s midden in de zin, omdat ze even extra adem wil happen? Zet ze ook twee punten achter een zin als haar verhaal écht klaar is? Vast niet. Dat ze geen enkele hoofdletter gebruikt – niet aan het begin van de zin en niet bij de namen van haar vriendinnen, maar wél bij haar eigen naam, wat eigenlijk gek is; nu lijkt het alsof zij zichzelf belangrijker vindt dan haar vriendinnen – zie ik dan nog door de vingers. Maar drie vraagtekens? Dat doe je niet. Niet als mens en niet als brugklasser. Net zoals ze het hopelijk niet meer waagt om meerdere uitroeptekens te gebruiken. Ze kan onmogelijk met dat kleine schriele lichaampje zo hard schreeuwen als drie uitroeptekens doen. Ze krijgt hoogstens toestemming om drie puntjes achter elkaar te zetten achter een spannend berichtje naar een vriendje dat ze echter nooit zal krijgen met al die nutteloze leestekens die ze misbruikt. Alle jongens zullen vluchten. Die puntjes, die worden gedachtepuntjes genoemd. Omdat je ze erbij denkt. Dat is het mooie van die drie puntjes; je hoort ze niet. Maar dat weet ze waarschijnlijk niet, dat irritante kleine meisje met d’r piepstem en kwijlbeugel. Haar vraagtekens hoorde ik wél. Haar vraagtekens galmden door mijn hoofd en voelden alsof zij met een beslaand brilletje en stoom uit haar oren op mijn bureau stond te schreeuwen, terwijl het speeksel er langs alle kanten van d’r beugeltje uitvloog. En dat alles alleen maar omdat hun presentatie niet door kon gaan vanwege een uitgevallen les. Maar zo bedoelde ze het waarschijnlijk niet. Dan moet ze die tekens gewoon met rust laten!!! Toch???!!! Ze heeft vast nog duizend andere nutteloze vragen. Kan ze beter nog wat vraagtekens bewaren!!! Ik heb m’n computer maar afgesloten. Even bijkomen. Van m’n plofklassen, ploetertoetsen en irritante kinderen. En van een punthoofd.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.
Taalvoutje

Column: Frisisme

Column: Frisisme

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Elke regio in Nederland heeft zo zijn eigen taaleigenaardigheden en dus zijn eigen taalvoutjes. Aan mij als docent Nederlands om die foutjes er liefst uit te halen, maar op z’n minst leerlingen erop te wijzen dat hun taalgebruik volgens de Nederlandse norm fout is.[/intro] Door Conrad Berghoef Als docent Nederlands in Friesland heb je dan te maken met wat leerlingen graag ‘frisismen’ noemen. Ja, dat is een woord. Net zoals er germanismen en anglicismen bestaan. We nemen nogal eens woorden en uitdrukkingen uit het Duits en Engels over. Zo betrapte ik me er laatst op dat ik “Jij kan beter dan dat” zei tegen een leerling. Dat leen ik natuurlijk van “You can do better than that” en feitelijk gezien lijkt het me een anglicisme. Het kan nog korter, zowel in het Engels als in het Nederlands: “Jij kan beter” is goed Nederlands – en juist weer geen anglicisme – hoewel het lijkt op “You can do better”. Maar goed, zo ingewikkeld ligt het dus af en toe en normaal gesproken val ik mijn leerlingen er ook niet mee lastig. Maar die frisismen. Die zijn best lastig en leerlingen gebruiken het graag als excuus. “Is een frisisme mijnheer” hoor ik dan als iemand het weer eens waagt om “Hun gaan naar school” te gebruiken in mijn omgeving. Nee, beste jongen, dat is het niet. Ga maar eens luisteren in de Randstad. 'Hun hebben' is een ziekte die zich over heel Nederland verspreidt en langzaam maar zeker onze taal gaat overnemen. Droevig. Veel voorbeelden van frisismen verbeter ik dagelijks. “Het begroot me dat” in plaats van “Ik vind het jammer dat” (of is dat archaïsch Nederlands?), “Dat valt me af” in plaats van “Dat valt me tegen”. Erg hardnekkig is het gebruik van het woordje ‘te’ voor een werkwoord in sommige constructies. “Ik ga met mevrouw te wandelen”. “Mijn vriend is te vissen”. Ik val mijn leerlingen er niet mee lastig dat in deze absentief in het Nederlands het woordje ‘te’ allang verdwenen is. Zij doen het gedachteloos en het komt niet in ze op dat het een frisisme is. Ik denk dat het gebruik van ‘te’ in deze constructies ook duidelijk maakt dat het Fries nog veel verwantschap heeft met het Engels (to walk). Eén frisisme vind ik zo mooi en charmant, dat ik weiger deze te corrigeren. Dat is het aanspreken van mensen in de derde persoon enkelvoud. “Mijnheer, heeft u mijn toets nagekeken?” zul je niet zo snel horen in mijn lokaal. Wel: “Mijnheer, heeft mijnheer mijn toets al nagekeken?” Dat geldt ook voor de leerlingen die mij met de voornaam aanspreken trouwens: “Kan Conrad even helpen?” En nog grappiger is de tweede beleefdheidsvorm die Friezen kennen: aanspreken met voornaam en ‘u’. “Conrad, kunt u even helpen?” Dat laatste komt wel in meer gebieden in Nederland voor, volgens mij. Lang geleden probeerde ik mijn leerlingen aan het verstand te brengen dat dit geen goed Nederlands was, door bijvoorbeeld met nadruk te vragen: “Vraag jij me nou of ik wil komen?” Maar ik verbeter het niet meer. Het zit er te diep ingebakken bij de Friezen, en voor je het weet ontketen je een taalrevolte. Dat wil ik ook niet op mijn geweten hebben. Kies je slagvelden veldslagen.
Conrad BerghoefConrad Berghoef is docent Nederlands bij ROC Friese Poort Drachten. Hij is verkozen tot MBO-docent van het jaar tijdens de verkiezing 'Leraar van het Jaar 2017'. Het devies aan zijn leerlingen is: "Luister goed naar mij, of je eindigt met je taalfaal op taalvoutjes.nl!"    
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in! Gepubliceerde columns worden beloond met een Taalvoutjespakket. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Onlangs kreeg ik in Zuid-Afrika een plaatselijke krant te pakken. Geschreven in het Afrikaans. Het is een dochtertaal van het Nederlands en dat maakt het voor ons een gemakkelijke taal; 95% van de woordenschat van het Afrikaans is van Nederlandse oorsprong. En een grappige taal, omdat de ons zo bekende Nederlandse woorden vaak zijn vervormd.[/intro]   Door: René Kolsteren   Mijn oog viel op een artikeltje op bladzijde drie van de krant. In het Oost-Kaapse dorp Aberdeen is de begraafplaats zo vol dat sommigen ertoe over zijn gegaan de kuilen voor de nieuwe graven te maken op de paden die naar andere graven leiden. Stel je voor: je bent op weg naar het graf van je dierbare en je moet over andere graven heen lopen. Het moenie gekker word nie. Een 'ontstoken' Louis Lategan komt in het artikel aan het woord. "Dit kan nie so aangaan nie. As nog een persoon se graf in die middel van die pad gegrawe word, sal ek wragtig die gat nog voor die begrafnis met sement toegooi", aldus boer Louis. Vooral het woord 'ontstoke' doet het hem. Dit is niet zo maar een gevalletje 'boos zijn'. Normaal gesproken is Louis misschien al niet zo’n gemakkelijk heerschap, maar door het bijvoeglijk naamwoord 'ontstoke' krijg ik de indruk dat je maar beter helemaal ver uit zijn buurt kunt blijven. Zijn ferme taalgebruik valt op. Dat moest in ons land ook maar eens vaker gebeuren. "Dit kan nie so aangaan nie." Dat zal het parlement meteen de mond snoeren, zou Mark Rutte kunnen denken, als hij dit al zou lezen. Iedereen zal instemmend knikken, als hij deze woorden uitspreekt. Nee, dit kan inderdaad niet. Daar heeft de premier wel gelijk in. Overtuigender kan het niet. Een zin om vaker in de Tweede Kamer te bezigen, lijkt mij. En dan de zin dat Louis 'wragtig die gat met sement sal toegooi'. Geen half werk verrichten; niet een schepje zand erover en het is klaar. Nee, wragtig toegooi. Een oplossing die voor honderden jaren meegaat. Misschien wel voor eeuwig. Ik vind dit artikel vooral interessant omdat het je iets leert over de taal zelf. Werkwoorden vervoegen doen ze in het Afrikaans niet. Ek eet, wij eet, jullie eet. Verder bestaat het probleem dat veel Nederlanders nog hebben met de -d of -t bij een voltooid deelwoord niet in het Afrikaans: ze laten die laatste letter gewoon weg. Jij het dit mooi geverf. Wij hebben dit gemaak. De letter 'g' tussen twee klinkers vervalt in het Afrikaans. Op menige middelbare school in Zuid-Afrika prijkt dan ook trots het naambord 'Hoere skool'.   Een simpele rechttoe rechtaan taal. Het zou een flink aantal Nederlanders uit de brand helpen als Afrikaans hier als vervangende taal wordt ingevoerd. Geen gedoe meer met de -d of -t. Iedereen durft weer stukjes tekst te schrijven. Het zal even duren, maar als we nu beginnen hebben we het over twintig jaar wel voor elkaar. En taalfoute? Hulle word nie meer gemaak nie. We zullen zeggen: vroeger, toen was het pas ingewikkeld! Die lewe het nou tog baie makliker geword.
Tijdens de allereerste editie van Taalvoutjes-het dictee kom je niet weg met Afrikaans. Op zaterdagavond 16 december organiseren wij ons dictee op de informele en humoristische Taalvoutjes-manier, we gaan het even helemaal anders doen! Zien we je 16 december? Koop hier je kaartje!  
Wil je jouw taaloverdenkingen op Taalvoutjes zien? Stuur je column in en wie weet lees je deze terug. Geplaatste columns worden beloond met een supertof, te gek Taalvoutjes-pakket. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als ik terugdenk aan de laatste keer dat ik diep, maar dan ook echt diep teleurgesteld was, dan lopen de koude rillingen over mijn rug. En dat heeft alles met Sinterklaas te maken.[/intro] Ik zal een jaar of zeven zijn geweest, het was mijn laatste echte Sinterklaasfeest. Het jaar erop geloofde ik niet meer in de Sint, dus je begrijpt waarom die laatste herinnering zo belangrijk is. Mijn ouders deden altijd hun best om flink uit te pakken. Zo stonden er altijd van die grote jutezakken, waar iedereen om de beurt een cadeautje uit mocht pakken. Mijn jongste broertje mocht altijd als eerste, omdat er tijdens pakjesavond nu eenmaal een omgekeerde hiërarchie heerst. Maar niet getreurd, na mijn jongere broertje en zusje was ik al snel aan de beurt. Ik dook als een malle in die zak, op zoek naar het allergrootste pak. Het kon me eigenlijk niet echt schelen wat erin zat, als er maar een mooi gedichtje bij zat. Het was een hele lading aan cadeaus, dus ik vond al snel iets van mijn gading: een pak met kleurrijk inpakpapier, al gaf dat me eigenlijk nog het minste plezier. Ik draaide het pak op z’n kop en vond al snel de witte envelop. “Mam,” riep ik, “Het is een cadeautje mét een gedicht!” De blijdschap straalde van mijn gezicht. De blijdschap was echter niet van lange duur, want het gedichtje was echt een afgang. Ik was een beetje teleurgesteld in de Sint, want hij wist hoe belangrijk ik de gedichtjes vond. Het begon ongeveer zo: Sint en Piet zaten te denken Wat ze aan Floris zouden schenken Teleurgesteld legde ik het briefje weg, met rijmpjes had ik altijd pech. Zachtjes beet ik op mijn lip, mijn moeder keek vol onbegrip. “Mam, ik begrijp dat dichten heel lastig is, maar hiermee slaat Sint de plank wel heel erg mis.” Ze probeerde de situatie te lijmen: “Niet iedereen is even goed in rijmen.” Daarin gaf ik haar toch wel groot gelijk, niet iedereen is even fantasierijk. Zelf heb ik de kunst van het rijmen nog steeds niet onder de knie, dus Sinterklaas kan nu weer rekenen op mijn sympathie. Maar man, wat was ik destijds boos, ik vond het gedicht zo troosteloos. Mijn moeder heeft die avond gered achteraf, want vanwege mijn boosheid gaf ze me straf: “Ja luister eens even, Floris Mein, ik vind dit geklaag echt niet fijn. Het is nu uit met die ongein. Je bezorgt me echt maagpijn! Het kan niet altijd jouw feestje zijn. Je verstoort ons gezellig samenzijn, jij klein stuk chagrijn. We hadden zo’n gezellig pakjesfestijn! Moet je dit nu verpesten, meneertje Zonneschijn? Het is nu afgelopen met je gedrein! Ik tel tot drie en dan moet je uit mijn ogen zijn. Ga maar naar boven, verdwijn!” Zachtjes sloop ik naar boven, heimelijk stralend van geluk: mijn pakjesavond kon echt niet meer stuk. [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Behalve goochelen met cijfers bij een bekende bank, heeft Floris ook een meer dan gemiddelde passie voor taal. Volg Floris op Facebook. Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.
Taalvoutje

Column: Dingen

Column: Dingen

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Dat programma weet je wel, met die misdaadverslaggever, hoe heet-ie nou?! Die gast die altijd die vermommingen doet. Met z’n te strakke spijkerbroek en z’n loopje naar de camera als-ie een misdaadsituatie aan ’t schetsen is. Eh ... dinges … hoe heet-ie nou …?”[/intro] Door Dion van Meel We zitten in de auto, m’n maatje en ik. Ik bestuurder, hij bijrijder. Hij kijkt me vragend aan, ik kijk denkend vooruit. Ik breek m’n hoofd, maar weet het echt niet. “Heel goeie vraag", antwoord ik. “Hij doet toch altijd van die rare dingen in dat programma, Dinges in Nederland, ofzo?”, denk ik hardop. “Ja, hoe heet-ie nou …” Dingen. Dinges. Ding. Misschien ben ik 't, misschien is het de schuld van Paulien Cornelisse, maar ik heb het gevoel dat 'dingen' steeds vaker gebruikt wordt, in alle vormen. Bij voorwerpen, bij mensen, bij werkwoorden. Bij meedingen bijvoorbeeld. Of als we een deurbel nadoen, met 'ding dong'. Of als we op vakantie weer eens proberen om drie euro van de prijs voor die neppe zonnebril van Reeben of Goetsjie naar beneden te krijgen. 'Dingen' wordt overal bij gebruikt. Het is dan ook niet gek dat het woord zorgt voor prima hits in de Nederlandse muziekindustrie; in 2005 kwam Crazy Frog op het briljante idee om de titel van z’n hit 'Ding Ding' te noemen. 'Ding' bleek overigens het enige woord dat ik uit het nummer van die rare kikker verstond en kon meezingen, met poëtische zinnen erin, als 'A ring ding ding ding d-ding baa aramba baa baa barooumba'. De artiesten Yakki Famirie en Ross & Iba voegden er in 2012 gewoon nog een extra 'Ding' bij met hun hit 'Ding Ding Ding'. 'Ding' werd in dat lied gebruikt als basis voor rijmwoorden, zo blijkt uit de prachtige zin: "Lekker ding, stop ‘m er maar in, in de kruising." Als je even geen inspiratie hebt, kun je dingen zetten in je songtekst, zo vaak je zelf wil. Dat ik daar zelf nooit ben opgekomen. Liedjes schrijven blijkt niet zo mijn ding. 'Dingen' is populair, altijd geweest. Want dingen gebruiken is makkelijk. Alles is een ding. En dingen zegt alles. Dingen is een beetje als die stille jongen in de klas die niemand kent, maar die door iedereen als eerste wordt gekozen bij gym. Niemand praat over 'm, maar iedereen weet: hem kan ik goed gebruiken. Ik geef het woord niet de schuld. Dingen kan er niks aan doen dat het te pas en te onpas gebruikt of misbruikt wordt. En ook de luie mensheid krijgt niet het wijzende vingertje van me. Het is het internet op onze mobiele telefoon dat ervoor zorgt dat we soms niet meer kunnen nadenken. Dat we alles maar meteen opzoeken als we het antwoord even niet weten, waardoor de powerknop van onze hersenpan onder het stof is geraakt en we het woord 'dingen' maar voor het gemak als eerste kiezen in ons team. We vluchten naar dingen. Want bij dingen kunnen we altijd terecht. Onder de armen van dingen zijn we veilig. We naderen een stoplicht en ik minder vaart. “Ik ga het opzoeken, wacht …”, zegt mijn maat ineens. Maar hij krijgt de kans niet. “Niet doen!”, schreeuw ik wanhopig. In een reflex probeer ik z’n mobiele telefoon uit z’n handen te trekken. “We moeten gewoon na- …” DING! Met de auto geven we de Renault Twingo voor ons een klapkus. Niet heel hard, maar hard genoeg voor de schrik. Snel stap ik uit en loop ik naar de bestuurder voor me. “Het spijt me, er is gelukkig niks beschadigd”, zeg ik. “Gaat het met u?” De vrouw kijkt me glimlachend aan. “Die dingen gebeuren”, zegt ze. Ze heeft gelijk: 'dingen' gebeurt. 'Dingen' overkomt je. Het is fijn dat we een woord hebben dat we te pas en te onpas kunnen gebruiken. 'Dingen' is als die vaste reserve op de bank die iedere wedstrijd in de laatste tien minuten wordt ingebracht en uitgroeit tot supersub. Als ik instap, zie ik m’n bijrijder op z’n mobiel kijken. Hij zegt het in alle kalmte: “Alberto Stegeman.” Het stelt me gerust, evenals de glimlach van die mevrouw. Het zijn de kleine dingen die het doen.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er is wat vreemds met mij aan de hand. Ik vind mezelf altijd wel een aardig taalmeisje, maar nu gebeurt er iets dat ik niet leuk vind. Kijk, van de beroemde bommelding kijkt niemand meer op. En ook het pijpetuitje kennen we, alhoewel, roken is steeds minder populair. Ik bedenk nu dat tegenwoordig baarden weer in zijn en dat daarom misschien ook binnenkort de geitenwollen sokken en mogelijk de pijp weer hun intree doen. En in de slipstream het pijpetuitje. Kijk en daar hebben we het. Zonder dat ik er erg in heb gebruik ik een Engels woord.[/intro] Door Jannet Kuipers Laatst had ik een tweedaagse. Een snelle, hippe psycholoog moest ons wegwijs maken in een digitale competentiemeter. Ja ja, een digitale competentiemeter. Woorden als upstreamen, downloaden, browser, follow-up vlogen ons links en rechts om de oren en ik begreep het bijna allemaal! Ik betrap me er zelfs op dat ik soms denk ‘even mijn agenda updaten’. Brrrr. Dat is dan nog het Engels. Maar nu merk ik dat ik Nederlandse woorden als Engelse woorden herken. Bijvoorbeeld het woord beamen. Ik zal het even anders opschrijven, BE-AMEN. Ik hoor u denken ‘Oh, bedoel je dat!’ Ik weet zeker dat u kunt beamen dat u aan beamen dacht en niet aan beamen. Ik ben ervan geschrokken. Of is dat dom? Mogelijk. Wij zijn een klein landje en moeten ons handhaven in een grote wereld waarin Engels een belangrijke voertaal is. Ik zit tegenover mijn zoon die zegt dat er een interessant programma op tv komt. Het heet ‘Love at first kiss’. Hij legt uit dat er eerst gekust gaat worden en dan gedate … Huh? Ik vraag aan hem welke programma’s er nog meer een Engelstalige titel hebben. Dat vindt hij fucking moeilijk zo in een keer te zeggen. Zo at random kan hij niet wat bedenken. Ik stop maar, er is geen ontkomen aan. Ik moet me niet verzetten, maar me overgeven. Ik ben toch immers een taalmeisje? Een beetje Engels door de Nederlandse taalsoep moet kunnen. Misschien wordt-ie er wel lekkerder van. Er zijn woorden die wat mij betreft ook zo aan onze taal mogen worden toegevoegd. Gewoon omdat ze zo lekker lopen. Bijvoorbeeld het woord haberdashery. Maar dit woord zal het wel niet halen. Volgens mij is het een garen- en bandwinkeltje. Een ontzettend gedowndate winkeltje dus, en ook een gedowndate woord. Ik heb mezelf na dit gepruttel eens streng toegesproken en heb geconstateerd dat ik een meer open mind moet hebben. Dan zal ik veel meer van de wereld begrijpen. Ik zal mijn zoon en moderne psychologen begrijpen. En als dat het geval is, wordt de wereld leuker en heb ik meer fun. Ik denk dat u dit kunt beamen.   Zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in en wie weet lees je hem hier terug. Geplaatste columns worden beloond met een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Worden er in de taal der liefde weleens taalvoutjes gemaakt? Me dunkt! Zodra we het over seks en erotiek gaan hebben, wordt er een zintuig gewekt dat altijd in ons sluimert: de dirty mind. Onschuldige huis-tuin-en-keukenwoorden als poes, pruim, banaan, worst, heet, lolly, brandspuit en roompotje verliezen hun onschuld als je er enkele van bij elkaar zet en voor je het weet heb je een uitspraak met een hoog olala-gehalte. [/intro] Door Ton den Boon Wie kon er nog om de dubbelzinnigheid van ‘Het heetste sneetje’ heen toen deze vlamtosti twee jaar geleden als taalvoutje werd aangemerkt met het commentaar ‘niet voor de poes’? Ook door de typering als taalvoutje van de op zichzelf onschuldige mededeling ‘Pijpen in de etalage nu met 20% korting’ op het raam van een tabakswinkel, werd ieders dirty mind al eens geactiveerd. Pijpen in de etalage Voor wie daar – excusez l’expression - wel pap van lust, moet het onlangs verschenen literair-erotische woordenboek De taal der liefde een ware lusthof zijn. Daar staan alléén maar erotische woorden en uitdrukkingen in die in potentie (sorry!) dezelfde dubbelzinnigheid hebben als sommige taalvoutjes. Woorden als gereedschap, sandwich, snoepdoos, struikgewas en winkeltje verliezen in één klap hun onschuld als blijkt dat ze óók een erotische betekenis hebben. Behalve zulke dubbelzinnigheden beschrijft De taal der liefde de bekende schuttingtaal. ‘Zonder plat of ranzig te worden’, zei een radiopresentator die het boek besprak. Maar hij vond De taal der liefde toch wel behoorlijk spannend om door te bladeren. Spannend of niet, seks is een onderwerp waar we graag woorden aan ‘vuilmaken’. De taal die we gebruiken om de lichamelijke liefde te beschrijven, is bovendien heel erg divers. Ruim twintig jaar lang verzamelde ik bij het lezen van Nederlandse en Vlaamse literatuur woorden en uitdrukkingen over de liefde en de relevante lichaamsdelen die daarbij een rol spelen. Bij voorkeur met een mooi citaat eromheen.  Zoals 'Sappige meloenen. Dat zeiden ze als jongens wanneer ze in het zwembad een vrouw zagen met flinke borsten.’ (René Appel, Weerzin, 2008). Of:  ’Ik wil mij er ook van tevoren van vergewissen dat de schaamheuvel van mijn gezelschapsdame begroeid is met weelderige vegetatie en niet uitsluitend glad vleesweefsel bevat, zoals tegenwoordig helaas usance is.’ (Peter Drehmanns, De begeleider, 2009) De verzameling bestond uiteindelijk uit zo’n 4.000 van dit type citaten met erotische woorden en uitdrukkingen. Natuurlijk zijn daarbij talloze eufemismen en metaforen voor de verschillende vormen van seks: van adam-en-evahouding tot kamasutrastandje en van het stiekeme achterommetje tot de routinematige zondagochtendwip. Daarnaast zijn er vooral veel uitdrukkingen voor lichaamsdelen en menstypen, zoals vrouwelijks aantrekkelijkheden, zwoegende boezem, adamsroede, zwelneus en afgelikte boterham. Bij elkaar vormden die citaten een mooi uitgangspunt voor een hedendaags erotisch woordenboek, dat extra interessant én vermakelijk is doordat veel van de 2.600 trefwoorden geïllustreerd worden aan de hand van literaire citaten. De taal der liefde – je zou het er rooie oortjes van krijgen … [line] De taal der liefde, Literair woordenboek van seks en erotiek is verschenen bij Van Dale en bevat naast 2.600 trefwoorden en 2.100 citaten, 30 mini-essays over de seksuele taal van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, zoals Hugo Claus, Gerard Reve, Tom Lanoye, Herman Brusselmans, Arnon Grunberg en Ronald Giphart. Verzameld en geschreven door: Ton den Boon Omvang: 296 pagina’s ISBN: 9789460773600 Prijs: € 17,50 [line] Over Ton den Boon Ton den Boon is niet alleen hoofdredacteur van de Dikke Van Dale; hij heeft ook heel wat boeken op zijn naam staan over taal, literatuur en beeldende kunst. Ook heeft hij zijn eigen uitgeverij: de Weideblik. Meer columns van Ton lezen? Voor ons jubileumboek schreef Ton een prachtige column, getiteld 'Geer en Goor en het geheim van de boeren met worst'. [line] Meer van Ton den Boon:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Taalfouten? Natuurlijk kan ik me er nog aan ergeren, maar als een van de oprichters van Taalvoutjes juich ik ze vooral toe. Hoe meer, hoe beter! Het is immers de reden van ons bestaan. Zonder fouten geen Taalvoutjes. Meer moeite heb ik met sommige manieren waarop mensen taal gebruiken. Zo erg zelfs, dat ik vermijdgedrag ga vertonen.[/intro]   Door Inger Hollebeek   Een paar weken geleden bijvoorbeeld. Ken je het fenomeen ‘vocal fry’? Zoals meer Amerikaanse verschijnselen – denk aan Halloween en Thanksgiving – nemen wij Nederlanders dit over. Even voor degenen die niet weten wat het is. Wanneer een Amerikaan – en volgens mij zijn het vooral de jonge meiden onder hen – aan het einde van een zin is beland, gaat (meestal) haar stem klinken als een … ja, als wat eigenlijk? Het woord fry legt het eigenlijk nog het beste uit, een stem die gebakken wordt? Paulien Cornelisse legt het hier heel goed uit en ook taalkundige Marc van Oostendorp stelt het fenomeen aan de kaak Dus. Ik zat een paar weken geleden in de bioscoop. De film ging over een Pakistaanse jongen die een Amerikaans meisje ontmoet en de twee werden natuurlijk verliefd. De relatie was gedoemd te mislukken, want: hij Pakistaans en zijn ouders traditioneel. Zij initieerden koppelpoging na koppelpoging met de prachtigste Pakistaanse dames, maar zonder succes want hij wilde natuurlijk dat Amerikaanse meisje. Hoe dan ook, ik kon de film niet aanzien. Of beter gezegd: niet aanhoren! Het meisje in kwestie deed aan vocal fry. En niet zo’n klein beetje, haar stem klonk aan het einde van elke zin als een pruttelende koffiepot. Volgens mij was het best een goede film, maar ik kwam er niet in. Door dat gepruttel. Iets anders. Iedere zaterdag haalt mijn vriend braaf de Volkskrant bij de Spar beneden. Met een croissantje en soms een flesje verse jus. Dan begin ik altijd met het magazine. Bij de column van Eva Hoeke aanbeland, twijfel ik even. Lezen of niet lezen? Ik sla de bladzijde meestal toch maar om. De reden? In haar columns heeft Eva het altijd over De Man. En daarmee bedoelt ze niet de man in het algemeen, of Jezus of zo. Nee, De Man is haar vriend. Aaaargh. Daar kan ik dus echt heel slecht tegen. En het komt vaker voor. Columnisten die het hebben over De Dochter. Zeg gewoon ‘mijn dochter’! Wat is daar mis mee? Ik heb me afgevraagd waarom columnisten dit nou eigenlijk doen. Weet jij het? En zijn er mensen die dat wél leuk vinden? Ik hoor het graag. Als jullie nou met echt heel veel zijn, dan beloof ik Eva bij dezen dat ik – de volgende keer als De Man een krantje haalt – haar column wél zal lezen.
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Suikerspinnen, kikkererwten, ongelikte beren, nijlpaarden, palingworsten, ezelsoren en tentharingen. Allemaal beestjes. Taalbeestjes met een bijzonder verhaal. Want hoe komen deze beestjes aan hun naam?[/intro] Door Laura van Eerten Een suikerspin is natuurlijk geen spin van suiker, en een kikkererwt geen erwt die op een kikker lijkt. Maar hoe zit het dan wel? Doodnormale woorden zijn plotseling niet meer zo normaal als je er nog eens goed naar kijkt. Grappig genoeg gebruiken we die woorden juist vaak zonder erover na te denken, en staan we niet stil bij de herkomst. Daarover gaat het nieuwe boek Waar komt suikerspin vandaan? En nog 99 andere vragen over woorden. Vaak hebben de woorden uit het boek wel iets met het beestje te maken, maar soms ook helemaal niet. Ik heb me bijvoorbeeld vaak vergeefs afgevraagd hoe ik de kikker in verband kon brengen met de kikkererwt. De erwt is namelijk niet groen, lijkt in de verste verte niet op een kikker en past bij mijn weten ook niet in een verantwoord amfibieëndieet. Kikkererwt blijkt dan ook een variant te zijn van keker of kekererwt. Het woord komt oorspronkelijk van het Latijnse cicer, dat ‘grauwe erwt’ betekent. Kijk, dat verklaart een hoop. De palingworst heeft dan weer wel met de vis te maken. Zelf eet ik nooit palingworst aangezien ik vegetariër ben, dus eigenlijk ging ik er gewoon vanuit dat het worst was gemaakt van paling. Maar nee, er zit geen vis in palingworst. De worst is gemaakt van varkensvlees en wordt gerookt. Dat roken gebeurt op dezelfde manier waarop palingen gerookt worden, en de rooksmaak doet ook een beetje denken aan gerookte palingen. Vandaar de naam palingworst. Nog meer vis vinden we in de tentharing. Aan de moderne haringen is het niet meer zo goed te zien, maar vroeger waren ze van hout en kon je er de vorm van een vis in herkennen. Frans- en Duitstaligen dachten er blijkbaar hetzelfde over, want zij noemden de tentharing sardine en Zeltheringe. Hoe het precies zit met de ongelikte beer, het nijlpaard, het ezelsoor en de suikerspin is te lezen in het boekje. Overigens gaat het boek niet alleen maar over beestjes. Scheldwoorden, eten en alcohol komen ook uitgebreid aan bod. Na het lezen van Waar komt suikerspin vandaan? zal een ‘halve zool’ die na het eten van een ‘spiegelei’ met ‘kikkererwten’ een ‘afzakkertje’ drinkt, nooit meer hetzelfde zijn.
Waar komt suikerspin vandaan? Winnen! Waar komt suikerspin vandaan? komt vandaag uit en wij mogen vijf exemplaren weggeven! Van welk woord hoop jij de herkomst te kunnen lezen in het boekje? Laat het ons weten in een opmerkingen en wie weet kun jij binnenkort op verjaardagen vertellen waar 'suikerspin' vandaan komt.  
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op deze plek zijn Biesbosch bevers uit gezet. Ik las het nog een keer. Het stond er toch écht. Terwijl ik stilhield voor het bord, liep de groep door. Ze wisten donders goed waarom ik plots stopte met lopen; het was niet de eerste keer dat ik een opmerking wilde maken over een spelfout die ik ontdekte in het openbaar en weer eens niet voor me kon houden. M’n benen wilden wel, m’n brein zei: “Jij gaat hier iets over zeggen.”[/intro] Door Dion van Meel Door de afgebladderde verf en de roest aan de paal schatte ik in dat het bord er al zo’n twintig jaar stond. Ik las de tekst nogmaals. Het leek hier toch echt te gaan om twee spelfouten in de categorie samenstellingen.   Ik zocht naar een streepje tussen ‘Biesbosch’ en ‘bevers’, in de hoop dat iemand dit nog later tussen de twee woorden had geplaatst om het leed van de taalpurist nog enigszins te verzachten. Maar ik bespeurde geen streepje. Er was geen teken dat er ooit een streepje had gestaan op de open plek. Het woord stond er maar ontkoppeld bij. Ik kon niet anders dan toegeven dat de schrijver een foutje had gemaakt in de overgang van ‘Biesbosch’ naar ‘bevers’. Snel troostte ik mezelf met de gedachte dat ‘Bies’ en ‘bosch’ in ieder geval wél netjes gekoppeld waren. En ‘uit gezet’ dan? Was in dat woord wellicht sprake van een misverstand? Bedoelde de schrijver wellicht iets anders met ‘uit gezet’? Waren er ooit Biesboschbevers uitgezet in de Biesbosch, maar bleken ze zoveel herrie te schoppen en bomen om te knagen dat ze door verstoring van de openbare Biesboschorde onmiddellijk Nederland uit zijn gezet door de Biesboschwachter? Wilde hij met dit bord bezoekers en overgebleven bevers die gevlucht waren tijdens deze uitzetting waarschuwen dat ze stil moesten zijn of konden opzouten, omdat ze anders ook zouden worden uitgezet? Of bedoelde hij met ‘uit gezet’ misschienuitgeschakeld’? Bleek de schrijver een klokkenluider die ons wilde meedelen dat er eigenlijk nooit echte bevers hebben bestaan? Dat het altijd maar gewoon bevers waren met een batterij verstopt in hun plastic gat? Dat het robots waren die op afstand werden aangezet als er geknaagd moest worden of als er gezwaaid moest worden naar varende beverspotters? Het zou zomaar kunnen, ware het niet dat het woord in dat geval fout gespeld zou zijn. En ook hier zag ik geen weggevaagd streepje dat mijn leed kon verzachten. Jammer. Ik had m’n antwoord: het waren inderdaad twee foutieve samenstellingen. Zuchtend liep ik verder en grinnikte na om de fouten in de tekst op het bord. Fouten die ik graag had willen delen met m’n vrienden, maar die waren dus al doorgelopen. En geen ontdekking of grap is leuk als je ‘m niet meteen op het moment suprême kunt delen met je omgeving. Ik twijfelde of ik ‘m niet alsnog zou vertellen. Zouden ze hardop lachen of zou het niet overkomen en doodbloeden met een zin als: “Dus, je had erbij moeten zijn”? Ik koos voor zekerheid. “En ... je wilt vast een enorm leuke woordgrap met ons te delen?” De spot droop van z’n woorden en de groep keek me lachend aan toen ik de boot betrad. Ik beet op m’n lip. M’n stem kraakte even lichtjes en ik slikte. Wat als ik het vertelde? Ze zouden me tóch niet begrijpen. Of zich er in ieder geval niet voor interesseren. En als ze zich er wel voor zouden interesseren, zou ik ze eerst uitleg moeten geven over samenstellingen, koppeltekens en de uitzonderingen die wel of juist geen koppelteken moesten krijgen. Het zou het niet waard zijn; m’n vrienden waren waarschijnlijk net als driekwart van de Nederlandse bevolking al veel te lang bevangen door het spatievirus. Ik besloot z’n spot te negeren, een glimlach op te zetten en te zwijgen. We koppelden ons los van de kade en voeren de Biesbosch in. Soms grinnikte ik even, zachtjes, om wat er op het bord stond, maar vanbinnen huilde ik. Om het spatievirus. Een virus dat nog iedere dag diepe kraters slaat in onze taal. Het virus knaagt aan me. Daar kan geen bever tegenop ... tegen op … tegenop … Zucht.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De piespoeppiemelschijtfase. Dat kinderen op zeker moment met vieze woorden beginnen te strooien is niets zorgelijks. Ze ontwikkelen hun taalvermogen en kennen nog geen schaamte. Psychologen beweren dat deze fase duurt tot het kind een jaar of acht is. Dit laatste valt te betwijfelen. Het merendeel van de volwassenen lijkt de viezewoordenfase nooit ofte nimmer te zijn ontgroeid.[/intro] Door Mathilde Broeks Ons dagelijks taalgebruik is gepenetreerd door een ‘vies’ idioom. Ik heb het over woorden en uitdrukkingen die niet zozeer een walgelijke betekenis hebben, maar toch walgelijke associaties oproepen. Iedereen gebruikt ze bij tijd en wijle. Soms is er simpelweg geen synoniem voorhanden. Een wondje tussen de tenen, een korstje op de zuurkoolschotel: daar zal ik mijn gal niet over uitbraken. Maar aan nodeloze taalvervuiling heb ik allesbehalve schijt. Geregeld loopt de smerigheid de spuigaten uit. Vooral mijn collega´s hebben er een handje van. Althans, als ze niet de ganse dag uit hun neus zitten te vreten. Neem bijvoorbeeld Anne-Wil Pijpen. Anne-Wil heeft een heel zwaar leven (haar zoontje heeft al drie keer krentenbaard gehad). Op kantoor deelt ze graag hoe pissig, strontchagrijnig, kotsmisselijk of schijtziek ze is. Mijn manager is echter onoverwinnelijk. Zijn nattevingerwerk (ja, mét gebaar) tijdens vergaderingen roept gênante gedachten bij me op waarnaar u mag gissen. En niet te vergeten: mijn klanten. Onlangs vergeleek een van hen het verwerken van haar moeders dood met het doorslikken van een rauwe keutel. Deze klant heb ik de toegang tot mijn kantoor per direct ontzegd. Ook mijn familie is zo nu en dan een beetje vies, dat kan ik niet ontkennen. Als mijn vader verkondigt dat je vleesvocht nooit mag laten weglekken in de gootsteen, dan verdwijnt mijn eetlust in een poep en een scheet. Dat laatste geldt eveneens wanneer hij mededeelt dat er vanavond placent – correctie – polenta op het menu staat. En dan heb je nog mijn vriendinnen die tegen de dertig lopen en beginnen te kletsen over uitstrijkjes en hun nieuwe zwangerschapsslipjes. Basta, alsjeblieft! Psychologen zouden zich dus eens achter de oren moeten krabben. Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat de ontwikkelingspsychologie toe is aan een herziening.   Deze en andere mooie taalcolumns vind je in 'Taalvoutjes-het boek 3'. Kun je zelf goed schrijven en wil je jouw taalkwestie teruglezen op onze site? Stuur je column in. Geplaatste columns worden beloond met een Taalvoutjes-prijzenpakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De afgelopen jaren werd er op mijn werk flink gereorganiseerd. Het specialistische, op woordenboeken gerichte Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) veranderde in een breder Instituut voor de Nederlandse Taal. Het oude logo voldeed niet meer en er moest een nieuwe huisstijl komen. Of, zoals de ontwerpers het zelf omschreven, het instituut was toe aan een nieuwe ‘indentiteit’.[/intro] Door Laura van Eerten Al mijn alarmbellen gingen af tijdens de presentatie van het huisstijlontwerp. Vormgevers die het voortdurend over ‘indentiteit’ hebben, past dat wel bij een taalinstituut? Maar het voorstel was heel goed – ze wonnen er uiteindelijk zelfs een prijs mee – en we besloten met ze in zee te gaan. En zolang het woord niet op een flyer of website terechtkwam, besloot ik er niets van te zeggen. Taal is tenslotte ons vak, niet het hunne. Het is een veelgemaakte fout. Sterker nog, toen ik klein was deed ik het zelf ook. Lang geleden speelde ik met mijn zus het bordspel Incognito: een spel waarbij je een personage toegewezen krijgt, de rol van je medespelers moet proberen te ontdekken en uit moet zien te vogelen wie je samenwerkingspartner is. Ik vroeg naar de ‘indentiteit’ van mijn zus en werd vervolgens vierkant uitgelachen. Indentiteit? Hoe kon ik zoiets doms zeggen! Sindsdien zeg ik het nooit meer verkeerd. En van schrik besloot ik taalwetenschap te gaan studeren. Maar waarom wordt ‘identiteit’ dan zo vaak verkeerd gezegd en geschreven? Een collega denkt dat het te maken heeft met de onbekendheid van 'iden-' als begin van een Nederlands woord, 'in-'  klinkt een stuk vertrouwder. Ik denk ook dat die extra 'n' getriggerd wordt omdat de klank al verderop in het woord zit. Net zoals bij ‘advocado’ en ‘rontonde’, bijvoorbeeld. Zo’n verklaring is natuurlijk leuk en aardig, maar ondertussen is ‘indentiteit’ wel gewoon fout en rete-irritant. Om argressief van te worden.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Drone

Column: Drone

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het was genieten de afgelopen dagen. Ik kon deze vakantie weer onbekommerd naar de radio luisteren en televisiekijken. Ergens had ik wel een beetje het gevoel dat ik wat nuttigers moest gaan doen. Maar dat gevoel heb ik zorgvuldig weggestopt. En ik heb weer veel heerlijks gehoord op de radio.[/intro]  Door Jannet Kuipers Vanmiddag was dat nog het geval. Er werd iemand geïnterviewd die de naam Parcival droeg. Die naam alleen al. Ik zag meteen snuivende paarden, hoge kasteelmuren, tochtige zalen met wandkleden en een enorm houtvuur voor me. In mijn verbeelding klonk op de achtergrond een luitmuziekje en in diepe kelders rammelden onverlaten met hun kettingen. Zucht. Er was enige overeenkomst tussen de Parcival van de radio en mijn gedachtenspinsels. Deze jongen werkt namelijk in een ver weg gelegen kelder. Dit is dan wel de kelder van het CDA-hoofdkantoor. En wat hij daar doet heeft weinig met de duistere middeleeuwen te maken. Parcival werkt namelijk met drones. Hij weet hier alles van. Hij vertelde onder andere dat het heel gevaarlijk is als er een drone van een kilo uit de lucht naar beneden valt. Dat er dus dringend wetgeving noodzakelijk is. Daar heeft deze Parcival groot gelijk in, dunkt me. Ik weet niet of dit wat met het CDA te maken heeft. Nu ik aan het schrijven ben, valt het me op dat ik geen enkele behoefte heb om het woord ‘drone’ uit te leggen. Ik heb al eens eerder geconstateerd dat het Engels bij mij toch vrij gemakkelijk binnen is gekomen de laatste jaren. Dat ik er soms zelf ongemerkt wat van door mijn Nederlandse taalsoep roer. Ik veronderstel dus dat ook bij u het verschijnsel ‘drone’ bekend is. Bij kinderen is dat zeker het geval. Een vriend van mij is schoolmeester in het Drentse. Juist ja, daar waar de hunebedden staan en ooit de boeren de soldaten van de bisschop van Utrecht met hun hooivork vakkundig het moeras in joegen. Deze vriend houdt van alles wat met het verleden te maken heeft. Hij verzamelt ook veel. Zo heeft hij laatst een jaargang ingebonden eeuwenoude Donald Ducks weten te bemachtigen. Dolgelukkig was hij. Ik weet zeker dat hij oude sprookjesplaten op een pick-up draait. Hij moet dan ook altijd aan Doornroosje denken als hij bij zijn leerlingen de DMT, de drieminutentoets, afneemt. Daarin komt het woordje ‘doorn’ voorbij. Zijn gedachten dwalen dan, voordat hij er erg in heeft, even af bij dat kleine woordje. Behalve die ene keer. Als door een prins gekust veerde hij op. Wat hoorde hij zijn leerling daar voorlezen? Het was echt waar, zijn leerling las geen ‘doorn’, waarmee hij mijn vriend zijn one moment of dream kon bezorgen. Nee, deze jongen las ‘drone’. Mijn vriend is daar zo van geschrokken dat hij het gebeuren woensdagsmiddags meteen op Facebook plaatste. Het riep natuurlijk een hele discussie op in onderwijsland: moesten er nu Engelse woorden in de DMT worden opgenomen of niet? Ik ga me er niet meer druk over maken. Zolang er nog hippe jongens rondlopen die Parcival heten, ben ik gerustgesteld. Zeker als zij werken in ondergrondse kelders en nadenken over de veiligheid van de medemens. De politiek laat ik er even buiten. Wel maak ik me ietsepietsje druk over mijn kleindochter. Zal zij later nog boeken lezen? Nog sprookjesboeken? En hoe zal het met haar gaan als haar juf haar het woordje ‘doorn’ voorschotelt? Ik moet me maar geen zorgen maken. Misschien krijgt zij later wel een meester zoals mijn Drentse vriend. Die zorgt er zeker voor dat alles uiteindelijk goed komt met de kleine meid. Ik ga alleen vanmiddag wel even naar de stad om een helmpje te kopen voor haar. Zolang Parcival nog in zijn kelder aan drones zit te knutselen en er geen wetgeving met betrekking tot drones is, bestaat nog steeds de kans dat er een drone uit de lucht valt. En ik wil voorkomen dat mijn kleindochter later het woordje ‘doorn ’als dreun leest. Voor de zekerheid neem ik ook maar een sprookjesboek voor haar mee. En omdat het het mooiste einde aan een verhaal is en omdat ik er zin in heb, eindig ik vandaag met: 'En ze leefden nog lang en gelukkig.' Met dank aan Parcival en mijn Drentse vriend.
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Weet u waar uw ziel zit? Of bent u meer het zielloze type? Nou, ík weet het wel! [/intro]   Door Sjuul Bosma     Als kind, in een grijs verleden, dacht ik altijd dat je ziel op een grote sappige zilverui leek die vlak achter je navel zat. Nu zou ik meer aan een lychee denken, maar ik wist toen nog niet dat die bestonden. De juf op onze katholieke meisjesschool vertelde dat je grote zwarte spikkels op je ziel kreeg als je stout was en we keken met rode oortjes naar de spannende plaatjes van een grijnzende duivel die blote mensen met pikzwarte zielen (van wie je alleen maar de zedige bovenste helft zag) in de vlammen probeerde te braden. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, zag je die engerd denken. De zielen van die bloters leken meer op een soort donker cd'tje, niet op een zilverui. We brachten melkdoppen en zilverpapier mee naar school, zodat de missionarissen in een ver, heet land zieltjes konden redden. Ik stelde me dat voor als mannen in jurken die met een enorm vlindernet door het oerwoud renden. Niemand wist ooit waar ze die melkdoppen en dat zilverpapier voor nodig hadden. "Allemaal flauwekul", zult u zeggen. "Zielen zijn onzichtbaar!" O ja? Hoe kun je dan met je ziel onder je arm lopen? Of een pak op je ziel krijgen? En volgens mij is de term 'zielepoot' wel degelijk afkomstig van een ziel met pootjes! Als je een arme ziel bent kun je zelfs je ziel (en ook je zaligheid, maar ik weet niet waar die zit) verkopen. Aan de duivel natuurlijk! En die koopt heus niets onzichtbaars.  Zeebonken wisten wel wat het belangrijkst was: S.O.S. werd er geseind, vlak voordat hun schip zonk. Save Our Souls! Never mind our bodies! "Ach, hoepel toch op met je zielige verhaaltje”, zult u waarschijnlijk schamper zeggen. "Ga voor mijn part ergens liggen zieltogen!" Ik word er echt niet zielsverdrietig van, mensen. Ik heb eelt op mijn ziel! Sjuul Bosma schreef al eerder columns voor ons. Die lees je hier. Heb jij zelf ook een leuke column geschreven? Stuur 'm in en maak kans op een supertof Taalvoutjes-pakket!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Tautologieën en pleonasmen, die termen haal ik altijd abusievelijk door elkaar. Dat laatste was een pleonasme ... of een prachtig mooie tautologie, dat weet ik dus nooit.[/intro] Corné Ouburg   Door: Corné Ouburg     Maar ik ben heus niet de enige. Op elk verjaarspartijtje of koffiekwartiertje op kantoor is er wel iemand die bij het horen van ‘groen gras’ opspringt en roept: “Ha! Da’s een pleonasme! ... Of een tautologie, dat weet ik dus nooit.” Waar hij of zij alleen maar mee wil aantonen beide woorden niet alleen te beheersen, maar ook nog eens bij benadering te weten wat ze betekenen! Pleologisten - want zo noem ik ze - zijn vervelende, nare (!) mannetjes (behalve als het vrouwtjes zijn, dan zijn het vervelende, nare vrouwtjes) die u wijsneuzerig verbeteren als u zegt dat u zich irriteert. En die uw vraag wat dat kost beantwoorden met: “Geld. Of bedoelde je: ‘Hoeveel kost dat?’” Als u vertelt dat u elke dag op en neer rijdt naar uw werk, vraagt-ie quasi verbaasd: “Op en neer? Woon jij op de Mount Everest, ofzo?” Kent u zo’n pleologist? Vast wel. Let dan op uw woorden. Zeg nooit ofte nimmer ‘nooit en te nimmer’, ‘overnieuw’, of ‘wat schetst mijn verbazing’. Kijk ook uit met ‘de laatste puntjes op de i’, ‘bij wijze van’ (“Bij wijze van wat?!” zal hij u toeschreeuwen) en 'dat kan jij beter als mij' in zijn aanwezigheid. Bent u hem beu? Vast wel. Aanval is dan de beste verdediging.  Vertel bijvoorbeeld over uw lieve, schattige, oude oma, en als de pleologist dan zijn “Ha!, da’s een pleonasme! ... Of een tautologie, dat weet ik dus nooit” te berde brengt, onderbreekt u hem en zegt op uw wijsneuzigst: “Dat weet ík dus wel. Het was een contaminatie van die twee, een tautonasme!” De pleologist zal u vanaf dat moment nooit meer lastigvallen. En dat kan ik weten, want ik ben zelf zo’n vervelend, naar mannetje. Sorry, ik zal het nooit meer doen. Om het goed te maken nog één pleonasme, gratis en voor niets. Of was dat nou een tautologie? Corné Ouburg schreef al eerder columns voor ons. Zijn andere columns vind je hier. Heb jij ook een leuke column geschreven? Stuur 'm in en wie weet zie je je column terug op onze site en ontvang je een supertof Taalvoutjes-pakket!
Taalvoutje

Column: Ophangen

Column: Ophangen

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]''Nou, ik ga maar eens ophangen”, zeg ik aan de telefoon tegen m'n moeder. Ze begint te lachen: "Wat ga je waar aan ophangen?" Stilte. Ik, enigszins geïrriteerd: "Ach, je snapt toch wat ik bedoel. Wat moet ik dan zeggen?" Zij: "Laten we het gesprek beëindigen, bijvoorbeeld." "Ok, nou eh, doei dan." "Doei."[/intro]

Door Laura van Eerten

Het gesprek zat me niet helemaal lekker. Ze had natuurlijk gelijk. De smartphones van tegenwoordig hang je ook niet meer op. Vroeger bestond een telefoon uit een hoorn en een haak en als je uitgepraat was, hing je de hoorn weer op de haak. Toen ik klein was, hadden we thuis zo’n grijs vierkant ding met een draaischijf. Je moest letterlijk de hoorn opnemen en een nummer draaien om iemand aan de lijn te krijgen. 'Opnemen', een nummer 'draaien' en aan de 'lijn': in huidig telefoonland allemaal net zo hopeloos achterhaald als 'ophangen'.

Na een rondvraag onder vrienden en collega’s blijkt toch bijna iedereen nog 'ophangen' te gebruiken voor het beëindigen van een telefoongesprek. Het is ook wel een handige en korte omschrijving, want wat moet je anders zeggen? 'Het gesprek beëindigen' klinkt vrij omslachtig en formeel, 'neerleggen' is min of meer hetzelfde als 'ophangen' en 'wegdrukken' kan ook niet, want dat gebruiken we al als we een binnenkomend gesprek juist níet willen beantwoorden. De vraag is trouwens ook wat er precies weg te 'drukken' valt, want touchscreens hebben geen knopjes.

Kortom, er klopt niks meer van ons beljargon. Maar of dat erg is? Ik denk het niet. Dat is juist wat taal boeiend maakt. En het is een mooie historische bron. Want over honderd jaar vraagt iemand zich ineens af waarom we 'ophangen' zeggen als we een gesprek afsluiten en schrijft daar dan een boekje over: 'Waar komt ophangen vandaan?'. Leuk toch?!


Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Dag mister, thank you well voor de uitnodiging. Pfoe, exciting hoor. Ja, water, please. I have well thirst. Lekker. That airs up. Iets over mezelf? Now, windshield then but. It sits so: ik wás docent Netherlands op het vmbo, maar sinds een maand zit ik in between jobs. Het was tijd voor een jobswitch omdat ik newsgreedy werd naar andere jobs. Ik wilde m’n mindset omgooien en dacht bij mezelf: ik neem een time-out. Lesgeven aan die kids is echt exciting en cool. The real contact, weet u wel. Informeren naar hun lifestyle, connecten met de losers en de bad guys and so; ik deed het met two fingers in the nose. Maar het was ook iedere dag een outdaging. Als ik ergens voor ga, dan ga ik there entirely for, weet u. Dus on pinetree expensive managede ik het all niet meer. Ik dacht echt: oh my god, it walks in de soup! Er ontstond te veel busy." [/intro] Door Dion van Meel "Soms werd ik echt from the closet to the wall gestuurd en was ik walking behind the facts. Pure and only omdat ik het not nice lake vond. En dan verdwijnt on pinetree expensive de full commitment. On that moment weet je dat je een break nodig hebt, vóór het een overkill wordt. Ik was echt on the edge from a burn-out, echt insane. Ik was het spitsat. Ik kon there not more against. Ik dacht: I pull it no more. I quit. I’m crazy Henkie not. M’n baas was natural not happy toen ik het farcounted, maar ik dacht echt: fascinating, dit is mijn leven! Hij moest er maar mee dealen. Digt u wat ik zeg? Misschien awkward om te zeggen, maar geld was niet het issue. I had it good, helemaal compared met het salaris op basicschools, daar gaat het echt to downstairs met learningweirdo’s, hè? Come on, owncorpse te sick for words wat ze daar verdienen. Zo weinig! Dat gaat echt nog een keer clashen. Het is niet de commercial business – that’s another biscuit, I get it – maar dat salaris in the undersmart is echt een screamertje. En dan laat de Second Room ze denken dat het ooit more wordt. Pff … make that the cat wise, I believe there nothing from. It is time become for basicschools om te branden. De basicschool moet weer trending worden. Het teachershelf moet gepromoot worden, een boost krijgen, geüpgraded naar een higher level, digt u? Docenten moeten weer denken: ik word master in meester zijn! The undersmart moet along with his time. Toen ik de vacature voor docent Netherlands op uw universiteit checkte, dacht ik: not shot is always miss. Ik take the chance om u te schrijven. It can immers walk strange. This functie is my packie on. Dit is voor mij de place to be om on-new te beginnen. Een fresh start. In your face durf ik te zeggen dat ik de right man for the job ben. Make you but no worries: ik heb de looks en de brains, ik ben goed met targets, haal altijd mijn deadlines en mijn resultaten zijn steady. I will let you a poopy smell, I feel that on my water. And there next to spreek ik a friendly small word Engels, zoals u hoort. Ik las dat Engels today the day de shit is in het higher undersmart. Ik las last in de paper zelfs de opleidingen sterrenkunde, natuurkunde en informatica van de Universiteit Leiden vanaf 2019 wholemeal op het Engels overstepping. From the zotte, hè? Ik dacht: then can een docent Nederlands niet behindstayen. Ook wij moeten withgoing with the time. Daarom hoop ik dat ik met mijn acquaintance van het Engels a stripe for have en dat u mij ontaket als docent Netherlands. Oh, is de time up? Unfortunately peanutbutter. So. What thinks you? Hebben we een match? Oké, I hear yet from you. Dan check ik u later maybe. At in front of benefit for your telephonetje, then. Till sees!"
Short wordbook:
  • On pinetree expensive: op den duur
  • Farcounted: vertelde
  • Learningweirdo’s: leraren
  • Teachershelf: docentschap
  • Undersmart: onderwijs
  • Wholemeal: helemaal
  • Acquaintance: kennis
  • At in front of benefit: bij voorbaat dank

Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Een steeds groter wordende doorn in mijn oog is niet zozeer de taalverloedering als wel de schrijfverloedering. Waar is de juiste interpunctie gebleven? Met gekromde tenen lees ik stukken tekst waarbij de tranen me in mijn ogen springen.Zo vergeet men vaak een spatie tussen de punt en het begin van de nieuwe zin. Gebruik van kommas zowel tussen de woorden als in een woord zelf wordt vaak voor het gemak vergeten. Dat leest voor geen meter. Wat dacht je van ONNODIG GEBRUIK VAN HOOFDLETTERS? Dat komt behoorlijk binnen, vaak ongepast. in andere gevallen zou juist een hoofdletter moeten staan, maar die ontbreekt …[/intro] Door: Berry Koens Maar is het allemaal wel gemak? Ben ik nu zo autistisch, of zijn jullie zo makkelijk? Allemaal vragen die mij enorm bezig kunnen houden. Wat of wie heeft deze schrijfverloedering doen ontstaan? In dit kader kan dan natuurlijk ook niet de zogenaamde turbotaal onbesproken blijven, al doet me dat minder pijn. Het kan toch geen kwaad om woorden gewoon te schrijven zoals ze bedoeld zijn? Natuurlijk is 'wtf' sneller genoteerd dan 'what the fuck', maar toch stoort het mij. Kijk, toegepast in korte berichtjes (sms, Whatsapp, Twitter, etc.), heb ik er geen moeite mee. Toegegeven: dan maakt ondergetekende zich hieraan ook schuldig. Uit kostenbesparende overwegingen kan ik het best begrijpen, als elke letter een bedrag met zich meebrengt. Volgens mij is sms echter een stille dood aan het sterven, dus blijft naar mijn bescheiden mening alleen de factor tijd nog over. Zo snel mogelijk (en dus in zo klein mogelijke ‘woorden’) de boodschap overbrengen. Het liefst zonder leestekens. Waarschijnlijk ben ik gewoon een oude zemelaar aan het worden; moet ik meegaan met de tijdsgeest en accepteren dat niet iedereen een taaljunkie is. Toch weigert mijn brein om dit alles te accepteren. De ingeslagen taalweg is gevoelsmatig eenrichtingsverkeer. Keren mag niet. Waarom zat er geen taalinstructeur naast toen gevraagd werd: “U wilt hier inrijden. Mag dat?”

Wil je jouw column hier terugzien? Stuur 'm in!

Taalvoutje

Column: Hij wilt

Column: Hij wilt

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Hoe vaak moet hij drinken?”, vroeg ik. “Zo vaak als hij wilt”, was het antwoord. Toen mijn zoontje net geboren was, kreeg ik een schat van een kraamverzorgster in huis. Ze kwam midden in de nacht langs om uit te leggen hoe we een babybedje moesten opmaken, ze kookte heerlijke maaltijden en beantwoordde elke dag geduldig mijn stortvloed aan vragen. Er was alleen één ding dat me dwarszat. Ze zei steevast ‘hij wilt’ in plaats van ‘hij wil’.[/intro] Door Laura van Eerten In eerste instantie dacht ik dat het te maken had met het vreemde gebruik van ‘komen’ in verband met baby’s. Een gedeelde ergernis met Paulien Cornelisse: ‘”Hoe vaak komt je zoontje per nacht?” werd er door allerlei consultatie-achtige mensen aan mij gevraagd. En daarmee werd bedoeld: “Hoe vaak huilt hij?”’, schreef ze in het boek Taal in 2015. Onder invloed van ‘hij komt’ had mijn kraamhulp haar eigen variant gemaakt met ‘willen’, zo was mijn theorie. Maar pas later realiseerde ik me dat ‘stam + t’ – hij loopt, hij fietst – natuurlijk gewoon de standaardvorm is, en ‘hij wil’ de uitzondering. Het zal het slaapgebrek wel zijn. Wel gek dat het me nooit eerder zo opgevallen is, want sinds die cruciale week hoor ik ‘hij wilt’ echt overal. Een van de tv-commentatoren van de Giro d’Italia, een grote wielerronde, maakte zich er geregeld schuldig aan, en het pas verschenen boek Maar zo heb ik het geleerd! van Wouter van Wingerden begint er zelfs mee. Wouter legt in de inleiding uit dat ‘willen’ ooit een aanvoegende wijs is geweest. Net als ‘leve de koning’ en ‘men neme een ei’ gebruikten mensen vroeger uit beleefdheid ‘hij wille’. In de loop van de tijd is de e afgesleten en werd ‘hij wil’ vervolgens de juiste, onregelmatige vorm. Zoals vaker gebeurt bij dit soort bijna uitgestorven en vergeten constructies past de taal zich langzamerhand aan. Uit een enquête voor Wouters boek blijkt ook dat ‘hij wilt’ steeds meer geaccepteerd wordt: 82% van de zestigplussers vindt het echt fout, maar van de dertigminners is dat nog maar 42%. Deze dertigplusser sluit zich aan bij de zestigers en vindt ‘hij wilt’ fout en extreem lelijk. Maar ondergetekende taalkundige beseft ook dat ze zich erbij neer zal moeten leggen. Want eigenlijk had mijn kraamverzorgster gewoon gelijk: ‘hij wilt’ is veel logischer dan ‘hij wil’. Een tijdje dacht ik niet meer aan het werkwoord ‘willen’. Tot afgelopen week. Er lag een babykaartje in de bus: “Wilt is geboren” ... Geen grap! Mijn kraamhulp zou trots zijn.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] "Ik heb een cadeau gehad." "Hoezo, heb je het dan nu niet meer?" "Ik wens je een hele fijne vakantie!" "Geen halve, mag ik hopen." [/intro] Door Wouter van Wingerden Had of heb jij ook zo’n ‘grappige’ vader? Of moeder, broer, zus, partner of anderszins? Zo’n wijsneus die het beter denkt te weten en jou fijntjes op je gebrekkige taalgebruik wijst, niet één keer, maar telkens weer? Mensen waartegen – o nee, tegen wie – je haast niets meer durft te zeggen omdat ze hun talige stokpaardjes maar blijven berijden. ‘Schoolmeesters’ noem ik ze. Van het ouderwetse soort, want ze geven je een flinke tik op de vingers om elke komma voor 'en', elk meervoud bij 'een aantal' en elk zwaar bij 'wegen'. Het zijn geen handvaten maar handvatten, de reizigers worden niet verzocht en je print wel iets, maar niet uit. En o, wat zijn ze trots als ze je daarmee terechtgewezen hebben! Ze hebben het tenslotte zo geleerd, vroeger op school. Helaas voor die grappige vader, betweterige broer en bijdehante tante, voor de krampachtige collega en de pedante partner: ze hebben vaak helemaal geen gelijk. Nu niet, en vaak zelfs vroeger al niet. Want veel van zulke regels zijn geen harde waarheden. Soms zijn het pure verzinsels! Zo zitten we dankzij de taalkundige Christiaen van Heule al sinds 1625 opgescheept met de onnatuurlijke hen/hun-regel: ‘hun’ is meewerkend voorwerp (“Ik geef hun een fles wijn”), ‘hen’ lijdend voorwerp (“Ik zie hen”). In de achttiende eeuw bedacht iemand dat “de vrouw waarmee hij wilde trouwen” niet meer mocht. Dat wouden slordiger is dan wilden, is een negentiende-eeuws oordeel. En de regel dat een aantal mensen zijn fout zou zijn, is pas in de twintigste eeuw verzonnen – en massaal verspreid. Zonder goede reden, maar inmiddels fel verdedigd. Dezelfde schoolmeesters berijden ook triomfantelijk hun stokpaardje van het ‘logisch’ denken: "Mijn zus is vegetarisch." "Huh? Ik dacht dat ze van vlees was?" "Heb je dan geen honger?" "Nee." En in dat laatste geval dan verbaasd zijn dat je niets te eten krijgt, omdat je heel koppig wiskundig redeneert: geen honger + nee = wel honger. Zo werkt taal niet. Wie dat wel denkt en vooral wie dat stug aan anderen opdringt, bemoeilijkt de communicatie tussen mensen en ziet taal ten onrechte als iets statisch, als iets waarin alles zwart-wit is, waarin geen variatie kan en mag voorkomen. Als dat laatste echt het geval was, was het Nederlands morsdood. Dus volgende keer als er weer iemand elk overbodig ‘om’ wil schrappen, 'omdat' in 'doordat' wil veranderen of zegt dat het 'heeft gedaan' moet zijn omdat 'gedaan heeft' Duits zou zijn, sla ze dan om de oren met wat je in Maar zo heb ik het geleerd! hebt gelezen. Want dan weet je écht hoe het zit: dat het Nederlands veel ruimhartiger is dan sommige mensen zouden willen. En als je toevallig zélf een ‘schoolmeester’ bent die na deze column nog troost nodig heeft: nee, niet alle oude vertrouwde normen hoef je overboord te gooien. Hun hebben, groter als, overnieuw, het boek wat, de media is: er zijn klassieke taalfouten die we met z’n allen nog steeds écht fout vinden. Geniet ervan zolang het kan. [line] Wouter van Wingerden door Jan Arsenovic Wouter van Wingerden doet naar eigen zeggen ‘iets met taal’. We durven dat wel een understatement te noemen: hij schreef columns voor Nu.nl, werkte bij het Meertens Instituut én was taaladviseur bij Onze Taal. Vorig jaar verscheen het boek Dat hoor je mij niet zeggen! met de mooiste taalclichés die hij samen met Pepijn Hendriks dertien jaar lang verzamelde. Op 7 juni 2017 verscheen zijn boek Maar zo heb ik het geleerd! waar de vijftig heetste hangijzers in de Nederlandse taal aan bod komen.   [line] WINNEN! We mogen vijf exemplaren weggeven van Wouter van Wingerdens nieuwste boek Maar zo heb ik het geleerd!. Laat in een reactie hieronder weten welke taalregel er bij jou op school zo ingestampt is dat je deze nooit meer zult vergeten. Wie weet valt het boek dan binnenkort bij jou op de mat! Meer zien? Blader door het inkijkexemplaar of bestel het boek:  https://issuu.com/vbku/docs/9789460773266_biw_inkijk [line]

Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro][/intro] [intro]Inmiddels kunnen we niet meer over straat zonder ze te zien: bedenkelijke slogans. Vaak zijn die slogans dan ingezonden voor onze site slechteslogans.nl. Ze staan op vrachtwagens, gevels, busjes of reclameborden. Kijk daar, de vrachtwagen met 'ferry-very-good', het klussersbusje met 'Oost West… A(lle)s Best!' en een reclamebord met 'BoxSpring je bed uit!'. Tenenkrommend? Vaak. Lachwekkend? Minstens net zo vaak. Zijn die ‘slechte slogans’ van ons eigenlijk wel zo slecht? We zochten het uit.[/intro] Door Christine Liebrecht en Tefke van Dijk it's de cock that makes the manEen reclame- of bedrijfsslogan kan net zo makkelijk ‘tenenkrommend slecht’ als ‘stiekem wel leuk’ zijn. Waarom zijn sommige slogans ontzettend sterk en slaan anderen de plank volledig mis? In ons boek Ik verf tot ik sterf proberen we antwoord te geven op die vraag. We doken in onze verzameling ‘slechte slogans’ die we in ruim vijf jaar tijd hebben opgebouwd en categoriseerden de bijna dertienhonderd slogans die we ingestuurd kregen van trouwe volgers. Bij de analyse van de vele slagzinnen valt een aantal dingen op.

Two talig

We komen bijvoorbeeld veel tweetalige slogans tegen, zoals bij Hema de musical, de winnaar van onze eerste jaarverkiezing in 2012: 'Hema, de worst musical ever'. Maar ook: 'We do asbest we can' (Sloopcombinatie Laren), 'Ei love you' (Productschap Pluimvee en Eieren), 'Van die sign er niet zo veel!' (Robin Design). En natuurlijk 'It’s de Cock that makes the man' van herenmodezaak Jan de Cock uit Tilburg.

Kiplekker

Ook woordspelingen zijn populair bij sloganbedenkers. Een alzheimercafé adverteert bijvoorbeeld met de leus 'Vergeet niet te komen', Croma met 'Hoe maak ik mijn kiplekker?' en trappenbouwer Van Baar met 'Steeds betrapt op vakwerk'. Modebedrijf Henk is 'Van onder tot boven goed' en bouwbedrijf Pekadak rijdt rond met de slagzin 'Geen woorden maar daken'. Maar let op: woordspelingen zijn gevaarlijk. Los van dat het vaak een kwestie van smaak is, moeten mensen een extra denkstap maken om de dubbelzinnigheid te begrijpen. En dat lukt niet altijd, zo betogen wetenschappers.

Sinterklaas

Een slogan met rijm dan? Rijmende slogans bekken lekker en zijn vaak beter te onthouden. Helaas blijken veel slogans rijm te hebben van een bedenkelijk Sinterklaasgedichten-niveau: te gezocht, te krom of net niet rijmend. Voor veel bezoekers van onze site is het een onuitputtelijke bron van ergernis. Om enkele voorbeelden te geven: 'Wees niet dom, koop bij dierenwinkel.com','Dikke neus, ik ga naar Schoenenreus', 'Tapijt zonder spijt' (Handelsmarkt) en 'Ik verf tot ik sterf' (Schilder Vincent).

Goed fout?

De vraag blijft: wat maakt een slogan nu precies slecht? Eigenlijk zijn er twee categorieën slechte slogans. Ten eerste de écht tenenkrommend slechte: denk aan spelfouten en onbedoelde betekenissen. En ten tweede de slogans waarbij het een kwestie is van (goede of slechte) smaak, net als ‘foute’ muziek. De winnaars van onze jaarverkiezingen waren in ieder geval erg in hun nopjes met de dubieuze titel ‘Slechtste slogan van het jaar’. Ze konden namelijk rekenen op een fikse dosis publiciteit. Op die manier bereiken de slogans uiteindelijk precies waarvoor ze bedoeld zijn: ze trekken de aandacht, worden onthouden en vergroten de naamsbekendheid. Best goed eigenlijk. [line] [caption id="attachment_19313" align="alignleft" width="150"]Christine Liebrecht en Tefke van Dijk_Stef den Boer Foto: Stef den Boer[/caption] Slechte Slogans werd in 2011 opgericht door Tefke van Dijk en Christine Liebrecht. Inmiddels hebben zij meer dan twaalfhonderd slogans op Slechteslogans.nl staan die vanuit het hele land via Facebook en Twitter zijn ingestuurd. Jaarlijks wordt tijdens de Verkiezing van de Slechtste Slogan bepaald welke leus het minst door de beugel kan. In 2016 won een Utrechtse kapper met 'Zit je haircut'. Christine Liebrecht is universitair docent Communicatie- en Informatiewetenschappen aan Tilburg University. Tefke van Dijk is zelfstandig redacteur en journalist bij De Schrijfzolder. [line]

Ik verf tot ik sterfWINNEN!

Op 7 juni verscheen het boek 'Ik verf tot ik sterf' van Christine en Tefke, met een verzameling van de opvallendste en creatiefste slogans evenals insights en achtergronden bij de teksten. Wij mogen vijf exemplaren weggeven! :) Wil jij nog meer slechte slogans lezen? Doe dan mee! Laat ons in een reactie hieronder weten wat jouw favoriete (goede of slechte) slogan is en wie weet valt bij jou het boek op de mat. [line] Achter het net gevist? Het boek is ook hier te bestellen:

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Gezegdes en uitdrukkingen zijn in het leven geroepen om situaties makkelijk te kunnen scharen in een categorie, zodat iedereen even weet waar we het eigenlijk over hebben. Voorbeeld: "Ik sprong een gat in de lucht." Ik was zó blij, ik sprong zó hoog dat er bij wijze van spreken een gat in de lucht ontstond. Dit kan natuurlijk niet echt. Nee? Nee.[/intro] Lisa van Os   Door Lisa van Os   Nog een voorbeeld: "Hij windt er geen doekjes om." De precieze oorsprong van deze uitdrukking doet er niet toe. Het gaat erom dat iemand die er geen doekjes om windt, vrij recht voor z'n raap is. En ad rem. En direct. En ... nou ja, dat soort dingen. Weten we allemaal. Maar dan is daar het moment dat mensen figuurlijk en letterlijk door elkaar gaan halen, of – erger nog – het woord 'letterlijk' lukraak in een zin gooien. Klinkt écht en gemeend. Maar wat ze niet weten is dat “Ik sprong letterlijk een gat in de lucht!” niet betekent dat je echt héél erg blij was, maar dat je persoonlijk de ontdekker bent van een wormgat dat ontstond op het moment dat jij in die lucht sprong. Kan niet. Ga je dood. Makkelijker voorbeeld: "Het heeft m'n leven letterlijk op zijn kop gezet." NEE. NEE! Dat kan namelijk niet. Letterlijk volgt de letterlijke betekenis van elk woord en laat de betekenis van de uitdrukking voor wat-ie is. Dus tenzij je het leven in je nagelriem bedoelt en je je vingers nu gedwongen 24/7 ondersteboven houdt, kan dit niet. Bij ons thuis maken we er een sport van de verkeerde 'letterlijkjes' te herkennen. Nog één: “Ik ben gebroken. Letterlijk.” Snel 112 bellen dan maar. Ook als iemand zich letterlijk doodgeschrokken is, trouwens, al ben je dan vaak al te laat. "Ik heb dit huis de afgelopen jaren zien herrijzen. Als een feniks uit de as. Letterlijk." Oh my god, zombies bestaan! In het nieuws notabene: “Frankrijk werd letterlijk gegijzeld.” Da's knap. Met een hele grote blinddoek? Vooruit, ook een voorbeeld waarbij 'letterlijk' wél kan: "Letterlijk met de handen in het haar zitten." Als je het niet meer ziet zitten, zit je niet altijd met je handen in je haar. Maar als je dat op dat moment wel zat, mag je dit zeggen. Luister zelf eens, de 'letterlijkjes' vliegen je om de oren. Figuurlijk dan. Kijk voor meer blogs over taal, woordjes en onzinnige dingen op doorlisa.wordpress.com.

[line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Leuk

Column: Leuk

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Eén jaar vertoeven op de toneelschool heeft me veel geleerd. Hoe ik moet staan. Hoe ik mijn stem moet gebruiken. Hoe ik met veel overtuiging wijze dingen kan zeggen over ongelofelijk slechte en vreemde toneelvoorstellingen – daar noemen ze dat 'absurdisme' – zonder dat het dom klinkt, terwijl ik inhoudelijk eigenlijk niets zeg. Dat. En het feit dat ik niet zomaar kan zeggen: “Ik vond het leuk.” Want, zo zei mijn docent: "'Leuk’ betekent niks." ‘Leuk’ was dus fout.[/intro] Door Dion van Meel Mijn medestudenten en ik moesten kunnen uitleggen waarom we een toneelstuk interessant vonden. Of grappig. Of romantisch. Of educatief. Altijd lag ‘leuk’ op het puntje van m’n tong. Met veel moeite deed ik pogingen om ‘leuk’ in m’n hoofd te vervangen door een woord met méér inhoud, om mijn toneeldocent maar tevreden te stellen. Het bedenken duurde lang. Veel te lang. Dan was mijn beurt weer voorbij, wat m’n docent maar niks vond. Na dat jaar moest ik weg. Ik maakte te veel fouten. Hij vond me denk ik niet meer leuk. Zo’n tien jaar later sta ik voor de klas als docent Nederlands. De opmerking van die toneeldocent ben ik nog steeds niet vergeten. Iedere les word ik geconfronteerd met ‘leuk’ als een leerling weer braaf antwoord geeft op mijn vraag naar zijn mening. Ik doe mijn best om hem zijn mening te laten beargumenteren. “Waarom is het leuk? Wat bedoel je met leuk?” Het lesboek probeert me erbij te helpen. Het noemt de woorden die de leerlingen zouden moeten gebruiken ‘beoordelingswoorden’; woorden die aangeven hoe leerlingen een boek, film, toneelvoorstelling of andere ervaring kunnen beoordelen. Maar leerlingen onthouden die woorden niet. Ze onthouden alleen die ene tegenhanger: saai.  En dat is logisch. ‘Saai’ is namelijk duidelijk, krachtig en recht door zee. ‘Saai’ kan niet vervangen worden, alleen maar versterkt, zoals ‘oersaai’ en ‘bokkesaai’. ‘Saai’ is populairder dan ‘leuk’. ‘Leuk’ is niet leuk meer. ‘Leuk’ is passé. ‘Leuk’ is saai geworden. Net als ‘dolletjes’, ‘enig’, ‘tof’ en ‘mieters’ is ‘leuk’ op een krukje in de hoek gezet, om alleen nog maar opgepakt te worden als een leerling een opstel moet maken met een opdracht waarin iets positiefs moet worden gezegd over een saai boek. ‘Leuk’ heeft afgedaan, want nooit meer is ‘leuk’ genoeg voor leerlingen. Nooit meer is ‘leuk’ zomaar leuk. Over de herkomst van ‘leuk’ is men onzeker. De kenners denken dat het woord afstamt van het woord ‘lauw’, ofwel ‘halfwarm’. En dat betekent dat er nog hoop is voor ‘leuk’, want ‘leuk’ is tegenwoordig niet alleen ‘flex’, ‘leip’, ‘ziek’ en ‘master’. Niet alleen ‘vet’, ‘kapotvet’ en ‘moddervet’. ‘Leuk’ is ook chill. En chill is Engels voor fris. En fris zit tegen lauw aan. ‘Leuk’ is nu dus even afgekoeld, maar ooit zal ‘leuk’ weer de shit zijn. De lauwe shit. De moddervette lauwe shit. Ik weet het zeker.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Enkele dagen geleden las ik met veel plezier de column Afkickpoging van Dion van Meel. Zijn verhaal was erg herkenbaar voor me, als lijdend voorwerp van taalnazi’s welteverstaan. [/intro] Door Hans van Brunschot Ik kan me op zich best voorstellen dat het voor een taalnazi lastig is om een gesprek te voeren met 'ons'. 'Wij' zijn het deel van de Nederlandse bevolking dat 'me' soms vergeet als we zeggen dat we ons boek 'niet bij hebben' of 'hen' en 'hun' per ongeluk door elkaar gebruikt. Of 'zij' en 'hun', wat in de ogen van een rechtgeaarde taalnazi misschien nog wel een groter vergrijp is. Jeuk krijgen ze ervan. Maar, geachte taalnazi, heb je er weleens bij stilgestaan hoe verschrikkelijk het is om een gesprek met jou te voeren? Wij komen super-enthousiast (dat mag vast wel, toch?) thuis met nieuws over iets dat ons die dag is overkomen en willen dat graag met je delen. En het enige (niet enigste, zo is me duidelijk gemaakt) dat jullie kunnen doen, is droog opmerken dat je 'worden' moet zeggen in plaats van 'worre' … Waarom? Ik bedoel, ge snapt me toch? Nu kan ik enkel voor mezelf spreken en moet ik grif toegeven dat mijn mondeling Nederlands enigszins gecomprimeerd is door mijn Brabantse tongval. Dat is de charme van de Brabantse afkomst, denk ik. Stiekem moet ik dan ook wel een beetje lachen als mijn bijna vierjarige dochter "worre" zegt in plaats van het "worrrden" dat haar moeder vaak bezigt. Oké, het klinkt meer als 'worrrre', maar het bevestigt wel mijn punt: het lokale of regionale dialect en het taalgebruik van je omgeving zijn ontegenzeggelijk van invloed op de manier waarop je jezelf uitdrukt in taal, ondanks de goedbedoelde lessen Algemeen Nederlands op de middelbare school. Dat geldt voor mij als Brabander, maar hetzelfde geldt voor mensen die uit de Achterhoek, de Randstad of uit West-Friesland komen. Ik bedoel er maar mee te zeggen: iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Dat dat dan niet altijd in correct Nederlandse vervoegingen gebeurt, wat geeft dat? Het gaat immers om wat er verteld wordt. Toch? Als veelvuldig slachtoffer van huiselijk taalgeweld (zou Stichting Korrelatie daar ook iets mee doen?) vind ik het dan ook bemoedigend dat we gesteund worden door Hans Bennis van de Taalunie die enkele weken geleden in De Volkskrant uitlegde dat 'hun hebben' taalkundig zelfs correcter is dan 'zij hebben'. Uitdrukkingen als 'een hele mooie auto' en woorden als 'positiefste' worden tegenwoordig in Word niet meer voorzien van een rood kringeltje. Taal verandert en wat eens fout was, is vandaag of morgen misschien iets minder fout dan voorheen. Ik wil als veelvuldig taalnazislachtoffer Dion van Meel dan ook uit de grond van mijn hart bedanken voor zijn afkickpoging. Ik hoop dat velen zijn voorbeeld volgen! Maar … Maar er zijn grenzen. Nu mijn werk zich meer en meer van marketingconsultancy naar het schrijven van teksten, zowel commercieel als wel columns zoals deze verschuift en ik zelfs aan mijn eerste boek ben begonnen, vallen stijl-, grammatica-, spel- en taalfouten me meer en meer op en begin ik me er oprecht aan te ergeren. Dan heb ik het niet over kleine foutjes, zoals een verkeerd bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord en ik pretendeer ook niet dat ik nu foutloos Nederlands schrijf. Wellicht vinden de echte taalpuristen in deze column ook de nodige stilistische fouten, maar hé … ge snapt me toch? Mijn irritatie richt zich voornamelijk op de zogenoemde 'WhatsApp-taal' of 'turbotaal', waarin woorden niets meer dan een paar letters worden waarvan je de betekenis moet kunnen herleiden - ik heb op moeten zoeken wat 'BRB', 'GTG' en 'IDK' betekenen. Ik erger me ook aan teksten waarin mensen zinnen als "Hou van me schattie", "Doe ma n bod" of "Luister nie na jou gezeik" zonder blikken of blozen met de wereld delen. Ik heb het dus niet over klassieke taalfouten als pleonasmen of tautologieën, maar over luiheid bij het schrijven. Spreektaal wordt voornamelijk onder jongeren schrijftaal en dat leest, in elk geval in mijn ogen, zo fout dat zelfs ík de neiging krijg om verbeteringen in een reactie achter te laten. In het eerder genoemde Volkskrant-artikel speculeert Hans Bennis over de verdergaande ontwikkeling van de Nederlandse taal en dat de zogenaamde 'chattaal' daar best eens een flinke invloed op zou kunnen hebben. Ik houd mijn hart vast en in mijn vingertoppen begin ik langzaamaan jeuk te krijgen. Shit …  Zou ik dan toch ook?
Hans van Brunschot (36) schrijft columns en andere teksten voor diverse websites en is daarnaast werkzaam als marketing consultant. Hij is vader van twee dochters en legt momenteel de laatste hand aan zijn schrijversdebuut L.S.: De afscheidsbrief van Joe Nobody.
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De Nederlandse taal is en blijft een moeilijke taal. Ik moet geregeld het woordenboek raadplegen omdat ik soms twijfel hoe je een woord spelt, of hoe je het ‘überhaupt’ moet schrijven. Ik zal dan ook nooit beweren dat ik de Nederlandse taal volledig beheers. Wie kan dat wel?![/intro] Door Paul Asselbergs Ik heb er wel een grote hekel aan als ik in rapporten of kranten domme spelfouten tegenkom. Dat noem ik 'tekstueel misbruik'. Dat vind ik ook onnodig. Er zijn toch niet voor niets woordenboeken? Mijn vriend Kees heeft veel gevoel voor taal. Brutaal, prenataal of genitaal, dat maakt hem niks uit, als het maar met taal te maken heeft. Als hij weer eens iets bijzonders op taalgebied heeft ontdekt, dan wil hij van mij altijd weten of ik dat óók weet. Dan zeg ik: “Heb je weer een test, Kees?” Soms irriteer ik me daaraan. Grapje!  Het is ‘daar erger ik mij aan’ of ‘dat irriteert me’, maar dat wist u natuurlijk allang. Laatst nam ik bij Kees ook eens de proef op de som. Ik vroeg hem: “Hoe schrijf je 'barbecue'?” Hij zei onmiddellijk (ook zo’n leuk woord): "Barbeque schrijf je met een q." Ik zei: “O, jij hoort dus ook tot die miljoenen Nederlanders die het woord 'barbecue' met een q schrijven?” Hij keek mij wat ongelovig aan, pakte direct het Groene Boekje en zag tot zijn niet geringe verbazing dat barbecue inderdaad met een c geschreven wordt. Zijn reactie was verbluffend. Hij zei: "Dit is nou echt de eerste keer dat ik een fout in het woordenboek zie staan." [line] Wil jij jouw eigen column gepubliceerd zien op Taalvoutjes en beloond worden met een superleuk Taalvoutjes-pakket? Stuur je tekst dan nu in!  
Taalvoutje

Column: Gate

Column: Gate

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]#pepsigate! #drakegate! #tostigate! Gates zijn hip, vooral op sociale media en met een hashtag ervoor. En 'gate' betekent in deze woorden dan ‘schandaal’ of in ieder geval – iets minder groot – ‘ophef’ of ‘relletje’. Maar waar gaan deze jonge schandaaltjes over? Neem Pepsigate. Pepsi maakte een gezellig nieuw reclamespotje: een protestmars, veel politie op de been, ziet er niet al te gezellig uit. Maar gelukkig is daar een mooi lid van de Kardashian-familie, Kendall Jenner. Kendall geeft een agent een blikje Pepsi, en dan is het ineens wel gezellig. "Een happy end door cola", vatte de Volkskrant samen. Wereldwijde hoon volgde, en hopla, het woord 'Pepsigate' was geboren.[/intro] Door: Vivien Waszink En dan de rapper Drake. Die zou optreden, op een vrijdag in januari al. Maar toen toch niet. Toen zou-ie de week erna komen. Maar toen toch niet. Nee, 27 maart, dan kwam hij echt. Maar nee hoor, hij kwam niet. En dat terwijl we allemaal al in de Ziggo Dome zaten te wachten, ik ook. Het nieuwe werkwoord draken – ‘niet komen opdagen bij een afspraak’ – was snel bedacht, maar ook #drakegate deed het goed op Twitter. En hoe zat het ook alweer met het raadsel van de tosti? Nou, zo: Rutger Castricum van PowNews interviewt Tunahan Kuzu, leider van een politieke partij. Het lijkt erop dat Kuzu tijdens het interview een tosti in zijn binnenzak stopt. Hilariteit alom, vooral op Twitter; twilariteit dus eigenlijk. En waarom doet Kuzu dat eigenlijk? Om de tosti warm te houden of om zichzelf warm te houden? Kuzu onthult ‘het mysterie van de tosti’ later in een filmpje (met de X-files-tune er natuurlijk onder): het is geen tosti, maar een telefoonhoesje. Tostigate! Interessant zijn het woordje 'gate' en het verhaal hierachter. Gate komt oorspronkelijk van 'Watergate', de naam van een gebouwencomplex in Washington dat het hoofdkantoor van de Democratische Partij was. In de jaren zeventig speelde zich daar een politiek schandaal af rond Richard Nixon, de toenmalige president. Algauw gingen mensen de naam 'Watergate' niet alleen gebruiken voor het gebouw, maar ook voor het schandaal zelf. Enige tijd later werd een schandaal in Nicaragua ‘het nieuwe Watergate’ genoemd. En weer daarna werd dat stukje 'gate' uit Watergate gehaald en gingen mensen het in de betekenis van 'schandaal' gebruiken in nieuwe samenstellingen. Terwijl het dat eigenlijk helemaal niet betekent: gate betekent zoiets als ‘poort’. Ook in de naam 'Watergate' en voor de gates op Schiphol geldt dit. Misschien lijkt het of taalgebruikers zelf bewust heel actief woordstukjes aan het lospeuteren zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Het is een soort onzichtbaar proces, en ineens zie je een woordje steeds vaker verschijnen. Een gek woordje dus, 'gate'. En kun je het eigenlijk wel als los woord gebruiken? Of moet je het altijd achter een ander woord plakken? Taalkundigen zijn er nog niet helemaal uit. Maar de gates gaan intussen gewoon verder. Monicagate. Mabelgate. Tepelgate (feat. Justin Timberlake en Janet Jackson). Dat zijn al oude gates. Vorig jaar hadden we nog Yurigate, toen turner Yuri van Gelder naar huis werd gestuurd van de Olympische Spelen. En Stiekemgate, het schandaal rond de Commissie Stiekem. En dieselgate natuurlijk: autofabrikant Volkswagen bouwde in sommige typen dieselauto's intelligente software in, om te sjoemelen met resultaten van milieutests. Gate: hoe een verkeerde conclusie, ook een soort taalvoutje eigenlijk, een heleboel mooie nieuwe woorden opleverde. [line] Vivien WaszinkOver Vivien Waszink Twaalf jaar was Vivien Waszink toen ze haar grote liefde ontdekte: de hiphop. En die heeft haar nooit meer losgelaten. Nu, vijfentwintig jaar later, schreef ze er zelfs een boek over, 'Woord!' dat specifiek gaat over de taal van de nederhop. Want taal is een andere passie van Vivien, die bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (INL) werkt en haar afstudeerscriptie schreef over het woord 'leuk'. [line] Meer van Vivien Waszink:  

Wil je ook je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Vooruit. Ik zal het proberen. Geen voorruit hé, dat is wat anders. Haha! Oh, sorry. Ik begin nu, oké? Oké.[/intro] Door: Dion van Meel Weet u wat het is? Ooit verbeterde ik iedereen. Ooit irriteerde ik me zo erg dat ik het niet kon laten om iemand te verbeteren, terwijl de inhoud eigenlijk meer belangrijker was. Ooit kon ik het niet laten om me familie, vrienden, trainers en docenten te verbeteren als hun een taalfout maakte. Ooit was ik een Taalnazi, maar nu niet meer. Ik ben er mee klaar. Ging er veel te vaak opletten. Luisterde alleen maar na de woorden die uit de mond van personen kwamen, maar niet naar wát die woorden dan samen betekende. Niet naar de daadwerkelijke inhoud. Ik luisterde, knikte in stemmend, maar baalde in stilte als ik geen taal fout kon ontdekken. Wat ik nu doe? Ik slik gewoon een aantal keer, als iemand een taal fout maakt. Dan zit ik even aan mijn neus of hou ik mijn hand voor mijn mond als mijn hersens het tòch niet kunnen laten om mijn te laten spreken. En als het er dan perongeluk ietswat onduidelijk uit komt en de persoon die de fout maakt, vraagt: “Zei je iets?”, zeg ik: “Nee, er is niks.” Nu laat ik ieder gewoon hun gang gaan als hun fouten maken. Nu reageer ik niet meer als het meisje die een fout heeft gemaakt niks in de gate heeft. Nu doe ik gewoon of er niks gebeurt is als iemand zich verspreekt en ga ik door met de leven. Ik wil mijn niet beter voordoen als de rest. Want we verstaan elkaar toch? Dát is het meest belangrijkst! Mag ik asjeblieft stoppen, dokter? Het lukt me niet. Wat is dit voor behandeling?  Ik heb echt alles geprobeerd om ervan af te komen, alles gedaan wat u zei, maar dit doet zo’n pijn. En zeer. En zeer pijn. Dit is niet menselijk. Ik wéét dat ik zei dat ik geen Taalnazi meer wil zijn. Ik wil gewoon geen stempel. Wil gewoon zoals iedereen zijn. Maar dit kán toch niet? Zo kan ik toch niet blijven praten? Bij een rotonde gaan we toch ook niet rechtdoor? En we spugen elkaar toch ook niet in ’t gezicht als we elkaar zien? Alles heeft regels, ongeschreven en geschreven. Zo ook taal! Vergeet het, dok. Het lukt niet. Ik ben een Taalnazi en ik moet dat accepteren. Bedankt voor uw tijd. En trouwens: schrijf eens wat netter. Je bent toch geen vijf? Dag, dokter.”
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Profvoetballer Rafael van der Vaart en zijn partner Estavana Polman krijgen een kind, las ik eind 2016 op de nieuwssite van het Algemeen Dagblad. Estavana stuurde het nieuws zelf de wereld in via een foto op Instagram met het onderschrift: Eindelijk kunnen we het vertellen: we zijn zwanger.” Een zin waarvan mijn nekharen prompt rechtovereind gaan staan. Hoezo ‘we’? Volgens mij is er hier maar één persoon zwanger, of niet?[/intro] Door Laura van Eerten Volgens Van Dale betekent 'zwanger' een ongeboren kind dragend: een zwangere vrouw. Het lijkt me sterk dat Rafael een ongeboren kind draagt of een zwangere vrouw is. En in dat geval zou het AD ook wel hebben gemeld dat het stel twee kinderen verwacht. De post was overigens wel in het Engels: "Finally we can tell everyone that we are pregnant." Maar aan de vertaling ligt het niet, want het Engelse pregnant heeft precies dezelfde betekenis als 'zwanger', dus dat verandert niks aan de zaak. Een van de voorbeeldzinnen in het online woordenboek Merriam-Webster is: He got his girlfriend pregnant. Het lijkt me daarom vrij duidelijk dat Rafael hier de veroorzaker is. Medeplichtig, zeker, maar niet ook zwanger. Als ik googel op 'wij zijn zwanger', vind ik ook meteen allerlei protest: "Waarom de uitspraak 'Wij zijn zwanger' verboden moet worden!", “Hoe bedoel je, ‘wij’ zijn zwanger?” en “Neeeeeee! WIJ zijn niet zwanger! Wel in verwachting!” Ik ben dus niet de enige met deze ergernis. Volgens het internet is het iets dat vooral mannen zeggen, een link die ikzelf nog niet had gelegd (en Estavana blijkbaar ook niet) en zijn het de vrouwen die zich tegen deze uitspraak verzetten. Zij moeten tenslotte het zware werk doen. Terecht natuurlijk, maar ík stoor me er vooral aan dat 'wij zijn zwanger' taaltechnisch niet klopt. Laatst zei iemand: “Wat leuk dat jullie in verwachting zijn!” Net zo irritant. Tot ik de reactie op het weerwoord hoorde: Oké, oké, jij bent zwanger, maar je vriend verwacht toch ook iets?” (of beter 'iemand' natuurlijk, in het gunstigste geval). Hmm, daar had hij inderdaad een punt. En ook het internet lijkt beter met deze constructie te kunnen leven. De woordenboeken zeggen over 'verwachten': 'het (af)wachten van wat zal gebeuren, hoe iets zal uitpakken' en ook: ‘in (blijde) verwachting; zwanger’. Tja, er zit wat mij betreft dus wel een verschil tussen 'iets verwachten' en 'in verwachting zijn'. Samen een kind verwachten kan prima, maar dan ben je nog niet samen 'in verwachting'. En al helemaal niet samen zwanger. Ik hoop dat we het daar nu wel over eens kunnen zijn. PS: Ik nomineer de zin bij dezen alvast voor de verkiezing ‘Weg met dat woord!’ van 2017. [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Trots liet ik (Marten, de ene helft van ons duo) ons nieuwe boek 'Opzienbarende ontdekkingen over taal' lezen aan mijn vader. Een van de eerste dingen die ik liet zien was hoofdstuk drie, omdat ik daar een speciaal familiegrapje had ingezet. Direct zei mijn vader: "O, maar daar zit een fout in." Ik kon mijn oren niet geloven, maar hij had gelijk. Op pagina negentien staat: "Sparta is kampioen is geworden." Een taalfout! In een boek over taalwetenschap! Bij Van Dale, nota bene! Moeten we ons nu heel erg gaan schamen? Nou, nee. Geheel in de geest van het boek is er namelijk een wetenschappelijke verklaring.[/intro] Door Milfje Meulskens Het gebeuren doet denken aan een scene uit het boek Giph van Ronald Giphart. De hoofdpersoon geeft een boek van zijn geliefde Jeroen Brouwers aan zijn vader, die als enig commentaar zegt dat er ergens een dt-fout staat. Wereld aan scherven. Ook Jan Renkema overkwam het. In zijn beroemde Schrijfwijzer, dé autoriteit op het gebied van spel- en stijlfouten, stond jarenlang een dt-fout. Hoe kunnen Giphart, Renkema en wij dit soort fouten maken, terwijl we uren en uren met zo'n tekst bezig zijn en hem steeds herlezen? Hoe kan er een fout in de definitieve versie staan, die door minstens drie mensen meerdere keren is gelezen? Is dat de schuld van onze slordigheid, van een onoplettende editor, of is er iets mis met onze ogen? Nee, niks van dat alles. Het komt door ons brein. Laten we vooropstellen dat we het absoluut belangrijk vinden dat mensen goed schrijven en dat we fouten niet per se goedkeuren. Laten we óók vooropstellen dat sommige fouten absoluut een gevolg zijn van gehaastheid of onoplettendheid. Toch durven we te stellen dat dit hier niet het geval is: we hebben de tekst tenslotte meerdere keren nagelezen. Het gaat hier om een sluipfout. Er staat er ook een op dit plaatje; de fout die hierin zit, zie je ook snel over het hoofd. Of neem deze zin uit de Formulierenwijzer van Carel Jansen en anderen (opnieuw een boek dat mensen moet leren goed te schrijven):
"Het verwijswoord (het woord waarmee verwezen wordt) is grammaticaal niet in overeenstemming is met het antecedent (het woord waarnaar verwezen wordt)" (p.154)
Dat is precies dezelfde fout als die van ons! En dat is niet zo gek, want de hersenen van Carel Jansen en de zijnen werken hetzelfde als die van ons. Ons aller hersenen hebben voorkeuren. Als ze twee woordvormen zien, dan behandelen ze die niet gelijk. Ze hebben bijvoorbeeld een voorkeur voor de frequentste van de twee. De Vlaamse professor Dominiek Sandra ontdekte dat dat kan leiden tot dt-fouten, zoals we hier uitlegden (en ook in ons nieuwe boek trouwens). In bovenstaande gevallen gaat het niet om d's en t's, maar om het verschil tussen inhoudswoorden (woorden met een concrete betekenis, voor mensen of dingen bijvoorbeeld) en functiewoorden (woordjes met een grammaticale, structurerende betekenis). Onze hersenen hebben meer aandacht voor inhoudswoorden dan voor functiewoorden. Die laatste zijn wel belangrijk, maar als je al een idee hebt hoe de zin in elkaar zit, dan kun je vanzelf wel aanvullen welke functiewoordjes er moeten staan. Hersenen, energiezuinig als ze zijn, besteden aan die woordjes dan ook minder aandacht. Dat wreekt zich in de sluipfout in ons boek. Onze editor en wijzelf hebben de bewuste zin herhaaldelijk gelezen. Onze hersenen zagen 'Sparta' en 'kampioen', maar misten dat er twee keer 'is' stond. Dat beide ‘issen’ op een voor een functiewoord logische plek staan (een persoonsvorm staat in normale Nederlandse zinnen vaak op de tweede plek in de zin, of voor het voltooid deelwoord) helpt ook al niet: supernormale woordjes op supernormale plekken, daar let ons brein niet op. Nog niet overtuigd? Hierzo, nog een voorbeeld. Hoeveel f'en tel je in deze zin? Je leest de oplossing hier, evenals de uitleg waarom mensen vaak minder f'en zien dan er staan: ze slaan de f'en in het functiewoord 'of' automatisch over. Wederom: gefopt door je eigen brein. De enige manier om altijd foutloos te lezen en schrijven, is door je brein uit te schakelen. Maar dat geeft weer andere problemen ... En zo zie je maar weer: fouten maken doen we allemaal. Schaamte erover brengt je niets. Het is zinvoller én leuker om op zoek te gaan naar de reden voor de fout. Als je dat doet, gaat er een wondere wereld aan taalkundige ontdekkingen voor je open. Over die wereld kun je meer lezen in ons boek, Opzienbarende ontdekkingen over taal. [line]

milfje meulskensOver Milfje Meulskens Milfje heeft maar één grote passie: taal. Ze schrijft erover op milfje.blogspot.com. En ze heeft passie voor twee. Dat kunnen we dan ook weer vrij letterlijk nemen, want Milfje bestaat eigenlijk uit twee personen: Sterre Leufkens en Marten van der Meulen. Zij bespreken, analyseren en constateren, maar bovenal verwonderen ze zich in hun blog over alles wat met taal te maken heeft. 

[line]

Doe mee en win!

Wij geven vijf exemplaren van het boek 'Opzienbarende ontdekkingen over taal' weg aan degenen met het leukste antwoord op de vraag: Op welke geschreven taalvout heb jij jezelf weleens betrapt? Reageer hieronder! Meer van Milfje Meulskens:

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Erik de Jong, alias Spinvis, gaf op 20 januari op de Vlaamse zender Radio 1 uitleg bij zijn pamflet 'Stop de beeldspraak'. Metaforen zouden – en ik citeer – "de perceptie van onze werkelijkheid vertroebelen". De lezer die de metafoorfobie van Erik de Jong deelt, zal zich wellicht achter de oren gekrabd hebben bij bovenstaand citaat. De 'vertroebeling van perceptie' is namelijk ... een metafoor. Heeft u zich trouwens echt achter de oren gekrabd? Zoniet, dan was dat ook een ... euhm ... u weet wel ... euhm ... manier van spreken.[/intro] Door Maarten H. Eerlijk gezegd kan ik Spinvis deels volgen. Ik bedoel dat niet in letterlijke zin natuurlijk. Het zou maar vreemd zijn hem daadwerkelijk ‘deels’ te volgen (bijvoorbeeld met één been en mijn rechteroorlel). We kunnen met metaforen heel foute gevoelens oproepen, als het tenminste al mogelijk is om gevoelens op te roepen. Spinvis gaf de vluchtelingencrisis als voorbeeld. Door te spreken over 'een tsunami van vluchtelingen' denken we aan iets slechts en verwoestends. Dat we dat moeten vermijden, is zo klaar als een klontje. Wat me bij de vraag brengt of klontjes klaar zijn? Klaar als in helder? Ik weet niet hoe het bij u zit, maar ik kan niet door de klontjes die ik in mijn thee doe heen kijken. Het is best dapper dat Erik de Jong een lans wil breken voor een helder en eerlijk taalgebruik, maar ik heb het donkerbruine vermoeden dat hij niet op al te veel applaus moet rekenen. Alleszins al niet van ondergetekende. U zal intussen wel in de smiezen hebben dat ik, hoewel ik Spinvis deels volg, zijn kruistocht tegen de metafoor geen warm hart toedraag. Metaforen en spreekwoorden maken een taal rijker. Ze stofferen zinnen die anders kaal en koud zouden zijn. Het staat als een paal boven water dat ik de rake metafoor hoog in het vaandel zal blijven dragen!   Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.  
Taalvoutje

Column: Maagd

Column: Maagd

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Karin was een leuke vlotte meid. Ze was 18 jaar en had met goed gevolg de havo doorlopen. Zin om verder te studeren had ze niet. Ze had avonturiersbloed en wilde graag een jaartje naar het mondaine Parijs om daar te werken als au pair. Ze schreef zelf altijd au père. Karin was nogal een vaderskind. [/intro]     Door Paul Asselbergs   Haar ouders vonden het natuurlijk helemaal niet leuk dat hun knappe en lieve dochter al op haar achttiende naar zo’n wereldstad ging. Maar ja, Karin had nu eenmaal de leeftijd van de volwassenen bereikt en dreef toch altijd al graag haar zinnetje door. Op zekere dag verliet ze dus het ouderlijk huis. Ze had haar ouders beloofd dat ze zo af en toe eens iets van zich zou laten horen. Toen ze een paar maanden in Parijs bij een leuk gezin inwoonde, schreef ze een brief met daarin de volgende tekst:
"Dag lieve paps en mams, ik heb het hier geweldig naar mijn zin. Ik heb Frans, ehh ... mijn Frans al opgehaald. Parijs is een prachtige stad. Het is hier altijd lekker weer. O ja, voordat ik het vergeet te zeggen: ik ben geen maagt meer. Liefs, Karin."
Nadat haar vader de brief gelezen had, gooide hij hem met een grote vloek op de grond en riep: “Niet te geloven! Dat heeft nou vijf jaar havo gehad en dan schrijft ze maagd verdomme nog met een -t." [line] Paul Asselbergs is een geboren en getogen Bergenaar en is een echte ‘taalkunstenaar’. Woordspelingen zijn zijn handelsmerk. Hij is al vele jaren columnist voor een huis-aan-huisblad in Bergen op Zoom en hij geeft regelmatig lezingen over taalkunsten. Daarnaast heeft Paul een aantal boekjes uitgebracht met komische verhaaltjes en puntdichtjes. Ook is hij een veelgevraagd BABS (Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand) en sloot hij al ruim 600 huwelijken, waarover hij vertelt in zijn boekjes. [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

 
Taalvoutje

Column: Paranimf

Column: Paranimf

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Laatst promoveerde een vriendin van me. Van tevoren gingen er onder de genodigden wat mailtjes rond over filmpjes, foto’s en cadeaus; allemaal in strakke banen geleid door de twee paranimfen van de promovendus. Dat heb ik altijd al een wonderlijke naam gevonden: 'paranimf'. Alsof er een elfje is dat het sprookje dat promoveren heet altijd goed laat aflopen.[/intro] Door Laura van Eerten Een soort sprookje is het wel, zo’n wetenschappelijke promotie. Een formele ceremonie met intimiderende professoren in toga’s die vragen stellen van gemiddeld een A4’tje lang. En zij worden dan door de ondervraagde ook nog eens, volgens vast stramien, hartelijk bedankt voor hun onbegrijpelijke vraag. De promovendus zelf is al maanden vooraf bezig met het uitzoeken van een mooie jurk (of rokkostuum in het geval van de man) en gaat uitgebreid naar de kapper zodat ze op haar representatiefst op het toneel verschijnt. “Het lijkt wel een bruiloft”, zegt de andere vriendin met wie ik daar ben, zodra de aanstaande doctor haar entree maakt, de zaal plotseling stilvalt en iedereen haastig gaat staan. Ze wordt door het midden van de zaal naar voren geleid door de zogenoemde 'pedel' van de universiteit, degene die letterlijk de scepter zwaait. In haar kielzog volgen de paranimfen. Paranimfen zijn de helpers van de promovendus. Officieel zouden de paranimfen het tijdens de promotie over moeten nemen als de promovendus plotseling ziek wordt of er zelf niet meer uitkomt. In de praktijk gebeurt dat eigenlijk nooit. Dit is de eerste promotie waarbij ik een paranimf echt iets heb zien doen: ze las een stelling voor uit het proefschrift. Maar goed, die paranimf dus, en vooral: het woord 'paranimf'. Ik heb nu eindelijk eens opgezocht waar het vandaan komt. Oorspronkelijk blijkt paranimf ‘bruidsjonker’ te betekenen. Het stamt uit het Griekse para, ‘naast’, en numphe dat ‘bruid’ betekent. Letterlijk iemand die de bruid terzijde staat dus. Later kreeg het woord een ruimere betekenis als benaming voor een persoon die iemand ondersteunt bij een plechtige handeling, en nu kennen we de paranimf alleen nog maar uit het wetenschappelijke ‘toneelstukje’ bij de verdediging van het proefschrift. Dat een promotie wel iets weg heeft van een bruiloft is dus niet zo gek. Vroeger werd een promotie ook wel als huwelijk met de universiteit gezien, en daarvan zijn de paranimfen de nog overgebleven, stille getuigen. [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze  was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Regelmatig verschijnen er taalvoutjes uit winkelketens als Kruidvat, Albert Heijn, Blokker, enzovoorts op deze site. Volgens die ketens is dat ‘menselijk’, kun je het niet uitsluiten en ach ja, zo erg is het ook allemaal niet. Hebben ze gelijk?[/intro] Miet Ooms   Door Miet Ooms   Wel, voor een deel wel. Er zouden natuurlijk heel wat minder taalvoutjes zijn als die winkelketens altijd perfect foutloze bordjes ophangen en brochures verspreiden. Laten we eerlijk zijn, je kunt er eens goed om lachen. En uiteraard zijn taalvoutjes menselijk. We zijn nu eenmaal geen computers en zelfs die spelen het niet klaar om foutloos te schrijven, te vertalen of een perfecte spellingcontrole uit te voeren. Maar beste winkelketens, het is geen goed idee om dat als excuus te gebruiken om het dan maar te laten betijen. Vorig jaar startte ik zelf een onderzoekje naar het belang van foutloze taal op websites. De aanleiding daarvoor waren de telkens terugkerende discussies in de Facebookgroepen voor vertalers waar ik lid van ben. Doorgaans verloopt zo’n discussie als volgt: eerst post iemand een al dan niet ergerlijke taalfout of slechte vertaling, vervolgens melden enkele anderen dat ze zeker niets bij een bedrijf dat zulke kemels maakt zullen bestellen/kopen en ten slotte zeggen enkele anderen dat we nu eenmaal aan beroepsmisvorming lijden en dat andere mensen dat zeker niet zien of er helemaal niet om geven. En het bewijs: al die andere websites met rammelende taal. Dus ‘ze malen er niet om, zie je wel'. Arme wij, miskende zure taalnazi’s. Nu vroeg ik me af of dat echt zo is of dat het iets is wat bedrijven zichzelf wijsmaken om maar niet in taal te hoeven investeren. Daarom zette ik een enquête online, waarin mensen enkele schermafbeeldingen moesten beoordelen en dan hun mening geven over een aantal stellingen over taal op commerciële websites. Een van die stellingen was: ‘Een taalfout is niet erg, dat kan iedereen overkomen. Maar veel taalfouten storen me wel.’ Het resultaat is heel duidelijk: maar liefst 93% van de 251 geeft deze stelling minstens een 7 op 10. column Miet Ooms Ook de vrijblijvende opmerkingen achteraf gaan hoofdzakelijk hierover. Enkele voorbeelden: "Het is niet erg als je zelf als ondernemer niet goed genoeg kunt schrijven of spellen, maar laat het dan door iemand corrigeren die dat wel kan!", "Taalfouten op een website duiden op een gebrek aan accuraatheid, aan aandacht en respect voor de klant.", "Fouten op een website zijn geen teken van domheid maar van luiheid en gierigheid. Een goede copywriter/vertaler kost geld en een redacteur ook." Dus, beste AH, Blokker, Kruidvat en co, een taalvoutje hier en daar is inderdaad helemaal niet erg. Maar als een site als Taalvoutjes elke maand een heel boekje zou kunnen vullen met enkel inzendingen van bij jullie, dan zou ik jullie toch aanraden je medewerkers op een taalbootcamp te sturen.
Een samenvatting van het onderzoek en tips voor bedrijven lees je hier. Meer van Miet Ooms lees je op taalverhalen.be.
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het lijkt niet iets wat per se aandacht verdient in het hbo, maar ik realiseer me als docent Nederlands regelmatig dat we betere schrijvers worden als we iets meer creativiteit gebruiken bij het schrijven, en daardoor met meer plezier kunnen schrijven.[/intro] Meike Korpershoek   Door Meike Korpershoek Ik ben een taalfreak en ik weet daardoor niet precies hoe niet-taalfreaks denken over taal (een enorme valkuil voor een taaldocent, want we denken allemaal dat we miniversies van onszelf in de klas hebben zitten), maar ik vind het prachtig om een nieuwe taal te leren. Het voelt bijna als codes kraken. Zo heb ik enkele pogingen gedaan om de lokale West-Afrikaanse taal van mijn vriend te leren en vond ik een van de mooiste dingen om te ontdekken dat 'vis' letterlijk 'kind van de maan' betekent in zijn taal en 'ster' 'kind van de zon'. Ik voel me dan zo blij als een kind (van de taal), omdat ik iets weet wat bijna niemand weet. Misschien nog wel leuker is het om veel om te gaan met vreemdetaalleerders, bijvoorbeeld tijdens de NT2-les, of door samen te wonen met een taalleerder. Zo vertelde mijn vriend onlangs dat hij zijn werkdag was begonnen met een polonaise, wat ik een enorm originele manier vond van de dag beginnen als buitenlander in Nederland, maar hij bedoelde dat hij samen met een Poolse collega had gewerkt. Taal is functioneel en een ervaren schrijver kan met weinig woorden op een prettige manier informatie overbrengen. Taal is echter zoveel meer dan alleen een handig transportmiddel voor een boodschap. Het scheelt nogal of je een fiets of een vliegtuig gebruikt om van A naar B te komen en de ene keer is het een meer wenselijk dan het ander. En daar komt, wat mij betreft althans, creativiteit om de hoek kijken. Juist als we taal niet meer zien als alleen een noodzakelijk middel, maar als een mooie oude Chevrolet, waar we aan mogen klussen, wordt schrijven leuk en wordt de inhoud nog sterker. Het onderwijs zou dus niet alleen een apk-keuring (taal- en spelfouten vermijden) moeten zijn, maar mag ook studenten stimuleren om lekker te blijven sleutelen.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Soms doe ik het nog weleens met mijn vrienden. Gewoon even om even terug te denken aan die tijd die ik nooit heb gekend. Die tijd van het polygoonjournaal en dat keurige stemmetje van Philip Bloemendal. Die tijd waarin grove scheldwoorden met het gebruik van de allesoverheersende ziekte van nu nog niet hip waren, omdat de ziekte simpelweg nog niet bestond. Ik las ergens dat de meest grove scheldwoorden in de Middeleeuwen gingen over poep, plas, seks, drank en achterlijkheid. Er is niet heel veel veranderd. Behalve dat er meer ziekten zijn bijgekomen.[/intro] Door: Dion van Meel Maar ziekten zijn gekomen en weer gegaan. Sommige scheldwoorden over die ziekten zijn helaas blijven hangen. Maar sommige zijn verdwenen of hebben simpelweg nooit bestaan. Het waarom is mij een raadsel. “Wat ben jij een enorme griepprik, zeg”, vind ik tegenwoordig namelijk best aardig klinken. En “Krijg toch het scheurbuik!” roepen naar je zoon als hij zijn spruitjes weer niet wil eten, kan tegenwoordig toch best? Bij schelden is, vaak tot terechte ergernis van velen, alles geoorloofd. Mijn voorkeur gaat zeker niet uit naar schelden met ziekten. Daar valt tot op zekere hoogte gewoon niet mee te spotten. Enthousiast word ik pas écht als ik mag schelden met woorden zonder herkenbare betekenis erin. Met Nederlandsche woorden die ooit iets betekend hebben, maar nu slechts lekker klinken. Als ik met mijn vrienden ben, ontstaat vaak al snel dat wedstrijdelement. Om de beurt roepen we dan die klassiekers naar elkaar. Wie de meeste kan schreeuwen naar de ander, wint. Een belangrijke spelregel daarbij is dat het vuistje altijd even omhoog moet gaan als er een scheldwoord wordt geschreeuwd. Om het woord die extra Oudhollandsche lading te geven. Denk daarbij aan het vuistje van die buurman uit jouw straat. Die buurman die jou scheldend achterna komt rennen, omdat je de banden van zijn trekker net hebt leeg laten lopen. Daar moet het op lijken. Geen vuistje erbij is geen punt erbij. Ook als docent Nederlands gebruik ik ze zo vaak als maar kan. Ik strooi niet met ziekten of Engelse sekstermen en probeer klassiek te blijven. Ik geef immers Nederlands. “Scheer je weg, gij schavuit!”, schreeuw ik als een leerling mijn les verstoort. Altijd hoop ik dan dat hij nog durft te reageren. “Waag het niet, donderstraal!”, is mijn antwoord in dat geval. Wanneer de discussie hoger oploopt, haal ik alles van stal. In een dertigtal seconden gooi ik mijn gehele Oudhollandsche vocabulaire eruit, zonder dat de leerling ook maar één keer kan interrumperen. Snotaap, addergebroed, donderstraal, vlegel; het gehele arsenaal komt in me op en belandt op het tafeltje van de leerling. Dan valt het altijd even stil, waarna ik het niet kan laten om nog even “rapalje!” te schreeuwen. Maar dan valt het écht stil en staren dertig leerlingen me vol ongeloof aan, terwijl ik doe alsof ik ze niet zie en mijn aandacht alleen maar op die ene leerling richt. Die ene leerling die me dan al twee minuten aanstaart met de twijfel, angst en schaamte in zijn ogen. Met zijn mondhoeken die omhoog gaan en weer zakken, omdat hij niet weet of ik het meen of niet. Mijn toon, volume en gezichtsuitdrukking zeggen namelijk van wel, maar de scheldwoorden zeggen wellicht anders. Ze zeggen hem helemaal niks. Ik kan voor hem op dat moment net zo goed een man zijn die in het Arabisch drie appelen en een aubergine bestelt, op een iets fellere toon dan anders. Nog even laat ik hem dan zweten. Dan, zonder enige aarzeling, ga ik door met mijn les. Om hem af en toe nog even aan te kijken, als er weer een Oudhollandsch scheldwoord in me opkomt. “Belhamel!”
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zo. Er is weer een jaar voorbij waarin mooie woorden zijn gesproken, harde woorden zijn gevallen en - niet onbelangrijk - nieuwe woorden zijn ontstaan. Om deze nieuwe woorden niet te vergeten, helpt Van Dale altijd een handje. Aan het einde van ieder jaar kiest Van Dale samen met haar stemmers het woord van het jaar. De winnaar van 2016 werd ‘treitervlogger’. En dat betekent dat ook in 2016 onze jongeren hun huiswerk weer hebben gedaan. [/intro] Door Dion van Meel ‘Treitervlogger’ is een modern woord voor een jongere - laten we eerlijk zijn: een volwassen treitervlogger is gewoon erg sneu - die kattenkwaad uithaalt en vastlegt op beeld. Vroeger rolde ik pijltjes van een oude Aktueel en blies ik deze met een pvc-pijp door openstaande ramen, ramde ik steentjes over huizen met een tennisracket en gooide ik mijn bal expres tegen de net geschilderde garage van mijn overbuurman. Dat gaat tegenwoordig niet meer; een mobieltje vasthouden tijdens deze oude vormen van kattenkwaad blijkt heel erg lastig. Op de tweede plaats van de grote Woord-van-het-jaar-verkiezing van 2016 eindigde ‘Pokémonterreur’. Ik hoef u niet te vertellen dat ook dít woord over jongeren gaat - die enkele sneue volwassene wederom niet meegeteld. En als we terugkijken naar de andere jaren wordt het patroon helder: in 2008 was ‘swaffelen’ de winnaar, gevolgd door ‘ontvrienden’ in 2009, ‘project X-feest’ in 2012 en ‘selfie’ in 2013. Ik hoor wat u zegt: al deze woorden kunnen net zo goed gebruikt en uitgevoerd worden door volwassenen. Ik stel me echter zo voor dat u in het weekend niet al swaffelend op een project-X feest een selfie staat te maken, waardoor u de volgende dag non-stop wordt ontvriend op Facebook. Met alle respect: dan moet u echt uit een ‘tuigdorp’ (winnaar 2011) komen en, nogmaals met alle respect, een sneue volwassene zijn.  Mijn leerlingen en ik gebruiken ‘swaffelen’, ‘selfie’ en ‘ontvrienden’ nog steeds. Niet in één zin of elke dag en gelukkig niet altijd in de klas, maar we kunnen stellen dat deze woorden blijvend zijn in onze Nederlandse taal. Gezien de afkomst van deze nieuwe woorden is het gek dat Van Dale naast de Woord-van-het-jaar-verkiezing óók een verkiezing heeft in de categorie ‘jongerentaal’. Deze categorie bepaalt immers juist het ontstaan van meer dan de helft van alle Van Dale-winnaars. De winnaar in deze categorie is ‘duimpie’ geworden; een woord dat vast ergens in een lokaal wordt uitgesproken als blijk van waardering, maar niet in het mijne. Deze categorie mag wat mij betreft dus geschrapt worden. Dat jongeren veel nieuwe woorden maken, was natuurlijk al bekend. Toch gaan de meeste jongeren niet naar vandale.nl om op hun woord van het jaar te stemmen. En de meeste jongeren kijken geen nieuws. Jongeren zíjn namelijk het nieuws. Dus terwijl wij als volwassenen alles en iedereen lekker in hokjes plaatsen, commentaar geven op dingen waar we niet veel van af weten en af en toe een beetje stemmen op vandale.nl, moeten we eens wat vaker het huiswerk van onze jongeren nakijken. Zij hebben immers de macht over onze taal. De macht waarin zij, bewust of onbewust, woorden verwekken. Ik wens mijn leerlingen komende maandag daarom allemaal een gelukkig nieuw woord.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Dialecten, ze zijn er in verschillende vormen en maten. Maar niet iedereen beseft dat. Ik erger mij er maar al te vaak groen en geel aan. Onverstaanbare woorden, zinnen waarvan je denkt: moet ik hier nu bij lachen of bij huilen?, slechte zinsconstructies en gebruik van woorden in de verkeerde context en op het foute moment.[/intro] Door: Katrijn Strijckmans Het gaat steeds beter met het begrijpen van het plaatselijke dialect (in mijn geval het West-Vlaams), maar toch krab ik me nog vaak achter de oren. Meer dan eens heb ik moeite met het verstaan van de bakker en slager om de hoek, maar ik kom dan ook van de andere kant van het land. Toch vind ik dat niet het ergste. Het dialect van de docenten tijdens de lessen is naar mijn mening het meest frappant. Meer dan eens moet ik aan een van mijn klasgenoten vragen om even te ‘vertalen’ wat de docent net gezegd heeft. Ik ga me namelijk niet belachelijk maken in een aula van 120 studenten die allemaal uit de buurt komen en de grap dus perfect begrijpen, om dan de volgende drie jaar te mogen aanhoren wat een sukkel ik ben. Hopelijk ben ik niet de enige met deze mening. Ik doe moeite om mij aan te passen (en volgens mij lukt dat aardig), maar is het te veel gevraagd om op zijn minst iets wat lijkt op Algemeen Beschaafd Nederlands te hanteren in het onderwijs van vandaag? Het gaat niet noodzakelijk om het echte ABN, maar als je les geeft over filosofie, anatomie of eender welk vak in die richting, doe dan de moeite om de woorden verstaanbaar te maken (om over de lesstof nog maar te zwijgen). Laat dit daarom een warme oproep zijn aan alle huidige en toekomstige leerkrachten (basisonderwijs en middelbaar onderwijs), docenten en professoren over het hele land om de Nederlandse taal tijdens de lessen verstaanbaar te maken. Zo maken we samen van ons goede Belgisch onderwijs nog beter onderwijs. En om het verdwijnen van dialecten te vermijden: buiten de les is dialect ‘dik in de sacoche’.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Mijn eerste kamer in Nederland is bij een International Student House in Groningen, een speciale studentenwoning die door de universiteit is geregeld voor nieuwe buitenlandse studenten. Die van mij ligt aan de Melkweg. Ik deel mijn kamer met een aardige jongen uit Hongkong en heb huisgenoten uit Canada, China, Australië, Polen, Zweden, Frankrijk, Duitsland en nog veel meer landen. Er worden dus heel veel verschillende talen gesproken. Wij organiseren regelmatig een international dinner waarbij we om de beurt gerechten uit ons land koken. En er zijn vaak feestjes.[/intro] Door Vinnie Ko Na een half jaar voel ik dat er iets niet goed zit. Ben ik in het buitenland? Ja, het is hier heel anders dan in mijn vaderland. Ik spreek iedere dag Engels. Ik heb veel internationale vrienden gemaakt en verschillende culturen leren kennen. Maar ben ik in Nederland? Fysiek ben ik in Nederland, maar geestelijk niet echt. Ik spreek geen Nederlands. Ik heb niet zo veel  Nederlandse vrienden gemaakt en ik weet niets over de Nederlandse cultuur. Ik ga bijna alleen om met de medebuitenlanders. Het lijkt eerder alsof ik in een aparte enclave voor buitenlanders woon die toevallig in Nederland ligt. Ik wil profiteren van het feit dat ik in Nederland ben. Nederlands leren lijkt me een goed begin en ik schrijf me in bij het Talencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen voor ‘Nederlands voor buitenlanders niveau 1’. Om acht uur ’s avonds zit ik met zo’n dertien internationale studenten in een zaal in het Harmoniegebouw. De lerares, een aardige mevrouw van rond de zestig, vraagt ons wat we al kunnen zeggen. Er wordt geroepen: "hoi", "ja", "nee" en "gratis". Een van de dingen die ze in de eerste week behandelt, is tellen. "In Dutch, you count numbers like this: één, twee, … , éénentwintig …" "Eénentwintig? Niet twintig één?" "Waarom komt het laatste cijfer aan het begin?" "Het is nu eenmaal zo", zegt de lerares. Na een maand valt de taal nog steeds niet mee. We zijn bezig met een opdracht waarin we woorden in de juiste volgorde moeten zetten, zodat ze samen een correcte zin vormen. Er staat: ‘kopen —boek —een —ze —wil’. "Ze wil kopen een boek", zeg ik. "Nee, ze wil een boek kopen", corrigeert mijn docente. "Als je in het Nederlands een tweede werkwoord hebt, komt dat altijd op het eind." De volgende: ‘kopen —dat —boek —zegt —een —ze —wil —ze’. "Ze zegt dat ze wil een boek kopen", antwoord ik. "Nee, ze zegt dat ze een boek wil kopen", corrigeert mijn docente. "In de bijzin komen alle werkwoorden op het eind." Nederlanders houden van alles op het eind zetten, denk ik. Nederlands is zeker geen gemakkelijke taal. Na twee maanden durf ik mijn Nederlands nog steeds niet in praktijk te brengen. Op een dag zie ik dat Kruidvat een goedkope treinkaart verkoopt. Ik beslis om mijn Nederlands voor de eerste keer in de buitenwereld te gebruiken. Dit in het bijzijn van veel mensen doen, lijkt me geen optie. Op een dinsdagochtend fiets ik naar de Kruidvat in Westerhaven, dan is het daar rustig. Voor de deur blijf ik nog even zenuwachtig staan. Ik kan het! Niet bang zijn! Ik loop naar binnen. Gelukkig zijn er maar twee andere klanten en die staan niet bij de kassa. Achter de kassa staat een blond meisje. Ik zeg met een zwaar buitenlands accent: "Kan ik hebben een treinkaart?" Ze tovert een ongewone glimlach tevoorschijn. Oh shit, is het helemaal fout? Heeft ze misschien niet begrepen wat ik bedoel, of het verkeerd begrepen? Ik raak bijna in paniek. "Prima", antwoordt ze. Ze zoekt naar een kaartje en overhandigt het me. Haar glimlach blijft en is er nog steeds als ik de winkel verlaat. Op de fiets terug naar huis ben ik dolblij. Het was misschien grappig voor haar, maar ik heb mijn eerste keer overleefd! [line] vinnie-ko-ruudpos-nl_kleinerOver Vinnie Ko Waarom zit een student op zijn kamer, maar niet op de kantine? Als je slasaus over de sla doet, waarom dan geen pindasaus over pinda's? En wat is de reden dat een positief woord als 'kut' als scheldwoord wordt gebruikt? Dit zijn slechts enkele van de vele valkuilen in de Nederlandse taal waar de Zuid-Koreaanse Vinnie Ko (1990) mee te maken krijgt als hij in een Gronings studentenhuis belandt. Toch beleeft hij zoveel lol aan het leren van het Nederlands dat hij erover gaat schrijven. De Groene Amsterdammer bood hem hiervoor een vaste plek op de website.  [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Tutoyeren

Column: Tutoyeren

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Laatst vroeg iemand hoe het met me ging. "Goed! En met jou?", antwoordde ik. Later bedacht ik me dat ik misschien beter ‘u’ had kunnen zeggen. De persoon die vroeg hoe het met me ging, was namelijk een docent. Nu zeg ik tegen iedereen die ouder is dan ik altijd netjes ‘u’, tenzij ik een band heb met diegene. Maar hoe je een docent aanspreekt, vind ik dubieus. Je kent elkaar, je hebt wel een band, maar tegelijk is er een gepaste afstand. ‘U’ voelt te formeel, ‘je’ voelt te informeel.[/intro] sanne breedveld   Door: Sanne Breedveld   De twijfel of ik moet tutoyeren of vousvoyeren heb ik niet zelden. Wanneer is het ‘u’ en wanneer is het ‘je’? Volgens de etiquette horen mensen elkaar netjes met ‘u’ aan te spreken, maar de praktijk laat zien dat mensen wel ‘je’ zeggen wanneer zij iemand goed genoeg kennen. Net zoals ik dus ‘je’ zei tegen de betreffende docent. Had mijn wieg maar in Engeland of Duitsland gestaan, denk ik dan. Daar kennen ze dit probleem niet, of in elk geval in mindere mate. ‘U’ of ‘je’, in het Engels is het gewoon you. Lekker makkelijk. Noodzaak is wel dat de rest van je taalgebruik aansluit bij de vorm die je bedoelt, maar taal is zo rijk dat me dat niet het probleem lijkt. In Duitsland daarentegen hebben ze een inventief systeem met zelfs werkwoorden speciaal hiervoor (duzen en siezen). De regel is als volgt: iedereen die ouder is dan jij (of u) spreek je aan met ‘u’. Pas wanneer iemand je toestemming geeft om ‘je’ te zeggen, mag dat. Eigen initiatief wordt niet bepaald gewaardeerd. Nou gaat het in veel gevallen in Nederland goed, maar toch zal er niemand zijn die nog nooit een oeps-momentje heeft gehad als het om het tutoyeren gaat. Je schoonouders die je per ongeluk toch met ‘u’ aansprak, nadat ze je herhaaldelijk hadden gevraagd gewoon ‘je’ te zeggen, of een collega die je misschien beter wel met ‘u’ aan had kunnen spreken. Gelukkig is het in de meeste gevallen wel duidelijk. De burgemeester? U. Je baas? U. Je vrienden? Jij. Maar precies bij die mensen die je wel kent en waar je een band mee hebt, dáár zit de twijfel. Kun je alle collega’s met ‘je’ aanspreken? En mensen die je tegenkomt in je vrije tijd, zou je dan ‘u’ moeten zeggen als het leeftijdsverschil meer dan twintig jaar is? Een gemakkelijke oplossing zou zijn dat we hetzelfde doen als in Duitsland: heerlijk eenduidige regels en iedereen weet waar hij aan toe is. Maar toch ben ik daar geen voorstander van. Is het niet juist fijn om zomaar ‘je’ te kunnen zeggen tegen iemand? Het schept een band. ‘Je’ heeft iets lieflijks. ‘Je’ is iets voor mensen die je graag mag. ‘Je’ zorgt voor vertrouwen. ‘U’ creëert meteen een afstand en daar zit je soms niet op te wachten. Afwisselen kan ook, maar dat is een beetje vreemd. Misschien moet ik het de volgende keer dat ik niet kan kiezen maar gewoon vragen: “Mag ik u ‘jij’ noemen?”

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er was een tijd dat ik een tik op m’n achterhoofd kreeg van mijn pa als ik weer eens zat te dabben aan tafel. Tegenwoordig juichen mijn leerlingen als ik dab, om vervolgens zelf hetzelfde te doen, vierentwintig keer achter elkaar. Net zo lang tot hun pa hen de volgende dag ziek meldt door opgelopen arm- en nekklachten. Geeft het rotzooi? Nee. Wekt het irritatie op? Ja.[/intro] Dion van Meel Door: Dion van Meel     Let op: leest u het woord ‘dabben’ al op de Engelse manier? Dan bent u besmet het virus dat dabben heet.   Want dabben is dabben niet meer. Dabben was ooit een synoniem voor het woord knoeien; een woord dat voornamelijk gebruikt werd als een klein kind zat te spelen met zijn eten, waarna het hele tafelkleed onder de stamppot zat. “Niet dabben met je eten!” riep moeders dan op luide toon. Maar dát woord staat voor straf op de gang, zo lijkt. Of het ligt aan mijn huidige kinderloze bestaan thuis, want ik hoor het woord een stuk minder. Misschien ook omdat mijn vriendin het tegenwoordig accepteert als ik mijn bord met stamppot omkeer op de door haar mooi opgedekte tafel, om er vervolgens met mijn vingers in te roeren. Hoe dan ook, dabben is tegenwoordig een beweging die lijkt op niesen in de binnenkant van de arm, maar dan met het hoofd gekanteld naar de zijkant en zonder snot, waarbij de andere arm zich horizontaal strekt. En u maar denken dat de arm- en nekklachten van uw zoon ontstonden door het vele gamen.   Het ouderwetse dabben is vervangen door zijn Engelse broer. Een broer die zichzelf uiteraard op de Engelse manier uitspreekt – ‘debben’ – maar er totaal iets anders mee bedoelt. Een broer die me behoorlijk de keel uit begint te hangen. Want ‘de dab’ is verheven tot een beweging die door voornamelijk pubers op de meest onverwachte en onlogische momenten wordt uitgevoerd. Tijdens een aantekening, tijdens een toets, tijdens het praatje van de rector, tijdens corvee; overal ontstaat ‘de dab’. Het begon allemaal bij die hippe profvoetbalpubers in Europa. Paul Pogba, Mario Balotelli, Paolo Dybala, Romelo Lukaku en zelfs onze eigen Dirk Kuijt; allemaal voerden ze het dabben al eens uit na het scoren van een doelpunt. Zelfs onze koning kon het niet laten om tijdens zijn bezoek aan Oldenzaal de spastische armbeweging te maken naar een stel kinderen. Mijn leerlingen kunnen dan natuurlijk niet achterblijven: als ergens de copy-paste-methode kan worden uitgevoerd, staan zij vooraan in de rij. Ook al hebben ze geen idee waar de beweging vandaan komt. Wist ik het wel? Nee. Mijn Google-zoektocht naar de betekenis van woord en beweging bracht me naar de Afro-Amerikaanse hiphopcultuur. Binnen die cultuur beweert men dat de beweging ontstaan is door het roken van sterke wiet: als je de rook te hevig inhaleert, moet je hoesten en breng je je mond naar de binnenkant van je arm om te hoesten. Vervolgens is de beweging getransformeerd in een dansmove uit diezelfde hiphopscene. Maar waar het woord vandaan komt? Dat weet blijkbaar niemand. Weet iemand toevallig wél – iets wat ik veel belangrijker vind - hoe ‘de dab’ samen met de beweging weer zo snel mogelijk kan terugkeren naar Amerika? Want ik ben er klaar mee. Eerlijk is eerlijk: ik heb mijn eigen ruiten ingegooid. Een paar weken geleden was ik met mijn leerlingen op schoolreis. In de ochtend kregen we harde, droge afbakbroodjes die we konden beleggen met cheddarkaas die rechtop kon staan en koude, ongeschrokken eieren. Al gauw werd het een puinhoop: de cheddarkaas werd door de pubers misbruikt om er gele kaarten mee uit te delen aan elkaar en half gepelde eieren lagen op tafel, samen met wat door de afbakbroodjes afgebroken melktanden. Ik zag het aan, zoekend naar die ene zin die didactisch, pedagogisch en empathisch de beste oplossing was om dit eetfestijn niet verder te laten escaleren. Ik dacht dat ik ‘m had, dus stond snel op, riep die ene zin en ging zitten. Ik had mijn eigen doodvonnis getekend. “Jongens! Niet ‘debben’ met je eten!” Voorlopig ben ik dus nog niet van het dabben af.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

‘Het kinderpardon werd in 2012 door Diederik Samsom voor de poorten van de hel weggesleept.’ (Trouw, 24 juni 2016) [intro]Ik had de uitdrukking nooit eerder gehoord, maar ik wist in een flits wat ze betekende. Als je iets voor de poorten van de hel moet wegslepen, is het een succes dat aan een zijden draadje heeft gehangen. [/intro] Door Ludo Permentier Dat zijden draadje kent iedereen. Het wordt honderden keren per dag gebruikt in gesprekken. Als ik de tellingen van een grote persdatabank mag geloven: in de Nederlandse en Vlaamse pers samen zo’n duizend keer per jaar. Die poorten van de hel, daarentegen, goed vijftig keer (ik tel niet mee de keren dat iemand voor de poorten van de hel staat, of dat die poorten opengaan). Doordat er zoveel zijden draadjes worden gesponnen, zien we het fijne beeld niet meer dat achter de uitdrukking zit; het is een cliché geworden. Die poorten van de hel behouden voorlopig hun volle afschuwwekkende aanblik. Goede schrijvers weten hun onderwerp zo voor te stellen dat de lezer nieuwsgierig wordt vanaf het begin en geïnteresseerd blijft tot het einde. Ik had hier ook kunnen schrijven dat de betere auteur zijn onderwerp zo voor het voetlicht brengt dat de lezer het naadje van de kous wil weten en aan zijn stem gekluisterd blijft. Om op die frases te komen heb je een redelijke fantasie en een behoorlijke woordenschat nodig. En dan nog voel je soms dat er ergens een prikkelende uitdrukking voor moet bestaan, maar ze schiet je niet te binnen. "Ze ligt op het puntje van mijn tong", zeg je dan. Alweer zo’n treffend beeld. Het woordenboek helpt je niet altijd verder. Woordenboeken leggen uit wat je ergens gelezen of gehoord hebt. Je moet al een heel geavanceerd digitaal woordenboek hebben, plus een ruime ervaring in het zoeken en een schepje geluk om in zo’n woordenboek een uitdrukking te vinden die je hier en nu van pas komt als je zelf aan het woord moet. Een boek dat je helpt om je ideeën scherp onder woorden te brengen, liefst met beeldende uitdrukkingen, bestond nog niet. Mijn gewezen collega Rik Schutz en ik vonden dat heel spijtig. Daarom hebben we het zelf samengesteld. Het heet Met zoveel woorden en je zou het een omgekeerd woordenboek kunnen noemen: je begint bij de betekenis en je komt uit bij de woorden. Het is geen synoniemenwoordenboek en het beperkt zich tot wat taalkundigen ‘idiomen’ noemen: uitdrukkingen die je niet letterlijk neemt. Die hebben we niet alfabetisch geordend (want dan hadden we een verklarend woordenboek van uitdrukkingen), maar onder trefwoorden die wellicht het eerst bij je opkomen als je op zoek gaat naar een formulering. Onder zo’n trefwoord staan soms een handjevol, soms tientallen uitdrukkingen die je op weg helpen. Alles samen (schrik niet!) zijn het er een kleine zesduizend geworden. Eén voorbeeld slechts: het trefwoord 'sympathie'. Daaronder vind je: (een) hart hebben voor …, een goed/warm hart toedragen, … naar mijn hart, een (goede) klik hebben met iemand, een boontje hebben voor …, een potje kunnen breken bij iemand, een zwak hebben voor …, gecharmeerd zijn door …, gecharmeerd zijn van …, iemand (graag) mogen lijden en over de baan kunnen met iemand. Je bent misschien getroffen door dat boontje, of door gecharmeerd zijn door of over de baan kunnen met. Dan ben je een Nederlander. In Vlaanderen zijn het heel gewone uitdrukkingen, die beslist ook bekendheid verdienen in het noorden van ons taalgebied. Bij uitdrukkingen die niet overal bekend zijn, hebben we dat genoteerd. En er staat altijd een voorbeeldzin, waaruit je kunt leren in welke sfeer de uitdrukking gebruikt wordt. met-zoveel-woordenRik en ik hebben nu ons woordenboek en we zijn er blij mee. Jij kunt het ook krijgen, want Taalvoutjes geeft er drie weg, met dank aan uitgeverij Amsterdam University Press. Het enige wat je moet doen is te delen welke uitdrukking het eerste bij je opkomt als je zou willen zeggen dat je buitengewoon blij bent. Zo blij gaan wij jou dan misschien maken. WINNEN Kans maken op het boek Met zoveel woorden van Ludo Permentier en Rik Schutz? Beantwoord zijn vraag in een reactie hieronder! [line] ludo-permentierOver Ludo Permentier Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, het Groene Boekje, de Nederlandse Taalunie en de Universiteit van Gent. Noem een instantie die met het Nederlands te maken heeft en de Vlaming Ludo Permentier is erbij betrokken. Hetzij als jurylid, hetzij als redacteur, hetzij als docent. Een groot taalman, dus, die desalniettemin odes kan brengen idiomen en aan kleine woordjes, zoals 'oeps'. Oeps, zeg je? Jazeker! Zijn column over dit woord vind je in Taalvoutjes - het boek 2 [line] Meer boeken van Ludo Permentier:

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]We zitten in de kring. “Wat zou je toveren, als je voor één dag een tovenaar was?”, is de vraag. Ik hoor de mooiste dromen, die vooral te maken hebben met een zwembad in de achtertuin, prinsessen, draken en babydiertjes.[/intro] Foto Sherita Jager   Door: Sherita Jager   Het duurt even voor Denzels fantasie gaat werken, want nuchter als hij is, spreekt zijn Nederlandse kant: "Maar toveren kan helemaal niet." Als ik even aandring en Denzel dan eenmaal toch begint te fantaseren, is hij niet meer te stoppen. Zijn droom is erg spannend. "Ik wil een kokodril in de tuin!", roept hij met een stralend gezicht. Leuk, denk ik eerst. Maar dan ben ik even van slag. Hier klopt iets niet ... Paul, een van de leerlingen met een grote Nederlandse woordenschat, kijkt me met grote ogen aan. Wat zegt hij nu verkeerd? Het klinkt zo gek. Kokodril ... Kokodril ... Ik kijk naar Denzel, die met een heel blij gezicht aan zijn kokodril in de achtertuin denkt. Ik kijk nog een keer naar Paul, herhaal Denzels zin en dan hoor ik het. “Kokodril!” Ik onderbreek Denzel even in zijn fantasie en vertel hem dat het juiste woord 'krokodil' is. Ook goed, zie ik hem denken. Als ik hem maar in mijn tuin mag houden.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Alstublieft mevrouw, uw latte macchiatto en cheesecake.” Genietend van mijn koffie verkeerd realiseer ik me dat je echt niet naar een horecagelegenheid hoeft te gaan om tot de ontdekking te komen dat het Nederlands als gebruikstaal langzaam maar heel zeker aan het verdwijnen is. Even om me heen kijken naar de verpakking van mijn kauwgom, het badschuim dat ik zojuist heb gekocht en mijn mobiele telefoon is illustratief. Aanduidingen in onze auto’s en computer geven geen ander beeld. Vliegvelden hebben vaak Engelse namen en in de supermarkt moet je zoeken naar Nederlandse tekst. Uitverkoop wordt sale en de Nederlandse televisie is voor het grootste deel slechts te volgen met behulp van ondertiteling.[/intro] Miranda Heussèr   Door Miranda Heusèrr   Sinds de Tweede Wereldoorlog zien we een explosieve groei aan Engelse leenwoorden. De Engelse benamingen voor nieuwe producten nemen we gewoon over. Is dit erg? In tegenstelling tot wat zovelen beweren, kun je alleen maar uiterst tevreden zijn over deze blijkbaar versneld verlopende ontwikkeling. Want wat verdwijnt er nou helemaal? Een gebruiksartikel, want meer is een taal toch niet? Een telefoontoestel of een jas die uit de mode of versleten is geraakt, wordt - terecht - afgedankt. Iets dat niet meer nodig is of door iets anders wat praktischer en beter is, kan worden vervangen, moet eruit. Natuurlijk is het bij het grofvuil zetten van een taal ietwat emotioneler geladen dan het buitenzetten van een oude stoel. Maar willen we van dit land niet langzamerhand een openluchtmuseum maken, dan moeten we af van een taal die ons steeds duidelijker isoleert van de rest van de wereld. Welke voordelen zou de vervanging van ons plaatselijk dialect door het Engels niet hebben! Te behoren tot de grootste, in ieder geval belangrijkste taalgemeenschap in de wereld. Een zegen met maar heel weinig negatieve aspecten. Engels is een wereldtaal met een zeer hoge status. In de steeds belangrijker wordende internationale contacten zullen we onze eigen taal kunnen gebruiken. Een Nederlandse onderhandelaar, die uit zelfoverschatting geen tolk wenst te gebruiken, zal niet meer besmuikt worden uitgelachen. Het onderwijs zal niet meer gebukt gaan onder de zware last van het, overigens zonder al te veel effect, bijbrengen van drie, vier moderne vreemde talen. De hele Angelsaksische literatuur zal zich openen voor elke Nederlander. Wie zou de ongelezen Vondel niet willen ruilen voor Shakespeare? Buitenlanders die Nederland komen bezoeken hebben het makkelijker. En wanneer ze er misschien voor kiezen om zich hier te vestigen, kunnen ze veel gemakkelijker en dus sneller integreren. Natuurlijk zullen er in het begin nog maatregelen moeten worden genomen om moeilijkheden met in het Nederlands opgegroeide ouderen te voorkomen, maar ervaringen met emigranten naar Engelstalige landen wijzen uit dat we de bezwaren niet moeten dramatiseren. En we zijn al goed op weg: bijna iedereen om je heen beheerst wel wat Engels, universiteiten leiden studenten op in het Engels en staatssecretaris Dekker pleit nu zelfs voor tweetalige basisscholen.   Uiteraard zal het Nederlands niet meteen helemaal verdwijnen en dat hoeft ook niet. Het mag best als lokaal curiosum te midden van andere folklore zoals het Fries en het dauwtrappen blijven bestaan, maar we zouden verlost zijn van de periodieke plaag die spellingshervorming heet. We zouden verlost zijn van het verward worden met onze oosterburen, die immers ook aardappels eten. En verlost zijn van het geginnegap over het taalgebruik van onze zuiderburen. We zouden eindelijk allemaal de opschriften op onze gadgets en in onze auto begrijpen. Er zou naar ons geluisterd worden, niet om te horen hoe we het in beroerd Engels of Duits zeggen, maar om wát we zeggen. Ik leg mijn tijdschrift met een leuke budget special aan de kant en vraag om de rekening. “Pinnen of cash mevrouw? En heeft u uw membercard bij zich? Mogen we u toevoegen aan onze mailinglist, zodat we u op de hoogte kunnen houden van onze acties en events?” Valt het u nog op?! [line]

Wil je je eigen column terugzien op onze site? Stuur deze nu in.


923 shares

Ik snap 'm niet

Daar liggen ze dan, uitgeteld van een lange dag spelen, skaten, kletsen en giebelen. "Mogen we nog even kletsen?", vroegen ze me. Maar van kletsen kwam niet veel meer, binnen drie minuten lagen ze te slapen, mijn dochter en haar vriendinnetje. Al meer dan 24 uur in elkaars gezelschap zonder ook maar één onvertogen woord: zij spreken elkaars taal. Janinne Kraaima   Door Janinne Kraaima     Ze spreken een taal die wij niet begrijpen, een taal die niemand begrijpt, alleen zij twee. Anderen voelen zich daardoor soms buitengesloten, maar ze doen het niet expres. Met z’n tweeën zijn ze één en als vanzelfsprekend voelen ze elkaar aan, soms zelfs zonder woorden. Ze gaan ieder naar een andere school, er zit zelfs een schooljaar tussen. Op school hebben ze andere vrienden en vriendinnen en daar spelen ze ook met anderen, maar eigenlijk telt er voor allebei maar één: dat is de ander. Hun beider zielen zijn verwant. Als een soort Sjors en Sjimmie zijn ze ieder vrij moment samen, bespreken ze hun diepste geheimen, hun grootste irritaties en  hun machtigste wensen. Ze spannen samen om te krijgen wat ze willen. Ze voelen zich vertrouwd bij elkaar, ze voelen zich vertrouwd in elkaars gezin, ze slapen en eten bij de ander net zo als dat ze dat in hun eigen huis doen: ze zijn thuis bij elkaar. Ondanks hun kinderleeftijd laten ze mij als volwassene zien wat echte vriendschap is: ze zijn zo trouw en loyaal aan elkaar dat het me ontroert. Zelf zien ze de schoonheid er nog niet van, maar ik hoop dat ze later met zoveel warmte terugdenken aan deze tijd dat ze dan nog steeds kunnen zeggen: wij spreken elkaars taal. [line] Heb je zelf een taalergernis, een favoriet woord of een andersoortige taalbeslommering? Stuur jouw column in en word beloond met tal van Taalvoutjes-hebbedingen!   
Taalvoutje

Column: Goeroe

Column: Goeroe

923 shares

Ik snap 'm niet

Wie een paar weken terug de aflevering van Zondag met Lubach over The Green Happiness heeft gezien, zal waarschijnlijk smakelijk hebben gelachen om de vele taalfouten die uitgelicht werden. De meiden achter de succesvolle dieetboeken hadden zich verontschuldigd voor de vele fouten in hun boeken met de woorden 'Wij zijn geen taalguru's'. Je voelt het al aan je water: de grappen lagen klaar. Goeroes op het gebied van taal zijn de meiden zeker niet, maar hun boeken worden wel gretig verslonden. Voor velen zijn de twee diëtisten wel degelijk goeroes. Maar is dat terecht? Koen van Haaren denkt er het zijne van. Door Koen van Haaren Elk beestje heeft een naam nodig. Dus als er iets nieuws ontstaat, gaan we op zoek naar een woord om het mee te beschrijven. Soms grijpen we daarbij (onbewust) terug op oude woorden of andere talen. Hoe moet je iemand omschrijven die je veel kan vertellen over het internet, de beurs, voeding, noem maar op ...? In veel Oosterse talen wordt het woord 'goeroe' gebruikt voor een leraar, al dan niet spiritueel of religieus. En ook in ons land wordt de benaming steeds vaker gebezigd. Het woord zou afstammen van het Sanskriet en 'zwaar' betekenen: een zwaargewicht op zijn vakgebied, dus. Anderen beweren dat het woord een samenstelling is van goekhar (:wereld) en roekhar (:god). Hoe het ook zij, het gaat dus om iemand met veel kennis. 

Waarom zou je zo iemand dan niet 'professor' of 'doctor' noemen? Dat is toch gebruikelijk voor iemand die veel kennis heeft opgedaan over een onderwerp? Veel mensen die vandaag de dag de stempel van 'goeroe' krijgen, geven echter geen les; ze publiceren alleen hun mening, vaak zonder onderbouwing. Het gaat ze dus niet om kennisoverdracht, maar om het verspreiden van hun mening. Een beetje zoals politici, eigenlijk. 

Wat mij opvalt is dat iemand tegenwoordig al snel de titel 'goeroe' krijgt toegedicht als het onduidelijk is op welke wetenschappelijke grond zijn uitspraken gebaseerd zijn. Door zo iemand een goeroe te noemen, lijkt het opeens niet meer zo belangrijk of iets onderbouwd kan worden. De goeroe zegt het, dus het is waar. Denk bijvoorbeeld aan de film The Guru uit 2002. Aan de hoofdrolspeler wordt een wijsheid toegedicht waarvan hij zelf niet eens weet waar hij die vandaan haalt. Als er maar genoeg volgers zijn die je woorden voor waar aannemen, dan worden er verder geen vragen gesteld. Met enkele hedendaagse goeroes lijkt hetzelfde aan de hand. Feiten zijn voor watjes, de goeroe weet het gewoon. Hij roept iets en als men maar gelooft dat hij het wel zal weten, dan is het dus waar. Is daar eigenlijk al een term voor bedacht? Mijn voorstel is om een nieuw woord te introduceren om deze trend te beschrijven: 'goeroepen'. [line] Heb je zelf een taalergernis, een favoriet woord of een andersoortige taalbeslommering? Stuur jouw column in en word beloond met tal van Taalvoutjes-hebbedingen! 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Maandagmiddag, half vijf. Daar zit ik dan. Eindelijk. De eerste ademtocht het lekkerst. Streling van de ruggengraat. Simpel kan het leven zijn. Het geluk van een meditatiebankje.[/intro] René Turk   Door René Turk       De afgelopen week komt voorbij. Dag en nacht werken. De ene na de andere beer schoot ik af. De trots. De euforie. Ik heb het maar mooi geflikt. Plots komt er een bubbel omhoog. Nog een deadline. Ik schrik van het woord. Hoe is het mogelijk? Schrijven is toch mijn passie? Twintig minuten later ben ik kilo's lichter. Ik kijk naar mijn things to do-list. Met een ferme beweging streep ik twee fikse posten door. De pen drukt in de houten tafel. Yes! Deze dag begon met een prachtige dagelijkse gedachte. Ze komen al jaren in mijn postvak. Deze oneliner resoneerde met me. De klus van vandaag legde hem meteen weer het zwijgen op. Ik open mijn mail. Vooruitgang is onmogelijk zonder verandering. Dat was hem. Inderdaad, al belemmeren de berenlijken nu wel mijn uitzicht. Deadline, things to do list, yes, oneliner. What the fuck? Hoe heette die man ook alweer? Ik begin te googelen. De 'g' van mijn toetsenbord die de laatste tijd blijft hangen. Opvallend? Met een naamswijziging naar zoeken.nl zou mijn laptop nog even mee kunnen. Gezien de spreuk van vandaag mag ik een nieuwe laptop kopen. Ik vind de man niet. Hij had toch zo'n mooi Nederlands woord voor callgirl? Bizar, ineens vind ik het juiste artikel. De Belnimf. Frens Bakker pleit voor minder Engelse woorden in de Nederlandse taal. Zijn trip naar het geheugenlaantje maakt me blij. Ik denk aan het schitterende 'kopslag' dat ik als tiener hoorde op de Belgische televisie. Vlaams voetbal is sindsdien Nederlands voetbal met ballen. Ik mijmer. Gladiolenstrook, gelukslijst, krachtspreuk, klapschrijver met tien ramen. Ik doe mee. Vooruitgang is immers onmogelijk zonder verandering. [line]

Meer van René Turk lees je op reneturk.nl.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Toen de vroege vogel vanmorgen met vlinders in zijn buik wakker werd, besloot hij even langs te gaan bij twee tortelduifjes. Het was een warme zomerochtend, de mussen vielen van het dak. Maar dat kon hem niets schelen, hij had geslapen als een marmot. Ze vormden een vreemd stel, die twee: de een zo dom als een gans, de ander stoned als een garnaal. Maar de vroege vogel vond het altijd gezellig om in die beestenbende een broodjeaapverhaal te vertellen. De twee duifjes luisterden vol bewondering naar zijn verhalen over hoe hij ooit een wolf in schaapskleren in de val probeerde te lokken, maar in werkelijkheid geen vlieg kwaad deed.[/intro] Saskia Hupjé Door Saskia Hupjé     Het gevogelte schrok van een voorbijwandelende poes, geen onbekende en zeker geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. De vroege vogel toonde zich een koele kikker en maakte een paar slapende honden wakker. Aangezien blaffende honden niet bijten maar een kat in nood rare sprongen maakt, werd het een vermakelijk tafereeltje. Als een kip zonder kop koos de opgejaagde poes het hazenpad. Zo glad als een paling in een emmer snot baande ze zich een weg door de bosjes. Ze ontweek op miraculeuze wijze een overstekende koe die aan het uitvogelen was hoe ze in vredesnaam een haas moest vangen. Verderop schuilde er nog een addertje onder het gras en poes vluchtte zo bang als een wezel een oude eik in. Er was geen hond meer te zien, alleen haantje de voorste die rustig de kat uit te boom zat te kijken. Gelukkig kwam die dan wel weer op haar pootjes terecht. Zo mak als een lammetje liet poes zich door de tortelduifjes naar huis brengen, waar het een enorme bende was. Want het is nu eenmaal een waarheid als een koe: als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel!

[line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

Foto: Ashley Salfischberger
[intro]Ik sta met mijn rug naar mijn klas als een andere klas langs mijn lokaal loopt. Achter me hoor ik het een jongen zeggen: "Ey, check die meisje!" In gedachten verbeter ik hem. Toch kan ik het niet laten en mompel het. "Kijk dát meisje …" Ik leg m’n onduidelijke klemtoon op ‘dat’. Als ik me omdraai, kijken leerlingen me vreemd aan. Wat zegt die meneertje nu? Ze zullen het gedacht hebben. Ik ga verder met m’n les.[/intro] Door Dion van Meel Die, dit, dat, deze. Het zijn de aanwijzende voornaamwoorden van de Nederlandse taal. Woorden die de- of het-woorden aanwijzen. Maar de laatste tijd bekruipt mij het gevoel dat 'deze' en 'die' méér worden dan alleen aanwijzende voornaamwoorden. Ze winnen aan populariteit. Waar 'dit' en 'dat' eenzaam achterblijven, gaan 'deze' en 'die' in hun eentje op pad. Dat jongeren die thuis een andere taal spreken moeite hebben met dit soort woorden is algemeen bekend. De verklaring is logisch: in veel andere landen zoals Turkije bestaan geen lidwoorden en volledige regels voor het juiste gebruik van lidwoorden zijn er niet. De taal moet er dus onbewust inslijpen tijdens het lezen, leren en spreken. Dat is lastig als je ouders thuis nog de moedertaal spreken. Ik had het foutief gebruik uiteraard al vaker gehoord. Als je lesgeeft aan pubers zitten er altijd een paar tussen die het Nederlands thuis als tweede taal gebruiken, waardoor ze minder in contact komen met onze taal. Maar nooit eerder hoorde ik het in de media, tot Sef in 2011 kwam met het nummer Dit is de leven. Als titelsong voor de film Rabat gebruikte hij expres het lidwoord 'de' verkeerd. Logisch, want de roadmovie gaat over drie Marokkaanse vrienden die uiteraard steevast de klassieke lidwoordfouten maken. Omdat dit nummer zo populair werd, hoorden veel jongeren het lied. Ook jongeren met een Nederlandse achtergrond. Iets wat hip is, is snel overgenomen. Nu, in 2016, worden 'de', 'die' en 'deze' steeds vaker de baas. Ook dit is simpel te verklaren: het bekt lekker. Lekkerder dan dat keurige 'dit' en 'dat'. De harde medeklinker op het eind is soms gewoon niet fijn. En gelijk hebben de pubers, in mijn ogen de bazen van de taal. De pubers bepalen hun eigen regels. 'Taalverloedering', noemen deskundigen het. De pubers noemen het taalversimpeling. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? Natuurlijk, ik blijf ze verbeteren. Maar ook ik kan het niet laten om het te gebruiken als ik een leerling iets vreemds zie doen: “Wat is deze?” Taal verandert. Nog steeds. Docenten zijn daar dagelijks getuige van. Het gebeurt nu eenmaal. Tja, dat is de leven.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.
Taalvoutje

Column: Vol

Column: Vol

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Taal verloedert. Of taal verandert, we zullen er maar aan moeten wennen. De moderne techniek bezorgt ons geregeld nieuwe woorden. ‘Appen’ staat vrijwel gelijk aan de beklemmende dwang om de wereld te laten weten waar je zo vol van bent. Dat alles doen we op een smartphone, ook al zo’n nieuw woord trouwens. Vast bedacht onder het credo: 'Wie zelf niet slim genoeg is, moet het maar van zijn telefoon hebben.'[/intro] Klaas Dozeman   Door Klaas Doozeman   Die volheid kom je steeds meer tegen. Zo is er het laatste decennium een woord met stille trom, fluistertoon en kousenvoeten vertrokken uit ons gangbaar taalgebruik: ‘riskant’. Tegenwoordig is een aangelegenheid meteen ‘risicovol’. Daarmee moge de toon gezet zijn: alles en iedereen is tegenwoordig vol van iets. Ondanks dat twintig jaar geleden de leus ‘Vol is vol’ al naar de verdoemenis verwezen werd, kwam ze toch weer via een achterdeurtje terug ons taalgevoel in. Risicovol. Het woord wordt nu zelfs gebruikt in krantenkoppen, dus zal het inmiddels wel algemeen aanvaard taalgebruik zijn. Er zijn meer voorbeelden. Zo las ik laatst over een humorvolle voorstelling van Max van den Burg. Toen ik hem voor het eerst zag optreden was hij nog humoristisch: het kan verkeren blijkbaar. Wat zal dan de vol-gende stap zijn? Worden alle woorden die eindigen op -lijk ook ineens -vol? Gevaarvol? Verschrikkevol? Onmiddelvol? (Wat dan eigenlijk een mooie creatieve omschrijving zou zijn voor de gemiddelde kaartverkoop van een groot festival, maar dat terzijde.) Of wat te denken van dat Sinterklaasliedje: 'Verwachtingsvol klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard?' Hoe dan ook, wie deze gang van zaken analyseert, ontdekt meteen een magnetronmaaltijdenmentaliteit bij de meeste mensen. Laten we alle fantastische woorden fantasievol maken, alle riskante woorden risicovol maken en alle andere woorden waar je ‘vol’ achter kunt zetten (behalve volle melk, dus) ook maar -vol als uitgang geven. Stel je voor dat het Nederlands daarmee begrijpelijker wordt voor iedereen. Dat ons lastige taaltje, dat net zoveel uitzonderingen kent als het gemiddelde wetboek, ineens een zekere vorm van eenvoud krijgt. Zou het daarom niet een volledig fijne ontwikkeling zijn? Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Hey!” “Hoe is ‘t?” “Goed, en met u?” “Bwa, ça va.” Stilte … We kennen allemaal wel dat soort gesprekken, waarbij in twee richtingen hetzelfde gezegd wordt en tegelijk ook niets.[/intro] Door: Nans van Herck Zo begon het ook vandaag toen ik een lagereschooljuf van Femke tegen het lijf liep. Alleen voegde zij eraan toe: “En met Femke? Hoe oud is die nu? Amai, 23 al?” Grote ogen van verbazing, maar het is dan ook al een hele tijd geleden dat juf en kind elkaar gezien hebben. “Ja, ja,” vulde ik aan, “ze worden groot, hè? Femke gaat al werken en woont al samen.” Genoeg om het gesprek op gang te brengen. Welke job ze dan deed? “Ah, ze werkt als P.A. …” Vragende ogen. “Personal assistant. Ja, zo noemen ze dat tegenwoordig.” En waar? “In een advocatenkantoor in Brussel.” Verbaasde ogen, wellicht omdat Femke en advocaten een associatie is die je niet spontaan zou maken. Of dat dan meeviel? “Ja, ze doet het heel graag, maar ze heeft het wel getroffen met de afdeling waar ze terechtgekomen is, denk ik. Ze houdt zich vooral bezig met intellectual property en public law.” Waarna ik uiteraard ook weer een verklaring moest geven. “Enfin, toch wel de leukere onderdelen van recht”, besloot ik. Of ze dan rechten gestudeerd had? “Nee, intercultural relations management.” Alweer een vragende blik en begrijpelijk, want wie kan dat nog volgen? Terwijl ik eigenlijk trots op mijn dochter had moeten zijn, begon ik me stilaan te schamen voor mijn eigen snobistische taalgebruik. Dus ging ik het wat minimaliseren: “Dat is een beetje als secretariaat-talen, zoals ik destijds gedaan heb, maar dan meer taalgericht en doorweven met wat public relations en marketing." Daar hadden we het weer! "Dus eigenlijk een richting waarmee je alle kanten uit kunt.” Op dat moment werd de juf afgeleid en viel het gesprek stil. En weet je wat? Ik ben best wel trots op mijn dochter. Met of zonder dure woorden.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Bewaren Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

Foto: met dank aan Arjen Lubach
[intro]Katten kunnen niet praten. Dat is misschien maar goed ook: ze zouden waarschijnlijk voortdurend betogen afsteken over de onzin van diëten en de noodzaak van laaghangende vogelhuisjes. Maar dat ze niet spreken zoals wij, wil nog niet zeggen dat katten geen taal gebruiken.[/intro] Door Sterre Leufkens De taal van dieren heeft meer overeenkomsten met de taal van mensen dan je misschien zou denken. Een kat kan inderdaad geen speech geven. Maar iedere katteneigenaar weet dat ze wel haar mening kan geven, en hóe. Katten kunnen, net als veel andere dieren, dus wel communiceren over hun wensen. Zweedse onderzoekers vermoeden dat ze daarbij een eigen accent gebruiken. Daar zouden ze niet de enige in zijn: van wolven, Amazonepapegaaien, potvissen en zebravinken weten we dat ze verschillende dialecten hebben. Ook in het leren van taal lijken dieren op mensen. Zebravinken die in hun eerste levensjaar geen zang van groepsgenootjes horen, leren nooit om in hun dialect te fluiten. Zo werkt dat bij mensenjonkies ook: wie als baby geen taalaanbod krijgt, houdt altijd taalproblemen. Verschillen tussen dieren- en mensentaal zijn er ook. Taalkundigen wijzen erop dat dierencommunicatie weinig structuur heeft. Zo gebruiken diverse apensoorten wel woorden, maar combineren ze die niet vaak met elkaar. Als ze al ‘zinnetjes’ maken, dan kunnen de woorden in alle mogelijke volgordes staan. Bij mensen werkt dat anders: bij ons betekent ‘man bijt hond’ iets anders dan ‘hond bijt man’. De volgorde is dus ook belangrijk. Nog een verschil? Dieren doen niet aan taalvoutjes. Ik heb in ieder geval nog nooit een kat zien hinniken om het accent van de buurpoes. Of een aap zien gieren om een mislukte brul. Dieren hebben geen oordelen over elkaars taal. Ze kunnen dus ook nooit lekker lachen om elkaars gegrom, gepiep, en gejank. Wat een gemis! [line] sterre leufkensSterre Leufkens is de auteur van Taal, een boek in de reeks Elementaire Deeltjes (Amsterdam University Press). Het boek beschrijft allerlei facetten van taal, zoals de taal van oermensen, taal in de hersenen, kindertaal, en de taal van dieren. Daarnaast is ze samen met Marten van der Meulen het brein achter de populairste taalblog Milfje Meuskens. Eerder schreef ze een column voor Taalvoutjes - het boek 2 en een stuk over de taalontwikkelingen in 2015

Winactie!

taalWe mogen drie exemplaren van het boek weggeven. Wat je daarvoor moet doen? Niet veel, enkel antwoord geven op de volgende vraag: 'Hoe zou een taalvout van jouw favoriete dier klinken?' Onder de origineelste antwoorden verloten we het boek! Laat je reactie hieronder achter.
Taalvoutje

Column: Ssst

Column: Ssst

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Meneer! Stijle pata’s!" Achter in de klas roept een jongen van dertien naar me alsof hij een prijs krijgt voor het als eerste zien van mijn nieuwe schoenen. Dertig pubers checken me. Ze zeggen niets, kijken naar mijn voeten, draaien zich om en gaan verder met appen. Ik dank de jongen. Om mijn voeten zitten gloednieuwe Nikies. Van die Maxjes, schoenen die ik op mijn zestiende niet had, omdat alleen gabbers dat mochten. Ik was geen gabber. Ik droeg All Stars. Of Puma’s. En Rucanor-trainingspakken die leken op Aussies. Nu mag iedereen Max dragen. Dus ik ook.[/intro] Door Dion van Meel Ik kijk de klas in. Rechts zie ik opscheer op een puisterig gezichtje. Links skinny jeans om smalle beentjes. Op de eerste rij zit een jongen met zijn veel te strak aangetrokken Eastpack nog op zijn iele ruggetje. Ik stel voor hem te helpen om zijn rugzak af te doen. “Oooooooh! Jantje!", klinkt door de klas. Ik heb de leerling net een Jantje gegeven. Ik heb geen idee, maar de leerling doet zijn rugzak af. Al sissend maan ik hen tot stilte; de ssst-methode. Werkt altijd. Kost wel adem. Langs me vliegt een lesboek. Ik vraag een jongen wie het boek gooide. "Ik ga niet snitchen" is zijn antwoord. Ik zeg dat ik graag wil beginnen met de les. "Aight" hoor ik van vijf verschillende kanten. Ik pas weer de ssst-methode toe. Een meisje is druk met haar telefoon bezig. Haar vingers vliegen over het scherm. Ze wekt niet de indruk te willen stoppen. Ik gebied haar de telefoon weg te stoppen, maar kom bedrogen uit. "Meneertje, even wachten, iemand skot mij op Whatsapp." Ik pak de telefoon uit haar handen en leg 'm op mijn bureau, niet beseffend dat ik haar leven afneem. Het voelt als moord. "Oh, meneer! U weet niet wat u doet!" Ik weet het wel. En negeer haar. Mode verandert. Steeds sneller, zo lijkt. Kleding, taal, ik probeer up-to-date te blijven. Hoelang dit nog lukt? Geen idee. Nog één keer pas ik de ssst-methode toe. Deze methode trotseert alle mode. De ssst-methode is niet modegevoelig. De ssst-methode heeft schijt aan mode. De ssst-methode is de shit. [line] Met dank aan Paris Taghizadeh voor de afbeelding!
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De tijd dat schrijven alleen het tijdverdrijf was voor stoffige, sigaarrokende mannetjes ligt ver achter ons. Schrijven is hip. Tegenwoordig kan iedereen wel een publiek vinden. Even een weblog, Facebookpagina of andersoortige website lanceren en er is vanzelf wel iemand die het leest.[/intro] Columnist Lianne de Ree Door Lianne de Ree Voor mij is het geschreven woord een prettige mogelijkheid om me eens op een andere manier te uiten. Op papier lijk ik een nadenkend, rustig persoon die haar weloverwogen woorden met zorg uitzoekt. Met de nadruk op ‘op papier’. Mijn brutale mond is helaas zoveel sneller dan mijn bedachtzame pen en mijn geduldige papier. Als je over het internet surft, valt het op hoeveel goede digitale schrijfsels er te vinden zijn. Wel ontbreekt het soms aan een bepaalde schrijfetiquette. Daarmee doel ik overigens niet op de aanwezigheid van grammaticale fouten (dus alle neerlandici kunnen de rode pen weer neerleggen), maar op de aanwezigheid van bepaalde zaken die een tekst esthetisch gezien weinig meerwaarde geven. Een schrijfetiquette-op-het-internet-regel zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat het schrijven van ALLE WOORDEN IN HOOFDLETTERS te allen tijde voorkomen dient te worden, aangezien dit nogal AGRESSIEF overkomt. We zouden ook kunnen vermelden dat het echt niet nodig is om drie of meer (!!!) uitroeptekens te plaatsen; één uitroepteken lijkt z’n functie meer dan voldoende aan te kunnen. We zouden eveneens officieel kunnen vastleggen dat het op z’n minst opmerkelijk te noemen is als mensen in een tekst die niet geplaatst is op Twitter hashtags gaan gebruiken. #opmerkelijk Ik realiseer me dat dit allemaal ontzettend pretentieus klinkt. Wie heeft mij verkozen om het heilige huisje van ons Nederlandsche taalgebruik aan de kaak te stellen? Niemand! Maar ik doe het lekker toch. Althans, mijn bedachtzame pen doet het nu toch. Mijn impulsieve mond had zich allang op een weinig subtiele manier voorbijgepraat. Het volgen van bepaalde (stijl)regels kan een boodschap soms net even wat mooier maken. Dat is het voordeel van geschreven taal. In het ‘echte leven’ flappen we er al veel te vaak lelijke dingen uit, met alle gevolgen van dien. Laten we het op papier eens wat mooier doen. #lekkermoralistisch!!! Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Met ’t versgtrijken van den tijd, veranderd’ oock de geschreeven tael. Isch dit nou slegt ende wasch vroegher onsche tael echt beeter? Wij kunnen onsch niet voorsgtellen dat onsche grootoudersch op desche omslagtighe manier leerd’ schrijven, ende oock sij had’ moeijte met de veranderinghen die onschen oudersch aenbragt’ in de tael.[/intro] IMG_5467     Door Yvonne Tavenier   De taal werd toegankelijker gemaakt en voor zakelijk gebruik formeler. Er kwamen taalregels en spellingsvoorschriften en zo bleef onze taal jarenlang stabiel, totdat we de Amerikaanse film omarmden en er Engelse woorden werden overgenomen. Het was hot om te showen dat je je talen sprak en met Engels kon everybody je verstaan, hoewel dit ook today nog voor awkward situaties kan zorgen. Onze ouders waren not amused over deze verloedering van onze taal. Maar dat zijn wij ook niet als we kijken naar het taalgebruik van onze kinderen. Onder invloed van sociale media moet alles snel. De manier wrop ns kndern via social media met elkaar communiceere, baart ns zorge. Ns taalgbruik wordt om zeep gholpe. In dees tijd moet alles snel, dus ook schrijve en leese. W8 k send n PM NP. Prate kan ook me smileys. Brb, khaal ff n \/ en n |C|. Mzzl. Is terg? Was vroegr alles beter? Dees diskussie kent wrschijnlk geen einde en zal iedr generatie trgkeere. Kben bniewd wat ns kleinkndern verzinne :)

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Gisteren schrik ik me rot! Ik zoek overal, maar kan hem nergens vinden. Iemand heeft hem gestolen. De verleden tijd. Ik vind het al zo gek dat iedereen zo raar praat op de tv: “Vorige week dinsdag wordt Henk wakker van wat lawaai buiten, al snel merkt hij dat zijn auto weg is.” Maar gisteren begrijp ik het. Hij is weg. Vorige week ligt hij nog in de keukenla naast de overtreffende trap, die trouwens ook onvindbaar is. Vandaar dat ik nu steeds ‘de meest irritante’, ‘de meest gevaarlijke’, ‘de meest idiote’ en ‘de meest domme’ hoor. En dat is ook vervelend, maar de verleden tijd mis ik toch het meest erg.[/intro] Corné Ouburg   Door: Corné Ouburg   En ik moet je heel eerlijk zeggen dat ik dat niet leuk vind. Moet ik dat heel eerlijk zeggen? Van wie in godsnaam?! Waarom moet iedereen opeens dingen heel eerlijk zeggen tegenwoordig? Alsof we vroeger nooit eerlijk waren … Hee, daar is-ie weer, de verleden tijd. Gelukkig maar, ik begon het al een beetje zat te worden, bij wijze van. Bij wijze van … Ook zo’n kreet die je steeds vaker hoort. “Bij wijze van wat?”, wil ik dan steeds vragen. “Van spreken, meneer.” “O, dan is het goed.” Ik kan mij heerlijk zitten ergeren aan dit soort taalvoutjes, terwijl veel andere mensen zich tegenwoordig ook irriteren. Maar ik niet, ik erger me nog ouderwets. Heerlijk. Bijvoorbeeld aan ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord, of andersom (hun moeten niet aan me fiets komen), stammen plus een ‘d’ (jawel, dat gebeurd!) en voltooide deelwoorden met een ‘t’. Aan architecten die hun eigen naam niet kunnen schrijven (dit pand is gebouwd door ‘Die en Die Architekten’). (Bovendien, architecten bouwen niets, architecten tekenen, bouwvakkers bouwen. Maar dit geheel terzijde. Daarom stond het ook tussen haakjes.) Ben ik dan een taalvirtuoos? Niet bepaald; ik ben in 1984 afgestudeerd aan de MAVO met een 7,1 voor Nederlandsch (zo heette dat toen nog, geloof ik). Dus waarschijnlijk heb ik in deze column enorm veel dingen taalkundig zitten verklooien, omdat deze mij boven de pet gaan. Geeft niets, dan kunt u zich ook fijn ergeren. Geniet ervan! Meer lezen van Corné Ouburg? Hij schreef voor ons al eerder een column, over rollen. Zijn andere columns vind je op zijn website, burugo.nl
Taalvoutje

Column: Onwijs

Column: Onwijs

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Hij noemt zich Chief Happiness. Hij schudt mijn hand. “Wat onwijs leuk om jou live te ontmoeten”, klinkt het. Chief Happiness zegt dit omdat hij een hekel aan mij heeft. Dat kan niet anders. Ik heb per ongeluk zijn opdracht weggekaapt. Dat doet een createur pijn, zelfs als-ie happy is. Ik vind alles aan Chief Happiness leuk. Behalve zijn onwijs.[/intro] Bianca Limpens   Door: Bianca Limpens   Het woord ‘onwijs’ is een stagiair in de Nederlandse taal. Niemand wil hem inwerken. Daarom zit hij steeds aan de verkeerde knoppen en verstopt hij zich bijwoordelijk. Mensen gebruiken ‘onwijs’ als schuilplaats voor hun opluchting, teleurstelling of gemenigheidjes. Als emoticon in letters. Ze zeggen: “Ik wist het wel jongens, allemaal onwijs bedankt.” (Lees: "Oef, gelukkig hebben mijn collega’s mijn bureaustoel met slingers versierd, zodat ik niet voor lul sta met een 'Oh, ben jij jarig?'-gebakdoos in mijn handen.") “Goh, meid. Ik leef echt onwijs met je mee.” (Lees: "Ja, dat komt ervan als je jezelf verwaarloost. Dan zoeken mannen het bij een ander. Was dan ook eens je haar. Zeg je witte legging adieu. Leer koken!") We zijn graag trendy. Daarom hebben we het mooie ontzettend vervangen door ‘onwijs’. ‘Ontzettend’ betekent ‘heel erg’ en ‘onwijs’ betekent ‘niet slim’. Dat maakt een boodschap toch anders. “Jouw nieuwe kapsel is heel erg leuk”, hapt beter weg dan: “Jouw nieuwe kapsel is niet slim.” Bij ‘onwijs’ denk ik aan de scheve streep van een dronken Russische wegmarkeerder. Aan de niet hippe collega die, met veel te korte broekspijpen, tijdens de vrijdagmiddagborrel demonstreert wat hij leert op de cursus countrydansen. ‘Onwijs’ klinkt alleen goed uit een kindermond: “Dag oma. Ik moet weer in mijn eigen bed. Papa is terug van zakenreis en nu maakt hij met mama onwijs veel kabaal in de slaapkamer.” Chief Happiness dacht vast: "Aha, dus dat is die tuthola die aan mijn boterhammen zit", terwijl hij mij een ONWIJS krachtige handdruk gaf. Gisteren kreeg ik een complimentje. “Jeetje, wat een onwijs leuke jurk.” Ik weet niet of ik blij genoeg reageerde. Ach, ik ben ook maar Assistent Happiness.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Woorden kunnen extreme reacties veroorzaken. Daar weet ik alles van. Een briefje met ‘Ik hou godverdomme nog steeds van je’ leidde tot een straatverbod, terwijl ik toch de moeite had gedaan het met een fantastisch mooi lint aan haar dode kat te binden. Maar dankzij een poster in een station weet ik nu waar mijn fout lag: vloeken is stom. Oh, en de nieuwe Läckberg is ‘bijna ondraaglijk spannend’, maar dat was een andere poster.[/intro] Matthijs le Loux   Door: Matthijs le Loux   Het is makkelijk grappen te maken over de Bond tegen vloeken. Zo makkelijk. Bijna te makkelijk. Deze koene borsten verzetten zich met hun posters al decennialang vroom tegen onoorbaar taalgebruik (en onnodige hoofdletters in organisatienamen). Dat valt niet mee: buitenlanders verbazen zich geregeld over ons erudiete vloekwerk, zoals woordweter Mark Mackintosh constateerde. Een kniesoor die een probleem maakt van ziektes die hier nagenoeg uitstierven toen men het poepen in greppels en grachten ging behandelen als een zeldzame traktatie na een avondje uit en niet als dagelijkse routine. Dat schept een comfortabele mentale afstand tussen ons en het grimmige ziekbed van een patiënt die de ‘godgloeiende teringtyfus’ oploopt. Het grootste probleem voor strijders tegen kleurrijk taalgebruik is niet dat het moeilijk is om mensen te overtuigen dat een almachtig opperwezen moet huilen als iemand vloekt. Het voornaamste struikelblok is dat vloeken wérkt. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat mensen beter met pijn kunnen omgaan als ze er een krachtterm uitgooien. En nee, ‘potjandorie’ en ‘chips’ tellen niet mee. De keerzijde is dat het effect kleiner wordt naarmate je vaker vloekt. Frequente vloekers lijken zelfs een lagere pijngrens te hebben dan mensen die kiezen voor andere manieren om hun onvrede te uiten over natuurkundige formules zoals Ongecoördineerde beweging + Tafelrand = @#%^$!. Het loont dus wel om een beetje zuinig te zijn op je reservoir van vrij te combineren ziektes, biologische functies en lichaamsdelen. Zet dat maar op een poster.  

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Misschien is het je weleens opgevallen: een heel toepasselijke en grappige combinatie van iemands achternaam en het beroep dat hij uitoefent. Meneer van der Wiel, die vrachtwagenchauffeur is. Meneer van Houten, timmerman. Die combinaties, dus. Slager van der Ham, nog zo één.[/intro] rene kolsteren Door René Kolsteren Er is zelfs onderzoek naar gedaan. Mevrouw Arts heeft een veel grotere kans om dokter te worden dan bijvoorbeeld een mevrouw van Dijk. Het schijnt te maken te hebben met een goed gevoel over jezelf. Als je erg tevreden bent met en over jezelf - en dat zijn er nogal wat vandaag de dag - dan zoek je in je leven zaken op die op jouw naam lijken en waar je je nog beter van gaat voelen. Zo zou Mirjam uit Middelstum dus het middelbare onderwijs in gaan, maar het gaat nog verder. Ook jouw partner moet idealiter op die manier bij je passen. Jan en Jantien, Theo en Thea. Of Bente uit Bennebroek, die gaat samenwonen met Ben in een benedenhuis. Het gaat mij allemaal wat ver. Maar dat van die achternaam en het beroep, dat klopt wel. Dominee Pastoors, schoenmaker van Leer, ik heb ze gekend. Tandarts Suermondt, persoonlijk vind ik dat een echte giller. Een aptoniem heet dat. Letten we wel even op? Alweer een nieuw taalkundig begrip geleerd. Aptoniem, afgeleid van aptus - dat 'geschikt' betekent in het Latijn - en onoma, ofwel 'naam', dat vreemd genoeg weer uit het Grieks komt.

Naamcombinaties

Een combinatie van twee namen kan ook hilarisch zijn. Mevrouw Mens die trouwde met meneer Rot. Mevrouw Rot-Mens. Het is echt gebeurd. Of zij zich ook zo voorstelt in gezelschap, valt te betwijfelen. Janny Rot of mevrouw Mens zal het meestal wel zijn. Mevrouw Naaktgeboren-Vroegindewey. Tja, de lol zal er voor deze dames snel van af gaan.

Beenhakker

Aptoniem, dus. Er zijn veel leuke combinaties te verzinnen. Maar de leukste zag ik vorige week. Ik reed ergens op de snelweg en werd ingehaald door een bestelauto waar 'mobiliteitshulpmiddelen' op de zijkant stond vermeld. Er stond een naam onder. Ik kon mijn ogen nauwelijks geloven. Ik haalde het busje weer in. Ja hoor, daar stond het: J. Beenhakker, mobiliteitshulpmiddelen. Specialist op het gebied van mobiliteitshulpmiddelen, van houten wandelstok tot volledig elektronisch aangestuurde rolstoel met omgevingsbesturing. Het is echt waar. Als u dit leest, meneer Beenhakker, zult u waarschijnlijk verzuchten: "O nee, alwéér ... dit ken ik zo langzamerhand wel." Maar laat ik u dit zeggen: u heeft een mooi beroep gekozen. Eigenlijk kon het niet missen dat u dit ging doen. Zoals meneer Rouw, die een uitvaartonderneming begon. En meneer van der Leest, die schoenmaker werd. Want laten we nu maar gewoon bij onze leest blijven, dan komt alles goed.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ja hoor, stuurt er een keer een taalkundige een plaatje naar Taalvoutjes, bevat het geen taalvout! En grappig is de titel van het boek van Anne van Veen ook al niet. Toch is er wel iets geks mee, met Wie ik aan het zijn was. Maar wat precies?[/intro] Ronny BoogaartDoor Ronny Boogaart Stel je voor dat je onderzoek wil doen naar dit soort zinnen: Piet is een boek aan het lezen. Daarmee zeg je dat Piet bezig is met het lezen van een boek, dat hij voorlopig nog niet klaar is. Zo’n zin kan natuurlijk ook over andere mensen gaan dan Piet en over andere dingen dan het lezen van een boek. En je kan die zin ook nog in de verleden tijd zetten. Je krijgt dan zinnetjes als: Jan was aan het wandelen. Eva is aan het zwemmen. Zij zijn aan het verhuizen. Enzovoorts. De woordjes aan het komen er altijd in voor en daarom noemen we dit de aan-het-constructie. Je kan niet elk willekeurig werkwoord in die constructie invullen. Met werkwoorden als lezen, wandelen, zwemmen en verhuizen gaat het goed. Als de betekenis van de constructie is dat iemand ergens mee bezig is, dan is dat natuurlijk niet zo gek: die werkwoorden verwijzen allemaal naar activiteiten waarmee iemand druk bezig kan zijn. Het moet dus iets zijn dat je kan doen. Als je het probeert met werkwoorden die geen activiteit aanduiden, maar bijvoorbeeld een eigenschap van iemand, dan gaat het niet goed. Als taalkundige zet je dan een sterretje voor zo’n zin, om aan te geven dat deze zin geen Nederlands is: *Hij is blond haar aan het hebben. *Zij is mijn moeder aan het zijn. Hij heeft blond haar of hij heeft geen blond haar, maar het is niet iets waar hij druk mee bezig kan zijn. En de vrouw die mijn moeder is, is mijn moeder. Dat is wat ze ís, niet wat ze dóet. De zinnen met een sterretje ervoor zou je taalfouten kunnen noemen, maar op taalvoutjes.nl zul je ze niet tegenkomen: heel erg grappig zijn ze niet en het zijn fouten die nooit worden gemaakt, behalve misschien door mensen die Nederlands aan het leren zijn. Maar dan zie je het boek van Anne van Veen in de boekhandel liggen met die titel: Wie ik aan het zijn was. Dat is even slikken. We hadden net bedacht dat een werkwoord zoals zijn niet in de aan-het-constructie voor kan komen omdat die constructie alleen voor activiteiten gebruikt wordt. En je bént iemand of je bent het niet, dat is niet iets dat je kan dóen. Wat nu? Bevat de titel een taalfout? Of klopt ons idee over de aan-het-constructie bij nader inzien toch niet? Integendeel: die titel van Anne van Veen bevestigt juist het idee dat je de aan-het-constructie gebruikt om aan te geven dat iemand bezig is met een activiteit. Inderdaad, iemand zijn is meestal geen tijdelijke activiteit maar een permanente toestand. Alleen, door die toestand te presenteren met deze constructie, wordt het als het ware tóch een activiteit. Misschien bedoelt de schrijfster zoiets: in de tijd waar het boek over gaat was ze niet zichzelf, maar deed ze erg haar best om iemand te zijn of te worden. Misschien wist ze nog niet wie ze eigenlijk was of deed ze alsof ze iemand anders was. En daar kun je best druk mee bezig zijn en moe van worden. Dat is geen flauwe manier om mijn omschrijving van de aan-het-constructie te redden. Die omschrijving verklaart juist dat dit soort zinnen weinig voorkomt. En áls ze voorkomen, zijn het geen taalfouten, maar krijgen ze een heel speciale interpretatie. Een toestand die ineens een activiteit wordt – leuker kunnen we het als taalkundigen niet maken. [line]

(PRIJSVRAAG IS GESLOTEN)

Prijsvraag: win het boek van taalkundige Ronny Boogaart 'Een sprinter is een stoptrein zonder wc'

Een sprinter is een stoptrein zonder wc

    pijl     Wat moet je daarvoor doen?  Het bordje hieronder kwam Ronny vorige maand tegen op zijn werk in Leiden. Ze zijn daar druk bezig met het renoveren van loopbruggen. Dat staat in het Nederlands en in het Engels op het bordje. loopbruggen worden gerenoveerd In het Engels heb je ook zoiets als de aan-het-constructie: De Nederlandse zin Piet is een boek aan het lezen vertaal je in het Engels als Piet is reading a book. Die Engelse constructie met –ing wordt ook op het bordje gebruikt. Maar in het Nederlands kun je niet zeggen: *De loopbruggen zijn gerenoveerd aan het worden. Waarom niet? Deel het hieronder in een reactie. Het beste antwoord krijgt een gesigneerd exemplaar van Een sprinter is een stoptrein zonder wc: De sturende kracht van taal, waarvoor Ronny Boogaart in februari 2016 de populariseringsprijs kreeg van de Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap, voor het beste populariserende boek over taal van 2015.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het is maandagochtend, 7:30 uur. Het gemekker van mijn wekker echoot nog door mijn achterhoofd, terwijl ik zittend op de rand van mijn bed slaapdronken door mijn Facebooktijdlijn scroll, zoals ik dat altijd doe. Plots wordt mijn ochtendritueel bruut verstoord. Mijn duim houdt stil bij een post van een klasgenootje. Daar staat het. Achteloos en schijnbaar zonder nadenken neergekwakt op het internet. Het is nog pril. Red de arme ziel nu het nog kan! “Moest net met me moeder na de tandarts.”[/intro] Roy van Boven   Door: Roy van Boven   Het is ons weer gelukt! Ons? Ja, mijn generatie, de sociale-mediageneratie, de vermeende toekomst. Het misdrijf werd zoals gezegd gepleegd door iemand van mijn leeftijd, dit keer is het een meisje. Dit keer, zeg ik, want het is niet zo dat ik u getuige laat zijn van een zeldzame gebeurtenis, helaas niet. “Hij is echt niet beter als mij, hoor”, aldus een vriend van mij over een concurrent van hem. Vervelend als ik ben, corrigeer ik hem onmiddellijk: “Dan ik!” “Zeur niet zo joh, je weet toch wat ik bedoel.” Ik heb mijn antwoord al klaar, maar ik slik het in. Hij heeft gelijk. Ik weet wat hij bedoelt. Iedereen had geweten wat hij bedoelde. Er ontstaat totaal geen verwarring door zijn – in mijn ogen – grove fout. Waarom dan al die ophef? Waarom kriebelen mijn vingers elke keer weer als ik lees dat iemand ‘na de tandarts’ is geweest, of wanneer ik zie dat iemand eindelijk ‘geslaagt’ is voor zijn rijexamen? Ik weet het niet. Het is een roeping, een zintuig, het zit in me. Ja, ik weet dat elke correctie slechts een druppel op een gloeiende plaat is, maar zelfs wanneer ik zie dat de gaspit onder die plaat aan staat, dan nog, tegen beter weten in, zal ik met al mijn betweterigheid elk taalschandaal bestrijden. Zo ook nu. Met de slaap nog in mijn ogen beweeg ik ook mijn tweede duim resoluut naar het scherm en reageer: “Met MIJN moeder NAAR de tandarts.”    

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in. Geplaatste columns belonen we met een superleuk Taalvoutjes-pakket!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als je het niet eenvoudig uit kunt leggen, dan begrijp je het zelf niet.” (Einstein). Waarom schrijven mensen dan toch zo ingewikkeld?[/intro] Christel van Koppen Door Christel van Koppen       Sommige personen formuleren graag lange en gecompliceerde, ja zelfs archaïsch, juridisch of wetenschappelijk klinkende zinnen en alinea’s, nauwgezet geconstrueerd, met veel bijzinnen en komma’s en breedsprakige frases, gelardeerd met vakjargon en spitsvondig synoniemengebruik, omdat ze abusievelijk veronderstellen dat men dan wellicht zou kunnen denken dat ze langdurig en intensief gestudeerd hebben en een autoriteit zijn op het gebied van de betreffende materie dan wel anderszins meer dan gemiddeld begaafd zijn. In eenvoudig Nederlands: mensen schrijven soms zo ingewikkeld om slim te lijken. Bij een bureau voor taal en communicatie, dat bekend is om zijn klare taal, mocht ik een ingewikkelde tekst uit een personeelshandboek vertalen naar eenvoudig Nederlands. Korte zinnen, geen voltooid deelwoorden, hedendaags Nederlands, actief taalgebruik, geen vakjargon en eenvoudige, veelvoorkomende woorden. Dat viel nog niet mee! Zo’n tekst lijkt zo eenvoudig want het leest prettig en snel. Het zelf zo op papier krijgen is een heel ander verhaal. Wat een ironie. Een moeilijk te begrijpen tekst schrijven blijkt veel simpeler te zijn dan een makkelijk te begrijpen tekst. In de eenvoud herkent men de meester. Dus, beste salvis titulis. Paradoxaal maar waar: met je ingewikkelde en intelligent bedoelde schrijfstijl sta je mooi voor aap. Zullen we voortaan eenvoudige taal gebruiken? En het ook kort houden? Fijn voor de lezer van ieder taalniveau. Klantvriendelijk en slimmer dan je wollige collega’s. En dus ook fijn voor je ego. [line] Meer lezen over gemakkelijk taalgebruik? Misschien is het boek 'Heerlijk Helder' wat voor je! Onze redacteur Linda Schemmekes las het alvast voor je en schreef er een recensie over. Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in. Gepubliceerde columns worden beloond met een superleuk Taalvoutjes-pakket. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik ben erg gevoelig voor taalfouten. Ik zie ze, ik hoor ze en eerlijk toegegeven: ik maak ze zelf ook weleens. Als versus dan, zij versus zei, je kent ze wel. Nog erger dan taalfouten vind ik het overmatig gebruik van clichés, spreekwoorden en gezegden. Ze worden, al dan niet juist, veelvuldig gebruikt door nieuwslezers en schrijvers.[/intro] Door: Sanne Claessens Nu wil ik niet zeggen dat ik zelf clichévrij leef. Ik heb me in mijn verleden ook weleens schuldig gemaakt aan het gemak van clichés, maar een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen. Ik probeer ze tegenwoordig dan ook zoveel mogelijk te ontwijken, maar in dit geval breekt nood wet. Want dat je met het gebruik van heel veel clichés erg weinig kunt zeggen, zal ik je laten zien. Zelfs ondanks het feit dat men claimt dat spreken zilver is en zwijgen goud. Misschien zet het zoden aan de dijk en baat het niet; het schaadt ook niet. Daarbij is niet geschoten altijd mis, dus het is het proberen ook altijd waard. Zie dit als een een soort van oproep aan alle clichéschrijvers: schrap ze in het vervolg! Begin er meteen mee, want van uitstel kom afstel. Smeed het ijzer daarom nu het nog heet is. Een goed begin is ook nog eens het halve werk. Wees niet bang om hierin de eerste te zijn, want je zult zien: als er één schaap over de dam is, volgen er vanzelf meer. Geef jezelf de tijd; al doende zul je leren van je eigen fouten. Vergeet niet dat Rome ook niet in één dag gebouwd is en dat geduld niets meer dan een schone zaak is. Laten we samen opnieuw wielen uitvinden en op zoek gaan naar eigentijdse gezegdes. Er valt zo fijn te spelen met taal dat het zonde is terug te vallen op oude gewoonten. Dus laten we het proberen! Wie niet waagt, die wint niet! En hoewel ik weet dat onkruid niet zomaar vergaat, blijf ik hopen. Want hoop … doet leven.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in. Gepubliceerde columns worden beloond met een superleuk Taalvoutjes-pakket. 


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op bezoek bij mijn vader in Portugal vroeg ik aan zijn vrouw – een Braziliaanse – waarom de Portugezen zoveel verkleinwoorden gebruiken. Ik dacht namelijk dat dat zo was. Waarop een vriendin van de familie, die mijn vraag hoorde en lerares Duits is, me erop wees dat wij Nederlanders juist kampioen zijn in het gebruik van deze – zogenaamde – verkleiningsuitgangen. Tja ... en toen ben ik daar eens op gaan letten.[/intro] Saskia HupjéDoor Saskia Hupjé Vanmorgen maar eens een verhaaltje uit m'n duim gezogen, ziehier het resultaat. Neem het vooral met een korreltje zout. "Het zonnetje schijnt, ik schenk een kopje koffie in zonder koekje, want daar is het nog te vroeg voor. Ik hoor de vogeltjes fluiten, en zie zelfs een nestje in het kleinste boompje in mijn bescheiden tuintje. De buurvrouw schuift aan en wil graag een glaasje fris. Samen kijken we naar ons buurmeisje dat met haar vriendje een spelletje speelt. Verderop maakt de postbode een praatje met twee klasgenootjes van mijn zoontje, die een middagje vrij hebben. Een wolkje schuift voor de zon, maar frisjes is het gelukkig niet. Intussen kletsen we nog een beetje over koetjes en kalfjes en besluiten om vanmiddag een fietstochtje te maken en daarna een terrasje te pakken. Dan gaan we gezellig een biertje of een wijntje drinken en een hapje eten. Intussen kijk ik naar de berichtjes op mijn telefoon. Een appje van een collegaatje: of ik zin heb in een weekendje weg. "Leuk," schrijf ik terug, "een paar nachtjes ertussenuit. Doen we over een poosje, als we allebei een gaatje in onze agenda kunnen vinden." De buurvrouw staat op, ze moet nog wat dingetjes doen. "Tot straks," zeg ik, "ik moet ook nog wat klusjes afmaken." Ik heb wel enige kennis van het Engels, Duits, Frans en – iets minder – het Portugees, maar gemak dient de mens, dus de tekst eens door de Google Translate gegooid. Prompt verslikt die zich in alle talen. Wat een raar volkje zijn wij toch. Heb je ook een brandende taalkwestie die je dolgraag wilt delen? Stuur je column in en wie weet zie je deze terug op onze site. Gepubliceerde columns worden beloond met een superleuk Taalvoutjes-pakket. 
Taalvoutje

Column: Dus dat!

Column: Dus dat!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er is binnen de Nederlandse taal een trend ontstaan om te pas en te onpas het verkeerde betrekkelijk voornaamwoord te gebruiken en daarmee het juiste voornaamwoord ongebruikt te laten. Welk woord die juiste betrekkelijk voornaamwoord dan wel niet is, die verklap ik lekker niet. Maar die het knap irritant is, die staat wel vast.[/intro] Door Marcel Louis Zeker als je er eenmaal op gaat letten, valt eigenlijk pas op die het een behoorlijk groot probleem aan het worden is. Zo was ik laatst bij een cabaretvoorstelling van een – ik zal de naam niet noemen – klein mannetje, die ook constant het verkeerde voornaamwoord gebruikte. En het mooiste was nog het publiek. Die hoorde het niet eens! Een meisje die naast me zat, moest wel heel erg lachen om de grapjes, die dan weer wel, maar haar viel die vreemde gebruik van het verkeerde verwijswoord ook al niet op. En dan was die nog een meisje van een jaar of zeventien, maar luister maar eens naar verschillende talkshows, quizzen, nieuwsuitzendingen of interviews. Die ene zielige woordje verdwijnt langzaam uit de spreektaal en maakt plaats voor het veel te algemeen gebruikte die. En die moet maar eens stoppen vind ik. Heb je ook last van een tergende taalergernis of wil je juist jouw favoriete woord eens in het zonnetje zetten? Stuur je column in en wie weet lees je deze terug op onze website. Geplaatste columns worden beloond met een supertof, te gek Taalvoutjes-pakket. 
Taalvoutje

Column: Verkeert

Column: Verkeert

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Koffie verkeert. Kan koffie verkeren? Alles kan verkeren, en vooral het, maar niet alles kan besteld of gedronken worden. Koffie verkeert is goed fout. Een oxymoron, goed fout. Een oxymoron is een stijlfiguur, een combinatie van twee woorden die elkaar in hun letterlijke betekenis tegenspreken en in weerwil van hun concept en semantiek samengevoegd worden tot één begrip. Begrip, het begrijpen van woorden, daar gaat het mij om.[/intro] Annemarieke Weber  Door Annemarieke Weber In veel gevallen schijnt het niet uit te maken of je een -t of een -d schrijfd en leesd. De tekst begrijp je toch wel, ook al staat deze vol foute vervoegingen. Dat is wetenschappelijk aangetoond. Ons brein corrigeert automatisch, vult aan, vervangt en begrijpt. Bewezen is ook dat veel leraren in spe niet kunnen spellen. En wie moet ons dan leren correct Nederlands te schrijven? Taal leeft en evolueert, zult u zeggen, maar waar gaat dat naartoe en hene? Aanleiding voor deze gedachtenlawine over semantiek was een zin op internet: “Als je niet lacht en altijd in een serieuze modes verkeerd, dan sta je in de beschermingsstand.” Lachen kan ik zeker om zo'n verkeerde modus. Maar beroepshalve wort ik er ook wel een beetje moedeloos van. Niet getreurt, dacht ik, ik schrijf de dienstdoende hoofdredacteur even zo'n snel mailtje, zodat hij/zij net zo snel de -d door een -t kan vervangen. “Verkeerd is verkeert, en verkeert is goed”, schreef ik. Ofwel: verkeerd is goed fout. De hoofdredacteur heefd nog niet gereageert. Met Bredero denkd zij/hij blijkbaar: “Het kan verkeren.” [line] Meer lezen van Annemarieke? Kijk dan op www.weberschrijft.nl. Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.
Taalvoutje

Column: Chill

Column: Chill

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Meneer, u bent echt chill.” Het is maandagmorgen en een leerling lacht van achter zijn tafeltje, nadat ik mijn klas in het begin van de les heb medegedeeld dat ze vandaag geen huiswerk meekrijgen als ze deze les goed werken.[/intro] Door Dion van Meel Chill. Meteen waan ik me op terug op vakantie. Zon, cocktail in de hand, bloemenslinger om de nek. De waarheid is iets minder zonnig: voor me zitten dertig brugklassers die mij voor de derde dag op rij begroeten met: “Heeft u de punten?” Mijn antwoord ligt al klaar. “Goed hoor, met jou?” En doorlopen. Ik pak het lesboek dat ik voor deze les nodig heb en ga zitten. Als ik weer opkijk, staan vier brugklassers om mijn bureau heen. “Meneer, Joke wil iets vragen.” “Nee, vraag jij het maar.” “Nee, echt niet!” Vier meiden discussiëren een minuut voor mijn bureau over wie iets gaat zeggen. Het is een vermakelijk schouwspel van onzekere brugklassers, alle vier hun bruinleren schooltassen gehangen tussen pols en biceps, zoals echte meisjes doen. Ik hak de knoop door. “Wat willen jullie vragen?” “Oké”, antwoordt de kleinste van het stel. (Hoe kan zij überhaupt zo’n zware tas om haar arm laten hangen? Toch maar eens navragen bij bio.) “Eh ... nou, Joke wilde vragen of u de punten al had.” De eerste zucht op de maandagmorgen: check. Ik noteer 08.35 uur. Ondertussen trek ik twee leerlingen uit elkaar, zet ik één leerling op de gang en kijk om de beurt boos naar vier andere drukke leerlingen. Tip: probeer niet de taal van de jeugd te spreken. “Jongens, doe nou eens even chill!” 'Chill' blijkt meerdere betekenissen te hebben. De leerlingen zakken meteen weg achter hun tafeltje en doen niks meer. Het herstellen van deze fout duurt ongeveer twee minuten. Op mijn bureau ligt een berg wit lijntjespapier, volgeschreven met onderwerpen, bijwoordelijke bepalingen en dt-fouten. Vier klassen hebben zich de afgelopen week voor mij in het zweet gewerkt. Vier keer dertig toetsen mag ik dus nog nakijken. De klas deel ik mede dat ik volgens het schoolreglement tien werkdagen de tijd heb om hun toets na te kijken. Bij het woord ‘schoolreglement’ haken ze af, denk ik. Een leerling vraagt waarom zaterdag geen werkdag is. Ik antwoord dat ik Nederlands geef en dat-ie voor die vraag naar zijn docent maatschappijleer moet gaan. Hij vraagt wat 'maatschappijleer' is. Deze conversatie duurt twee minuten. Mijn lesuur kan beginnen. Om 08.45 uur. Een lesuur van een lesdag met zes lokaalwisselingen, vijf keer strafwerk, negen stemverheffingen, zeven mailtjes van collega’s, veertig vragen van leerlingen en honderdtwintig toetsen. En het is pas de tweede week van het schooljaar. Maar ik ben chill. Niet volledig relaxed, maar wel chill.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Rakkers, Dat zijn het!" Het klinkt als een zin uit een kinderboek uit mei 1932. Ik kan er een paar maanden naast zitten, maar toch … Ergens in de negentiende eeuw is het beroep van rakker gedegradeerd tot scheldwoord en niet eens een erg kwetsende. Het lijkt meer een liefkozend woord dat door oude vrouwtjes met kunstgebitten, bloemetjesjurken en rozenhandcrème gebruikt wordt. "Ja, mijn kleinzoontje, dat is een rakker, hoor!"[/intro] Een paar honderd jaar geleden waren ‘rakkers’ nog wetshandhavers die in de nacht de wacht over de stad moesten houden. De woordencombinatie ‘nacht’ en ‘wacht’ zal bij veel mensen gelijk de associatie met een van de bekendste schilderijen van Rembrandt oproepen. En dat is mooi, want die kant wilde ik ook opgaan. Mocht je de link nog niet gelegd hebben, bij dezen: we gaan het hebben over De Nachtwacht, want op dit schilderij staat een hele kudde rakkers afgebeeld. En dan bedoel ik niet het schattige hondje van Disney, maar de knechtjes van schouten. Zij die de ondankbare taak hadden om in de wetteloze late middeleeuwen bij nacht en ontij orde te houden. Het was geen geliefd baantje, want je moest naast je reguliere baan overdag 's nachts ook nog de hort op. Doorgaans kregen de lagere klassen, die met hun gewone baan niet voldoende verdienden, dit werk toebedeeld. Het loon was een schijntje, maar ja, je wilde toch ook laatmiddeleeuwse pindakaas op je laatmiddeleeuwse boterham, dus waarom niet? De rakkers kregen vaak de wat onfrisse klussen, waar de schouten en beulen zich te goed voor voelden. In combinatie met het lage salaris maakte dit de rakkers eigenlijk tot de laatmiddeleeuwse evenknie van een stagiaire. Het woord 'rakker' is ontleend aan het Nederduits racker, dat 'doodgraver' betekent. Als werkwoord wordt 'rakken' nog in de zuidelijke provincies gebruikt, maar dan in de betekenis van 'opruimen'. Gelukkig hoeven de stagiaires van tegenwoordig zelden meer lijken uit sloten of grachten te halen. Lijken uit de kast halen doen ze dan wel weer vaak, maar dat is een ander verhaal. Het oude omaatje met kunstgebit, bloemetjesjurk en rozenhandcrème heeft vast heel andere bedoelingen als ze over haar kleinkinderen spreekt zijnde 'rakkers'. Tenzij het inderdaad een stelletje doodgravers zijn, dat kan natuurlijk ook. Mocht je iemand het woord ‘rakker’ nog een keer horen gebruiken, vraag hem het dan te vervangen door ‘rapalje’, ‘schoelje’ of ‘schorriemorrie’. Dan weten we tenminste zeker dat we het over hetzelfde hebben. Of toch niet ... [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.