Ik snap 'm niet
[intro]Volgens Van Dale is een stagiair ‘iemand die de praktijk leert bij een oudere ambtgenoot’. In de televisiewereld, waar ik werk, geldt die definitie absoluut niet. De oudere ambtgenoot in het redactieteam heeft zelden of nooit tijd voor de stagiair, er zijn strikte deadlines, de druk is hoog. Dus hup aan de slag, beste stagiair, begin maar met het opstellen van callsheets, quitclaims en headlines![/intro]
Door JP Pellemans
Vooral bij dat laatste onderdeel van het stagewerk wil het nogal eens fout gaan. In de Whatsappgroep van ons redactieteam van de TV-quiz ’10 voor Taal’ hebben we daarom een speciale sectie ‘headlines met een taalfoutje’. Foutjes die we steevast aan stagiairs toeschrijven.

Een kleine bloemlezing:
De klassieke dt-voutjes komen het meest voor. Zo 'strand' er een hondje op een onbewoond eiland en is de dochter van Roseanne Barr 'ontvoert' door haar moeder. Iets minder klassiek: een tsunami van coaches 'overspoeldt' de social media. Ten slotte laat de stagiair -misschien wel in blinde spellingspaniek- de laatste letter van werkwoordvervoeging geregeld gewoon achterwege: Amalia wordt dus 'verwelkom' in de Raad van State en 'hang' er Willem Engel van alles boven het hoofd.

Maar het meest in het oog springend in de headlines van de stagiairs is wilt als derde persoon enkelvoud van het werkwoord willen. De kernbom valt mogelijk als Poetin dat wilt en Christine uit Sister Wives wilt absoluut geen liefdeloos huwelijk.
Lijdt de headlinestagiair misschien aan hypercorrectie, het heerlijke taalfenomeen waarbij je een taalfout maakt door er juist een te vermijden? ‘Beeldhouden’ bijvoorbeeld is hypercorrect, want een -d is voor het gevoel van veel mensen netter dan de -w in het officiële werkwoord ‘beeldhouwen’. Berucht is ook ‘kopje kofje’. De -ie in koffie doet veel keurige mensen denken aan platte en ordinaire woorden als ‘bakkie’ en ‘jassie’. Het moet in hun keurige taaluniversum natuurlijk ‘bakje’ zijn en ‘jasje’ en dus ook ‘kofje’. Ze doen het, kortom, zo goed dat het fout is.
Ik vrees dat hetzelfde hypercorrectiestemmetje aan het werk is in de hersenen van de headlinestagiairs. Dat gaat ongeveer zo:
1. Ik moet in opdracht van mijn oudere ambtgenoot een headline schrijven over Poetin die iets wil.
2. Hmmm, dat laatste woord klinkt vreemd ... De derde persoon enkelvoud van de meeste werkwoorden eindigt toch op een -t?
3. Ik weet het zeker: het is 'hij loopt', 'zij slaapt' en, lekker modern, 'die' en 'hen neemt';
4. Dat betekent dus automatisch dat Putin niet iets wil, maar dat hij iets wilt.
5. Ik typ de headline: 'Valt de kernbom als Putin dat wilt?'
6. Ik heb de regels van de werkwoordvervoeging correct gevolgd: 'de kernbom valt' en 'Putin wilt'.
7. Ik publiceer tevreden de headline op de site van de krant.
Je zult misschien denken dat wij in de redactie van ‘10 voor Taal’ gruwen van deze fouten. Niets is minder waar: we smúllen van headlines met een klein gebrek. Dus alsjeblieft, lieve stagiairs van Nederland, blijf luisteren naar de hypercorrectiestem in jullie hoofden, blijf fouten maken en blijf ze vooral ook publiceren! Jullie maken er een clubje medewerkers van een taalprogramma zo ontzettend gelukkig mee.

Over JP Pellemans
Ben je altijd al benieuwd wie er nou achter die geheimzinnige, maar o zo gezellige Voice-overstem van 'Lingo' schuilt? Het is niemand minder dan Jan Peter Pellemans, die je ook gewoon 'JP' mag noemen. Een voice-over, sidekick én jurylid van Lingo zijn is blijkbaar niet voldoende: JP is ook docent, communicatietrainer, presentatiecoach én (eind)redacteur voor televisieprogramma's als 'Wie is de Mol', 'Taxi' en '10 voor Taal'. Dat taal ook écht zijn ding is, blijkt wel uit zijn gloednieuwe boek 'Het ABC van JP', waarin hij je meeneemt in zijn persoonlijke taaluniversum. Het resultaat is een rariteitenkabinet vol vrolijke anekdotes, taalfascinaties en -obsessies. Zo wist je vást nog niet dat er geen Nederlands equivalent bestaat van het Finse Kalsarikännit: langzaam dronken worden op de bank in je onderbroek. En dat het hondenvoermerk Frolic in het Engels ‘ravotten’ betekent, en afstamt van het Middelnederlandse ‘vrolyc’. Of waar het woord ‘pierewaaien’ vandaan komt.
Volg JP Pellemans ook op Instagram (@jppelleminsta)
Foto: JP Pellemans. © Keke Keukelaar

Doe mee en win!
Wil je kans maken op dit uiterst vermakelijke boek? Wij verloten 3 stuks onder de deelnemers aan onderstaande quiz! Doe mee en sleep die gave prijs in de wacht.
Door: Sanne Breedveld



[intro]Onlangs liep ik langs een abri en spotte een grote reclameposter van een bekende telecomaanbieder. ‘DIT WIL IK WEKEN’ stond er in chocoladeletters bij een nieuw model smartphone. Zonde van zo’n telefoon, denkt de taalnazi in mij dan. Hij kan vast niet tegen water.[/intro]
Door Cora Veldman-Mallegrom
Let maar eens op: het koppelteken wordt heel vaak vergeten. In maar liefst vijftien pagina’s legt het Groene Boekje het gebruik van dit leesteken uit. Idioot veel bladzijden voor zo’n klein streepje dat slechts dient voor de duidelijkheid. De meeste Nederlanders vinden het vast geneuzel, want of je nu 'bedrijfspcnetwerk' (fout), 'bedrijfs pc netwerk' (fout) of 'bedrijfs-pc-netwerk' (correct) schrijft, iedereen begrijpt wat er bedoeld wordt. En als een woord op twee manieren gelezen kan worden, wordt doorgaans uit de context heus wel duidelijk wat de betekenis is, daar is een koppelteken niet voor nodig. Ook de reclame van de telecomgigant werkt vast niet minder door het ontbreken van een streepje.
Soms is het streepje wel echt zinnig. Een 'oudijzerboer' is namelijk niet hetzelfde als een 'oud-ijzerboer' of een 'oudijzer-boer'. De eerste handelt in oud ijzer, de tweede handelde vroeger in ijzer en de derde is een oprisping als je te veel schroot hebt gegeten.
Leuk wordt het wanneer er dubbelzinnigheden kunnen ontstaan. Dan mag je een streepje zetten (maar het hoeft niet) om de structuur van het woord te verduidelijken, zo zegt Jan Renkema in zijn befaamde Schrijfwijzer. Neem 'tabaksteler'; een tabaks-teler is een stuk minder onschuldig als je het streepje een letter eerder zet ('tabak-steler'). Of 'dijkramp'; de pijn van dij-kramp is vervelend, maar de ellende die een dijk-ramp met zich meebrengt, is nog veel groter.
Spaties op een plek waar ze niet horen, leveren evenveel plezier op. Loop eens geheel willekeurig een winkel binnen en ik garandeer je minstens drie spaties op verkeerde plekken. Een bak met ‘enkel sokken’ (ze bevatten zowaar enkel sokken, maar wel van een specifieke soort),‘lekker bekken’ bij de diepvries (doe maar thuis) of een oproep tot winkeldiefstal (‘steel pan’). We begrijpen allemaal wat er bedoeld wordt, maar de lol van het niet-begrijpen maakt een supermarktbezoekje een stuk aangenamer. Toen ik een potje kruiden kocht met daarop in grote letters ‘ROZE’ en daaronder ‘MARIJN’, ging ik naar huis met een knalroze vent. Da’s toch reuzehandig bij het dragen van al die steelpannen.
Deze column verscheen eerder in Er staat een mug op tafel, Kees van der Vloed (red.), Aspekt, Soesterberg, 2018, p. 60. Benieuwd naar wat wij van het boek vonden? We schreven er
WINNEN!
Over Marc van Oostendorp
WINNEN!
Winactie!
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op

© Keke Keukelaar[/caption]
De arrenslee, wie kent hem niet? Dat dit winterse vervoermiddel in de loop van de tijd iets is verloren, is minder bekend. Vroeger heette dit voertuig vanwege de pluimen en belletjes waarmee de trekdieren en leidsels versierd waren een 'narrenslee', maar doordat ‘een narrenslee’ en ‘een arrenslee’ hetzelfde klinken, kon de 'n' eraf vallen. Ook voornamen ontstaan weleens op zo’n manier. Neem bijvoorbeeld 'Jade'. Die naam komt van Frans jade, een kostbaar gesteente. Maar le jade (‘het jade’) is een verkeerde interpretatie van de oudere vorm l’ejade, die is afgeleid van Spaans piedra de (la) ijada, ‘steen tegen pijn in de zij’. Een ander voorbeeld is de Engelse naam 'Nash', een voornaam die oorspronkelijk een achternaam was – iets wat wel vaker gebeurt. Maar met die achternaam is iets soortgelijks aan de hand als met de arrenslee en Jade. De naam verwees naar een plaats, namelijk ‘bij de es’. In het Middelengels is dat atten asche. Maar doordat de woordgrens tussen atten ‘bij de’ en asche ‘es’ verkeerd werd begrepen, kon het gebeuren dat de n aan asche werd geplakt.
Zo zijn er meer namen die door een foutje of verkeerde interpretatie zijn ontstaan. Zoals bij Imogen uit het toneelstuk Cymbeline van William Shakespeare: Shakespeare schreef de naam als 'Innogen', dus met dubbel-n, maar daar maakte de drukker per ongeluk een 'm' van, iets wat daarna nooit meer goed gekomen is. Of wat te denken van de populaire naam Skyler? Dat is de verengelste vorm van de Nederlandse achternaam Schuyler (‘iemand die zich verbergt of wegkruipt’), die veranderde onder invloed van sky - ‘hemel, lucht, firmament, ruimte’ -en de naam Tyler.
Veel meer voorbeelden vind je in het
Van Dale Voornamenboek
Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar hebben van woorden hun werk gemaakt. Ze schrijven woordenboeken en boeken over taal, waaronder
Door: Marten van der Meulen
Als ik zeg 'vloeken', dan bedoel ik overigens ook scheldwoorden, verwensingen en andere krachttermen. Ik gooi het allemaal op één hoop. Doet de Bond tegen Vloeken ook. Zij zijn echte eenden: alleen maar boe-geroep en weg ermee. Ik vind vloeken juist interessant. Ze geven namelijk inzicht in onze hersenen, in de ontwikkeling van taal, en in het leren van taal.
Neem de titel van dit stuk bijvoorbeeld. De eerste vier woorden werden tijdens een onderzoek naar meertalige vloekers eens uitgeroepen door een Canadese journaliste, die een hamer op haar voet liet vallen. Haar moedertaal was Engels, maar ze sprak ook erg goed Frans. Tot haar verbazing was 'merde' tot haar basiswoordenschat gaan horen. Best verrassend, want over het algemeen schelden tweedetaalleerders uitsluitend in de moedertaal bij heftige emoties. Misschien had deze journaliste het woord vaker gehoord, of waren er andere factoren waardoor ze het had geïnternaliseerd. Door vloeken te bestuderen leren we dus iets over taalverwerving.
Een volgende interessante eigenschap van vloeken is dat ze een pijnstillende werking kunnen hebben. Je leest het goed: weg met paracetamol en morfine, een stevige godverdegodver erin en hopla! Helaas, zo eenvoudig is het niet. Maar wat wel is aangetoond is dat mensen die hun hand in een ijsbad doen, die extreme kou beter kunnen verdragen als ze mogen vloeken. Beter dan wanneer ze 'neutrale' woorden als kaasplankje mogen zeggen. Handig toch! En dat wil men uitbannen ...
Vloeken lijken sowieso diep in onze hersenen verankerd te zijn. Meer bewijs daarvoor komt van mensen met taalstoornissen, zoals afasie. Die mensen zijn vaak een deel van hun taal kwijtgeraakt. Soms kunnen ze nog maar een paar woorden uitspreken. Maar wat die mensen vaak nog wél kennen, dat zijn scheldwoorden. Dat lijkt er op te wijzen dat deze woorden niet in hetzelfde deel van de hersenen worden opgeslagen als andere onderdelen van taal. Waarom zouden nou juist teringlijer, kutgast en stomme idioot ergens anders zitten? Een interessante vraag voor meer vloekonderzoek!
Taal zelf komt er ten slotte ook niet bekaaid af als je vloeken bestudeert. Hoe boeiend de ontwikkeling van vloekwoorden is, is eenvoudig te demonstreren aan de hand van het Nederlands woord kont. Dat is een gek woord. Het is namelijk verwant aan het Engelse cunt. Maar dát woord betekent kut, terwijl kont je achterste is. Hoe kan dat? Wat kwam er eerst, en hoe kan er een betekenisverandering optreden waardoor dit van het ene gat naar het andere gaat? In feite is er waarschijnlijk in beide gevallen sprake van betekenisvernauwing: aanvankelijk verwees het woord konte waarschijnlijk naar het gehele vrouwelijke onderstel. In het Engels ging het woord naar voren, in het Nederlands naar achter.
En dit is nog maar een tipje van de sluier. Over vloeken is zóveel interessants te vertellen. Over hun etymologie, over vloeken vroeger en nu, in verschillende culturen, over bloemen en boefjes, Romeinen en Russen. Zo'n rijke taalschat moet je niet veroordelen: die moet je verdomme omarmen.
Marten van der Meulen is een van de auteurs van het Groot Nederlands Vloekboek. En wij mogen vijf exemplaren weggeven! Hoe doe je mee? Verzin het origineelste plantenscheldwoord, deel het met ons in een reactie en maak kans op een van de exemplaren.
__________________________________
Over Ton den Boon
Taalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek
Interessante kleedjesweetjes genoeg voor een heel boek, leek me, en dus verzamelde ik ze in Klerenwoorden en modetaal. En dan niet alleen weetjes over kleren van vroeger ('borstrokken' en 'hansopjes' bijvoorbeeld), maar ook over die van nu: 'genderneutrale', 'slimme' kleren én 'domme' kleren. Neologismen (nieuwe woorden) over kleren heb je ook: 'hidjabista' bijvoorbeeld, een fashionista met een hidjab (hoofddoek). Ook uitdrukkingen met kleren erin komen voorbij: ‘Het hemd is nader dan de rok’ bijvoorbeeld, maar ook zoiets moderns als 'in je broekje', een kreet die – vooral op sociale media – vaak achter een woord of een naam wordt gezet (soms ook achter een film- of boektitel), meestal om te provoceren of om iemand te beledigen.
Ik heb dit boek geschreven omdat ik van taal houd én van kleren. Ik heb Klerenwoorden en modetaal niet als een woordenboek ingedeeld, omdat je vaak zoveel meer klerentaalverhalen kunt vertellen buiten soms wat starre lemma’s om. Maar het is geen stijlgids. Als jij boven je skinny een muffin top (overbloezende vetrol) hebt, vind ik dat geen punt (ik heb 'm zelf waarschijnlijk ook hoor, maar ik draag elke dag een jurk). En mannen – van welke leeftijd dan ook – moeten vooral strakke pakjes dragen als ze daar zin in hebben. En ik spreek en schrijf ook geen hippe fashionblogtaal, want ik ben geen hippe fashionblogger (of -vlogger).
Trouwens: dat woord fashion namen we uiteraard ook over uit het Engels, maar waarschijnlijk in de 19e eeuw al. Toen betekende het al ‘dracht, mode’. Maar in het Engels hadden ze het overgenomen uit het Oudfrans. Façon, was het in die taal. En, grappig genoeg gaat ons woord 'fatsoen' terug op datzelfde façon. Maar dat terzijde. Hoe dan ook, fashion is eigenlijk veel minder hip en Engels dan het lijkt.
[line]
Over Vivien Waszink
Waar en wanneer je Vivien ook maar tegenkomt: she is dressed to impress. Het verbaasde ons dan ook niet toen we hoorden dat ze een boek zou gaan schrijven over kleding en taal. Want taal is – naast hiphop – een grote passie van Vivien, die bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (INL) werkt en haar afstudeerscriptie schreef over het woord 'leuk'. En haar nieuwe boek is meer dan 'leuk', kunnen we wel zeggen.
[line]
Kopen!

Door: René Kolsteren
Tijdens de allereerste editie van Taalvoutjes-het dictee kom je niet weg met Afrikaans. Op zaterdagavond 16 december organiseren wij ons dictee op de informele en humoristische Taalvoutjes-manier, we gaan het even helemaal anders doen! Zien we je 16 december?
Dacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Behalve goochelen met cijfers bij een bekende bank, heeft Floris ook een meer dan gemiddelde passie voor taal.
Voor wie daar – excusez l’expression - wel pap van lust, moet het onlangs verschenen literair-erotische woordenboek De taal der liefde een ware lusthof zijn. Daar staan alléén maar erotische woorden en uitdrukkingen in die in potentie (sorry!) dezelfde dubbelzinnigheid hebben als sommige taalvoutjes. Woorden als gereedschap, sandwich, snoepdoos, struikgewas en winkeltje verliezen in één klap hun onschuld als blijkt dat ze óók een erotische betekenis hebben.
Behalve zulke dubbelzinnigheden beschrijft De taal der liefde de bekende schuttingtaal. ‘Zonder plat of ranzig te worden’, zei een radiopresentator die het boek besprak. Maar hij vond De taal der liefde toch wel behoorlijk spannend om door te bladeren.
Spannend of niet, seks is een onderwerp waar we graag woorden aan ‘vuilmaken’. De taal die we gebruiken om de lichamelijke liefde te beschrijven, is bovendien heel erg divers. Ruim twintig jaar lang verzamelde ik bij het lezen van Nederlandse en Vlaamse literatuur woorden en uitdrukkingen over de liefde en de relevante lichaamsdelen die daarbij een rol spelen. Bij voorkeur met een mooi citaat eromheen. Zoals 'Sappige meloenen. Dat zeiden ze als jongens wanneer ze in het zwembad een vrouw zagen met flinke borsten.’ (René Appel, Weerzin, 2008). Of: ’Ik wil mij er ook van tevoren van vergewissen dat de schaamheuvel van mijn gezelschapsdame begroeid is met weelderige vegetatie en niet uitsluitend glad vleesweefsel bevat, zoals tegenwoordig helaas usance is.’ (Peter Drehmanns, De begeleider, 2009)
De verzameling bestond uiteindelijk uit zo’n 4.000 van dit type citaten met erotische woorden en uitdrukkingen. Natuurlijk zijn daarbij talloze eufemismen en metaforen voor de verschillende vormen van seks: van adam-en-evahouding tot kamasutrastandje en van het stiekeme achterommetje tot de routinematige zondagochtendwip. Daarnaast zijn er vooral veel uitdrukkingen voor lichaamsdelen en menstypen, zoals vrouwelijks aantrekkelijkheden, zwoegende boezem, adamsroede, zwelneus en afgelikte boterham. Bij elkaar vormden die citaten een mooi uitgangspunt voor een hedendaags erotisch woordenboek, dat extra interessant én vermakelijk is doordat veel van de 2.600 trefwoorden geïllustreerd worden aan de hand van literaire citaten.
De taal der liefde – je zou het er rooie oortjes van krijgen …
[line]
De taal der liefde, Literair woordenboek van seks en erotiek is verschenen bij Van Dale en bevat naast 2.600 trefwoorden en 2.100 citaten, 30 mini-essays over de seksuele taal van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, zoals Hugo Claus, Gerard Reve, Tom Lanoye, Herman Brusselmans, Arnon Grunberg en Ronald Giphart.
Verzameld en geschreven door: Ton den Boon
Omvang: 296 pagina’s
ISBN: 9789460773600
Prijs: € 17,50
[line]
Over Ton den Boon
Ton den Boon is niet alleen hoofdredacteur van de Dikke Van Dale; hij heeft ook heel wat boeken op zijn naam staan over taal, literatuur en beeldende kunst. Ook heeft hij zijn eigen uitgeverij: de Weideblik. Meer columns van Ton lezen? Voor ons

Winnen!
Waar komt suikerspin vandaan? komt vandaag uit en wij mogen vijf exemplaren weggeven! Van welk woord hoop jij de herkomst te kunnen lezen in het boekje? Laat het ons weten in een opmerkingen en wie weet kun jij binnenkort op verjaardagen vertellen waar 'suikerspin' vandaan komt.
Door Jannet Kuipers
Vanmiddag was dat nog het geval. Er werd iemand geïnterviewd die de naam Parcival droeg. Die naam alleen al. Ik zag meteen snuivende paarden, hoge kasteelmuren, tochtige zalen met wandkleden en een enorm houtvuur voor me. In mijn verbeelding klonk op de achtergrond een luitmuziekje en in diepe kelders rammelden onverlaten met hun kettingen. Zucht. Er was enige overeenkomst tussen de Parcival van de radio en mijn gedachtenspinsels. Deze jongen werkt namelijk in een ver weg gelegen kelder. Dit is dan wel de kelder van het CDA-hoofdkantoor. En wat hij daar doet heeft weinig met de duistere middeleeuwen te maken. Parcival werkt namelijk met drones. Hij weet hier alles van. Hij vertelde onder andere dat het heel gevaarlijk is als er een drone van een kilo uit de lucht naar beneden valt. Dat er dus dringend wetgeving noodzakelijk is. Daar heeft deze Parcival groot gelijk in, dunkt me. Ik weet niet of dit wat met het CDA te maken heeft.
Nu ik aan het schrijven ben, valt het me op dat ik geen enkele behoefte heb om het woord ‘drone’ uit te leggen. Ik heb al eens eerder geconstateerd dat het Engels bij mij toch vrij gemakkelijk binnen is gekomen de laatste jaren. Dat ik er soms zelf ongemerkt wat van door mijn Nederlandse taalsoep roer. Ik veronderstel dus dat ook bij u het verschijnsel ‘drone’ bekend is. Bij kinderen is dat zeker het geval.
Een vriend van mij is schoolmeester in het Drentse. Juist ja, daar waar de hunebedden staan en ooit de boeren de soldaten van de bisschop van Utrecht met hun hooivork vakkundig het moeras in joegen. Deze vriend houdt van alles wat met het verleden te maken heeft. Hij verzamelt ook veel. Zo heeft hij laatst een jaargang ingebonden eeuwenoude Donald Ducks weten te bemachtigen. Dolgelukkig was hij. Ik weet zeker dat hij oude sprookjesplaten op een pick-up draait. Hij moet dan ook altijd aan Doornroosje denken als hij bij zijn leerlingen de DMT, de drieminutentoets, afneemt. Daarin komt het woordje ‘doorn’ voorbij. Zijn gedachten dwalen dan, voordat hij er erg in heeft, even af bij dat kleine woordje.
Behalve die ene keer. Als door een prins gekust veerde hij op. Wat hoorde hij zijn leerling daar voorlezen? Het was echt waar, zijn leerling las geen ‘doorn’, waarmee hij mijn vriend zijn one moment of dream kon bezorgen. Nee, deze jongen las ‘drone’. Mijn vriend is daar zo van geschrokken dat hij het gebeuren woensdagsmiddags meteen op Facebook plaatste. Het riep natuurlijk een hele discussie op in onderwijsland: moesten er nu Engelse woorden in de DMT worden opgenomen of niet?
Ik ga me er niet meer druk over maken. Zolang er nog hippe jongens rondlopen die Parcival heten, ben ik gerustgesteld. Zeker als zij werken in ondergrondse kelders en nadenken over de veiligheid van de medemens. De politiek laat ik er even buiten. Wel maak ik me ietsepietsje druk over mijn kleindochter. Zal zij later nog boeken lezen? Nog sprookjesboeken? En hoe zal het met haar gaan als haar juf haar het woordje ‘doorn’ voorschotelt?
Ik moet me maar geen zorgen maken. Misschien krijgt zij later wel een meester zoals mijn Drentse vriend. Die zorgt er zeker voor dat alles uiteindelijk goed komt met de kleine meid. Ik ga alleen vanmiddag wel even naar de stad om een helmpje te kopen voor haar. Zolang Parcival nog in zijn kelder aan drones zit te knutselen en er geen wetgeving met betrekking tot drones is, bestaat nog steeds de kans dat er een drone uit de lucht valt. En ik wil voorkomen dat mijn kleindochter later het woordje ‘doorn ’als dreun leest. Voor de zekerheid neem ik ook maar een sprookjesboek voor haar mee. En omdat het het mooiste einde aan een verhaal is en omdat ik er zin in heb, eindig ik vandaag met:
'En ze leefden nog lang en gelukkig.'
Met dank aan Parcival en mijn Drentse vriend.
Door Sjuul Bosma
Door: Corné Ouburg
Een reclame- of bedrijfsslogan kan net zo makkelijk ‘tenenkrommend slecht’ als ‘stiekem wel leuk’ zijn. Waarom zijn sommige slogans ontzettend sterk en slaan anderen de plank volledig mis? In ons boek
Ook woordspelingen zijn populair bij sloganbedenkers. Een alzheimercafé adverteert bijvoorbeeld met de leus '
Een slogan met rijm dan? Rijmende slogans bekken lekker en zijn vaak beter te onthouden. Helaas blijken veel slogans rijm te hebben van een bedenkelijk Sinterklaasgedichten-niveau: te gezocht, te krom of net niet rijmend. Voor veel bezoekers van onze site is het een onuitputtelijke bron van ergernis. Om enkele voorbeelden te geven: '
De vraag blijft: wat maakt een slogan nu precies slecht? Eigenlijk zijn er twee categorieën slechte slogans. Ten eerste de écht tenenkrommend slechte: denk aan spelfouten en onbedoelde betekenissen. En ten tweede de slogans waarbij het een kwestie is van (goede of slechte) smaak, net als ‘foute’ muziek. De winnaars van onze jaarverkiezingen waren in ieder geval erg in hun nopjes met de dubieuze titel ‘Slechtste slogan van het jaar’. Ze konden namelijk rekenen op een fikse dosis publiciteit. Op die manier bereiken de slogans uiteindelijk precies waarvoor ze bedoeld zijn: ze trekken de aandacht, worden onthouden en vergroten de naamsbekendheid. Best goed eigenlijk.
Foto: Stef den Boer[/caption]
Slechte Slogans werd in 2011 opgericht door Tefke van Dijk en Christine Liebrecht. Inmiddels hebben zij meer dan twaalfhonderd slogans op
WINNEN!
Door Lisa van Os
Nog een voorbeeld: "Hij windt er geen doekjes om." De precieze oorsprong van deze uitdrukking doet er niet toe. Het gaat erom dat iemand die er geen doekjes om windt, vrij recht voor z'n raap is. En ad rem. En direct. En ... nou ja, dat soort dingen. Weten we allemaal. Maar dan is daar het moment dat mensen figuurlijk en letterlijk door elkaar gaan halen, of – erger nog – het woord 'letterlijk' lukraak in een zin gooien. Klinkt écht en gemeend. Maar wat ze niet weten is dat “Ik sprong letterlijk een gat in de lucht!” niet betekent dat je echt héél erg blij was, maar dat je persoonlijk de ontdekker bent van een wormgat dat ontstond op het moment dat jij in die lucht sprong. Kan niet. Ga je dood.
Makkelijker voorbeeld: "Het heeft m'n leven letterlijk op zijn kop gezet." NEE. NEE! Dat kan namelijk niet. Letterlijk volgt de letterlijke betekenis van elk woord en laat de betekenis van de uitdrukking voor wat-ie is. Dus tenzij je het leven in je nagelriem bedoelt en je je vingers nu gedwongen 24/7 ondersteboven houdt, kan dit niet.
Bij ons thuis maken we er een sport van de verkeerde 'letterlijkjes' te herkennen. Nog één: “Ik ben gebroken. Letterlijk.” Snel 112 bellen dan maar. Ook als iemand zich letterlijk doodgeschrokken is, trouwens, al ben je dan vaak al te laat. "Ik heb dit huis de afgelopen jaren zien herrijzen. Als een feniks uit de as. Letterlijk." Oh my god, zombies bestaan! In het nieuws notabene: “Frankrijk werd letterlijk gegijzeld.” Da's knap. Met een hele grote blinddoek?
Vooruit, ook een voorbeeld waarbij 'letterlijk' wél kan: "Letterlijk met de handen in het haar zitten." Als je het niet meer ziet zitten, zit je niet altijd met je handen in je haar. Maar als je dat op dat moment wel zat, mag je dit zeggen. Luister zelf eens, de 'letterlijkjes' vliegen je om de oren. Figuurlijk dan.
Kijk voor meer blogs over taal, woordjes en onzinnige dingen op
Door Paul Asselbergs
Of neem deze zin uit de Formulierenwijzer van Carel Jansen en anderen (opnieuw een boek dat mensen moet leren goed te schrijven):
Over Milfje Meulskens
Milfje heeft maar één grote passie: taal. Ze schrijft erover op 
Door Miet Ooms
Door Meike Korpershoek
Over Vinnie Ko
Waarom zit een student op zijn kamer, maar niet op de kantine? Als je slasaus over de sla doet, waarom dan geen pindasaus over pinda's? En wat is de reden dat een positief woord als 'kut' als scheldwoord wordt gebruikt? Dit zijn slechts enkele van de vele valkuilen in de Nederlandse taal waar de Zuid-Koreaanse Vinnie Ko (1990) mee te maken krijgt als hij in een Gronings studentenhuis belandt. Toch beleeft hij zoveel lol aan het leren van het Nederlands dat hij erover gaat schrijven. De Groene Amsterdammer bood hem hiervoor een vaste plek op de website.
[line]
Door: Sanne Breedveld
De twijfel of ik moet tutoyeren of vousvoyeren heb ik niet zelden. Wanneer is het ‘u’ en wanneer is het ‘je’? Volgens de etiquette horen mensen elkaar netjes met ‘u’ aan te spreken, maar de praktijk laat zien dat mensen wel ‘je’ zeggen wanneer zij iemand goed genoeg kennen. Net zoals ik dus ‘je’ zei tegen de betreffende docent.
Had mijn wieg maar in Engeland of Duitsland gestaan, denk ik dan. Daar kennen ze dit probleem niet, of in elk geval in mindere mate. ‘U’ of ‘je’, in het Engels is het gewoon you. Lekker makkelijk. Noodzaak is wel dat de rest van je taalgebruik aansluit bij de vorm die je bedoelt, maar taal is zo rijk dat me dat niet het probleem lijkt. In Duitsland daarentegen hebben ze een inventief systeem met zelfs werkwoorden speciaal hiervoor (duzen en siezen). De regel is als volgt: iedereen die ouder is dan jij (of u) spreek je aan met ‘u’. Pas wanneer iemand je toestemming geeft om ‘je’ te zeggen, mag dat. Eigen initiatief wordt niet bepaald gewaardeerd.
Nou gaat het in veel gevallen in Nederland goed, maar toch zal er niemand zijn die nog nooit een oeps-momentje heeft gehad als het om het tutoyeren gaat. Je schoonouders die je per ongeluk toch met ‘u’ aansprak, nadat ze je herhaaldelijk hadden gevraagd gewoon ‘je’ te zeggen, of een collega die je misschien beter wel met ‘u’ aan had kunnen spreken. Gelukkig is het in de meeste gevallen wel duidelijk. De burgemeester? U. Je baas? U. Je vrienden? Jij. Maar precies bij die mensen die je wel kent en waar je een band mee hebt, dáár zit de twijfel. Kun je alle collega’s met ‘je’ aanspreken? En mensen die je tegenkomt in je vrije tijd, zou je dan ‘u’ moeten zeggen als het leeftijdsverschil meer dan twintig jaar is?
Een gemakkelijke oplossing zou zijn dat we hetzelfde doen als in Duitsland: heerlijk eenduidige regels en iedereen weet waar hij aan toe is. Maar toch ben ik daar geen voorstander van. Is het niet juist fijn om zomaar ‘je’ te kunnen zeggen tegen iemand? Het schept een band. ‘Je’ heeft iets lieflijks. ‘Je’ is iets voor mensen die je graag mag. ‘Je’ zorgt voor vertrouwen. ‘U’ creëert meteen een afstand en daar zit je soms niet op te wachten. Afwisselen kan ook, maar dat is een beetje vreemd. Misschien moet ik het de volgende keer dat ik niet kan kiezen maar gewoon vragen: “Mag ik u ‘jij’ noemen?”
Rik en ik hebben nu ons woordenboek en we zijn er blij mee. Jij kunt het ook krijgen, want Taalvoutjes geeft er drie weg, met dank aan uitgeverij Amsterdam University Press. Het enige wat je moet doen is te delen welke uitdrukking het eerste bij je opkomt als je zou willen zeggen dat je buitengewoon blij bent. Zo blij gaan wij jou dan misschien maken.
WINNEN
Kans maken op het boek Met zoveel woorden van Ludo Permentier en Rik Schutz? Beantwoord zijn vraag in een reactie hieronder!
[line]
Over Ludo Permentier
Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, het Groene Boekje, de Nederlandse Taalunie en de Universiteit van Gent. Noem een instantie die met het Nederlands te maken heeft en de Vlaming Ludo Permentier is erbij betrokken. Hetzij als jurylid, hetzij als redacteur, hetzij als docent. Een groot taalman, dus, die desalniettemin odes kan brengen idiomen en aan kleine woordjes, zoals 'oeps'. Oeps, zeg je? Jazeker! Zijn column over dit woord vind je in
Door: Sherita Jager
Door Miranda Heusèrr
Door Janinne Kraaima
Ze spreken een taal die wij niet begrijpen, een taal die niemand begrijpt, alleen zij twee. Anderen voelen zich daardoor soms buitengesloten, maar ze doen het niet expres. Met z’n tweeën zijn ze één en als vanzelfsprekend voelen ze elkaar aan, soms zelfs zonder woorden. Ze gaan ieder naar een andere school, er zit zelfs een schooljaar tussen. Op school hebben ze andere vrienden en vriendinnen en daar spelen ze ook met anderen, maar eigenlijk telt er voor allebei maar één: dat is de ander.
Hun beider zielen zijn verwant. Als een soort Sjors en Sjimmie zijn ze ieder vrij moment samen, bespreken ze hun diepste geheimen, hun grootste irritaties en hun machtigste wensen. Ze spannen samen om te krijgen wat ze willen.
Ze voelen zich vertrouwd bij elkaar, ze voelen zich vertrouwd in elkaars gezin, ze slapen en eten bij de ander net zo als dat ze dat in hun eigen huis doen: ze zijn thuis bij elkaar. Ondanks hun kinderleeftijd laten ze mij als volwassene zien wat echte vriendschap is: ze zijn zo trouw en loyaal aan elkaar dat het me ontroert. Zelf zien ze de schoonheid er nog niet van, maar ik hoop dat ze later met zoveel warmte terugdenken aan deze tijd dat ze dan nog steeds kunnen zeggen: wij spreken elkaars taal.
[line]
Heb je zelf een taalergernis, een favoriet woord of een andersoortige taalbeslommering?
Door René Turk
De afgelopen week komt voorbij. Dag en nacht werken. De ene na de andere beer schoot ik af. De trots. De euforie. Ik heb het maar mooi geflikt.
Plots komt er een bubbel omhoog. Nog een deadline. Ik schrik van het woord. Hoe is het mogelijk? Schrijven is toch mijn passie? Twintig minuten later ben ik kilo's lichter.
Ik kijk naar mijn things to do-list. Met een ferme beweging streep ik twee fikse posten door. De pen drukt in de houten tafel. Yes!
Deze dag begon met een prachtige dagelijkse gedachte. Ze komen al jaren in mijn postvak. Deze oneliner resoneerde met me. De klus van vandaag legde hem meteen weer het zwijgen op. Ik open mijn mail. Vooruitgang is onmogelijk zonder verandering. Dat was hem. Inderdaad, al belemmeren de berenlijken nu wel mijn uitzicht.
Deadline, things to do list, yes, oneliner. What the fuck?
Hoe heette die man ook alweer? Ik begin te googelen. De 'g' van mijn toetsenbord die de laatste tijd blijft hangen. Opvallend? Met een naamswijziging naar zoeken.nl zou mijn laptop nog even mee kunnen. Gezien de spreuk van vandaag mag ik een nieuwe laptop kopen. Ik vind de man niet. Hij had toch zo'n mooi Nederlands woord voor callgirl? Bizar, ineens vind ik het juiste artikel. De Belnimf.
Frens Bakker pleit voor minder Engelse woorden in de Nederlandse taal. Zijn trip naar het geheugenlaantje maakt me blij. Ik denk aan het schitterende 'kopslag' dat ik als tiener hoorde op de Belgische televisie. Vlaams voetbal is sindsdien Nederlands voetbal met ballen.
Ik mijmer. Gladiolenstrook, gelukslijst, krachtspreuk, klapschrijver met tien ramen. Ik doe mee. Vooruitgang is immers onmogelijk zonder verandering.
[line]
Door Saskia Hupjé
Het gevogelte schrok van een voorbijwandelende poes, geen onbekende en zeker geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. De vroege vogel toonde zich een koele kikker en maakte een paar slapende honden wakker. Aangezien blaffende honden niet bijten maar een kat in nood rare sprongen maakt, werd het een vermakelijk tafereeltje. Als een kip zonder kop koos de opgejaagde poes het hazenpad. Zo glad als een paling in een emmer snot baande ze zich een weg door de bosjes. Ze ontweek op miraculeuze wijze een overstekende koe die aan het uitvogelen was hoe ze in vredesnaam een haas moest vangen.
Verderop schuilde er nog een addertje onder het gras en poes vluchtte zo bang als een wezel een oude eik in. Er was geen hond meer te zien, alleen haantje de voorste die rustig de kat uit te boom zat te kijken. Gelukkig kwam die dan wel weer op haar pootjes terecht. Zo mak als een lammetje liet poes zich door de tortelduifjes naar huis brengen, waar het een enorme bende was. Want het is nu eenmaal een waarheid als een koe: als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel!
Door Klaas Doozeman
Die volheid kom je steeds meer tegen. Zo is er het laatste decennium een woord met stille trom, fluistertoon en kousenvoeten vertrokken uit ons gangbaar taalgebruik: ‘riskant’. Tegenwoordig is een aangelegenheid meteen ‘risicovol’. Daarmee moge de toon gezet zijn: alles en iedereen is tegenwoordig vol van iets. Ondanks dat twintig jaar geleden de leus ‘Vol is vol’ al naar de verdoemenis verwezen werd, kwam ze toch weer via een achterdeurtje terug ons taalgevoel in. Risicovol. Het woord wordt nu zelfs gebruikt in krantenkoppen, dus zal het inmiddels wel algemeen aanvaard taalgebruik zijn.
Er zijn meer voorbeelden. Zo las ik laatst over een humorvolle voorstelling van Max van den Burg. Toen ik hem voor het eerst zag optreden was hij nog humoristisch: het kan verkeren blijkbaar.
Wat zal dan de vol-gende stap zijn? Worden alle woorden die eindigen op -lijk ook ineens -vol? Gevaarvol? Verschrikkevol? Onmiddelvol? (Wat dan eigenlijk een mooie creatieve omschrijving zou zijn voor de gemiddelde kaartverkoop van een groot festival, maar dat terzijde.) Of wat te denken van dat Sinterklaasliedje: 'Verwachtingsvol klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard?'
Hoe dan ook, wie deze gang van zaken analyseert, ontdekt meteen een magnetronmaaltijdenmentaliteit bij de meeste mensen. Laten we alle fantastische woorden fantasievol maken, alle riskante woorden risicovol maken en alle andere woorden waar je ‘vol’ achter kunt zetten (behalve volle melk, dus) ook maar -vol als uitgang geven.
Stel je voor dat het Nederlands daarmee begrijpelijker wordt voor iedereen. Dat ons lastige taaltje, dat net zoveel uitzonderingen kent als het gemiddelde wetboek, ineens een zekere vorm van eenvoud krijgt. Zou het daarom niet een volledig fijne ontwikkeling zijn?
Door: Nans van Herck
Zo begon het ook vandaag toen ik een lagereschooljuf van Femke tegen het lijf liep. Alleen voegde zij eraan toe: “En met Femke? Hoe oud is die nu? Amai, 23 al?” Grote ogen van verbazing, maar het is dan ook al een hele tijd geleden dat juf en kind elkaar gezien hebben. “Ja, ja,” vulde ik aan, “ze worden groot, hè? Femke gaat al werken en woont al samen.” Genoeg om het gesprek op gang te brengen.
Welke job ze dan deed? “Ah, ze werkt als P.A. …” Vragende ogen. “Personal assistant. Ja, zo noemen ze dat tegenwoordig.” En waar? “In een advocatenkantoor in Brussel.” Verbaasde ogen, wellicht omdat Femke en advocaten een associatie is die je niet spontaan zou maken. Of dat dan meeviel? “Ja, ze doet het heel graag, maar ze heeft het wel getroffen met de afdeling waar ze terechtgekomen is, denk ik. Ze houdt zich vooral bezig met intellectual property en public law.” Waarna ik uiteraard ook weer een verklaring moest geven. “Enfin, toch wel de leukere onderdelen van recht”, besloot ik.
Of ze dan rechten gestudeerd had? “Nee, intercultural relations management.” Alweer een vragende blik en begrijpelijk, want wie kan dat nog volgen? Terwijl ik eigenlijk trots op mijn dochter had moeten zijn, begon ik me stilaan te schamen voor mijn eigen snobistische taalgebruik. Dus ging ik het wat minimaliseren: “Dat is een beetje als secretariaat-talen, zoals ik destijds gedaan heb, maar dan meer taalgericht en doorweven met wat public relations en marketing." Daar hadden we het weer! "Dus eigenlijk een richting waarmee je alle kanten uit kunt.”
Op dat moment werd de juf afgeleid en viel het gesprek stil. En weet je wat? Ik ben best wel trots op mijn dochter. Met of zonder dure woorden.
Sterre Leufkens is de auteur van
We mogen drie exemplaren van het boek weggeven. Wat je daarvoor moet doen? Niet veel, enkel antwoord geven op de volgende vraag: 'Hoe zou een taalvout van jouw favoriete dier klinken?' Onder de origineelste antwoorden verloten we het boek! Laat je reactie hieronder achter.
Door Lianne de Ree
Voor mij is het geschreven woord een prettige mogelijkheid om me eens op een andere manier te uiten. Op papier lijk ik een nadenkend, rustig persoon die haar weloverwogen woorden met zorg uitzoekt. Met de nadruk op ‘op papier’. Mijn brutale mond is helaas zoveel sneller dan mijn bedachtzame pen en mijn geduldige papier.
Als je over het internet surft, valt het op hoeveel goede digitale schrijfsels er te vinden zijn. Wel ontbreekt het soms aan een bepaalde schrijfetiquette. Daarmee doel ik overigens niet op de aanwezigheid van grammaticale fouten (dus alle neerlandici kunnen de rode pen weer neerleggen), maar op de aanwezigheid van bepaalde zaken die een tekst esthetisch gezien weinig meerwaarde geven.
Een schrijfetiquette-op-het-internet-regel zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat het schrijven van ALLE WOORDEN IN HOOFDLETTERS te allen tijde voorkomen dient te worden, aangezien dit nogal AGRESSIEF overkomt. We zouden ook kunnen vermelden dat het echt niet nodig is om drie of meer (!!!) uitroeptekens te plaatsen; één uitroepteken lijkt z’n functie meer dan voldoende aan te kunnen. We zouden eveneens officieel kunnen vastleggen dat het op z’n minst opmerkelijk te noemen is als mensen in een tekst die niet geplaatst is op Twitter hashtags gaan gebruiken. #opmerkelijk
Ik realiseer me dat dit allemaal ontzettend pretentieus klinkt. Wie heeft mij verkozen om het heilige huisje van ons Nederlandsche taalgebruik aan de kaak te stellen? Niemand! Maar ik doe het lekker toch. Althans, mijn bedachtzame pen doet het nu toch. Mijn impulsieve mond had zich allang op een weinig subtiele manier voorbijgepraat.
Het volgen van bepaalde (stijl)regels kan een boodschap soms net even wat mooier maken. Dat is het voordeel van geschreven taal. In het ‘echte leven’ flappen we er al veel te vaak lelijke dingen uit, met alle gevolgen van dien. Laten we het op papier eens wat mooier doen. #lekkermoralistisch!!!
Door Yvonne Tavenier
De taal werd toegankelijker gemaakt en voor zakelijk gebruik formeler. Er kwamen taalregels en spellingsvoorschriften en zo bleef onze taal jarenlang stabiel, totdat we de Amerikaanse film omarmden en er Engelse woorden werden overgenomen. Het was hot om te showen dat je je talen sprak en met Engels kon everybody je verstaan, hoewel dit ook today nog voor awkward situaties kan zorgen.
Onze ouders waren not amused over deze verloedering van onze taal. Maar dat zijn wij ook niet als we kijken naar het taalgebruik van onze kinderen. Onder invloed van sociale media moet alles snel.
De manier wrop ns kndern via social media met elkaar communiceere, baart ns zorge. Ns taalgbruik wordt om zeep gholpe. In dees tijd moet alles snel, dus ook schrijve en leese.
W8 k send n PM NP.
Prate kan ook me smileys.
Brb, khaal ff n \/ en n |C|. Mzzl.
Is terg? Was vroegr alles beter? Dees diskussie kent wrschijnlk geen einde en zal iedr generatie trgkeere. Kben bniewd wat ns kleinkndern verzinne :)
Door: Bianca Limpens
Het woord ‘onwijs’ is een stagiair in de Nederlandse taal. Niemand wil hem inwerken. Daarom zit hij steeds aan de verkeerde knoppen en verstopt hij zich bijwoordelijk. Mensen gebruiken ‘onwijs’ als schuilplaats voor hun opluchting, teleurstelling of gemenigheidjes. Als emoticon in letters.
Door: Matthijs le Loux
Door René Kolsteren
Er is zelfs
Door Ronny Boogaart
Stel je voor dat je onderzoek wil doen naar dit soort zinnen:
Piet is een boek aan het lezen.
Daarmee zeg je dat Piet bezig is met het lezen van een boek, dat hij voorlopig nog niet klaar is. Zo’n zin kan natuurlijk ook over andere mensen gaan dan Piet en over andere dingen dan het lezen van een boek. En je kan die zin ook nog in de verleden tijd zetten. Je krijgt dan zinnetjes als:
Jan was aan het wandelen.
Eva is aan het zwemmen.
Zij zijn aan het verhuizen.
Enzovoorts.
De woordjes aan het komen er altijd in voor en daarom noemen we dit de aan-het-constructie. Je kan niet elk willekeurig werkwoord in die constructie invullen. Met werkwoorden als lezen, wandelen, zwemmen en verhuizen gaat het goed. Als de betekenis van de constructie is dat iemand ergens mee bezig is, dan is dat natuurlijk niet zo gek: die werkwoorden verwijzen allemaal naar activiteiten waarmee iemand druk bezig kan zijn.
Het moet dus iets zijn dat je kan doen. Als je het probeert met werkwoorden die geen activiteit aanduiden, maar bijvoorbeeld een eigenschap van iemand, dan gaat het niet goed. Als taalkundige zet je dan een sterretje voor zo’n zin, om aan te geven dat deze zin geen Nederlands is:
*Hij is blond haar aan het hebben.
*Zij is mijn moeder aan het zijn.
Hij heeft blond haar of hij heeft geen blond haar, maar het is niet iets waar hij druk mee bezig kan zijn. En de vrouw die mijn moeder is, is mijn moeder. Dat is wat ze ís, niet wat ze dóet. De zinnen met een sterretje ervoor zou je taalfouten kunnen noemen, maar op taalvoutjes.nl zul je ze niet tegenkomen: heel erg grappig zijn ze niet en het zijn fouten die nooit worden gemaakt, behalve misschien door mensen die Nederlands aan het leren zijn.
Maar dan zie je het boek van Anne van Veen in de boekhandel liggen met die titel:
Wie ik aan het zijn was.
Dat is even slikken. We hadden net bedacht dat een werkwoord zoals zijn niet in de aan-het-constructie voor kan komen omdat die constructie alleen voor activiteiten gebruikt wordt. En je bént iemand of je bent het niet, dat is niet iets dat je kan dóen. Wat nu? Bevat de titel een taalfout? Of klopt ons idee over de aan-het-constructie bij nader inzien toch niet?
Integendeel: die titel van Anne van Veen bevestigt juist het idee dat je de aan-het-constructie gebruikt om aan te geven dat iemand bezig is met een activiteit. Inderdaad, iemand zijn is meestal geen tijdelijke activiteit maar een permanente toestand. Alleen, door die toestand te presenteren met deze constructie, wordt het als het ware tóch een activiteit. Misschien bedoelt de schrijfster zoiets: in de tijd waar het boek over gaat was ze niet zichzelf, maar deed ze erg haar best om iemand te zijn of te worden. Misschien wist ze nog niet wie ze eigenlijk was of deed ze alsof ze iemand anders was. En daar kun je best druk mee bezig zijn en moe van worden.
Dat is geen flauwe manier om mijn omschrijving van de aan-het-constructie te redden. Die omschrijving verklaart juist dat dit soort zinnen weinig voorkomt. En áls ze voorkomen, zijn het geen taalfouten, maar krijgen ze een heel speciale interpretatie. Een toestand die ineens een activiteit wordt – leuker kunnen we het als taalkundigen niet maken.
[line]
Wat moet je daarvoor doen?
Het bordje hieronder kwam Ronny vorige maand tegen op zijn werk in Leiden. Ze zijn daar druk bezig met het renoveren van loopbruggen. Dat staat in het Nederlands en in het Engels op het bordje.
In het Engels heb je ook zoiets als de aan-het-constructie: De Nederlandse zin Piet is een boek aan het lezen vertaal je in het Engels als Piet is reading a book. Die Engelse constructie met –ing wordt ook op het bordje gebruikt. Maar in het Nederlands kun je niet zeggen:
*De loopbruggen zijn gerenoveerd aan het worden.
Waarom niet? Deel het hieronder in een reactie.
Het beste antwoord krijgt een gesigneerd exemplaar van Een sprinter is een stoptrein zonder wc: De sturende kracht van taal, waarvoor Ronny Boogaart in februari 2016 de populariseringsprijs kreeg van de Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap, voor het beste populariserende boek over taal van 2015.
Door: Roy van Boven
Door Christel van Koppen
Sommige personen formuleren graag lange en gecompliceerde, ja zelfs archaïsch, juridisch of wetenschappelijk klinkende zinnen en alinea’s, nauwgezet geconstrueerd, met veel bijzinnen en komma’s en breedsprakige frases, gelardeerd met vakjargon en spitsvondig synoniemengebruik, omdat ze abusievelijk veronderstellen dat men dan wellicht zou kunnen denken dat ze langdurig en intensief gestudeerd hebben en een autoriteit zijn op het gebied van de betreffende materie dan wel anderszins meer dan gemiddeld begaafd zijn.
In eenvoudig Nederlands: mensen schrijven soms zo ingewikkeld om slim te lijken.
Bij een bureau voor taal en communicatie, dat bekend is om zijn klare taal, mocht ik een ingewikkelde tekst uit een personeelshandboek vertalen naar eenvoudig Nederlands. Korte zinnen, geen voltooid deelwoorden, hedendaags Nederlands, actief taalgebruik, geen vakjargon en eenvoudige, veelvoorkomende woorden. Dat viel nog niet mee! Zo’n tekst lijkt zo eenvoudig want het leest prettig en snel. Het zelf zo op papier krijgen is een heel ander verhaal. Wat een ironie. Een moeilijk te begrijpen tekst schrijven blijkt veel simpeler te zijn dan een makkelijk te begrijpen tekst.
In de eenvoud herkent men de meester.
Dus, beste salvis titulis. Paradoxaal maar waar: met je ingewikkelde en intelligent bedoelde schrijfstijl sta je mooi voor aap. Zullen we voortaan eenvoudige taal gebruiken? En het ook kort houden? Fijn voor de lezer van ieder taalniveau. Klantvriendelijk en slimmer dan je wollige collega’s. En dus ook fijn voor je ego.
[line]
Meer lezen over gemakkelijk taalgebruik? Misschien is het boek 'Heerlijk Helder' wat voor je! Onze redacteur Linda Schemmekes las het alvast voor je en
Door Saskia Hupjé
Vanmorgen maar eens een verhaaltje uit m'n duim gezogen, ziehier het resultaat. Neem het vooral met een korreltje zout.
"Het zonnetje schijnt, ik schenk een kopje koffie in zonder koekje, want daar is het nog te vroeg voor. Ik hoor de vogeltjes fluiten, en zie zelfs een nestje in het kleinste boompje in mijn bescheiden tuintje. De buurvrouw schuift aan en wil graag een glaasje fris. Samen kijken we naar ons buurmeisje dat met haar vriendje een spelletje speelt.
Verderop maakt de postbode een praatje met twee klasgenootjes van mijn zoontje, die een middagje vrij hebben. Een wolkje schuift voor de zon, maar frisjes is het gelukkig niet. Intussen kletsen we nog een beetje over koetjes en kalfjes en besluiten om vanmiddag een fietstochtje te maken en daarna een terrasje te pakken. Dan gaan we gezellig een biertje of een wijntje drinken en een hapje eten.
Intussen kijk ik naar de berichtjes op mijn telefoon. Een appje van een collegaatje: of ik zin heb in een weekendje weg. "Leuk," schrijf ik terug, "een paar nachtjes ertussenuit. Doen we over een poosje, als we allebei een gaatje in onze agenda kunnen vinden."
De buurvrouw staat op, ze moet nog wat dingetjes doen.
"Tot straks," zeg ik, "ik moet ook nog wat klusjes afmaken."
Ik heb wel enige kennis van het Engels, Duits, Frans en – iets minder – het Portugees, maar gemak dient de mens, dus de tekst eens door de Google Translate gegooid. Prompt verslikt die zich in alle talen.
Wat een raar volkje zijn wij toch.
Heb je ook een brandende taalkwestie die je dolgraag wilt delen?
