#woordweetje


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Bij Taalvoutjes houden we van woorden. Van alle woorden. Dus ook van woorden die misschien niet zo aardig klinken. Dat gezegd hebbende: waar komt dat prachtige woord ‘sloerie’ toch vandaan, dat woord dat zo heerlijk je mond uit rolt wanneer je iemand gewoon eens lekker wil uitschelden? [/intro]

Door Jojanneke Drapers

De herkomst van sloerie is al heel oud: ook in het Middelnederlands, dus rond het jaar 1400, schold men elkaar al uit. Ze gebruikten toen nog het woord ‘slore’, wat zoiets betekent als ‘lelijke, vuile vrouw’. Later, rond 1570, was dat veranderd in ‘slory’ of ‘sloery’, wat ofwel ‘lichtzinnige vrouw’ ofwel ‘slons’ betekende. Rond 1641 werd ook wel ‘vuyle sloeryslet’ aangetroffen. Zo zie je maar: vroeger was absoluut niet iedereen aardiger voor elkaar. 

Vergelijk overigens eens de woorden ‘slore’ en ‘slordig’ met elkaar: jazeker, die hebben dezelfde wortels. Dus zegt je moeder weer eens dat je écht wat minder slordig moet worden? … Nou, zeg dan maar braaf ‘ja, mam’ en ruim je kamer op.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Een zwartgeblakerde vleesachtige substantie op je brood. Niet het hele jaar door verkrijgbaar, maar wanneer het slachtseizoen is begonnen, is het smullen geblazen. Balkenbrij – of poetes zoals het in de zuidelijke contreien genoemd wordt – is voedsel in de categorie: ‘Heerlijk, totdat je weet wat erin zit’. [/intro]

Dat is dan ook het grote gevaar, zodra je weet dat er slachtafval, vleesvocht(!) en bloed in zit, klinkt het een stuk minder aantrekkelijk als beleg voor op je ochtendbammetje. Nu je toch al bekend bent met de ingrediënten en je zin in de gebakken bloedlap wat is getemperd, is het misschien ook wel interessant om te weten waarom het balkenbrij heet.

Er gaan geruchten dat het woord ‘balk’ erin zit, omdat het vleesafval vroeger aan de balken werd geknoopt, om er vervolgens brij van te maken. Meer aannemelijk is de afleiding van ‘balg’: een overkoepelend woord voor buik en pens. Letterlijk de brij uit de buik van een varken dus. Lik mayonaise erbij en genieten maar. Smakelijk!


Weet jij ook iets te vertellen over de herkomst van een woord? Schrijf het op en stuur je woordweetje in! Wie weet zie je je eigen naam dan binnenkort wel op onze site verschijnen.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Je moet nog zoveel doen: het huis opruimen, koken, boodschappen… maar je hebt geen zin. En dus loop je maar een beetje te niksen, je tijd te verdoen; te lanterfanten. [/intro]

Door: de Taalvoutjes-redactie

Dit woord is al heel oud: lanterfant (een lui persoon) wordt al gevonden in de late Middeleeuwen, en heeft helaas niets met luie olifantjes te maken. Het is een samenstelling van de woorden lant en trouwant of truwant. Het eerste is gewoon de oude spelling van land, en het laatste is een Frans leenwoord en betekent ‘bedelaar’ of ‘vagebond’.

Eigenlijk zou je dus kunnen zeggen dat het iemand is die een beetje over het land liep te niksen. Het werkwoord ‘lanterfanten’ (jij lanterfantte, wij hebben gelanterfant) is afgeleid van deze lanterfant.

De volgende keer dat je beschuldigd wordt van lanterfanten, kun je in elk geval vertellen waar het woord vandaan komt!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Kliek is een homoniem, daarom krijg je vandaag drie woordweetjes voor de prijs van een! [/intro]

Kliek kan verwijzen naar een exclusieve groep mensen, zowel in positieve als in negatieve zin. Dit komt van het Franse woord clique. De schrijfwijze is in de negentiende eeuw in het Nederlands fonetisch aangepast naar ‘kliek’. 

Het woord kliek wordt echter met dezelfde schrijfwijze en uitspraak ook gebruikt om de overblijfselen van een maaltijd te beschrijven, vaak met het verkleinde kliekje. In deze betekenis heeft kliek niets te maken met het Franse clique, maar is het een verbastering van het middelnederlandse ‘clacke’, dat klad of vlek betekende. In deze context wordt ook wel grappend gezegd dat een kliek het voorstadium van de kliko is; die restjes worden nooit meer opgegeten. 

Een derde betekenis van het woord kliek wordt gevonden in het kolfspel, waarbij een bal tegen een paal geslagen dient te worden om punten te scoren. Het slaghout wordt de kliek genoemd. Ook dit heeft niets met het Franse clique te maken, maar is een onomatopee van het geluid dat het slaghout maakt bij het klappen tegen de bal. 


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De kans dat het je ooit is overkomen is groot. Een grap zit namelijk in een klein hoekje en het is altijd oppassen geblazen. Voor je het weet ben je in het ootje genomen. [/intro]

De herkomst van ‘in het ootje nemen’ is misschien wel letterlijker dan je denkt. Het ootje verwijst namelijk naar de vorm van de letter o, een cirkel of kring. Wellicht ken je het kinderliedje “We maken een kringetje van jongens en van meisjes …” Wanneer een kring om iemand gevormd wordt, heeft dit vaak als doel iemand voor de gek te houden en uit te lachen, ofwel, iemand wordt in het ootje genomen.

Al in 1654 werd het woord 'ootje' gebruikt om een kring aan te duiden. De volledige uitdrukking ‘iemand in het ootje nemen’ is in de negentiende eeuw voor het eerst gebruikt in het Nederlands. Varianten op deze uitdrukking worden gevonden in het Gronings (‘iemand in den kring nemen’) en in het Vlaams (‘iemand in de o leiden’). 


Lees hier ook waar 'in de luren leggen' vandaan komt.


923 shares

Ik snap 'm niet

Hoewel het woord ‘bekant’ bijna overal in Nederland wel gebruikt wordt, is het een dialectwoord en bestaat er een ‘gewoon’ Nederlands synoniem voor: ‘bijna’.  Wij vinden ‘bekant’ en ‘bijna’ weinig overeenkomen, behalve de ‘b’ als beginletter, maar ze blijken toch meer op elkaar te lijken dan gedacht.

Door: Berith van Pelt

Het woord ‘bekant’ stamt al uit het Middelnederlands, maar toen schreven we en spraken we het uit als ‘bicant’ of ‘bicans’. Deze twee vormen – hoewel op verschillende manieren geschreven – bleven een tijdlang naast elkaar bestaan. 

Zo is ook de vorm ‘bijkans’ ontstaan, een ouderwetse uitdrukking die wellicht bekender in de oren klinkt. Als je die uitdrukking splitst, kun je daaruit de betekenis afleiden. ‘Bij kans’ betekent namelijk ‘er is een kans’, ook wel uitgelegd als ‘grof geschat’. En de stap van ‘grof geschat’ naar de betekenis ‘bijna’ is dan toch makkelijk gemaakt.

Dat had je toch bekant zelf kunnen bedenken.


923 shares

Ik snap 'm niet

Er zijn maar weinig dingen waarvoor in vrijwel alle talen ter wereld hetzelfde woord gebruikt wordt. Natuurlijk, er zijn een heleboel leenwoorden uit het Grieks, Latijn of, meer recentelijk, uit het Engels waarmee je bijna alle kanten van de wereld op kunt. Internet, selfie, intelligentie, democratie, noem maar op. Lang leve de taalglobalisatie, weg met de woordenboeken. Maar je hebt er toch bijna altijd eigenwijze gevalletjes bij, uitzonderingen op de regel, volkeren die zich van de rest gingen onderscheiden door een woord te zoeken in hun eigen taal. De neiging naar het creëren en gebruiken van woorden in de vertrouwde taal en als de dood zijn voor vreemd klinkende en niet uit te spreken leenwoorden, is één van de belangrijkste kenmerken van het zogenaamde taalpurisme. Eigenlijk is dat een milde en vrij onschadelijke vorm van xenofobie. Zo gebruiken veel Duitsers veel liever ‘Rechner’ dan ‘Computer’ en zal je Nederlanders vaker enthousiast horen praten over wiskunde dan over mathematiek. Om terug bij mijn openingszin te komen, alleen een klein aantal woorden is het gelukt om zich te nestelen in bijna alle talen, zoals het de robot is gelukt.

Door: Martina Silbrníková

In welk land je ook komt, zo’n beetje overal gebruiken ze het woord ‘robot’. Er zijn vele definities mogelijk, maar in principe verwijzen robots in vrijwel alle talen van de wereld naar op mensen lijkende machines of op machines lijkende mensen … en alles daartussenin. Sinds de technologie dit mogelijk maakt, proberen mensen robots overal in te zetten waar de mens tekortschiet of geen tijd voor slash zin in heeft. Zo heb je robots die stofzuigen of eenzame ouderen gezelschap houden. En hoe vertrouwd robots inmiddels ook in de oren klinken, het woord 'robot' wordt pas vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw gebruikt. Toen is 'robot' aan de keukentafel van de Tsjechische schrijver Karel Čapek geboren.

Čapek werkte in 1920 aan een toneelstuk over door de mens geconstrueerde machines, bijna niet te onderscheiden van echte mensen en slim ontworpen om de mens te dienen. Mechanische slaven, zou je kunnen zeggen. Een groot dilemma bleek echter hoe hij deze wezens moest noemen. Eerst gebruikte hij de term ‘labors’, afgeleid van het Latijnse woord dat ‘arbeid’ betekent, maar hij was er niet helemaal tevreden over. Op een dag deelde hij zijn probleem met zijn broer Josef, tevens een bekende schrijver, wat naar verluidt ongeveer liep als volgt: “Josef, ik weet het niet .. ‘labor’ vind ik toch zo'n kunstmatig, knullig woord, maar ik heb ook geen idee hoe ik ze anders moet gaan noemen.” Waarop Josef direct met het idee kwam: “Waarom noem je ze dan geen robots?” Josef Čapek liet zich daarbij inspireren door het Oud-Tsjechische woord 'robota' dat 'werk' of '(gedwongen) arbeid' betekent en tegenwoordig enkel in sommige Tsjechische dialecten gebruikt wordt. Čapek was meteen enthousiast, zijn 'labors' werden 'robots' en zijn toneelstuk ging de titel R.U.R. (Rossums Universele Robots) dragen, verwijzend naar de fabriek waarin de robots in zijn stuk gemaakt werden. In R.U.R. liep het experiment met de robots ietsjes uit de hand, de robots kwamen met z'n allen in opstand en hebben uiteindelijk het hele menselijke ras verwoest. Čapeks anti-utopie is goed ontvangen en het stuk is al snel naar tientallen talen vertaald. Behalve het woord 'robot' dat in zijn originele vorm bleef. Dankzij het stuk heeft robot zich uiteindelijk in de meeste talen van de wereld genesteld met de inmiddels voor iedereen bekende betekenis. Maar eerlijk is eerlijk, ook hier is een uitzondering op de regel, in het IJslands zijn ze robots ‘vélmenni’ gaan noemen, afgeleid van het IIslandse woord ‘vél’ dat ‘machine’ betekent. Lekker eigenwijs, hè.

RUR.PNG
Robots in een adaptatie van Čapeks toneelstuk

Het is trouwens niet waar dat robots altijd op de mens lijken. De moderne mens kan tegenwoordig kiezen uit een ruim aanbod aan robothonden, robotdino’s of bijvoorbeeld robotkatten die, als we de verkoper geloven, ‘kijken, voelen en klinken als echte katten’. De interactie zou helpen 'bij het creëren van een persoonlijke ervaring die vreugde en vriendschap kan brengen.’ Let op het woordje 'kan', zelfs met een robotkat moet je blijkbaar een goede klik hebben, dus pas op, straks koop je zo'n rotrobotkat waar je je alleen maar aan loopt te ergeren. Maar ach ja, hoeveel vriendschap kun je verwachten voor een paar tientjes.


923 shares

Ik snap 'm niet

Waarom zou je straatstenen met het formaat van een klein Edammerkaasje in vredesnaam 'kinderkopjes' willen noemen in plaats van Edammerkaasjesteentjes? Toegegeven, Edammerkaasjesteentjes allitereert een stuk minder lekker dan kinderkopjes, maar het klinkt ook iets minder luguber, vind je niet? "Schat, als jij zo naar de winkel gaat, kun je dan wat kinderkopjes meenemen?" klinkt eerder als een uitspraak uit een van de laatste Dracula-remakes dan een onschuldige opdracht om de achtertuin weer netjes te krijgen. Kinderkopjes. Ja, de straatstenen hebben inderdaad het formaat van een kinderhoofd, en dat was bij de naamgeving blijkbaar de eerste associatie. Maar een grote mango of van een kleine meloen is ongeveer even groot. Of een Edammerkaasje, dus. Het hadden allemaal termen kunnen zijn waarmee de natuurstenen beschreven hadden kunnen worden. Maar nee, er is gekozen voor de omschrijving 'kinderkopjes' – zelfs al hebben sommige stenen een formaat dat een kind meteen aan een nader onderzoek zou onderwerpen. Krijg je toch wat Hannibal-achtige associaties bij de term, mag je de straatstenen uiteraard ook gewoon ‘kasseien’ noemen.


923 shares

Ik snap 'm niet

Op onze website vind je al jarenlang onze woordweetjes: korte, interessante artikelen over de herkomst van een woord. Maar vanaf nu doen we het één keer per maand helemaal anders!

Samen met comedian Floris Mein en de mannen van videoproductiebedrijf De Mannen Zonder Pak gaan we de straat op om onze landgenoten het vuur na aan de schenen te leggen. Want onze taal bestaat uit allerlei prachtige woorden, maar weten wij Nederlanders eigenlijk wel hoe we aan al die woorden zijn gekomen?

In deze aflevering: waar komt het woord 'pissebed' eigenlijk vandaan?

https://youtu.be/EP6lALcVYaA

Stuur je idee in!

Heb jij ook een woord waar je de herkomst van wilt weten? Laat het ons weten!


923 shares

Ik snap 'm niet

Op onze website vind je al jarenlang onze woordweetjes: korte, interessante artikelen over de herkomst van een woord. Maar vanaf nu doen we het één keer per maand helemaal anders!

Samen met comedian Floris Mein en de mannen van videoproductiebedrijf De Mannen Zonder Pak gaan we de straat op om onze landgenoten het vuur na aan de schenen te leggen. Want onze taal bestaat uit allerlei prachtige woorden, maar weten wij Nederlanders eigenlijk wel hoe we aan al die woorden zijn gekomen?

In deze aflevering: waar komt het woord 'pieper' eigenlijk vandaan?

https://youtu.be/WLRiEnWyYeI

Stuur je idee in!

Heb jij ook een woord waar je de herkomst van wilt weten? Laat het ons weten!


923 shares

Ik snap 'm niet

Een borrel, borrelen, de VrijMiBo … Hoewel Nederlanders vaak het woord ‘gezellig’ benoemen als het meest typische en onvertaalbare Nederlandse woord, hoort de borrel ook zeker in dat rijtje thuis. Wat het betekent, dat weet iedereen die ook maar een beetje Nederlands spreekt. Waar het woord vandaan komt, is echter minder bekend.

Het woord ‘borrel’ komt van het Middelnederlandse woord ‘borre’ of ‘borne’, dat iets als (drink)water of fontein betekent. Het achtervoegsel ‘-el’ maakte het woord klein, zoals tegenwoordig ‘-je’; het was dus een klein drankje. Van origine lijkt het niet per se een link te hebben gehad met alcohol, maar tegenwoordig wordt het woord borrel vaak gebruikt voor jenever, zoals in ‘een jonge borrel’ of ‘een borrel klare’. Het werkwoord ‘borrelen’ als in ‘opborrelen’, ‘bubbelen’ lijkt van invloed te zijn geweest op de huidige betekenis van het woord, volgens veel etymologische woordenboeken. Die vermelden echter niet hoe precies, maar ja, het is dan ook een tijd geleden …

De volgende keer dat je op de VrijMiBo staat, kun je de borrelpraat in elk geval naar een iets hoger niveau brengen met wat taalkundige kennis. Proost!

Benieuwd naar de herkomst van andere woorden? Hier vind je nog veel meer woordweetjes.


923 shares

Ik snap 'm niet

Op onze website vind je al jarenlang onze woordweetjes: korte, interessante artikelen over de herkomst van een woord. Maar vanaf nu doen we het één keer per maand helemaal anders!

Samen met comedian Floris Mein en de mannen van videoproductiebedrijf De Mannen Zonder Pak gaan we de straat op om onze landgenoten het vuur na aan de schenen te leggen. Want onze taal bestaat uit allerlei prachtige woorden, maar weten wij Nederlanders eigenlijk wel hoe we aan al die woorden zijn gekomen?

In deze aflevering: waar komt het woord 'teddybeer' eigenlijk vandaan?

https://youtu.be/aOt7AI5l-Bk

Stuur je idee in!

Heb jij ook een woord waar je de herkomst van wilt weten? Laat het ons weten!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Eén keer in de zoveel tijd ga ik op bezoek bij m'n opa en oma. Dan spreken we over van alles en nog wat. Over serieuze dingen zoals het nieuws, de politiek of het onderwijs, maar ook vaak genoeg over koetjes en kalfjes. Zo hadden we het bijvoorbeeld over kaas en mijn opa vertelde dat hij pas op de markt een heerlijk stuk geitenkaas had gekocht, voor een habbekrats. Een habbekrats. Wat het betekent weet ik wel, ik gebruik het woord geregeld zelf. Maar waar dit woord vandaan komt? Opa, oma en ik hadden alle drie geen idee. Daarom heb ik het uitgezocht! [/intro]

Door: Fieke van der Perk

Voor wie niet weet wat het woord 'habbekrats' betekent: een habbekrats is een kleinigheid. In veel gevallen verwijst het naar een klein geldbedrag. Je zou het kunnen vergelijken met een 'schijntje' of een 'grijpstuiver'. Heb je dus voor een klein bedrag een mooie nieuwe jas op de kop kunnen tikken in de uitverkoop, dan heb je er een habbekrats voor betaald.

Habbekrats (of habbekras) is ontleend aan het Jiddische habbekratz, dat eveneens kleinigheid betekent. Wanneer we het woord nog verder ontleden, is –kratz terug te herleiden naar het Duitse Kratz, in de letterlijke vertaling een 'kras' of 'schram', wat overdrachtelijk ook wel als een kleinigheid wordt gezien. Over de herkomst van habbe- is niet iedereen het eens, maar een mogelijkheid is dat het ontleed is aan het Jiddische "(iesj) hob e krats", in vertaling: “(ik) heb een kleinigheid”. Hierbij zou hob- een dialectische uitspraak kunnen zijn van het Duitse hab. Vandaar, de habbekrats.


Weet je zelf ook iets te vertellen over de herkomst van een woord? Schrijf het op en stuur het in!


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het verhaal achter de uitspraak ‘geld stinkt niet’ speelt zich af in het Romeinse Rijk onder het bewind van keizer Vespasianus. Die arme Vespasianus trof het niet dat zijn voorganger Nero vrijwel niets aan staatskas achtergelaten had en Rome getroffen was door een grote stadsbrand. De wederopbouw kostte klauwen met geld; aan Vespasianus dus de schone taak om de spaarpot weer gevuld te krijgen. En zo kwam de belastingpolitiek van deze keizer op gang. Er kwam een toename aan belastingen. Op zoek naar nieuwe belastingen kwam hij op een zeker moment op een eigenaardig idee ...[/intro] Door Bianca van Rossum In vollerijen werd van wol vilt gemaakt, om daarna stevig en waterdicht gemaakt te worden. Later konden de stoffen dan dienen voor het maken van toga’s. Voor het reinigingswerk was urine nodig. In openbare toiletten werd de urine verzameld om ’s avonds door vollers geleegd te worden. Keizer Vespasianus rook geld en besloot belasting over de urine te heffen. De ‘urinebelasting’ was geboren! Vespasianus’ zoon Titus geneerde zich ervoor dat zijn vader de belasting zelfs tot urine had laten komen. Wanneer hij zijn onvrede over deze belastingmaatregel aan zijn vader kenbaar maakt, duwt de keizer een munt onder zijn neus. Op de vraag aan zijn zoon of het muntstuk stinkt, kan Titus niet anders dan een ontkennend antwoord geven. Vespasianus zou toen gezegd hebben dat er geen luchtje aan de munt zat, ook al kwam die van de urine (‘Atqui, e lotio est’). (Suetonius, De Vita Caesarum, Divus Vespasianus 23). De tekst ‘Pecunia non olet!’ (‘Geld stinkt niet!’) is niet in een originele Latijnse tekst terug te vinden. Dit neemt echter niet weg dat deze tekst wel degelijk aan Vespasianus gelinkt is. Wat de beste man duidelijk probeerde te maken, is dat het niet uitmaakt hoe je je geld verdient. Het is niet alleen ons spreekwoordenboek die deze uitspraak vandaag de dag nog steeds doet voortleven. Ook de openbare toiletten in Frankrijk (vespasiennes), Italië (vespasiani) en Roemenië (vespasiene) herinneren ons nog aan keizer Vespasianus en zijn ‘pecunia non olet’!  

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als je kippen hebt, zul je misschien wel weten wat windeieren zijn: eieren die wel eiwit en eigeel hebben, maar geen schaal, of alleen een hele dunne schaal. Waarom heet zoiets een windei dan? Je kunt je voorstellen dat het leggen van zo’n windei klinkt als een soort windje; ze worden zelfs ook wel eens ‘scheten’ genoemd.[/intro] Door Jojanneke Drapers Daar ligt echter niet de herkomst van het woord. Het windei komt van het Latijnse ova subventanea: een ei dat ‘door de wind bevrucht wordt’. Hoewel – windeieren zijn altijd onvruchtbaar. Ook kun je ze niet verkopen; geen kip die ze wil hebben.  Al met al heb je dus weinig aan een windei. Dit doet je misschien denken aan het gezegde waar de meeste mensen windeieren van kennen: dat zal hem/haar geen windeieren leggen. Aan een windei heb je niks. Als iets je dus geen windeieren zal leggen, zul je er dus juist wél iets aan hebben.  
Taalvoutje

Woordweetje: Snol

Woordweetje: Snol

923 shares

Ik snap 'm niet

Snol. Het is geen aardig woord, maar stiekem houden we ervan. Het wordt dan ook geregeld genoemd in onze Taalvoutjes-groepsapp; soms om even te ventileren (ja, ook over jullie), soms zelfs liefdevol. Liefdevol, zal je denken? Ja, echt. Hoe dat kan, vertellen we je in dit woordweetje. In de zestiende eeuw werd het woord snol voornamelijk gebruikt als vleinaam voor kinderen. “Dag Pietje, snolletje van me” was geen zin waar de nekharen bij menig mens overeind van gingen staan. Snol is bovendien afgeleid van het werkwoord ‘snollen’, wat zoiets betekende als ‘snoepen’. Niet verrassend dan ook dat het woord vooral werd gebruikt voor kinderen, die immers graag met hun vingertjes in de snoeppot zitten. Tegelijkertijd had snol ook een andere betekenis. De naam snol werd ook wel gegeven aan losbandige meisjes of prostituees. Deze vrouwen hielden van snoepen op een heel andere manier. 😉 Maar ondanks het feit dat snol wordt gebruikt als scheldwoord, wordt het ook nog steeds gebruikt in positieve situaties. Zo betekent snol ook ‘liefje’ of ‘minnares’ en is het dus niet zo onaardig als je misschien dacht dat het was. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat snol een koosnaampje is. Het is niet verrassend dat het woord ook nog steeds op een lieve manier wordt gebruikt. Uit wetenschappelijk onderzoek (Jay, 2009) blijkt namelijk dat scheldwoorden ook een positieve uitkomst hebben. Zo worden scheldwoorden onder andere gebruikt op een ironische manier om de band tussen mensen te versterken. Bindervoet en Henkes hebben in ‘Dat boek met die kuttitel’ bijvoorbeeld beschreven dat het ook geen slechte zaak meer is als je wordt aangesproken met ‘bitch’. Dat blijkt tegenwoordig ook gewoon een synoniem voor meisje te zijn. Misschien moeten we het daarom juist waarderen als we worden ‘uitgescholden’ met zo’n koosnaampje. Of wellicht zeiden anderen dat over ons toen ze een beetje ‘in de snol’ waren, wat zoveel betekent als ‘in de war’. Dat gezegde is er overigens wel één met een frappante dubbele betekenis … Wil je meer weten over scheldwoorden, zoek dan eens op dit artikel: Jay, T. (2009). The utility and ubiquity of taboo words. Perspectives on Psychological Science, 4(2), 153-161. Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons weten.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]In de auto op weg naar de verjaardag van mijn oma zingen we uit volle borst: "Lang zal ze leven, lang zal ze leven ... In de gloria, in de gloria!" Abrupt valt een van ons stil. Want wacht even ... In de wat? Wat is 'de gloria' eigenlijk, en waarom zou je er eigenlijk zo lang in moeten leven? Wat is er zo bijzonder aan die gloria? Mijn oma heeft ‘de gloria’ blijkbaar gevonden, want die heeft inmiddels de respectabele leeftijd van 94 jaar bereikt. Wat (of waar) de gloria ook is, m'n oma heeft ’t. Maar waar komt het vandaan?[/intro] Door Susan Muskee Voor de herkomst van 'in de gloria' moeten we flink wat jaren terug in de tijd. Gloria (of eigenlijk gloriosa) komt namelijk uit het Latijn en betekent (je voelt 'm al aankomen) 'glorie'. Wat weer zoiets betekent als 'roem', 'heerlijkheid', 'eer' en 'lof'. Wanneer je iemand toewenst dat hij in de gloria leeft, wens je hem dus toe dat hij in de heerlijkheid leeft, met pracht en praal. Een soort ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’, maar dan iets minder sprookjesachtig. En met iets meer pracht en praal. Heerlijkheid, pracht en praal, dus. Je hebt het al tientallen keren iemand toegewenst, maar er waarschijnlijk nooit bij stilgestaan wat het nou precies betekent. Althans, ik in elk geval niet, tot nu. Heerlijkheid lijkt me dan ook niet verkeerd om toegewenst te krijgen. En zeker als je er, zoals mijn oma, al 94 jaar in mag leven. Dat klinkt toch ... eh ... heerlijk? Glorieus is het in elk geval en ik hoop dat ze er nog minstens tien jaar bij aan weet te plakken. En terwijl wij oma’s woonkamer binnenstormen, die inmiddels al vol zit met visite, zet een van ons nogmaals het eerste couplet in: “Lang zal ze leven ...” [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten. Of zoek het zelf uit, schrijf er een woordweetje over en stuur 't in, dan krijg je van ons een glorieus Taalvoutjes-pakket als we je tekst plaatsen! 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als fanatiek hardloper en wielrenner krijg ik geregeld de vraag of ik ook aan zwemmen - lees: triatlons - doe. Mijn standaard antwoord is dan dat ik hardlopen en fietsen als twee gescheiden sporten zie en overigens een hekel heb aan zwemmen. Onlangs ben ik toch gezwicht en ik heb de afgelopen tijd aardig wat uurtjes in het zwembad doorgebracht. En ik moet bekennen: het is leuker dan ik dacht. En het roept meer vragen op dan ik dacht, want waarom heet de schoolslag eigenlijk ‘schoolslag’?[/intro] Door Laura van Eerten Heel vroeger heb ik mijn zwemdiploma’s A en B gehaald. Ik kan me niet herinneren dat ik het echt heel leuk vond en ik kan me al helemaal niet herinneren dat ik daarvoor ook de borst- en de rugcrawl moest kunnen. Voor zover ik weet ben ik nooit echt verder gekomen dan de schoolslag: de klassieke zwemslag op je buik ‘waarbij de armen naar voren door het water stuwen en de benen een kikkerachtige spreid-sluitbeweging maken’, aldus het Algemeen Nederlands Woordenboek. Al zwemmend vroeg ik me ineens af waarom die beweging eigenlijk ‘schoolslag’ genoemd wordt in het Nederlands. In het Engels is het namelijk gewoon breaststroke en in het Duits Brustschwimmen. De ‘borstslag’ zou dan toch veel logischer zijn? Precies die vraag werd jaren geleden ook gesteld in het kinderprogramma Willem Wever en het antwoord bleek simpel. Voormalig profzwemmer Ron Dekker legt in het programma uit dat het de eerste zwemslag is die kinderen leren tijdens het schoolzwemmen. Aangezien een groot deel van de Nederlanders onder de zeespiegel woont, is het handig dat iedereen zijn hoofd goed boven water kan houden. En dat is exact wat je met deze zwemslag leert. Daarom werd rond 1900 zwemles onder schooltijd geïntroduceerd, met als belangrijkste doel: het leren van de schoolslag. Zelf vond ik dat schoolzwemmen maar niks. Het doet me denken aan een veel te koud buitenbad, prikkende rode ogen van het chloor en water in mijn neus en oren. Niets vergeleken met de zwemlessen die ik dit jaar volgde, in een mooi monumentaal zwembad uit 1932, gevuld met heerlijk warm water. Naast de saaie schoolslag heb ik er de borst- en rugcrawl wat beter onder de knie gekregen en allerlei nieuwe wonderlijke technieken (en woorden) geleerd. Waaronder ‘wrikken’: drijvend op je rug voortbewegen door alleen met je handen achtjes te draaien. En de ‘zeemansslag’: een soort schoolslag op je zij, waardoor vroeger de overboord geslagen zeelieden beter door de golven konden zwemmen. Eigenlijk best leuk dus, dat zwemmen. De associatie met schoolzwemmen wekt alleen weerstand op en de naam ‘schoolslag’ helpt dan natuurlijk ook niet om het een beetje aantrekkelijker te maken. Kunnen we die naam niet veranderen? In ‘kikkerslag’ bijvoorbeeld, dat past ook mooi bij de ‘vlinderslag’. Klinkt veel vrolijker, toch? En iets waar je als kind volgens mij veel leukere herinneringen aan overhoudt dan aan de schoolslag.
Over Laura van Eertenlaura Taalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. Meer lezen van Laura:
Ook van Laura van Eerten:

Wil je je eigen taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Toen ik laatst in een – enigszins jonger – gezelschap vroeg wat ze aan het bekokstoven waren, was de enige respons: “Be-wat?” Na een korte stilte en een heleboel vragende blikken, voelde ik me verplicht om mijn – kennelijk ietwat bejaarde – vocabulaire toe te lichten. “Nou, be-kok-sto-ven, als in heimelijk bedisselen, beredderen, bekonkelen …” [/intro] Saskia Hupjé   Door Saskia Hupjé   Ik vind het een prachtig woord, allesomvattend en heel pakkend. Bij de drie synoniemen ging er echter bij niemand een lichtje branden, dus het bleek tijd voor een wat plastischer uitleg. “Je zet een pan met rundvlees op het vuur en voegt daar steeds een nieuw – geheim –  ingrediënt aan toe. Vervolgens laat je het een paar uur zachtjes sudderen, en voilà: het resultaat is een heerlijk geurende pot met mals draadjesvlees.” De vragende blikken werden vervangen door open monden en een stotterend: “Eh, hoe bedoel je?” Dus vooruit, een creatievere, hedendaagse versie. “Zie het maar als een Whatsappgroep waarin jullie met z’n allen een surpriseparty voor een gezamenlijk Facebookvriendje organiseren. Dan hebben jullie uiteindelijk een geweldig evenement bekokstoofd voor die persoon." Kijk, toen viel het kwartje ineens! Ik moest nog wel even uitleggen dat een kwartje ooit een muntje was tijdens het guldentijdperk, maar dat bleek een fluitje van een cent. Nieuwsgierig als ik ben, ben ik toch nog even gaan zoeken naar de officiële herkomst van dit prachtige woord. Bekokstoven betekent 'heimelijk regelen', rond 1900 ontstaan uit een variant van 'bekoken' (iets in voldoende mate koken/ overwegen/ door te koken iets verwerven of voor iemand koken) en het woord 'stoven'. Kijk, dan zat ik er toch niet ver naast met mijn pannetje sudderlappen. In het Fries kennen ze het woord overigens ook, maar daar hebben ze waarschijnlijk een andere culinaire achtergrond. Het Friese woord voor 'bekokstoven' is namelijk bepankoekbakke! Wie dat ooit bedacht heeft, was in ieder geval nog een stuk creatiever dan ik. [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten. Heb je zelf een mooi woordweetje? Stuur dat dan in!        

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien! Wie niet weg is, is gezien. Ik kom!” Je haalt je handen voor je ogen vandaan en kijkt om je heen. Leeg. Je knijpt een beetje met je ogen, in de veronderstelling dat je dan nog beter kunt zoeken. Voorzichtig en langzaam loop je weg van de plek. Dan, geritsel … Iemand trekt een sprintje … “Buut vrij!” Te laat …[/intro] Door Fieke van der Perk     Iedereen heeft het vroeger wel gespeeld: verstoppertje. De regels zijn duidelijk en universeel. Een iemand telt tot tien en de rest verstopt zich. Vanuit je zorgvuldig gekozen schuilplaats probeer je naar de buutplaats te komen, om jezelf vrij te buten of, als je te laat bent, word je gebuut door de buter. Iedereen kent de betekenis van ‘buten’ en elk afgeleid woord hiervan, maar waarom gebruiken we dit woord en waar komt het vandaan? Buut komt van het Franse but, dat doel of mikpunt betekent. Vroeger werd dit woord vaker gebruikt, zo kon iemand ‘zonder buut’, dus zonder doel, rondlopen. Het buten in verstoppertje komt voort uit het ‘buutspel’. In dit spel, dat vooral gespeeld werd aan het begin van de vorige eeuw, moesten de spelers opgejaagd worden en moest er buutgemaakt (buitgemaakt) worden. Het verstoppen is hier waarschijnlijk later aan toegevoegd. Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De zelfrijdende fiets van Google, deodorant met tompoucegeur van HEMA en de BigMac-kledinglijn van McDonalds. Wat deze drie zaken met elkaar gemeen hebben? De titel van dit woordweetje verraadt het al: ze waren allemaal onderdeel van de traditie der 1 aprilgrappen. Creatieve geesten draaien in de laatste weken van maart overuren om de perfecte, geloofwaardige grap te bedenken en om achteraf te kunnen roepen: “1 april, kikker in je bil!” 1 april? Kikker? Bil?[/intro]   Door Fieke van der Perk     Elk land heeft zijn eigen verhaal over het ontstaan van de traditie om grappen uit te halen op 1 april. Zo zouden in Frankrijk, bij de overgang naar de gregoriaanse kalender in 1582, mensen in het ootje zijn genomen toen ze op 1 april een nieuwjaarsfeestje wilden bezoeken. In Duitsland zou een groep speculanten op 1 april 1530 als grap voor niets naar de Rijksdag in Augsburg zijn geroepen, alwaar ze hartelijk werden uitgelachen. En in ons eigen kikkerlandje (is dat de betreffende aprilkikker?) zou de grappenmakerij zijn begonnen toen de hertog van Alva de Inname van Den Briel verloor op 1 april 1572. Hier zou ook de uitspraak “Op 1 april verliest Alva zijn bril” vandaan komen. Of een van deze verhalen waar is? Waarschijnlijk niet. Uit geschreven bronnen blijkt namelijk dat de eerste 1 aprilgrappen al dateren van 1508: toen werden knechten eropuit gestuurd om niet-bestaande artikelen te halen. Waar ik echter nieuwsgieriger naar ben, is waar die kikker nu vandaan komt … Maar zoveel verhalen als er zijn over de herkomst van de 1 aprilgrap, zo weinig zijn er over de kikker die op deze dag graag in je bil bivakkeert. Het etymologisch woordenboek biedt geen uitkomst en ook mijn grote vriend Google komt niet verder dan dat april en bil op elkaar rijmen, maar dat was mij ook al opgevallen. Op een forum wordt geschreven dat “1 april, kikker in je bil” grappig is omdat een kikker in je bil nooit zal gebeuren, maar na het nieuws over de maden in het been van Freek Vonk, zou ik daar ook niet meer zo zeker van zijn. “1 april, kikker in je bil!” is dus een verhaal met een open eind, en eigenlijk ook met een open begin, want er is ook niets te vinden over waar en wanneer deze uitspraak voor het eerst opdook. Het lijkt gedeelde kennis te zijn, die van generatie op generatie is overgedragen zonder dat iemand zich afvraagt waarom we dit eigenlijk zeggen en wie het ooit bedacht heeft. Jammer … O ja, trouwens, je veter zit los. Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons weten!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]N’n Tullepetaon. Wat is dit nu? Wordt er hier geen Algemeen Beschaafd Nederlands meer geschreven? Over het algemeen wel, maar er is een tijd in het jaar dat delen van ons land het nét even anders doen. Dialecten worden weer volop geschreven en gesproken, huis-aan-huiskranten moet je hardop lezen om iets van de artikelen te kunnen begrijpen. Als dat al lukt.[/intro] Door Koen van Haaren Het is weer carnavalstijd. De leutigste tijd van ’t jaar als je het aan een willekeurige zuiderling vraagt. Leut? Ja, dat betekent 'gezelligheid, lol, plezier', eigenlijk al het goede in het leven. En waar vindt men al dat goede dan? Dat kan in Lampegat, Oeteldonk, Kruikenstad of Tullepetaonestad. Sorry, uw Bosatlas laat u in de steek? Geen nood, zoek dan maar op Eindhoven, Den Bosch, Tilburg of Roosendaal. Waar de traditie van carnavalsnamen precies vandaan komt, is niet helemaal bekend. De plaatsnamen verwijzen vaak naar oude ambachten of industrieën die vroeger in die plaatsen veelvuldig voorkwamen. Kruikenstad Tilburg komt voort uit de textielindustrie. Werknemers van de textielfabriek namen hun urine in kruiken mee naar de fabriek, waar die werd gebruikt om de wol mee te wassen. Tilburgers worden dan ook toepasselijk “Kruikenzeikers” genoemd tijdens carnaval. In Bergen op Zoom werd vroeger veel meekrap geteeld, een plantje dat als grondstof diende voor een rode kleurstof. De krab werd een symbool voor de Bergenaren en de plaatsnaam werd ’t Krabbegat. Soms ligt ook een oud verhaal of een oude anekdote aan de naam ten grondslag. Nuenen noemt men Dwèrsklippelgat en de inwoners zijn Dwèrsklippels. Het verhaal gaat dat men ooit een balk overdwars door de deur van de kerk probeerde te krijgen. Blijkbaar heeft men dat lang genoeg geprobeerd om er een carnavalsnaam aan over te houden. Het verhaal gaat dat dat de kerktoren in Schijf zo klein was dat men deze ’s nachts binnen zette. Zo hebben de inwoners de naam Torensjouwers gekregen. Veel gemeenten in Noord-Brabant en Limburg voeren hun carnavalsnaam met trots en vervangen in de carnavalsperiode zelfs de officiële bebording aan de rand van de bebouwde kom door de carnavalsnaam. Als buitenstaander zul je dan toch even twee keer moeten kijken en misschien een voorbijganger raadplegen om te weten hoe je van Put en Buntland het best naar Tullepetaonestad kunt komen. Hopelijk begrijp je dan de aanwijzing dat via ’t Sanegat het rapst is en dat je bij Kraaierijk te wijd bent. [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Met mijn haar heb ik echt niets te klagen. Ik mag het dan altijd in een knot hebben, maar eigenlijk heb ik een goede bos lang, dik haar met wat slag. Als ik mijn haar losgooi, hoor ik geregeld “Myrthe, je haar danst!”, afgeleid van een schijnbaar bekende reclame die voor mijn tijd uitgezonden werd. Een bezoek aan de kapper is pas compleet als ik de kapster heb horen zeggen “Goh, het is wel veel, hè?”, waarop ze toch maar een borstel pakt in plaats van dat kammetje – ik geef haar doorgaans maximaal vijf minuten. Toch is er één maar: de kleur. Mijn haar is bruin. En aangezien ik over enige lompe, klunzige eigenschappen beschik en weleens wat knullige uitspraken uit mijn strot krijg, was het echt handig geweest als ik op sommige momenten had kunnen zeggen: “Tja, blond hè?”[/intro] myrthe twigtDoor Myrthe Twigt Mijn innerlijk is soms best dom blond, maar wat dat betreft zit mijn uiterlijk niet mee. Die uitvlucht is voor mij dus niet weggelegd. Maar al kon ik het excuus gebruiken, was dat dan wel terecht geweest? Zijn blonde mensen überhaupt dommer? Waarom worden onnozele figuren blond genoemd? Een zoektocht leverde opvallend simpele antwoorden op. Romeinse vrouwen waren al jaloers op de blonde coupe van Germaanse vrouwen, in de jaren dertig van de twintigste eeuw kwamen de blonde lokken beter uit in het contrast van de zwart-witfilms, blondjes werden ooit al gezien als het perfecte ras en nog steeds geldt dat blondines jong(er) en dus vruchtbaarder ogen. Allemaal positieve eigenschappen. Bovendien hebben verschillende onderzoeken uitgewezen dat blondines helemaal niet dommer zijn dan bijvoorbeeld brunettes of roodharigen. De stelling dat blondjes dommer zijn, blijkt dus behoorlijk onterecht. Sterker nog, het lijkt erop dat de eigenschap beter mannen toegedicht zou kunnen worden: uit Frans onderzoek bleek dat mannen dommer worden als ze naar blonde vrouwen kijken. Het zijn dan ook de mannen die vrouwen met een platinablond kapsel minder intelligent achten. Dat zijn dan weer redenen om mijn eigen haarkleur te verkiezen boven een pornoblonde coupe. De herkomst van het stereotype doblo (dom blondje dus) is nog steeds niet bekend. Teleurstellend genoeg is er ook geen duidelijke achtergrond. Wel is bewezen dat het veelal vrouwen uit de lagere klassen zijn die hun haar blonderen om aantrekkelijker te ogen. De wat slimmere vrouwen verven hun haar over het algemeen juist vaak donker. Toch lijkt de oorsprong van de uitspraak ‘dom blondje’ slechts bij één persoon te liggen. Het was de actrice met de gouden lokken in de film Gentlemen prefer blondes (wie kent ‘m niet) uit 1953: Marilyn Monroe. Zij speelde daarin een niet al te slimme, blonde dame. Van dat imago is ze nooit meer af gekomen. En wij niet van de term. Gelukkig maar, want dan zouden alle dommeblondjes-moppen veranderen in moppen waarin Jantje weer de hoofdpersoon is. En daar zijn er al zoveel van. Dan zouden goede grappen als ‘Waarom krijgt een dom blondje maar maximaal vijf minuten pauze? Anders moet ze opnieuw ingewerkt worden!’ niet meer bestaan. En wat moesten we toch zonder … [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik zag een tijdje geleden bij een supermarkt een pakket met sneue groenten. Paprika’s met extra bulten, wortels met drie pootjes, kromme courgettes. Er stond in grote letters ‘Buitenbeentjes’ op de verpakking. Groenten die opvielen tussen de perfecte paprika’s en chique courgettes. Mijn hart smolt en ik nam de doos mee naar huis. Ze smaakten overigens prima.[/intro] stefanie meijers    Door Stefanie Meijers     Hetzelfde heb ik met honden met wieltjes of andere dieren die niet helemaal binnen hun soort passen. Ik wil ze allemaal adopteren en verzorgen. Omdat ze er niet bij horen, mogen ze samen met de andere buitenbeentjes bij mij schuilen. Maar waarom heten dingen, dieren of mensen die er niet helemaal bij horen 'buitenbeentjes'? Toen Secondlove.nl nog niet ingeburgerd was, werd er besmuikt gemompeld over het ‘buitenbeens gaan' van (voornamelijk) de man. Deze schuinsmarcheerder bleef dan dus niet keurig binnen de benen van zijn eigen vrouw, maar deelde de lakens met andere vrouwenbenen. Daar kwamen dan wel eens buitenechtelijke kinderen uit voort. De kleuter in kwestie werd dan een buitenbeentje genoemd. Later werd die benaming ook gebruikt voor de familiegek en langzaamaan kwam hier alles dat niet helemaal binnen de lijntjes paste, onder te vallen. Een andere uitleg is dat 'buitenbeens' verwijst naar lichaamsbewegingen waarbij het zwaartepunt verplaatst wordt. ‘Pootje-over gaan' bij schaatsen is een beweging waarbij het buitenbeen over het binnenbeen gezet wordt. Nu wil dat niet meteen zeggen dat alle schaatsers buitenbeentjes zijn, voordat ik iemand beledig. Doe mij maar gewoon een hond met wieltjes als buitenbeentje, omdat z’n pootje niet helemaal meedoet met de rest van z’n lichaam. Dan krijgt hij bij mij gekke groenten in zijn voerbak. Smaakt prima. [line] Heb jij een woord waar je de herkomst van wilt weten? Laat het ons hieronder weten!  Heb jij een woord vaar je de herkomst van wilt delen? Stuur jouw eigen woordweetje in! Gepubliceerde teksten worden beloond met een supercool, übergaaf, dope as shit Taalvoutjes-pakket. :)

923 shares

Ik snap 'm niet

Het Nederlands is een mooie taal. Zo mogelijk nog mooier zijn al die dialecten die in alle uithoeken van ons land worden gesproken en die soms nog maar weinig met de oorspronkelijke taal te maken lijken te hebben. Toch lijken de meest onbegrijpelijke klanken best verstaanbaar, als ze maar niet zo snel zouden worden uitgesproken. koenvanhaaren   Door Koen van Haaren   Er circuleren op het internet tientallen lijstjes die beweren dat het [vul dialect in] de kortste taal is, dus het meest efficiënt. Steevast volgt een overzicht van uitdrukkingen in het Algemeen Beschaafd Nederlands met de variant dialect erachter. Is een dialect dan voornamelijk bedoeld om sneller te kunnen communiceren? Het lijkt daar wel op, want de bekendste woorden zijn vaak verbasteringen van langere woorden of zinnetjes. Houdoe, bijvoorbeeld. Bij een verkiezing, inmiddels alweer zo’n tien jaar geleden, werd door de Brabanders het woord 'houdoe' verkozen tot mooiste Brabantse woord. Zelfs de rest van Nederland (hier in de volksmond 'van boven de sloot') kent de uitdrukking en weet vaak ook wel wat ermee wordt bedoeld. Het is een groet bij het afscheid, het 'doei' van Brabant. Het Engelse how do klinkt ongeveer hetzelfde, waardoor sommigen schijnen te denken dat het bij de bevrijding van het zuiden van Nederland na de Tweede Wereldoorlog onze taal is binnengeslopen, omdat how do you do zo lang was. Beetje onlogisch om een vraag naar iemands welzijn te gebruiken als je weggaat, dus deze optie nemen we maar niet al te serieus. Houd je goed. Het ga je goed. Dat is de hoek waarin we het moeten zoeken. 'Houd u goed' werd al snel 'houd oe goe' om vervolgens (korter is beter?) te verworden tot 'houd oe'. West-Brabanders slikken daarbij vaak nog de eerste letter in en maken er ‘oudoe van. Maar de bedoeling is duidelijk: ik wens je alle goeds toe, houdoe en bedankt! Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Mijn vriendin komt uit het buitenland en leert Nederlands. Ze kan zich soms verbazen over woorden die ik heel gewoon vind. Vorige week leerde ze het woord ‘lucifer’. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom ze dat woord moet leren. Lucifers zijn toch een uitstervend fenomeen? Ik ben een roker, maar ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een doosje lucifers in handen heb gehad. Wat mij betreft verdient de lucifer een plekje in de volgende uitgave van 1000 Vergeetwoorden om te koesteren.[/intro] maurits geerts  Door Maurits Geerts Lucifer betekent ‘lichtbrenger’ en stamt uit het Latijn, waar lux 'licht' en ferre 'brengen' betekent. Zo bezien is het dus geen slechte benaming. Een lucifer brengt immers licht (of vuur). Maar de betekenis van 'lucifer' is zoveel mooier in andere talen. Het is de benaming voor de Morgenster, de planeet Venus, maar ook een bijnaam voor de duivel. In de Bijbel komt het hele woord niet voor, maar we kennen Lucifer als de gevallen engel. Hij heeft een hoofdrol in Dantes Divina Commedia en in het gelijknamige toneelstuk van Vondel. Kortom, het woord roept veel associaties op. In onze eigen taal staat ‘lucifer’ voor een klein stukje hout met een bolletje zwavel op het uiteinde. Geen wonder dat mijn vriendin verbaasd was over het feit dat wij een woord met zo’n prachtige betekenis gebruiken voor zo’n simpel gebruiksvoorwerp. Natuurlijk is er ook een Nederlandser alternatief: ‘zwavelstokje’. Maar dat woord kennen we eigenlijk alleen uit het sprookje van Andersen, Het meisje met de zwavelstokjes. Verder wordt het niet gebruikt. Ik vraag me af wat er zou gebeuren als je de klassieke openingszin “Heb je een vuurtje voor me?” zou beantwoorden met: “Hier heb je mijn zwavelstokje.” Foto lucifers door Carine van der Maas Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]‘Naar iemands pijpen dansen’, ken je die uitdrukking? Vast wel! Maar wat betekent ‘pijpen’ in dit geval? Het ligt voor de hand om te denken aan broekspijpen: dansen, pijpen, benen, de associatie is snel gemaakt. Toch klopt dat niet. ‘Pijpen’ betekent hier fluiten. Naar iemands fluiten dansen, dus. Denk hierbij aan de middeleeuwse kermisartiest die zijn beer liet dansen op de melodie van zijn muziek. Als je naar iemands pijpen danst, doe je op commando precies datgene wat je gezegd wordt.[/intro] maurits geerts     Door Maurits Geerts   Deze oorspronkelijke betekenis van het werkwoord ‘pijpen’ is in de loop der tijd op de achtergrond geraakt. Die andere is gangbaarder geworden. Daar ga ik niet te veel op in - we houden het netjes. Toch, taalkundig is het natuurlijk wel interessant dat een woord twee tegenovergestelde handelingen kan uitdrukken. Hetzelfde woord kan blijkbaar zowel 'blazen' als 'zuigen' betekenen. Vaak wuif ik dit soort tegenstrijdigheden weg met het argument dat het Nederlands nu eenmaal een gekke taal is, maar in dit geval volstaat dat niet. We zien hetzelfde verschijnsel namelijk terug in het Duitse 'blasen' en natuurlijk 'blowjob' in het Engels. In tegenstelling tot het Nederlands is in deze talen de oorspronkelijk betekenis niet vergeten. Beide woorden zijn nog steeds gangbaar in de betekenis van 'blazen', naast de betekenis die we hier bedoelen. Een goede verklaring heb ik eerlijk gezegd niet. Een betekenis die in één taal verschuift, kan een misverstand zijn. Een verschuiving die we in meerdere talen zien, krijgt het karakter van een patroon. Dit woordweetje is dus tegelijk ook een woordvraagje. Wie het weet, mag het zeggen! Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Volgend jaar een Utrechtenarenboot op de Pride in Amsterdam. Het is allemaal de schuld van de <vul hier een bevolkingsgroep in>.[/intro] Ja, dat klinkt best wel racistisch. En discriminerend. Ik heb er dan ook een best een hekel aan als mensen zoiets zeggen. Het getuigt wat mij betreft niet van … Nou ja, laten we het daar maar bij houden. Helaas is dit niet iets nieuws in de Nederlandse geschiedenis. In tijden van crisis gaan mensen op zoek naar een collectieve zondebok. Alleen de zondebok in kwestie verandert weleens. Aan het begin van de achttiende eeuw was er een crisis in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en toen waren de Utrechtenaren de klos. En het waren nota bene de Utrechters die de Utrechtenaren op de korrel namen. “U wordt schuldig bevonden aan het zijn van een Utrechtenaar en daarom wordt u ter dood veroordeeld door wurging.” Ik was er niet bij toen er in de jaren 30 van de achttiende eeuw een heksenjacht plaatsvond op Utrechtenaren, maar ik kan me voorstellen dat een dergelijke uitspraak door een rechter gedaan werd. Had je een vervelende buurman, politieke rivaal of gewoon een bloedhekel aan de melkboer, dan was er een eenvoudige oplossing. Je liet simpelweg doorschemeren dat je de persoon in kwestie weleens bij de ruïnes van de Utrechtse Dom had zien rondscharrelen en de autoriteiten deden de rest. De Utrechtse Dom was destijds namelijk een  ontmoetingsplek voor homo’s. En dat kon natuurlijk echt niet. Na klachten van de toenmalige koster werd er een onderzoek ingesteld en werden er meer dan driehonderd mensen in Nederland ter dood veroordeeld voor homofilie. In de twintigste eeuw raakte het woord Utrechtenaar in onbruik, omdat de redactie van het Utrechtsch Nieuwsblad vond dat het woord een negatieve bijklank had. Gelukkig leven we ondertussen in de 21ste eeuw en ik vind dat het geen flikker meer uit moet maken. Utrechter, Utrechtenaar … het zijn allemaal net mensen. Wat vind jij? Terecht? [line] Columnist Floris MeinOver Floris Mein Dacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes [line] Heb jij altijd al de herkomst van je favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]In een van onze eerdere woordweetjes gaven we een verklaring voor de woorden 'straatarm' en 'steenrijk'. Voor ‘steenrijk’ gaven we een aannemelijke verklaring, die op diverse plaatsen te vinden is: in de middeleeuwen konden de welgestelden zich stenen huizen veroorloven, terwijl de minder bedeelden het moesten doen met houten onderkomens. Dat klonk goed, maar er blijkt toch een klein probleempje te zijn.[/intro] maurits geerts     Door Maurits Geerts De oudste vermelding van het woord 'steenrijk' in een Nederlandse tekst stamt uit de negentiende eeuw. Dat is rijkelijk laat voor een woord dat zijn oorsprong zou moeten vinden in de middeleeuwen. Het is denkbaar dat een middeleeuwse uitdrukking eeuwenlang mondeling is overgeleverd en pas laat aan het papier is toevertrouwd, maar erg waarschijnlijk is dat niet. Het geheim zit in de klemtoon. We zeggen nu 'steenríjk', met de klemtoon op '-rijk', maar wat als we de klemtoon leggen op 'steen-': 'stéénrijk', ofwel 'rijk aan stenen'. Edelstenen in dit geval. Het Duitse woord steinreich werd oorspronkelijk in de geologie gebruikt voor bodems die rijk waren aan (edel)stenen, en later overdrachtelijk voor mensen die zich sieraden belegd met edelstenen konden veroorloven. Zij waren stéénrijk. Een leenwoord van onze oosterburen, dus! Naar de letter is 'steenrijk' wellicht nu nog van toepassing op onze koningshuizen en het doet me denken aan Liberace … Glitter, glamour, edelstenen, diamanten, dat is steenrijk! Geen bakstenen huis, maar blingbling. Succesvolle rappers zijn waarschijnlijk steenrijk, als ze diamanten in hun tanden laten zetten. De status van 'steenrijk' is van alle tijden. Edelstenen zijn een symbool van rijkdom en welvaart, nog steeds. Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]In het Nederlands worden veel eigennamen gebruikt in gezegdes en uitdrukkingen; jan en alleman komen erin voor. Deze week is columnist Mark Mackintosh de sjaak en laat hij enkele mooie voorbeelden de revue passeren (hopelijk niet voor jan lul). [/intro] “Niet op het bed springen!” S. en M., de dochters van een goede vriendin, waren nog geen twee tellen binnen of ze sprongen - met schoenen en al - op mijn matras. Drie jaar geleden had ik het een keer oogluikend toegestaan. Sindsdien moet ik eraan geloven als de twee belhamels bij mij op bezoek komen. “En doe in ieder geval je schoenen uit!”, probeerde ik nog tevergeefs. “En niet met die popcorn strooien!” S., de benjamin, sloeg haar armen over elkaar. “Nou zeg,” zei ze gepikeerd, “Wat ben jij een brave hendrik!” Tegen beter in moest ik lachen. Waar had ze dat nou vandaan? Op het schoolplein gehoord? Zo ja, dan was dat uiterst toepasselijk want de uitdrukking 'brave hendrik' gaat terug op de titel van het schoolboekje De brave Hendrik door Nicolaas Anslijn (1777-1838). Het boek begint zo: 'Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele menschen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die hem niet liefhebben. Ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leeren van hem, hoe zij handelen moeten.'

Nieuwsgierig aagje

Een brave hendrik is een mooi voorbeeld van een eponiem, een eigennaam die in uitdrukkingen en vergelijkingen gebruikt wordt om mensen mee te karakteriseren. Eponiemen krijgen kleine letters omdat ze strikt genomen niet als eigennaam worden gebruikt, maar als zogeheten soortaanduiding: iederéén kan een brave hendrik zijn. Of een saaie piet. Of een gekke henkie. Ben je geen brave hendrik, maar juist een nieuwsgierig aagje? Dan heb je die beschrijving te danken aan het zeventiende-eeuwse kluchtspel Kluchtigh Avontuurtje van 't Nieuwsgierigh Aeghje van Enckhuysen van A. van Bogaert. Daarin reist Aagje, een nieuwsgierige jonge vrouw uit Enkhuizen, met de bevriende schipper Freekbuur naar Antwerpen. Als Freekbuur van wal gaat om een aantal dingen in orde te brengen, vraagt hij haar op hem te wachten. Maar dat duurt Aagje te lang en uit nieuwsgierigheid besluit ze zelf op verkenning te gaan in de stad. Waarna ze dronken wordt gevoerd en van al haar geld wordt ontdaan.

Praten als Brugman

In de uitdrukking 'Praten als Brugman' (veel en met grote overtuigingskracht praten) is de hoofdletter van de eigennaam Brugman behouden gebleven omdat een rechtstreekse als-vergelijking met Brugman zelf wordt gemaakt. En wel met Johannes Brugman (1400-1473), een pater die tot de franciscaanse kloosterorde behoorde. De beste man stond bekend om zijn vurige preken. 'Praten als Brugman' is al sinds de zestiende eeuw een vaste zegswijze.

Joost mag het weten

Intrigerend is de uitdrukking 'Joost mag het weten', waarin Joost geen eigennaam is, maar een benaming voor de duivel - en de naam toch een hoofdletter krijgt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt dat de benaming teruggaat op het Javaanse woord 'joos', waarmee op het eiland een Chinese godheid werd aangeduid. Dat woord is op zijn beurt weer ontleend aan het Portugese 'deus', god. De Hollanders maakten daar 'Joost' van. Hoe een Chinese god de betekenis ‘duivel’ heeft gekregen? Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek mag het weten: “De god van de ene religie is vaak de duivel van de andere, en zo kreeg Joost bij ons de betekenis 'duivel'.” Heb jij nog mooie voorbeelden van eponiemen en hun afkomst? Dan ben jij de ware jakob(a)! Deel ze hieronder! Bronnen: F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925, vierde druk); Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006); Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT, deel VIII, 1926). [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. 

923 shares

Ik snap 'm niet

De dikke duim. Dat is verreweg mijn favoriet. Elke keer als ik die gebruik, hoor ik mezelf stilletjes “Prima, joh” fluisteren. Want dat is wat die dikke duim voor mij betekent. “Hoe werkt dat dan met die poppetjes?”, vroeg mijn moeder laatst. “Mam, niet zo neerbuigend. Het zijn ideogrammen. Net zoiets als Chinese karakters en de hiërogliefen die je in piramides ziet.” Sindsdien vindt m’n moeder me heel slim. Ik heb haar nog niet durven vertellen dat ik ze zelf stiekem ‘smileys’ noem, hoewel iedere nitwit natuurlijk weet dat ze ‘emoji’s’ of ‘emoticons’ heten. Of je ze nou smileys, poppetjes of emoji’s noemt, ze zijn niet meer weg te denken uit ons leven. Het is zelfs al zover dat de Engelse onderzoeker Vyv Adams van Bangor University heeft geconcludeerd dat de taal der emoticons de snelst groeiende taal ter wereld is. Dat is op zich ook niet zo vreemd, want ons alfabet beperkt ons tot zesentwintig letters, terwijl er ondertussen ongeveer zes triljard emoji’s in omloop zijn. De meeste gebruik ik zelf overigens niet, maar kijkend naar mijn eigen chathistorie viel het me op dat het me laatst gelukt is om het volgende gesprek te voeren: “*Dikke duim*, *knipoog*, *kippenpoot*, *zonnebril*, *boks*, *twee handen in de lucht*, *klok*.” Om af te sluiten met: “Is goed, dan zie ik je zo! *Dikke duim*.” Dit gesprek vond zo’n vier weken geleden plaats. Sindsdien heb ik - nadat ik anderhalf uur tevergeefs op hem heb staan wachten bij de KFC - taal noch teken (haha, teken: woordgrap!) meer van de betreffende collega vernomen. Pas vorige week kwam ik erachter dat emoji’s geregeld iets anders betekenen dan wat ik zelf in gedachten had. Mocht je nu denken: “Dikke doei, ik gebruik ze zo vaak, ik weet precies wat ze betekenen!”, bekijk dan eens dit overzicht van emoji’s die vaak verkeerd uitgelegd worden. Ik vond het erg verhelderend en begreep ook meteen waarom ik afspraken voortaan beter in het Nederlands kan maken in plaats van in het Emojiaans. Bedenk dus goed wat je met je emoji’s doet! Voordat je het weet ben je in een rechtszaak verwikkeld met de Belastingdienst omdat je bij de vraag ‘Wat is uw jaarinkomen?' als antwoord ‘€ 1.228.000,- ;-)‘ hebt ingevuld. Sarcasme en knipoogjes, daar houden ze niet zo van bij de Belastingdienst. Omdat ik ook de beroerdste niet ben, heb ik nog een tip voor iedereen die, net als ik, wel eens in de penarie is komen te zitten door onjuist emojigebruik. Dit is de moderne tegenhanger van de steen van Rosetta: een overzicht van álle emoji’s en hun échte betekenis. Ik werd er helemaal emojineel van. Zo, nu allemaal uit je hoofd leren, die emoji’s. En gebruik ze dan ook, in vredesnaam! Dat bespaart je heel wat tijd en typewerk. En hopelijk ook wat taalvoutjes. *Wink Wink*. Vind jij dat emoji's onze taal verrijken of verloederen? Laat het ons weten in een reactie! [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als ik de baas zou zijn van Artis, dan zou de dierentuin er iets anders uitzien. Ik vind namelijk eigenlijk alles leuk in Artis. De dieren, de paadjes, de tuinen, de koffie, de uitgang. Maar er is één ding waar ik soms verdrietig van kan worden: dierennamen.[/intro] Soms denk ik na over taal. Over woorden, letters, zinnen, paragrafen en leestekens. Taal verbindt, verbroedert. Een woord zegt mij vaak meer dan duizend beelden. Taalgrappen, spitsvondigheden (lekker woord is dat trouwens), woordweetjes, etymologieën, ik vind ze allemaal fantastisch. Ze stimuleren je brein en je creativiteit. Er is geen woord dat nog niet uitgevonden is, want als er geen woord voor iets bestaat, dan bestaat het 'iets' simpelweg nog niet. Ik verzin vaak bijnamen voor vrienden, plaatsen enzovoorts. Ik was er dan ook graag bij geweest toen de namen voor dieren werden verzonnen. Ik zou prachtige tongbrekers verzinnen, van axolotl, capibara, quokka en okapi tot allerlei andere nietszeggende namen waarvan het uitspreken al een avontuur op zich is.

Zeeëenhoorn

Vorig weekend was ik dus in Artis.Wat me enorm verdrietig maakte, is het volledige gebrek aan creativiteit die er heerste toen namen voor zeedieren werden bedacht. “Jongens, hoe noemen we deze?” “Wat is het?” “Nou, het leeft in de zee en klinkt als een hond.” “Mooi, noem die maar ‘zeehond’.” “En deze?” “Die is wat groter.” “Mooi, dan is dat de ‘zeeleeuw’.” “En deze?” “Hij heeft een puntige snuit.” “Ehm, doe maar ‘zeepaard’.” En zo passeerden ook de zeekoe, de zeekat, de zeedraak en het zeevarken. Bah, zo gemakkelijk allemaal. Bovendien hebben ze de kans laten liggen om de narwal vervolgens een ‘zeeëenhoorn’ te noemen als geduchte concurrent voor het woord ‘feeëriek’ in het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Die had ik dan weer wel leuk gevonden. En voor iedereen die denkt dat eenhoorns niet bestaan: dat doen ze wel. We noemen ze alleen ‘neushoorns’. Ook zo’n bijzondere naam: hij heeft een neus en daarop een hoorn. Prima, laten we hem ‘neushoorn’ noemen.

Vogelbekdier

Het gebrek aan creativiteit gaat zelfs nog een stukje verder bij het vogelbekdier. Als we bij alle dieren zo te werk waren gegaan, dan hadden alle poezen, honden, paarden, koeien en geiten nu ‘staartdier’ geheten en was de olifant het ‘slurfdier’. Niet te verwarren met de miereneter, want die heeft ook een slurf maar hij is vernoemd naar zijn dieet. Dat kan natuurlijk ook. Dan zouden we in Nederland heel veel dieren hebben die ‘graseter’ zouden heten. Alle Nederlanders zouden gekwalificeerd kunnen worden als kaasdieren (klasse: mammalia, orde: primates), behalve mijn iets te dikke neefje. Die kunnen we het beste het 'pizzadier' noemen. Dezelfde fantasieloosheid zien we bijvoorbeeld ook bij de brilbeer, de neusaap, de sterneusmol, de wandelende tak en de orang-oetan. “De orang-oetan?”, hoor ik je denken. Inderdaad, de orang-oetan. Het is namelijk niets anders dan het Maleise woord voor ‘bosmens’. Er is één dier dat een veelbelovende naam heeft, maar dat me elke keer toch weer danig teleurstelt. Hoewel ik hem al jaren als huisdier heb, weigert mijn pantoffeldiertje categorisch om mijn pantoffels te halen. Gelukkig heb ik daar dan weer een heel lieve vriendin voor. Ik ga straks thuis overleggen of ik haar voortaan pantoffeldiertje mag noemen. PS: Ik heb het zojuist gevraagd. Ze denkt er nog even over na. [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op een vrijdagavond praat vriend X mij bij over zijn recente reis naar Indonesië in een – hoe kan het ook anders – Indonesisch afhaalrestaurant in de Jordaan. De invloed van Nederland is nog op veel plekken merkbaar, vertelt hij terwijl we op ons eten wachten. De koloniale architectuur in steden als Bandung en Semarang op Java is een goed voorbeeld daarvan, maar ook het Bahasa, de officiële taal. Duizenden woorden zijn ontleend aan het Nederlands.[/intro] “Sommige woorden zijn makkelijk herkenbaar,” zegt X. “Een wortel is een wortel, een sadel een zadel en een stempel een stempel. Je vraagt de rekening in een restoran en krijgt de karcis voor de bioskop. En gratis is uiteraard gratis.” Bij andere woorden denk je "Oh, natuurlijk!", als iemand je erop wijst: andil (aandeel), ongkos (onkosten), gorden (gordijn) en handuk (handdoek). En dan zijn er nog woorden waar je de nodige etymologische fantasie op moet loslaten: kortslet is kortsluiting, hotperdom is godverdomme, een bengkel is een garage, afgeleid van ‘winkel’ en een kakus is een toilet, afgeleid van ‘kakhuis’. De Indonesische eigenaar van het restaurant, een verschrompeld mannetje met glimmende pretoogjes, mengt zich in het gesprek. “Typisch Nederlands!”, zegt hij, een slecht humeur veinzend. “Wel opmerken dat de Indonesische taal veel woorden aan het Nederlands dankt, maar niet doorhebben dat het tweerichtingsverkeer is geweest! Jullie hebben ook veel woorden aan ons te danken!” Ik wijs schertsend naar het menu. “Kroepoek, nasi, sambal, saté en ketjap?” “Ja, maar het betreft niet alleen woorden die met eten te maken hebben. Wat dacht je van ‘bakkeleien’. Dat is een op het oog typisch Nederlands woord, maar komt van berkelahi, ‘vechten’ in het Indonesisch. En het Nederlandse ‘pienter’ komt van pintar, dat in het Indonesisch ‘slim’ of ‘bekwaam’ betekent.” We zijn op onze plek gewezen. Thuis aangekomen met onze rijsttafelgerechten, open ik mijn etymologische naslagwerken en vind een heleboel andere Indo-Nederlandse pareltjes. Onder de favorieten: ‘pakkie-an’, dat teruggaat op het Indonesische woord bagian oftewel ‘afdeling’, en ‘branie’, van het Indonesische berani, ‘stoutmoedig’. Ook X buigt zich over de boeken. “Ha! Ik voel me nu een echte gladjakker,” geeft hij toe. “Ook een woord dat van origine Indonesisch is, trouwens. Waarschijnlijk een combinatie van Maleis geladak, ‘zwerfhond’, en Javaans gladag, ‘lastpaard’, lees ik hier.” “Dat is amper te geloven!” zeg ik, met het boek Uit Oost en West: Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië voor mijn neus. “Amper, van hampir, ‘bijna’. Je weet toch.” “Dat is kras! Kras, van het Maleise kras, ‘onbuigzaam’.” “Hmm, en dan te bedenken dat we bijna amok maakten met de eigenaar van het restaurant. Amok, ontleend aan Maleis amok, ‘woede, woedend’. Weet je, eigenlijk zouden we nu terug moeten gaan en onze excuses aan hem moeten aanbieden.” X neemt nog een hapje van zijn rendang. “Ik pieker er niet over! Van het Indonesische woord pikir, ‘nadenken’. Ik ga niet meer terug naar die toko! Toko, van het ...” “Ja, ja, I get the picture. Je bent een pienter mannetje, van pintar, ‘bijdehand’. En daardoor ben ik de pisang, van pisang, ‘banaan’. Want door al dit gezwets is mijn tempé nu koud!” “Tabee, van tabe, gegroet!” Bronnen Philippa e.a. (2003-2009), Etymologisch Woordenboek van het Nederlands P.J. Veth e.a. (1889/1910, 2003), Uit Oost en West: Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië http://www.salindo.com/bahasa/onderwerpen2/nederlands_leenwoorden.htm https://indearchipel.wordpress.com/2012/12/17/indonesische-leenwoorden-in-het-nederlands/ [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.  [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het platteland van de staat Virginia, op twee uurtjes rijden van Washington. Vakantie. In de tuin van mijn tante, die hier onlangs van New York naartoe is verhuisd, brandt een kampvuurtje dat we net eigenhandig hebben aangelegd. Ik steek er een paar kaarsen mee aan en prik dan mijn eerste marshmallow in de vlammetjes. Tante en ik leunen achterover in onze tuinstoelen en bewonderen de sterrenhemel. “Gezellig!”, roep ik in mijn enthousiasme en in onvervalst Amsterdams. [/intro] “Pardon?”, zegt tante in al even onvervalst New Yorks. Ik probeer een Nederlands equivalent te vinden. “Cozy! Good times! Nice!” Het dekt allemaal net niet de lading. Zo zijn er wel meer woorden voor dingen, gevoelens en abstracte concepten die het Nederlands wel heeft en een buitenlandse taal niet. En vice versa uiteraard. Zoveel zelfs dat er een begrip voor is verzonnen: een taalleemte of lexicaal gat. Voor landen waar de cultuur en taal ver van ons bed staan, is dat weinig verrassend. Maar waarom bestaat er geen Nederlands equivalent van het Duitse Fingerspitzengefühl, een goed ontwikkeld gevoel of vaardigheid om een (delicate) situatie juist in te schatten en erin op te treden? En waar is ons Drachenfutter? Dat is geen drakenvoer, maar het bosje bloemen of cadeautje waarmee een man iets goed probeert te maken bij zijn vrouw. Andere persoonlijke favorieten zijn het Zweedse lagom (niet te veel, niet te weinig, maar net goed) en cafune, een Braziliaans-Portugees woord voor ‘zachtjes door de haren van je geliefde strelen’.

Gezellig natafelen en uitbuiken

Maar goed, wat hebben wij Nederlandstaligen dan wél dat anderstaligen niet hebben? 'Gezellig' dus, dat teruggaat op Middelnederlands gesellen: zich aansluiten bij, zich mengen onder. Reeds in de dertiende eeuw zijn bronnen te vinden waarin sprake is van gesellich: gemeenzaam omgaand met, vertrouwd. En wat te denken van 'uitbuiken', volgens Van Dale ‘(informeel) na het eten nog even aan tafel blijven zitten’. 'Uitbuiken' is een zusterwoord van 'natafelen', dat naar mijn weten evenmin een equivalent heeft in een westerse taal. Een verschil is dat natafelen een gezellig groepsgebeuren is, terwijl uitbuiken ook een soloactiviteit kan zijn. Een ander verschil is dat je bij het natafelen aan tafel blijft zitten, terwijl je voor het uitbuiken vaak uitwijkt naar de bank of een gemakkelijke stoel om je benen te strekken en je buik te laten ... eh ... uitzakken? Over de oorsprong van beide woorden tasten etymologen overigens in het duister. Wie heeft nog meer glanzende voorbeelden van lexicale gaten? Deel ze hieronder! Bronnen Dr. R. Orr, ‘Dutch Words across Cultures’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Van Dale Etymologisch woordenboek [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.  [line]

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Ay, dios mío!” verzuchtte X laatst tijdens een wandeling door de Utrechtse binnenstad. Ze was enkele maanden geleden van Sevilla naar de Domstad verhuisd en kon nog niet helemaal aarden. “Wat is het Nederlands toch een moeilijke taal. Ik heb geen enkele houvast, niets waaraan ik de betekenis van woorden of grammaticale constructies kan herkennen.”[/intro] Door Mark Mackintosh

Nederlands voor Spaanse beginners

Ze had een puntje. Waar het Nederlands met veel plezier leent van het Engels en in het verleden volop van de Franse en zelfs Duitse taal heeft gesnoept, is er weinig interesse geweest in het Spaans. We hebben tachtig jaar lang oorlog met de Spanjaarden gevoerd, maar daar is in de Nederlandse taal niets van terug te zien. Het beperkte lijstje Spaanse leenwoorden heeft voornamelijk met scheepvaart en handel te maken, en in het bijzonder met de wonderbaarlijke producten en natuurverschijnselen die de Spanjaarden in de Nieuwe Wereld zagen. Maïs, orkanen, jaguars en tabak zijn in het Nederlands terechtgekomen via het Spaans, dat op zijn beurt woorden van verschillende indianenstammen heeft toegeëigend. Veel ‘Spaanse’ woorden hebben we eigenlijk te danken aan inheemse volkeren in de Caraïben en aan de Azteken in Mexico en de Inca’s in Peru. “Geef de moed niet op!” zei ik tegen X. “Ik schrijf woordweetjes voor Taalvoutjes en je hebt me zojuist een idee gegeven voor mijn volgende column: Nederlands voor Spaanse beginners. Oefen je spreekvaardigheid door middel van typisch Nederlandse gesprekken waarin, voor de broodnodige herkenning, Spaanse woorden zijn verweven. Het zijn er niet veel, maar je kunt niet alles hebben. Vámonos!  

Boodschappen doen in de Appie

Spaanse beginner: “Goedemorgen! Mag ik u iets vragen?” Winkelbediende: “Zucht. Vooruit dan maar, gozer. Maar snel een beetje, want mijn shift zit er bijna op en ik moet naar mijn salsales [Spaans salsa, saus].” Spaanse beginner: “Ik ben op zoek naar avocado’s [ontlening van het Azteekse ahuacatl, testikel].” Winkelbediende: “Ziet u links het schap met cacaoproducten [ontlening van het Azteekse cacauatl, cacaoboon]? Daar rechtsaf slaan en dan kom je uit bij de groenteafdeling.” Spaanse beginner: “Ah, mooi want ik heb ook nog tomaten [ontlening van het Azteekse tómatl,  zwellen] nodig en aardappelen om patat [Spaans patatas, ontleend aan Caribische taal] te maken. Ligt daar ook de mayonaise [Spaans mahonesa, genoemd naar populaire saus in Mahón, de hoofdstad van het eiland Menorca]?” Winkelbediende: “Zeker weten, gap!” Spaanse beginner: “Perfect, want ik maak ook tapas [Spaans tapa, deksel] en een paëlla.” Winkelbediende: “Zooo, feestje! Fiesta! En je hebt mazzel, want het wordt lekker weer. Ken je lekker op je patio zitten, met een tequila in de hand!”  

Sinterklaasintocht

Spaanse beginner: “Allemachtig! Wat voor armada [Spaans armada, vloot], komt daar in de haven aan? En wat voor cargo [Spaans cargo, vracht] neemt die mee? Ouder: “Dat is de boot van Sinterklaas, de goedheiligman, en zijn trouwe hulpjes, de Zwarte Pieten!” Spaanse beginner: “Zwarte Pieten? Maar dat zijn blanken met zwarte schmink en dikke rode lippen die de clown uithangen! Onder commando [verouderd Spaans comando, bevel] van een oud blank mannetje! Dat is je reinste racisme!” Ouder: “Doe niet zo moeilijk! Het is een kinderfeest! Kijk maar, ze delen chocola [ontlening van het Azteekse chocolatl, bittere drank] uit! En Sinterklaas komt nota bene uit Spanje!” Spaanse beginner: “Schandalig, er zou een embargo [Spaans embargo, beslaglegging op goederen] op dit soort vertoningen moeten komen!” Ouder: “Zeg, wie wil hier integreren?! Nu even niet zo macho [Spaans macho, mannetje, mannetjesdier] doen. Basta[Spaans bastar, genoeg zijn]!”  

Daten

Spaanse beginner: “Dank je wel voor een geweldige avond. Wat een goed idee om naar dit restaurant te gaan!” Date: “Ja, ze hebben bijzondere dingen op het menu. Ik had nooit gedacht dat ik een aficionado [Spaans aficionar,genegenheid brengen] zou zijn van alligatorvlees [verbastering van het Spaanse el lagarto, de hagedis]! Spaanse beginner: “Ja, zolang die maar geserveerd wordt met genoeg aioli!” Date: “Het is in ieder geval een heerlijke escapade [Spaans escapar, ontsnappen] van de Hollandse keuken. Al weet ik niet of ik ooit nog een lamastoofpotje neem [ontleend aan het Quechua llama, vee]. Waarschijnlijk alleen onder druk van de junta [Spaans junta, bestuur] of de guerilla’s [Spaans guerilla, kleine oorlog] die heersen over de haciëndas waar die beesten worden gefokt!” Spaanse beginner: “Haha, Hollandse humor is hilarisch!” Date: “We maken alleen geen grappen over de rekening. Let’s go Dutch. Alles zullen we eerlijk delen. Dan zijn we beiden de sigaar [verouderd Spaans cigarro, ontleend aan Mayawoord siqar, opgerolde tabaksbladeren roken]! Spaanse beginner: “Ay, caramba [eufemisme voor Spaans carajo, penis]! Ik bedoel, potverdriedubbeltjes!” [line] WINACTIE: WIN EEN T-SHIRT VAN POCABOCA!sisenor_white_600x600_front Wat is jouw favoriete Spaanse woord? Deel 'm hieronder en wie weet belonen we jou met een supercool, megagaaf t-shirt van Pocaboca.nl! Je mag zelf uitkiezen welke je het leukste vindt. Ga je voor Mañana, mañana, Si Señor of toch You had me at ,,Hola''?  

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Waarschuwing vooraf: de kans bestaat dat dit nogal een oeverloos verhaal gaat worden. Twee kapiteins op één schip maakt de kans op een behouden vaart vrij klein.[/intro] Toen Taalvoutjes mij aanklampte om een woordweetje te schrijven over uitdrukkingen uit de scheepvaart in ons dagelijks taalgebruik, was ik even mijn koers kwijt. Ik had namelijk al een goede column liggen en had eigenlijk helemaal geen zin om mijn schepen achter me te verbranden en mijn tekst over een andere boeg te moeten gooien. Normaal gesproken ben ik vrij rechtdoorzee, hoor, maar vandaag viel er even geen land met me te bezeilen. Misschien had ik gisteravond in de kroeg wat averij opgelopen toen we de wal op gingen en dus gooide ik direct mijn kont tegen de krib. Gelukkig wisten ze me, onder een valse vlag, te paaien en uiteindelijk ging ik overstag. Soms is het ook gewoon wel goed om even schoon schip te maken en je bakens te verzetten. Maar ja, om op de valreep een nieuwe tekst aan te moeten leveren, is gewoon pittig. Gelukkig beloofden ze me op sleeptouw te nemen en me de juiste kant op te loodsen. Maar goed, we drijven af … Een woordweetje over scheepvaartuitdrukkingen. Laat ik van wal steken: Nou, ik vind het wel lastig hoor. Ik ben namelijk niet zo heel erg thuis in de scheepvaart. En dat als inwoner van een land dat daar een behoorlijke historie in heeft. Je zou dan toch zeggen dat mijn taal er ook behoorlijk door beïnvloed zou zijn, maar ik had toch moeite iets op te dissen. Daarom ging ik op jacht met Google. Voor ik het wist had ik al wat termen gevonden. Het liep nog niet echt de spuigaten uit. Maar ja, soms moet je roeien met de riemen die je hebt, is ‘t niet? En gelukkig kan ik blind varen op mijn trouwe redactie, die mijn columns meestal nog wel wat weet op te kalefateren. Doorgaans gaat die samenwerking voor de wind. Het is niet zo dat we elkaar de loef proberen af te steken. We kiezen samen de juiste koers en voor je het weet strandt het schip ergens. Nou ja, liever niet, natuurlijk. Nou, ik hoop dat er nog een touw aan vast te knopen viel. Als jullie nog een paar mooie uitdrukkingen kennen die ik heb gemist: laat maar horen! De beste stuurlui staan immers toch altijd aan wal. Trossen los! [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes

923 shares

Ik snap 'm niet

Mijn favoriete woord is ‘verfomfaaid’. Wist jij dat er muziek schuilt in dit woord? 

Mark Mackintosh   Door Mark Mackintosh     Een onomatopee (van het Oud-Griekse ὄνομα - naam - en ποιέω - ik maak) is een moeilijk woord voor een basale eigenschap van veel talen: klanknabootsing. Om iets te beschrijven, laat je weten wat voor geluid het maakt. Zo verwerven we onze eerste woordenschat; kersverse ouders hebben het niet over een trein of een auto, maar over een tjoektjoek en een toettoet. Een hond is een woefwoef en een kat een miauw.

Poespas over tomtoms

Ook veel andere woorden herkennen we meteen als een onomatopee. Zo zijn veel muziekinstrumenten vernoemd naar het geluid dat ze maken: pauk, tomtom, maracas, didgeridoo. Maar er zijn ook volop woorden waarvan je niet zo snel zou denken dat ze een onomatopee zijn. Mijn waarde collega Ties Rohof haalde in zijn woordweetje over onomatopees ‘poespas’ aan als glanzend voorbeeld. Een van mijn favoriete Nederlandse woorden, 'verfomfaaid', hoort zowel thuis in het rijtje verrassende als in het rijtje muzikale onomatopeeën.

Grimmig bestaan

Dat zit zo: het woord heeft wortels in de Duitse kroeg. In het Nederduits gebruikten mensen als de Gebroeders Grimm aan het einde van de achttiende eeuw het werkwoord verfumfeien om aan te duiden dat iemand zijn tijd aan het verdoen was met muziek en dans, met name in de kroeg. Dat werkwoord ging op zijn beurt terug op fumfei en fidelfumfei, twee woorden die volgens het befaamde Deutsches Wörterbuch van de Gebroeders Grimm onomatopeeën waren; ze bootsten vioolgeluiden na.

Slordig

Verfumfeien was geen lang leven beschoren bij onze oosterburen, maar het afgeleide bijvoeglijk naamwoord ‘verfomfaaid’ mag zich in Nederland nog op veel aandacht verheugen. Van zijn oorspronkelijke betekenis ‘verkwisten’ was het een klein sprongetje naar de huidige betekenis ‘slordig, verfrommeld, beduimeld’. In de negentiende eeuw vinden we daarvan al volop voorbeelden in de vaderlandse literatuur. Zo lezen we in Hanna van E.J. Potgieter uit 1843: “Wel, meid, wat is je muts verfomfaaid en wat zien je oogen rood – waait het zo?” Bronnen: J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal M. Philippa e.a. (2003-2009), Etymologisch Woordenboek van het Nederlands Buurtaal.de/blog/verfomfaaid

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Wanneer ik vroeger klaagde over moeders sponzige tofublokjes, werd mij steevast de mond gesnoerd. ‘Wees dankbaar dat je te eten hebt,’ zei mijn moeder dan, ‘want de kindertjes in Afrika... die zijn straatarm.’ Dit laatste in tegenstelling tot Robrecht-Flip, onze buurman. Robrecht-Flip woonde in een houten villa voorzien van een geornamenteerde dakkapel. De villa stak hoog uit boven onze stulp. Robrecht-Flip was steenrijk, aldus mijn moeder. [/intro] Door ons team van taaltijgers Nou, dat kan mijn moeder leuk vinden, maar ik voel me iedere maand wel een keer straatarm: meestal ergens in de week voordat mijn salaris wordt gestort. Nét iets teveel buiten de deur gegeten, toch dat leuke jurkje gekocht, drie verjaardagen in één maand ... Je kent dat wel. Totdat mijn salaris is bijgeschreven, dan voel ik me ineens weer steenrijk. Het woord straat vindt, zoals zoveel Nederlandse woorden, haar oorsprong in het Latijn. Het werkwoord sterno betekent 'ik leg neer, ik effen, ik plavei'. Het voltooide deelwoord daarvan is strata. Een via strata is dus een geplaveide weg. In de meeste gevallen (uitzonderingen daargelaten) is iemand die op straat leeft niet in het bezit van een goedgevulde portemonnee. Straatarm zou dus eigenlijk niets anders betekenen dan 'net zo arm zijn als zij die op straat leven'. Toch zijn de etymologen het niet eenduidig met elkaar eens: 'straat' zou ook gewoon simpelweg als versterkend woord ingezet kunnen zijn. Als ik zeg dat ik iedere maand een week ‘straatarm’ ben, is dat natuurlijk niet letterlijk zo. Gelukkig hoef ik niet maandelijks een week lang onder een brug te logeren. In mijn geval zou je dus beter kunnen spreken van ‘knakworstjes-arm’: ik mag blijven wonen waar ik woon, maar eet gewoon een week brood met knakworst, totdat mijn banksaldo weer enig teken van leven vertoont. Maar hoe zit het dan met steenrijk? Ook hier komt de huisvesting weer om de hoek kijken. Je huis zegt namelijk veel over het saldo op je bankrekening. Dat geldt nu voor de grootte van je huis, maar vroeger – lees: in de Middeleeuwen – telde vooral het materiaal waarvan je huis gemaakt was. Gewone bakstenen waren ontzettend duur en dus waren de meeste huizen van hout of van leem; kwetsbaar voor brand.  Alleen de allerrijksten konden stenen betalen. Deze letterlijke steenrijke mensen waren eigenlijk een beetje de Bill Gates van de Middeleeuwen. We blijken rijkdom dus vooral te meten aan onderdak: of je überhaupt een dak boven je hoofd hebt en waar dat dak dan van gemaakt is. Dus, zelfs in mijn knakworstjestijd ben ik dus eigenlijk nog steenrijk te noemen. Always look on the bright side of life! Heb je zelf een interessant woordweetje? Stuur in! Ben je heel benieuwd naar de etymologie van een bepaald woord? Laat het ons weten in de reacties!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik voel me geradbraakt. Gisterenavond ben ik met wat vrienden naar de kroeg geweest. Hartstikke gezellig, maar toen ik vanochtend wakker werd, voelde ik me geradbraakt. Echt! Nou, niet echt natuurlijk, want het hele idee achter radbraken is dat je überhaupt niks meer voelt de volgende ochtend. Radbraken was in de middeleeuwen een manier om door de hand van de beul een oneervolle en pijnlijke dood te sterven.[/intro] Ja, straffe straffen, daar wisten ze wel raad mee. En in de rechtspraak werd krom gesproken wat recht was. Als een misdrijf überhaupt al tot een rechtszaak kwam en het heft niet in eigen handen genomen werd. Gelukkig is de rechtspraak de afgelopen jaren enorm doorontwikkeld en is er geen sprake meer van barbaarse straffen voor lichte vergrijpen. (Zijn de Damschreeuwer en de waxinelichthoudergooier trouwens al vrij?)

Kaak

Kaak We zouden deze zaken eens aan de kaak moeten stellen. Maar dan niet in de letterlijke betekenis van de uitdrukking. De kaak was een schavot waarop een misdadiger werd vastgebonden om publiekelijk te worden gestraft voor wat hij op zijn kerfstok had. Iets op je kerfstok hebben klinkt ernstiger dan het was. Ik realiseerde me net dat ik nooit zonder mijn kerfstokken van huis ga. Dan heb ik het natuurlijk over de moderne variant.

Kerfstok

Een moderne kerfstok De oorspronkelijke kerfstok was een stok met kerfjes erin (je meent het?!). De kerfjes gaven aan hoeveel schulden de debiteur op enig moment bij zijn schuldeiser had. Je kon beter niet te lang wachten met terugbetalen, want de straf voor diefstal was - zeker in de vroege middeleeuwen - vaak hoger (de doodstraf) dan voor moord (een geldboete). Maar verder zat het rechtssysteem prima in elkaar.

Jaar en dag

In een schrikkeljaar kreeg je een extra dag Terug naar de Damschreeuwer. Volgens mij zit hij echt sinds jaar en dag opgesloten. En dan bedoel ik niet 366 dagen, zoals de duur van de verjaringstermijn van een contract in de middeleeuwse rechtsgang. Overigens bestond een levenslange straf uit honderd jaar plus een dag. De levensverwachting was destijds dertig jaar, dus dat was drie keer levenslang!

Vierschaar spannen

Schaar Dit was mijn eerste woordweetje voor Taalvoutjes. Ik zou het waarderen als jullie in de reacties de vierschaar spannen (rechtspreken). Het ophangen van touwen (schaar) gaat wat lastig online, dus jullie mogen me zonder enige vorm van proces aan de schandpaal nagelen. Maar doe het een beetje zachtjes. Ik voel me nog steeds geradbraakt. [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Sinds begin mei draait het toeristencircus in Amsterdam weer op volle toeren. Uit de hele wereld komen vrienden van mij op bezoek om van het brede culturele aanbod van de Nederlandse hoofdstad te genieten. Lees: stoned door de Wallen te slenteren. Laatst ging ik tegen beter weten in mee op een wandeling door dit bekendste stukje Amsterdam. Tot mijn verrassing hadden ze zich in de historische materie verdiept.[/intro] Mark Mackintosh   Door Mark Mackintosh   “Wist je dat de term ‘red light district’ voor het eerst in 1894 werd opgetekend door The Sandusky Register, een krant in wat toen nog het Wilde Westen van Amerika was?” Ik schudde mijn hoofd terwijl we langs een paar rood opgelichte dames van lichte zeden liepen. “Aangenomen wordt dat de term voor het eerst werd gebruikt voor de hoerenbuurt van het wildweststadje Dodge City in Kansas, waar het Red Light House, een populaire saloon, het epicentrum zou zijn geweest van dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.” Een andere vriend pakte zijn stadsgids erbij en wilde ook even geleerd doen: “Er is ook een theorie dat de bouwers van het Amerikaanse spoor rode lantaarns meenamen als ze bordelen bezochten, zodat collega’s hen gemakkelijk konden vinden in geval van nood.” Geval van nood? Juist, ja. “En andere etymologen wijzen op de de Japanse term akasen, ‘rode lijn’, een verwijzing naar de rode lijn die de Japanse politie gebruikte om op stadsplattegronden de hoerenbuurten te markeren.”

Hoerenstreken en ouwe hoeren

Eenmaal thuis verdiepte ik me in andere woorden die met het ‘oudste beroep ter wereld’ worden geassocieerd. Sommige daarvan zijn ook op respectabele leeftijd. Zo wordt het Nederlandse ‘hoer’ in de betekenis van prostituee reeds in het begin van de dertiende eeuw opgetekend. Het gaat terug op het Gotische hôrs en het Oudhoogduitse huora, beide benoemingen voor echtbrekers, overspelige vrouwen. Belgisch filoloog Frans Debrabandere merkt in Een beetje prostitutie in Nederlands van Nu op dat het dus ook niet verwonderlijk is dat het woord in allerlei ongunstige betekenissen voorkomt: een hoerenkleur is een lelijke kleur, een hoerenmaat een schrale maat en een hoerenstreek een gemene streek. Wie kletst als een ouwe hoer, die zeurt. Een kletskous noemen we dan ook een ouwe hoer. Ironisch genoeg is de oorspronkelijke betekenis van het woord juist positief; de meeste etymologen nemen aan dat het hetzelfde woord is als het Latijnse cara, de vrouwelijke vorm van carus, ‘dierbaar, lief, geliefd’. Door klankverschuiving zijn we uiteindelijk op ‘hoer’ uitgekomen.

Te koop

Maar prostitutie, het internationaal gebruikelijkste woord voor het oudste beroep ter wereld, is eigenlijk niet zo heel oud. Het wordt pas eind achttiende eeuw voor het eerst in het Nederlands aangetroffen, met dank aan de Fransen. Zij leenden het woord weer van het Latijnse prostitutio, ‘het tentoonstellen’, dat is afgeleid van het werkwoord prostituere, ‘te koop aanbieden’. Er bestaat nog wel wat onenigheid over de herkomst van ‘lichtekooi’. Waarschijnlijk is deze benaming voor een prostituee gedeeltelijk een scheepsterm; het betreft een dame die men gemakkelijk (licht) een bed op een schip (kooi) in krijgt. Volgens een ander etymologisch kamp is ‘kooi’ een verbastering van het Franse cul (vulgair voor ‘kont’). ‘Licht’ zou naar het werkwoord ‘oplichten’ in de zin van ‘opheffen’ verwijzen. Een lichtekooi schudt veel met haar achterste, zij ‘licht haar kooi’. Bronnen: Frans Debrabandere, Nederlands van Nu (Jaargang 54 - oktober 2006); P.A.F. van Veen en N. van der Sijs, Van Dale Etymologisch woordenboek (1997).

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]What did the French ever do for us? Wat denk je van de honderden woorden en uitdrukkingen die ze aan de Nederlandse taal cadeau hebben gedaan?[/intro] Veel buitenlandse vrienden die me op komen zoeken in Amsterdam vinden dat het Nederlands als een combinatie van Engels en Duits klinkt. De Franse invloed op onze taal komt vrijwel nooit ter sprake. En dat terwijl het Frans tot begin vorige eeuw de voertaal van de elite in Nederland en de rest van Europa was. Er werd toentertijd net zo vrij van de Franse taal geleend als tegenwoordig van het Engels. Gevolg: honderden Franse woorden en uitdrukkingen die we nog steeds dagelijks bezigen, maar waarvan we in veel gevallen niet eens weten dat ze van origine Frans zijn. Ik probeer dat aan mijn buitenlandse logés duidelijk te maken aan de hand van een Frans-Nederlands abc: een collectie onzinverhaaltjes waarin Franse woorden op alfabetische volgorde zijn gerangschikt. Ik ben inmiddels tot de helft van het alfabet gekomen. Wie voelt zich geroepen een bijdrage te leveren aan de andere helft? Dank je wel, merci!

De A van amuses en affaires

De ambassadeur van Spanje, een autoritair en arrogant mannetje, is gisteren na een attaque per ambulance naar het ziekenhuis van Courchevel vervoerd. Hij had tijdens het après-skiën avances gemaakt naar de vrouw van zijn Belgische collega. Hij kon door haar gekke accent – en het feit dat ze net een amuse van aubergine in haar mond had gestopt – niet alles verstaan wat de dame zei, maar ze ging duidelijk niet in op zijn avances en sloeg alarm. “Wie denk je wel dat je bent?” vroeg ze, “François Hollande? Afijn, ik zit echt niet te wachten op een affaire. En allez, ik kan echt wel wat beters krijgen! Wie kan jou nou au sérieux nemen? Aju!”

De B van bonnefooi en besognes

Twee bandieten overvielen vorige week op de bonnefooi een bijouterie aan een drukke boulevard. “Vul deze bagagetas met juwelen!” bevalen ze de man achter het bureau. “Mijne heren, het is niet bepaald bon ton om een vuurwapen op iemand te richten”, antwoordde deze met bravoure. “En het is zeker niet mijn bedoeling te badineren of uw overval te bagatelliseren, maar ik heb niets van waarde. Ik run een Franse concept store voor de beau monde en bon vivants, maar veel levert het nog niet op. Ik verkoop slechts wat bric-à-bracbonbons en een lekkere kruidenbouillon. Kunt u zich dan ook richten op een andere branche? Ik heb al genoeg bourgeois besognes!”

De C van chefs en chantage

Laatst stapte een bekende cabaretier en coryfee van de Nederlandse theaterwereld na weer een uitverkochte voorstelling in de taxi. De chauffeur herkende hem meteen. “Chef! Ik ken jou! Vertel eens wat over het leven achter de coulissen!” De cabaretier was moe maar toonde zich coulant. “Je kunt me alles vragen”, zei hij. “Je krijgt van mij carte blanche.” Na een ritje van slechts vijftien minuten werd de chauffeur geboden te stoppen bij een café. “Dat is dan vijftig euro, in kleine coupures als het even kan.” “Vijftig euro voor dat ritje?” schreeuwde de cabaretier. “Dat is je reinste chantage!” “Tsja, we kunnen niet allemaal louter van onze charmes leven en alles cadeau krijgen.” Gefrustreerd reikte de cabaretier naar zijn portemonnee, maar moest tot zijn grote consternatie vaststellen dat die leeg was. “Wat een catastrofe, ik heb geen contant geld meer! Accepteert u ook cheques?” “Crimineel!” brieste de chauffeur. “Mijn taxi uit, voordat ik je castreer!”

De D van doceurtjes en derrières

De douane op Schiphol is vaak het decor van illegale praktijken. Toeristen proberen douaniers met douceurtjes te paaien om verboden souvenirs toch het land binnen te krijgen. In de meeste gevallen gaat het om delicatessen die bedoeld zijn voor een chic diner. Maar sommige souvenirs passen niet eens in een tas of koffer. Zo probeerde laatst een Franse documentairemaakster een dressoir van ivoor door de douane te loodsen. Toen de douaniers haar de toegang weigerden en met enig dedain naar haar papieren vroegen, ging ze met haar dikke derrière op het dressoir zitten. “Ik sta niet op voordat jullie me erdoor laten", zei ze stellig, terwijl ze frummelde aan haar decolleté. “Mijn man wacht al uren buiten in zijn deux-chevaux om dit pronkstuk naar het depot te brengen. Ik ga niet verder in discussie met u!”

De E & F van embonpoints en fondant

De etaleur van het chique warenhuis wachtte op zijn oudere collega bij de entree van de derde etage. Hij had hem nog nooit ontmoet en was gespannen. Hoe zou de samenwerking met deze éminence grise verlopen? Zelf stond hij te boek als een enfant terrible. Zijn frappante winkelramen waren een explosie van kleuren; het tegenovergestelde van het elegante werk van zijn collega. De twee vormden desalniettemin de fine fleur van hun kleine wereld. Na twintig minuten verscheen de man in een wolk van eau de cologne eindelijk met zijn volledige entourage: twee persoonlijke assistenten en drie stagiairs. Zijn conculega was minder intimiderend dan gedacht – was dat een stevig embonpoint dat hij zo en profil door die bonte blouse heen zag? Hij wilde hem bijna fouilleren om het te verifiëren. Door zijn zenuwen vergat hij tot overmaat van ramp even de etiquette en zoende de beste man en plein public op de lippen. Wat een enorme faux pas! Wat een farce! “Je vorige etalage was exquis”, zei hij snel, alsof er niks aan de hand was. “Merci”, antwoordde zijn collega. “Maar nu is het tijd voor de grote finale! Een spectaculaire etalage waar veel mensen op af komen kan het warenhuis voor het faillissement behoeden.” Hij knikte en lachte iedereen vriendelijk toe. “En als we vanavond klaar zijn met ons werk, dan gaan we allemaal bij mij thuis fonduen, met fondant toe!”

De G & H & I van gourmetten, honneurs en idioten

De gouverneur keek nog eens op zijn horloge. De monteur was al een al half uur te laat en nergens in de enorme garage te bekennen. Het humeur van de bewindsman verslechterde met de minuut. Wat een inferieure service! Hij zou zo zeker te laat komen voor het diner in het museum, dat als hommage aan een Franse ontwerper van niet bijster interessante haute couture werd gehouden. De genodigden zouden nu vast nog bezig zijn met de hors-d’oeuvres, maar binnen een uur zou iedereen aan tafel plaatsnemen om te gourmetten. Voor het evenement moest hij de honneurs waarnemen – hij kon het zich niet permitteren nog veel langer te wachten. Zonder enige gêne zocht hij zijn auto in de garage op en reed weg zonder te betalen. Stelletje idioten!

De J & K & L & M van journalisten, kilometers, lingerie en madammetjes

De journalist was al uren door de metropool aan het rijden (gelukkig bood zijn autoverzekering onbeperkte kilometrage) toen hij eindelijk het louche theater vond waarover zijn informant had verteld. Hij trapte iets te snel op de rem, waardoor hij zijn verse jus d’orange over zijn jacquet morste. “Nondeju!”, mopperde hij en parkeerde snel zijn bolide aan de kant van de boulevard. “Twee kaartjes voor de matineevoorstelling”, zei hij tegen de caissière en holde meteen naar de loge. Zou hij al te laat zijn? Aan de rechterzijde van de loge was een onopvallende deur die naar een privékamer leidde. Zonder verder na te denken, liep de journalist met zijn camera naar binnen en vond waar hij voor kwam: de president en zijn maîtresse in een lits-jumeaux. Zij in een sexy kostuum en maillot en hij, quelle surprise, in vrouwenlingerie. De journalist kwam binnenlopen op het moment suprême, maar de president en zijn madam lieten zich niet uit het veld slaan. “Hé, lekker ding, heb je zin in een ménage à trois? We beloven je, het wordt magnifiek; we doen niets met de Franse slag!” [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Of humor en Duitsland ooit samengaan, vraagt u? Jazeker, en wel in mijn familie! Mijn moeder is van origine Duitse en mijn vader is een Amerikaan. De lingua franca tussen mijn ouders, mijn zus en mij is dan ook het Nederlands. Maar als we op familiebezoek gaan in Aken, dan moet mijn vader er wel aan geloven en in zijn beste Duits converseren. En dat levert keer op keer komisch taalgoud op.[/intro]

Ein richtiges Loch

Afgelopen weekend was het weer raak. Mijn peetoom, een verse pensionado, vertelde uitgebreid over alle reizen die hij nu van plan was om te maken en de nieuwe Mercedes die voor de deur blonk. "Ach," zei mijn vader, "du hast jetzt richtig ein Loch in der Hand!" Mijn oom keek hem aan alsof hij zich net in zijn Radler had verslikt, en ik keek naar mijn vader met plaatsvervangende schaamte. Hij had een prima letterlijke vertaling gemaakt van de Nederlandse uitdrukking ‘een gat in de hand hebben’, maar de boodschap kwam niet helemaal over. Het Duitse equivalent is ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger’ en hoewel een Duits Loch kan verwijzen naar zo’n beetje elk gat, moest ik − en waarschijnlijk ook mijn oom − vooral denken aan das Arschloch. Er ging een lampje bij mijn vader branden en hij besloot zijn faux-pas met echte Hollandse humor te corrigeren. "Aber das ist kein Problem für dich," zei hij. "Du bist nicht für ein Loch zu fangen!"

Gatverdamme

Waar komen die twee aparte uitdrukkingen vandaan? Wie niet voor één gat te vangen is, is vindingrijk; hij of zij vindt voor elk probleem een oplossing. Volgens de meeste etymologen gaat de zegswijze terug op de jacht. Zo melden zowel het Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) en Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden van F.A. Stoett dat de uitdrukking verwijst naar het gedrag van konijnen, dassen en vossen. Zij graven holen (of burchten) met meer dan één uitgang. Je kunt ze dus niet vangen door één gat te ‘bewaken’.

Voor de hand liggend

‘Een gat in de hand hebben’ wordt door geen enkel etymologisch woordenboek dat ik heb kunnen vinden besproken, wellicht omdat de betekenis voor de, eh, hand ligt. Een interessante observatie is dat het Nederlands verwijst naar zowel de hand als vingers om iemand te beschrijven die veel geld uitgeeft; je kunt een gat in de hand hebben of geld door je vingers laten glippen. Bij andere talen is t het een of het ander. Duitsers zeggen alleen ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger en Fransen spreken over l’argent lui fond entre les mains’. En de Engelsen hebben het wel over een gat, maar een gat in je broekzak in plaats van je hand: ‘money burns a hole in somebody’s pocket’.

Bronnen:

M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009); F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925) ; Van Dale, Uitdrukkingenwoordenboek  (2006).

[line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Laatst vroeg ik het zevenjarige dochtertje van een vriendin wat ze voor haar verjaardag wilde hebben. "Een paard", luidde het antwoord. Die zag ik aankomen; ze was net begonnen met paardrijden. "Wil je dan aan paardenraces meedoen?" "Nee", was het antwoord, "ik wil in het circus werken. Als paardenmeisje." Een respectabel beroep. Net als andere circusfuncties zoals clown, jongleur, goochelaar en leeuwentemmer. Door ons gesprekje besefte ik dat ik niks van de geschiedenis van het circus afwist. Was het woord geen Latijn en vond de traditie van een rondreizend circusgezelschap dus ook zijn oorsprong in het Romeinse rijk?[/intro] Door Mark Mackintosh

Nee. Het woord ‘circus’ is inderdaad Latijn, maar heeft niets van doen met ons circus. Het betekent letterlijk ‘cirkel’. De Romeinen noemden zo de renbanen waar hun geliefde paardenraces plaatsvonden. Maar het circus waar jij en ik naartoe gaan is een vrij recente uitvinding waarvan de Engelse sergeant Philip Astley (1742-1814) aan de wieg staat. Na een militaire carrière als ruiter zag Astley geld in paardenshows. Hij opende een manege in Londen waar hij in de ochtend lesgaf en in de middag allerlei kunstjes op paarden vertoonde. Het middelpunt van zijn gebouw was een ronde piste die hij de cirkel of circus noemde. Door de ronde vorm had het publiek vrij zicht op de voorstelling en dankzij centrifugale kracht konden ruiters hun evenwicht bewaren terwijl ze op galopperende paarden stonden en rondjes door de piste maakten.

Goochelaars en acrobaten

Na een aantal jaren volle zalen getrokken te hebben, besloot Astley de voorstellingen nieuw leven in te blazen door goochelaars, jongleurs en andere acrobaten in te huren die tussen de paardenvoorstellingen door hun kunsten konden vertonen. Etymologisch zijn deze vakken nauw aan elkaar verwant. ‘Goochelen’ komt van het werkwoord gokelen (toveren, goochelen), dat reeds in de veertiende eeuw in gebruik was. Kijken we nog verder terug in de tijd, dan vinden we het Middelnederlandse goken (misleiden, bedriegen) en gooc (domoor). Volgens sommige etymologen is het ook mogelijk dat het woord teruggaat op het Latijnse joculari (schertsen), waar we dan weer via het Frans onze jongleurs aan te danken hebben. Reeds in de twaalfde eeuw spraken Fransen van jogler (spelen, grappen maken), waarna de betekenis geleidelijk vernauwde tot ‘goochelen’ en ‘behendigheidskunsten doen’. Het woord ‘acrobaat’ is van recentere datum. Het is ontleend aan het Frans, dat daarmee vanaf de achttiende eeuw doelde op koorddansers en inspiratie putte uit het Griekse werkwoord akrobateĩn (op de tenen lopen).

Send in the clowns

Astley voegde ook clowns toe aan zijn voorstellingen. Niets nieuws – clowns waren sinds de Tudor-dynastie onlosmakelijk verbonden met het Engelse theater aan het koninklijk hof of als onderdeel van rondreizende toneelgezelschappen. Ze maakten niet alleen grappen en grollen, maar waren in veel gevallen ook getalenteerde muzikanten en acrobaten. Het woord ‘clown’ is ontleend aan het Engels en werd reeds in 1600 opgetekend, maar het is van onzekere herkomst. Volgens de meeste etymologen is het hetzelfde woord als clowne (boer, lomperik, onnozele hals) en waarschijnlijk verwant met het Nederlandse kloen (lummel, onnozele hals), waar onze kluns vandaan komt.

In de tent gelokt

En zo was het moderne circus geboren. Astleys uitvinding vond al snel zijn weg naar het buitenland. Elke Europese hoofdstad die ertoe deed had in no time zijn eigen circusgezelschap en een indrukwekkend gebouw waar alle voorstellingen plaatsvonden (denk aan ons eigen Circus Carré in Amsterdam). Circustenten, waar we nu het circus mee associëren, zijn geen Europese maar een Amerikaanse uitvinding. In de VS woonden buiten een paar steden om lange tijd niet genoeg mensen om een permanent circustheater economisch te rechtvaardigen. Om genoeg klandizie te garanderen, moesten circusgezelschappen dus gaan rondtrekken. En om zo snel en licht mogelijk van plek naar plek te reizen, bood een grote tent uitkomst.

Bronnen:

M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009); Joseph Halperson, Das Buch von Zirkus (1926).


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Om mijn verjaardag te vieren, reisde ik een aantal weken geleden met Vellah, een van de Taalvoutjes-oprichtsters, af naar Rome voor een weekendje lekker eten en terrasjes pikken. En dat deden we, maar we besteedden bijna net zo veel tijd aan het wachten op bussen die nooit kwamen en het zoeken naar eettentjes die níét de hele dag dicht waren.[/intro]

  Door Mark Mackintosh  

Cazzo!”, riep ik gefrustreerd, toen we weer eens een half uur hadden gewacht op een bus die er zijn geheel eigen schema op nahield. “Alles leuk en aardig, maar ik begrijp niet hoe dit zooitje ongeregeld ooit een wereldrijk heeft kunnen runnen! En, seriously, what have the Romans ever done for us?” “Daar komt onze bus al”, suste Vellah. “En wat betreft de bijdragen van de Italianen aan Nederland, wat dacht je van alle Italiaanse woorden die in het Nederlands terecht zijn gekomen?”

De Italiaanse invloed

Volgens het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs zijn dat er welgeteld 360. Er vallen drie tijdperken te identificeren waarin de grootste bijdragen zijn geleverd. Het eerste valt samen met de komst van Italiaanse bankiers in de Nederlanden tussen de dertiende en zeventiende eeuw. Zij introduceerden een nieuwe wijze van handel drijven en betalen, door middel van onder andere wisselbrieven en geldwisselkoersen. Begrippen als ‘incasseren’, ‘valuta’ en ‘bruto en netto winst’ maakten hun opwachting in het Nederlands. De tweede periode valt samen met de renaissance, die in de veertiende eeuw in Italië ontstond en termen uit de schilderkunst, muziek en wetenschap naar Nederland transporteerde. De derde periode is de twintigste eeuw, toen de doorsnee Nederlander verliefd werd op de Italiaanse keuken. Waar zouden Henk en Ingrid zijn zonder hun diepvriespizza, vermicelli en pestopotjes? Aangezien mijn sociale leven toch verre van la dolce vita is, nam ik de tijd om zo veel mogelijk woorden uit deze drie tijdperken te verwerken in een alternatieve versie van de befaamde sketch uit de film Life of Brian. Hopelijk wordt zo duidelijk dat die Italianen nog niet zo slecht zijn.

De wekelijkse besloten werkbespreking van de Nederlandse Taalunie

Teamleider Reg, na een kort intermezzo: “Al die Italiaanse leenwoorden, we worden er gek van! De Italianen hebben het Nederlands besmeurd met hun belachelijke prietpraat. Niet alleen onze taal, maar ook die van onze vaders en onze vaders’ vaders!” Stan: “En van onze vaders’ vaders’ vaders.” Reg: “Ja.” Stan: “En van onze vaders’ vaders’ vaders’ vaders.” Reg: “Oké, Stan, we snappen het. En wat hebben de Italianen ons er ooit voor teruggegeven? Zeg het maar! Tempo, tempo, want ik heb niet de hele dag!” Xerxes: “Muziek! Waar zouden we zijn zonder de klavecimbel, fagot, viool, trombone en contrabas? Of de tenor, sopraan en bas? Er zou geen opera meer zijn, geen aria’s of a capella. We zouden in een verschraald muzieklandschap van Toppers en Marco Borsato’s ronddwalen! En we kunnen nu ook echt dansen op muziek. Een wereld zonder ballerina’s zou een waar inferno zijn.” Reg: “Oké, maestro, klopt, veel muziek en dans hebben we aan de Italianen te danken. Dat zal ik niet ontkennen.” Incognito taalpurist: “O, en architectuur!” Stan: “O ja, architectuur. Reg, zonder de Italianen zouden we in Nederland allemaal nog in plaggenhutten wonen.  Nu hebben we prachtige villa’s met fresco’s, pergola’s en terracotta potten in onze tuinen! En stukadoors!” Reg: “Toegegeven, er is de nodige animo voor Italiaanse muziek, dans en architectuur. Dat zijn drie dingen die furore hebben gemaakt onder de Hollanders. Maar verder?” Xerxes: “Lekker eten ...” Reg: “Ja, nogal wiedes. Lekker eten spreekt voor zich. Ik ben niet zo’n enorme barbaar dat ik geen boodschap heb aan vermicelli, broccoli, polenta, artisjokken, chianti, salami, gorgonzola, ravioli, risotto, spaghetti, martini’s, espresso, minestrone, pizza, mozzarella, lasagne, tagliatelle, carpaccio, tiramisu, ciabatta, pesto, mascarpone, cappuccino of godvergeten tosti’s! Maar wie kan me vertellen wat – muziek, dans, architectuur en lekker eten daargelaten – de Italianen ooit voor ons hebben gedaan?” Een andere incognito taalpurist: “De moderne wetenschap ... Die zou ondenkbaar zijn zonder de telescoop.” Reg: “Oké, oké, daar heb je een punt.” Dito taalpurist: “O, en ons moderne bankstelsel, met internationale firma’s, girorekeningen, deposito’s, incasso’s, valutakoersen, kwartaalbalansen, netto- en brutolonen, negatieve saldo’s, kredieten en obligaten!” Andere taalpuristen: “Kassa’s! Trampolines! Confetti! Stiletto’s! Impresario’s! De lotto!” “Oké, prima, maar muziek, dans, architectuur, lekker eten, de wetenschap, het moderne bankstelsel, trampolines, confetti, stiletto’s, impresario’s en de lotto buiten beschouwing gelaten, wat hebben die Italianen ooit voor ons gedaan? "Ze hebben casino’s geïntroduceerd!” “Wat?! O, casino’s, ja ... Ach, schei toch uit! Deze vergadering is een regelrecht fiasco! Een rampscenario. Met een stelletje diva’s en prima donna’s zoals jullie is geen revolutie te bewerkstelligen; het risico dat alles in de soep loopt is te groot. Het is goed met jullie, ciao!” Iedereen in koor: “Fascist!” Hebben jullie nog meer Italiaanse leenwoorden voor ons in petto onder het motto ‘verlicht andere Taalvoutjes-fans’? Deel ze hieronder!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Afgelopen week vierde ik vakantie in Turkije en vielen me de bonte rijen tulpen op waarmee zo’n beetje elke straat in het kustdorp was versierd. "Ja, jullie Hollanders hebben op slinkse wijze de tulp als nationaal symbool geclaimd", zei Mehmet, de eigenaar van mijn pension, "maar de bloem komt oorspronkelijk uit Turkije en ook wij zijn er dol op." Ook het woord  ‘tulp’ is van Turkse oorsprong. Het is ontleend aan tulipan en het oudere tülbend, tulband, en verwijst naar de gelijkenis tussen de vorm van de geopende bloem en een tulband.[/intro] Door Mark Mackintosh Door mijn gesprek met Mehmet besefte ik wat voor rijke etymologische voedingsbodem de bloemenwereld is. Er bestaan immers drie soorten bloemennamen: de officiële botanische naam in het Nederlands (zeg, paardenbloem), de botanische Latijnse naam (Taraxacum officinale in het geval van de paardenbloem) en talloze volksnamen (de paardenbloem heeft volgens taalkundige Har Brok in het Nederlands maar liefst driehonderd volksnamen, van ezelsoor en prutoog tot hondebloem en zeiker). Alleen al over de officiële botanische namen in het Nederlands kun je hele etymologische naslagwerken vullen. Om te vieren dat het weer (meteorologisch) lente is, zet ik enkele favorieten op een rijtje. Zet de bloemetjes buiten en vul deze verzameling aan met je eigen lievelingsbloem!

Vergeet-me-nietje

De meest romantische verklaring voor de naam van deze bloem is een middeleeuwse mythe over een ridder en zijn geliefde. Toen de ridder tijdens een wandeling langs een rivier een bosje bloemen voor zijn jonkvrouw plukte, viel hij per ongeluk in het water. Net voordat hij jammerlijk verdronk, gooide hij het bosje bloemen naar zijn geliefde en riep "Vergeet mij niet!".

Orchidee

En waar heeft deze o zo sierlijke bloem zijn naam aan te danken? Zaadballen. Het woord is afgeleid van het Griekse orchis en Proto-Indo-Europese orghi, testikels. Met dank aan de befaamde Griekse botanicus Theophrastus (371 – 287 voor Christus), die blijkbaar de dubbele wortelknol van de bloem enige gelijkenis vond tonen met zijn eigen private parts.

Narcis

Ook de naam ‘narcis’ hebben we waarschijnlijk te danken aan de Grieken. De bloem is volgens veel etymologen genoemd naar de knappe Griekse jongeman Nárkissos (Narcissus in het Latijn), die de liefde van de nimf Echo afwees en voor straf ertoe veroordeeld werd op zijn eigen spiegelbeeld verliefd te worden. Omdat deze liefde per definitie eenzijdig was, kwijnde hij weg en veranderde hij in de bloem die zijn naam heeft gekregen. Maar het omgekeerde is ook mogelijk: dat de mythische jongeman naar de bloem is genoemd. Bronnen: H. Kleijn (1970), Planten en hun naam M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Mijn column over Franse woorden in het Nederlands was zo’n daverend succes (wauw, zes retweets!) dat ik werd geïnspireerd om een vervolgverhaal te schrijven. Over, jawohl, Duitse woorden in het Nederlands. En welk format leent zich daar nou beter voor dan een bonafide krimi oftewel detectiveverhaal? Viel Spaß![/intro]   Door Mark Mackintosh   Het was kort na middernacht toen rechercheur Derrick op de plaats delict aankwam: een überhip bar-restaurant in een verwaarloosd Bauhaus-gebouw. Of was het Jugendstil? Het was nog een drukte van belang; minstens dertig mensen zaten in de kleine ruimte aan de pils, schnaps en glühwein. Overal rook het naar verbrande schnitzel. Kelners raceten af en aan. Een ober stapte op Derrick af. “Herr Kommissar?” De rechercheur knikte. “Grüß Gott, ik ben Kurt, Kurt Weill.” De man loodste hem langs de bar en bracht hem naar een klein, unheimisch achterkamertje. “Immer geradeaus!” In het schamele licht van een bureaulamp lag een man van middelbare leeftijd op zijn rug, zo dood als een pier. Om hem heen lagen allerlei ordners en paperassen op de grond. Tekenen van een ruzie om een waardevol document? Derrick raapte een bebloede föhn van de grond. “Het moordwapen?”, vroeg Weill. Derrick inspecteerde een open wond op de linkerslaap van het slachtoffer. Hij knikte. “Kende u Herr Ketschup goed?” Weill schudde zijn hoofd. “Nee, überhaupt niet. Heinz was nogal een einzelgänger. We zijn een keer gaan abseilen en langlaufen als bedrijfsuitje, maar verder zag ik hem niet buiten het werk om.” “Was Herr Ketschup ook een ober?” “Ja, en nogal een streber. Alles moest perfect zijn: zijn uniform was altijd smetteloos, hij kende het hele menu uit zijn hoofd en meneer moest zich ook altijd bemoeien met het eten. Van zijn collega’s verwachtte hij dezelfde hoge standaard. Hij was rücksichtslos.” “En dus niet bepaald geliefd?” Weill zuchtte. “Wat zal ik zeggen? Ordnung muß sein, maar niet iedereen is een übermensch.” Derrick hing boven het gezicht van het slachtoffer en veegde een vinger over diens wang. “Schmink!”, riep hij uit. “En hij is nog vers!” Hij merkte een kleine plas bloed op onder de rug van de man. “Hmm, nog een aanwijzing! Kunt u mij helpen Heinz Ketschup iets opzij te schuiven?” “Daar heb ik an sich geen probleem mee”, zei Weill. “De lijkschouwer zal hem straks sowieso verplaatsen voor verder onderzoek.” De twee maakten aanstalten om het slachtoffer op te tillen, maar plots zwaaide de deur open en stond in de opening een gezette blonde dame. Met een baard. “Niets daarvan! Ketschup aanraken komt überhaupt niet im frage [correct Duits: in Frage]!” “En u bent?”, vroeg Derrick. “Lili, Lili Marleen”, snoof de vrouw. “Zijn levenspartner.” Ze keek vol minachting naar Weill. “Luistert u niet naar deze Neanderthaler. Hij wil u doen geloven dat mijn lieve Heinz alleen leefde voor zijn werk als ober, maar niets is minder waar. Deze bar was slechts een schnabbel voor hem. Zijn echte leven speelde zich af op de bühne.” “Waar hij u leerde kennen?”, vroeg Derrick. “In het circus”, zei Marleen triomfantelijk. “Ik was de bebaarde vrouw, hij een van de clowns. Ach, wat had hij daar toch een geweldig fingerspitzengefühl voor! Vooral zijn act met rottweilers deed hij altijd met zo veel schwung, zoveel emotie, zoveel weltschmerz! Fabelhaft! In Transsylvanië, waar ik oorspronkelijk vandaan kom, hadden we een soortgelijke volksdans. Ach, ik krijg heimwee als ik eraan denk!” Weill brieste. “Luister dame, ik werkte elke dag samen met Heinz. Ik ken mijn pappenheimers en die man had geen enkel verstand van al dat artistieke gefröbel! Hij wist alles van eten af, maar van kunst? Ho maar! De beste man was totaal niet salonfähig!” Marleen keek met tranen in de ogen naar het levenloze lichaam van haar Heinz. “Stop met deze hetze tegen de liefde van mijn leven!”, zei ze. “Heinz verdient respect. Hij heeft geen makkelijk leven gehad. Na de krach van 1987 verliet hij de zakenwereld en stortte zich in een zangcarrière. Maar zijn schlagers werden maar geen hits en belandden vrijwel meteen in de ramsj. Hij werd er zo depressief van dat hij zich aanmeldde voor Gestalttherapie. Zo kwam hij op het idee om bij het circus te gaan. Zijn redding.” Derrick had een aha-erlebnis en wendde zich tot Weill. “Das Lied ist aus, ook voor u, Herr Weill!” “Wat bedoelt u?”, zei deze geschrokken. “Kom, kom, geen spelletjes”, zei Derrick. “Net als Herr Ketschup hebt ook u ambities buiten deze bar! Maar voor u geen circuskitsch of schlagers. Ik was laatst in het volkstheater en zag uw naam prijken op het programma. U timmert hard aan de weg als componist!” Derrick keek naar alle papieren op de grond. “Het viel mij bij binnenkomst op dat de helft van deze papieren, naast ansichtkaarten en rekeningen, uit bladmuziek bestaat.” Hij raapte een aantal bladen van de grond op en las hun titels hardop voor. “Die Seeräuber-Jenny, Mackie Messer, Zuhälter-Ballade … Dit is allemaal uw werk! Herr Ketschup had de liedjes gestolen om voor zichzelf te claimen en zijn zangcarrière nieuw leven in te blazen! Zum kotzen!” Weill barstte in tranen uit. “Ja, ja, het is waar, ik geef het toe! Ik kon deze creatieve putsch niet toelaten. Verdammte Scheiße, ík ben hier het muzikale wonderkind!”     Wil jij taalnazi spelen en heb je correcties of toevoegingen? Geef hieronder commentaar.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Taalvoutjes is drie geworden. Hiep, hiep, hoera! Driewerf hoezee! Gefeliciflapstaart! Maar wacht eens even, hoezo hoezee? En waar komen die hieperdepieps vandaan?[/intro]   Door Mark Mackintosh   Laten we met ‘hoera’ beginnen. Dat is een vreugdekreet die in veel andere westerse talen voorkomt: ‘hurray’ en ‘hurrah’ in het Engels, ‘hurrah’ in het Duits en ‘hourra’ in het Frans. Sommige etymologen vermoeden dat het oorspronkelijk gaat om de Pruisische en/of Russische soldatenkreet ‘hurra’, die populair werd ten tijde van de bevrijdingsoorlogen tegen Napoleon (1813-1815). Legers zouden het hebben geschreeuwd als teken van overwinning of als sein om aan te vallen. Het woord is ontleend aan het Middelhoogduitse (voor 1350) werkwoord hurren, ‘zich snel voortbewegen’, waar ook het Nederlandse woord ‘herrie’ vandaan komt.

Verzuip niet!

Maar de meningen zijn verdeeld. Volgens een ander etymologisch kamp moeten we voor de oorsprong van het woord naar Engeland kijken. Daar wordt ‘hurray’ reeds in 1686 in de Oxford English Dictionary vermeld als een verbastering van de gebiedende wijs van het oud-Engelse werkwoord ‘huzza’, heisen. Die kreet was gemeengoed onder zeelui bij het hijsen van de zeilen. Volgens het Old English Dictionary ontwikkelde ‘huzza’ zich in de zeventiende en achttiende eeuw tot een algemene groet of vreugdekreet onder matrozen. Hier komt ook ons woord ‘hoezee’ vandaan en niet, zoals velen geloven, van ‘hou zee!’ (blijf op zee, verzuip niet!). Familie en vrienden zouden zeelui in vroegere tijden met deze gelukwens een hart onder de riem hebben gestoken.

Stelletje Mongolen

De Amerikaanse antropoloog Jack Weatherford wil in zijn boek Genghis Khan and the Making of the Modern World nog verder reizen voor de oorsprong van ‘hoera’. Ook hij stelt dat het oorspronkelijk een strijdkreet was, maar dan van het Mongoolse leger. Dat zou veelvuldig ‘hurree!’ hebben geroepen toen het in de dertiende eeuw het Mongoolse rijk stevig aan het uitbreiden was.

Hipperdepip

Wat in elk geval aan het Engels is ontleend, is de uitroep ‘hi(e)p, hi(e)p, hoera!’. Reeds begin negentiende eeuw zeiden de Engelsen ‘hip, hip!’ om aan te geven dat ze op iets of iemand wilden toosten. In Engelse woordenboeken uit de achttiende eeuw wordt ‘hip’ gedefinieerd als een uitroep om iemands aandacht te trekken. De oorsprong van het woord is echter in raadselen gehuld. Een intrigerende theorie is dat ‘hip’ of ‘hep’ een acroniem is van Hierosolyma Est Perdita, Latijn voor ‘Jeruzalem is verwoest’. Dit zouden Duitse ridders hebben geschreeuwd tijdens Jodenvervolgingen in de middeleeuwen. Het woord heeft niets van doen met ons gebruik van het woord ‘hip’, in de betekenis van ‘eigentijds, trendy’. Die term hebben we te danken aan de zwarte gemeenschap in de V.S. In hun spreektaal, en met name in de jazzwereld, was het reeds in de jaren dertig van de vorige eeuw gemeengoed om iets of iemand goedkeurend ‘hip’ te noemen. Ook Taalvoutjes viert feest, hieperdepiep hoera! Binnenkort zullen we daar meer over vertellen.  Wil jij in de tussentijd ook graag de herkomst van een woord weten of heb je zelf een interessant woordweetje? Laat het ons weten via het formulier.
Hoofdbeeld met dank aan Quionne
Taalvoutje

Woordweetje: bril

Woordweetje: bril

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Twee derde van de Nederlanders zet hem dagelijks op en de meesten van ons gaan er ook op zitten: de bril. Toch vragen weinigen zich waarschijnlijk af hoe het ding aan zijn naam komt. De vraag werd me onlangs voor de voeten geworpen, uit onverwachte hoek.[/intro]   Door Mark Mackintosh   “Mark, hoe oud ben jij?” vroeg een van de dochtertjes van een vriendin. “Raad eens.” “Vijfenvijftig?” “Nee lieverd, ome Mark is nog niet met prepensioen. Raad nog eens.” “Tweeëntwintig?” “Haha, dat mocht ome Mark willen! Nee, ik ben zevenendertig, schat.” “Wow! Dat is oud!” klonk het uit het vijfjarige strotje. “Heb je niet een bril nodig?” “Alleen eentje om op te poepen, meissie.” Toen het lieve kind was bijgekomen van het schaterlachen (op haar leeftijd zijn poep- en plasgrappen steevast een hit), trok ze een serieus gezicht. “Waarom heet een wc-bril een wc-bril?” Een brrriljante vraag. En eentje die ik moest opzoeken. Het woord ‘bril’, zo beweert het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands van M. Philippa e.a., is ontleend aan het Latijnse beryllus, dat op zijn beurt afstamt van het Griekse berullos. De Grieken hebben het woord geleend van het Middelindische veruliya, waarvan wordt vermoed dat het teruggaat op de Indiase stad Velur (tegenwoordig Belur). Het zijn stuk voor stuk verwijzingen naar de (half)transparante kwartssoort beril, waarvan rond 1300 in Noord-Italië de eerste brillen werden gemaakt. Hoogstwaarschijnlijk voor en door monniken, die in de middeleeuwen tot de geletterde minderheid van de bevolking behoorden. De monniken kwamen trouwens niet als eerste op het idee om een mineraalsoort te gebruiken om iets mee te vergroten. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Plinius de Oudere keek keizer Nero door een smaragd, een soort beril, naar zijn geliefde gladiatorengevechten, vermoedelijk omdat hij bijziend was. Dit is de oudste vermelding van wat een bril kan worden genoemd. Ook ons woord ‘briljant’ gaat uiteindelijk terug op beril. Het is ontleend aan het Franse brillant (schitterend, stralend) en het Italiaanse brillare (schitteren, stralen), dat waarschijnlijk is afgeleid van het middeleeuws-Latijnse werkwoord berillare, schitteren als beril. De letterlijke betekenis van het woord ging geleidelijk over in een figuurlijke, aanvankelijk om iets als rijk of overdadig aan te duiden en vervolgens om prestaties en mensen als zeer knap of fraai te beschrijven. Van die figuurlijke betekenis zijn, zo meldt het Woordenboek der Nederlandsche taal, reeds uit de achttiende eeuw voorbeelden bekend. De betekenis ‘deksel van het gemak, wc-bril’ is afgeleid van de bril die je op je neus zet en dus niet andersom. Het woord is, zo merkt het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands op, "vermoedelijk ontstaan uit een betekenis ‘rond voorwerp met een gat erin’". Wie zich op een uitgebreidere etymologische uitleg zat te verheugen, moet ik helaas teleurstellen. Maar blijf het leven vooral door een roze bril bekijken; over twee weken ben ik terug met een nieuw woordweetje en zal ik je weer een poepie laten ruiken!  Heb jij een woord waarvan je de herkomst graag wilt weten? Laat het Mark hieronder in een reactie weten. Beeld: Sanigids.nl

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er bestaan zoveel scheldwoorden in het Nederlands die je de akeligste aandoeningen toewensen, dat columnist Mark Mackintosh er beroerd van wordt. Wat ligt er ten grondslag aan dit ellendige taalverschijnsel?[/intro]   Door Mark Mackintosh   "Ik ben heel erg geschrokken van de Nederlandse taal," biechtte de Amerikaanse auteur David Sedaris me laatst op tijdens een interview aan een Amsterdamse gracht.

"Jullie scheldwoorden zijn echt vreselijk."
 Ik keek hem met grote ogen aan. 
"Ik heb het over het feit dat jullie elkaar de ergste ziektes toewensen. 'You typhoid whore!', bijvoorbeeld. Of: 'Beat it, you fucking cancer retard!'  Daar zou je in Amerika niet mee aan moeten komen! Je zou waarschijnlijk worden aangeklaagd." Sedaris nam een slokje van zijn thee en vervolgde zijn gedachtenstroom. 
"Gisteravond was ik op een cocktailfeestje, waar ik aan een Nederlandse genodigde suggereerde dat er misschien naar minder kwetsende alternatieven kon worden gekeken. ‘You fucking flue bitch!’ misschien. Of: ‘Hey, gonorrhea dick!’, in plaats van ‘You cancer dick!’  De vrouw wuifde mijn voorstel lachend weg. "Welnee, wat heeft het nou voor zin om ziektes te gebruiken die niet dodelijk zijn?", vroeg ze retorisch. Ik verslikte me zowat in mijn drankje. "Kolere!" Populaire aandoeningen Waar komt de obsessie van de Nederlandse taalgebruiker met ziekteverwensingen toch vandaan? Het uiterst leerzame boek Krijg de vinkentering!; 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensingen van Ewoud Sanders en Rob Tempelaars meldt dat er in waarschijnlijk geen enkele andere (westerse) taal zo frequent gebruik wordt gemaakt van ziektes om iemand uit te schelden. Er was ook gepeild welke aandoeningen het vaakst in verwensingen worden gebruikt. Kanker staat onbetwist bovenaan, gevolgd door (vormen van) diarree, tering en tyfus. De groep wordt gevolgd door (vormen van) koorts, pest, colère (klere), pleuris en pokken. Jiddisch De gerenommeerde taalkundige Reinhold Aman vermoedt dat dit Nederlandse taalverschijnsel een Jiddische oorsprong heeft (zie ook mijn column 'Koosjer Roodkapje'), aangezien ziekteverwensingen verder alleen nog in het Hebreeuws voorkomen. Maar dat lijkt de auteurs van 'Krijg de vinkentering!' onwaarschijnlijk: “Weliswaar komen er in het Jiddisch ziekteverwensingen voor – zie bijvoorbeeld 'krijg de krenk', 'krijg het makke', 'krijg een darmscheuring' en 'krijg de wijtik' –, maar dat zegt niet zoveel. De eerste Nederlandse ziekteverwensingen dateren al uit de zeventiende eeuw; de Jiddische verwensingen in ons taalgebied zijn pas veel later opgetekend." In de naam van God De auteurs herinneren ons eraan dat verwensingen oorspronkelijk echt gemeend waren. Een vloek was een enge, gevaarlijke onheilswens, waartegen men zich probeerde te beschermen met een tegenvloek of tegenspreuk, door een kruisteken te maken of een heilige aan te roepen. Piet van Sterkenburg, emeritus hoogleraar Nederlandse Lexicologie te Leiden, licht dit in een interview met het Taalschrift toe: "De vloek was oorspronkelijk een toverwoord, een magische formule. Het was een machtsmiddel van mensen die magische krachten zouden bezitten, zoals priesters, tovenaars en magiërs. Zij konden zo bijvoorbeeld in de Romeinse tijd de vijand naar de goden van de onderwereld vervloeken. Binnen onze cultuur ligt de oorsprong bij het 'zweren' en het gerechtshof. Een beschuldigde of getuige kon de garantie van God inroepen door in Gods naam of bij God zelf te zweren. De beklaagde vroeg God garant te staan voor zijn zuivere motieven. Hij stelde zich zelfs bloot aan de goddelijke woede in geval van een meineed, zoals geformuleerd in de moeder van alle vloeken: "God, verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek." De link naar ziektes is zo al snel gemaakt: "O wee als je iets doet of hebt gedaan waar ik het niet mee eens ben; God zal je straffen met allerlei dodelijke - of in ieder geval pijnlijke - aandoeningen!" Kanker Tegenwoordig is de letterlijke, religieuze betekenis van ziekteverwensingen verdwenen – niemand denkt meer dat zijn doodvonnis is getekend als er wordt geroepen dat hij de piktyfus kan krijgen of op moet kankeren. Maar dat betekent niet dat dergelijke vloeken geen heftige emoties meer oproepen of niet langer als kwetsend worden ervaren. Neem het woord 'kanker', dat veelvuldig wordt gebruikt in samengestelde vloekwoorden. Het gaat terug op het Latijnse cancer, dat 'kreeft, krab' betekent. De vorm van het gezwel, met zijn vele uitlopers, deed denken aan de kreeft, die nu nog dienst doet als internationaal symbool van kankerbestrijding. Ouderwetse ziektes Minder gevoelig liggen verwensingen met ziektes die, in ieder geval in Nederland, tot de verleden tijd behoren of eenvoudig behandeld kunnen worden. Als 'iemand de pest kan krijgen', heeft dat niet meer dezelfde impact als in de middeleeuwen. Toen overleden miljoenen mensen aan de infectieziekte, waarvoor de Zwitserse geneeskundige en alchemist Paracelsus (1493-1541) de Latijnse naam pestis (besmettelijke ziekte, epidemie) bedacht. Ook de verwensing 'krijg de tering!' heeft in kracht ingeboet. Tering is de volksnaam voor tuberculose, een ziekte die al van duizenden jaren vóór onze jaartelling dateert. Eigenlijk is de naam 'tering' alleen op de laatste stadia van de ziekte van toepassing, als de tuberculose de patiënt uitteert en zijn gestel sloopt. Tegenwoordig kun je ook prima optiefen - tyfus is een uiterst besmettelijke, maar prima behandelbare infectieziekte - of oppleuren - pleuris of pleuritis is een borstvliesontsteking en afgeleid van het Latijnse pleura; borstvlies.

Kolere Ironisch genoeg is een van onze populairste verwensingen, 'krijg de k(o)lere!', nog wel een grote kwaal in Nederland. Het woord is niet, zoals veel Nederlanders denken, een verbastering van de infectieziekte cholera, maar van het Franse woord colère (woede). Onze zuiderburen zeggen dan ook dat ze in een 'Franse koleire schieten' (woedend worden) en er 'de koleire van krijgen' (er woedend, chagrijnig van worden). Als we dat in Nederland nou eens wat minder deden, dan zouden we misschien ook minder behoefte hebben om elkaar de huid vol te schelden en allerlei ziektes toe te wensen. Vrolijk kerstfeest iedereen!

Vind je dit maar een pokkecolumn, ben je je de kolere geschrokken of heb je er schijt aan? Laat je zieke opmerkingen hieronder achter!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]‘Muisstil’, ‘kiplekker’, ‘beregezellig’, ‘apetrots’. Waarom hangen zo veel bijvoeglijke naamwoorden in de Nederlandse taal toch de beest uit?[/intro]   Door Mark Mackintosh   Afgelopen weekend vroeg ik aan het zesjarige dochtertje van een vriendin wat ze van Sinterklaasavond vond. "Beregezellig!", luidde het antwoord. "En hoe voel je je nu je weet dat de Sint je een superslim meisje vindt?" "Apetrots!" Ik moest lachen en bedacht me dat het een bijzondere eigenschap van de Nederlandse taal is om dieren met een bijvoeglijk naamwoord te combineren om iets te beschrijven. In het Engels kun je niet zeggen dat je monkey proud op iemand bent en in het Duits heb je geen Bär-gemütlicher Abend. Woorden als ‘apetrots’, ‘muisstil’, ‘kiplekker’ en ‘hondsmoe’ worden ook wel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden genoemd. De taalkundige Nicoline van der Sijs legt in Chronologisch woordenboek: De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen uit dat ze in principe zijn ontstaan als vergelijkingen.  Net zoals ‘bloedrood’ in eerste instantie ‘zo rood als bloed’ betekende, betekende ‘muisstil’, jawel, ‘zo stil als een muis’. Ben je poeslief, dan ben je ‘zo lief als een poes’. En als je je kiplekker voelt, ben je zo lekker als een kip. Veel van deze samengestelde bijvoeglijke naamwoorden zijn niets nieuws. ‘Muisstil’ en ‘hondsmoe’ zijn al sinds de middeleeuwen in omloop en ‘kiplekker’ dateert volgens Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden van F.A. Stoett (1923-1925) uit de zeventiende eeuw. ‘Snipverkouden’, waarschijnlijk een verwijzing naar de met modder besmeurde snavel van de vogel tijdens het foerageren, is volgens hetzelfde boek al zeker sinds de negentiende eeuw in gebruik, net als ‘poedelnaakt’. Maar hoe zit het met ‘beregezellig’ of ‘apestoned’? Beren zijn bij uitstek solitaire dieren en een aap die een jointje rolt moet ík nog tegenkomen. Van der Sijs legt uit dat het eerste deel van veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden mettertijd de functie en betekenis van een versterkend voorvoegsel kreeg. De letterlijke betekenis van het eerste deel verdween en werd vervangen door ‘zeer’: bloedmooi is ‘zeer mooi’, niet ‘zo mooi als bloed’. Veel versterkende bijvoeglijke naamwoorden beginnen dus als samenstelling en eindigen als afleiding. Soms is er echter sprake van een omgekeerde volgorde. Een verrassend voorbeeld is het gebruik van ‘bere-’. De meeste mensen nemen aan dat ‘bere-’ in eerste instantie letterlijk werd gebruikt in de samenstelling ‘beresterk’: ‘zo sterk als een beer’. Maar, zo merkt van der Sijs op, het woord ‘beresterk’ werd pas gesignaleerd in 1971, terwijl ‘beredruk’ reeds in 1965 en ‘beregoed’ reeds in 1966 in omloop was. Taalkundigen veronderstelden per abuis dat woorden als ‘beregezellig’ en ‘beredruk’ wel zouden zijn ontstaan uit het letterlijke gebruik, zoals zo vaak bij versterkende bijvoeglijke naamwoorden. Niet dus. Nederlandse taalgebruikers zijn gewoon een creatief volkje! Waarschijnlijk is iets soortgelijks gebeurd met ‘ape-’ in de samenstellingen ‘apetrots’ en ‘apestoned’. Hier heeft ‘ape-’ nooit een letterlijke betekenis gehad, maar altijd als versterkend voorvoegsel gediend. Als voorbeeld diende ‘apezat’, dat reeds in de achttiende eeuw gemeengoed was. Ook die samenstelling heeft trouwens nooit een letterlijke betekenis gehad. Er wordt geen vergelijking gemaakt met apen die graag naar de fles grijpen, maar met dronken mensen, die zich als aap gedragen. Ik ben benieuwd welke andere beestachtige versterkende bijvoeglijke naamwoorden in het verschiet liggen. Sprekers van de Nederlandse taal zullen in de toekomst ongetwijfeld net zo bedreven zijn in het verzinnen van mooie samenstellingen. Dat is de aard van het beestje.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder.

Beeld Beresterk, Kiplekker en Apetrots: Kaartje2Go Beeld Poeslief en Beregezellig: Ruby Wu Beeld Hondsmoe: Piet Schreuders

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Een beetje taalliefhebber weet dat de woorden ‘Mokum’, ‘schlemiel’ en ‘mazzel’ ontleend zijn aan het Jiddisch, dat op zijn beurt in veel gevallen teruggaat op het Hebreeuws. Maar er schuilen in de Nederlandse taal meer prachtwoorden met Joodse roots. Om dat duidelijk te maken, ben ik zo vrij geweest een koosjere versie van het geliefde sprookje 'Roodkapje' te schrijven, met de etymologie van woorden van Jiddische en/of Hebreeuwse afkomst tussen haakjes. Toi-toi-toi met het ontcijferen![/intro]   Door Mark Mackintosh   Er was eens een meisje dat met haar misjpoge (< misjpacha; familie) in een achenebbisj (< och un nebbisj; uitroep van medelijden) huisje aan de rand van Mokum (< makom; plaats) woonde. Het meisje droeg altijd een rood doekje om haar hoofd. Daarom noemden de mensen haar ‘Roodkapje’. Ze had een grootmoeder die aan de andere kant van Mokum woonde. Op een dag was die grootmoeder niet helemaal lekker. "Wil jij deze mand met koosjer (< kasjeer; rein, geschikt) eten naar je mesjogge (< mesjogge; gek, krankzinnig) oma brengen?" vroeg de moeder van Roodkapje. "Dan wordt ze vast snel beter." "Tof (< tov; goed)!", zei Roodkapje en ze ging op weg. "O, en ga niet van het pad af, Roodkapje!" riep moeder haar na. "Dan kun je niet verdwalen en kom je niet in contact met gajes (< goj; niet-Jood)." Roodkapje deed wat haar moeder had gezegd. Ze wist dondersgoed dat ze bij haar niet met smoezen (< schmues; gerucht) aan kon komen. Huppelend en zingend volgde ze het pad. Onderweg kwam ze de jager tegen. Iedereen in Mokum vond hem eigenlijk een beetje een schlemiel (< shlemil; kneusje). Roodkapjes moeder had eens verteld dat hij een tijdje in de bajes (< bajit; huis) had gezeten. Smerissen (< shomer; iemand die de wacht houdt bij een overledene) hadden hem op heterdaad betrapt toen hij probeerde de extensions van Raponsje te jatten (< jad, jadájiem; hand, handen). "Waar ga je naartoe, Roodkapje?" vroeg hij. "Gozer (< chosen; bruidegom)!", zei Roodkapje. "Je laat me schrikken! Ik ga naar grootmoeder. Ze is niet helemaal lekker." "Dat is aardig", zei de jager. "Blijf wel op het pad, meisje, anders verdwaal je nog. En pas op voor geteisem (< chatteisem; gepeupel), vooral voor de grote boze wolf. Oké, de mazzel (< mazal; goed gesternte, geluk)!" Maar Roodkapje was helemaal niet bang voor de wolf en ze huppelde vrolijk verder. "Ik ben niet bang voor de boze wolf, ’k ben niet bang, ’k ben niet bang! Ik ben niet bang voor de boze wolf, ’k ben niet bang!" Plotseling sprong er vanuit het niets een groot, harig dier voor haar voeten. De wolf! Hij was toch wel een beetje eng! Zou hij haar bezoek aan oma versjteren (< versjteren; iemands plezier of vreugde bederven)? "Waar ga je naartoe, meisje?" vroeg de wolf met zijn liefste stem. "Luister, wolf," zei Roodkapje, "ik ben niet een van je gabbers (< chaveer; vriend, kameraad) en ik heb geen zin in heibel (< hewl; koude drukte). Ik ga gewoon naar mijn grootmoeder. Ze is niet helemaal lekker." "Wat aardig!", zei de wolf. "En waar woont jouw oma dan wel?" Roodkapje zuchtte. Ze zei dat ze alleen maar het pad hoefde te volgen en er dan vanzelf zou komen, thank you very much. De wolf kreeg een idee dat niet bepaald koosjer was. "Weet je dat er verderop prachtige bloemen staan?", zei de goochemerd (< chacham; wijze). "Daar zou je oma vast blij mee zijn." "Nogmaals, ik mag niet van het pad", zei Roodkapje, op een ietwat passief-agressieve toon. Schorem (< sjkorem; leugens), dacht ze, sodemieter toch op. "Haha, dat is heel goed van je," zei de wolf, "maar denk er eens aan hoe blij je oma zou zijn." "Hmm, dat is waar", zei Roodkapje. Ze dacht dat een paar bloempjes geen kwaad konden. Stiekem (< sjetieka; zwijgen, stilte) ging ze het pad af op zoek naar de bloemen. Ondertussen rende de wolf snel naar grootmoeders huisje en trok aan de bel. "Wie is daar?", vroeg grootmoeder. "Ik ben het, Roodkapje!",  jokte de wolf met een hoog stemmetje. "Ik kom wat lekkers brengen!" De wolf stormde de kamer in. Met één sprong was hij bij oma en met één hap was oma pleite (< pleta; vlucht). Toen zette de wolf een slaapmuts op en deed, net als oma, een nachtjapon aan. In zijn nieuwe kloffie (< kelife; schaal, omhulsel) ging hij in bed liggen. Wat een gotspe (< chotspe; brutaliteit)! Roodkapje was nog altijd diep in het bos. De bolleboos (< ba'al ha'bajit; heer des huizes) had toch veel bloemen geplukt en had er geen sjoege (< sjoewe; antwoord) van dat het al bijna donker was. Snel zocht ze het pad terug en holde naar grootmoeders huisje. "Wie is daar?", klonk het. Wat een rare stem! Oma was vast heel ziek. "Ik ben het, Roodkapje." "Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open", piepte de wolf. Roodkapje stapte binnen. Ze vond dat haar oma er maar raar uitzag. Zo afgepeigerd (< peiger; lijk, kadaver). Zou ze hoteldebotel (< awar oewoteel; heengegaan en verdwenen van de wereld) van iemand zijn en liefdesverdriet hebben? "Kom toch verder, lief kind." Haar stem klonk echt héél ziek. "Oma, uw ponem (< paniem; gezicht)! Wat heeft u toch grote oren!" "Dan kan ik je beter horen, mijn kind." "En oma, wat heeft u toch grote ogen!" "Dan kan ik je beter zien, mijn kind." "Maar oma, wat heeft u toch grote handen!" "Dan kan ik je beter pakken, mijn kind." "Maar oma, wat heeft u toch verschrikkelijk grote tanden!" "Ja, dan kan ik je beter… opeten!" De wolf sprong op en voordat Roodkapje het besefte, had hij haar in één hap opgegeten. "Daar ga je (< lechajiem; op het leven)!" De wolf ging weer in bed liggen en viel in een diepe slaap. Het lef (< lev; hart) van het beest! De jager, die in de buurt was, hoorde zijn gesnurk. Hij keek door het raam naar binnen en zag meteen dat het geen zieke oma was die daar in bed lag. Het was die sjofele (< safal; laag, gering) wolf met een hele dikke, ronde buik. De jager sloop het huisje binnen en sneed voorzichtig de buik van de slapende wolf open. Daar kwam Roodkapje tevoorschijn. En daar was ook grootmoeder. "Oef! Ik ga écht nooit meer van het pad af", zei Roodkapje. "Meisjes als ik moeten niet zulke kapsones (< gawsones; hoogmoed) hebben!" De jager fluisterde: "Zullen we eens een geintje (< chein; plezier) uithalen met die gemene wolf? Roodkapje, haal buiten wat grote stenen." Het meisje gapte (< chappen; stelen) een paar zware stenen uit de tuin van de buurman en droeg die naar de jager. Snel stopte hij ze in de buik van de wolf. Grootmoeder naaide de buik weer netjes dicht. Daarna verstopten ze zich en wachtten af. Toen de wolf wakker werd, voelde hij zich niet zo lekker. Hij strompelde het huisje uit, het bos in. Hij mompelde: "O, wat voel ik me beroerd. Ik heb iets doms gedaan. Ik was hartstikke mesjogge om mensen op te eten en zal het nooit meer doen. Voortaan schop ik geen stennis (< sjtannes; argwaan) meer, daar kun je van op aan." En inderdaad, van de wolf hebben Roodkapje en haar oma nooit meer iets gezien of gehoord. En ze leefden nog lang en gelukkig, in een wereld zonder enige sores (< tsores, verdriet). Ken jij nog meer jofele (< jofe; mooi, aangenaam, nuttig) woorden van Jiddische/Hebreeuwse origine? Deel ze hieronder! Op- of aanmerkingen over de koosjere versie van Roodkapje zijn eveneens welkom, but please be Yentl with me!
Taalvoutje

Woordweetje: pet

Woordweetje: pet

923 shares

Ik snap 'm niet

Oké, laat ik maar meteen uit de kast komen. Ik heb een pettenfetisjisme. Katoenen petten en corduroy petten, gitzwarte petten en knalgele petten, ik draag ze allemaal. Al sinds ik een klein Markje was in de toch al zo modieuze jaren tachtig (schoudervulling of beenwarmers, anyone?).   Door Mark Mackintosh     Het doet me dan ook pijn dat het Nederlands geen hoge pet op heeft van mijn meest geliefde kledingaccessoire. Denk aan een gezegde of uitdrukking waar de pet in voorkomt en grote kans dat het om iets negatiefs gaat. Petten en onze vaderlandse taal? Die relatie is pet. Ja, het is zelfs huilen met de pet op. Want als je iets onder de pet houdt, houd je het geheim. En als je ergens met de pet naar gooit, lever je slordig werk af of doe je er geen moeite voor. Waarom heeft een ogenschijnlijk onschuldig kledingstuk zo’n negatieve lading? Helaas kunnen zelfs etymologen er met hun pet niet bij. De herkomst van het woord ‘pet’ is onbekend. Het zou een variant van ‘put’ kunnen zijn, zeggen sommigen, omdat het hoofddeksel op een putdeksel zou lijken. Maar, zo verklaart het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, dat is ‘onwaarschijnlijk’. Andere experts menen dat het om een verkorting gaat van het Franse woord toupet, dat eerst als ‘kuif’ en vervolgens als ‘hoofdtooi’ en ‘pruikje’ in het Nederlands werd overgenomen. Vaststaat dat de eerste petten – gedefinieerd als een soort ronde mutsen met een klep aan de voorkant – in de veertiende eeuw in Engeland en Italië werden gesignaleerd. Het hoofddeksel nam pas echt een grote vlucht toen in 1571 het Engelse parlement alle jongens boven de zes verplicht stelde om op zon- en feestdagen een pet te dragen om zodoende de binnenlandse wolproductie te stimuleren. De adel werd van deze plicht vrijgesteld. De wet werd in 1597 ingetrokken, maar tegen die tijd werd de pet al lang en breed geassocieerd met iedereen van niet-adellijke komaf. Hoge hoeden, top hats, waren voorbehouden aan de hogere klassen. In de eeuwen daarna bleef de pet het hoofddeksel van de gewone man: de boer, de schooljongen, de fabrieksarbeider. Jan met de pet. Ook in Nederland. Zo bezien zijn veel uitdrukkingen waarin de pet voorkomt ook uitdrukkingen van een cultuur die neerkijkt op de lagere klassen. ‘Pet’ in de betekenis van ‘waardeloos’, voor het eerst opgenomen in het woordenboek van Koenen in 1952, is een duidelijk voorbeeld. Maar ook uitdrukkingen als ‘dat gaat mijn pet te boven’ en ‘met zijn pet er niet bij kunnen’, reeds opgenomen in Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden van F.A. Stoett in 1923, krijgen zo een wrang, neerbuigend smaakje. Of valt van die bewering je pet af? Kom met concrete argumenten of voorbeelden om het tegendeel te bewijzen. Dan neem ik mijn petje voor je af.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 


923 shares

Ik snap 'm niet

Het is altijd een heikel puntje: je loon. Je verdient meer, maar krijgt altijd te weinig. Toch mag je in je handjes knijpen dat je in het hier en nu leeft en niet in de tijd dat het woord salaris ontstond.   Door Ties Rohof     'Salaris' gaat helemaal terug tot de gekke Romeinen en stamt af van het Latijnse woord salarium, dat zoiets als betekent als 'zoutrantsoen' of 'zoutstaaf'. Als Romeinse soldaten op pad gingen om in de landen rond de Middellandse Zee uit naam van hun heersers ‘beschaving’ te brengen, kregen ze een hoeveelheid zout mee. Dit sal, destijds nog een kostbaar goedje, diende als betaalmiddel. Sommige taalkundigen denken zelfs dat soldaat afstamt van de woorden sal dare (zout geven). Het werd vervolgens ook gebruikt als compensatie voor werk. Maar niet alleen de soldaatjes konden profiteren van de smaakversterker. In de loop der tijd werd zout ook gebruikt om rondtrekkende ambtenaren te compenseren. Mocht je dus bij het volgende functioneringsgesprek overtuigd zijn van je recht op een loonsverhoging, breng het dan subtiel in beeld. Pak een leeg zoutvaatje en zet deze tijdens de evaluatie zo nonchalant mogelijk op tafel. Of hint dat je eten de laatste tijd zo smakeloos is. Mocht je flauwe baas het allemaal niet begrijpen, dan kun je hem altijd nog je ongezouten mening geven.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 


923 shares

Ik snap 'm niet

Toen ik nog een Tiesje was, deed ik eens uit verveling een spelletje met een vriend. We hadden allebei een stukje kauwgom en we beloofden elkaar dat we dat ergens op elkaars gezicht mochten plakken. Ik plakte het op zijn neus en lachte. Hij plakte het in mijn haar en lachte harder. Gelukkig had de kapster een oplossing: smeer een beetje pindakaas in je haar en de kauwgom komt zó los.   Door Ties Rohof     Nu schijnt het dat anderen dat spul ook op hun brood smeren. Dat doen we hier in Nederland al vrij lang. Lijkt mij ook een logischer plek. Pindakaas is zo normaal, dat we van de naam niet meer opkijken. Toch is het gek. Het lijkt toch helemaal niet op kaas? U begrijpt, ik ben op onderzoek uitgegaan. De benaming van pindakaas heeft alles te maken met de Nederlandse Boterwet uit 1889. Want men kan wel zeuren over de Europese Unie met haar betuttelende regeltjes, maar wij konden er zelf ook wat van. Eind negentiende eeuw voerde de Nederlandse regering een wet in die specifieke eisen stelde aan boter. Kort gezegd moest het aan bepaalde voorwaarden voldoen om boter te mogen heten. Er waren rond 1880 namelijk producenten op de markt gekomen die in plaats van melk rundvet gebruikten als boterbasis en daar nogal eens vreemde ingrediënten aan toevoegden. Dat vonden de zuivelproducenten niet zo leuk.  Zij verklaarden daarom in de media dat nepboter schadelijk was voor de gezondheid. Ook internationaal ontstond er veel discussie en besloten buurlanden de nepboter aan banden te leggen. In navolging daarvan voerde Nederland in 1889 de Boterwet in, die strenge eisen aan het zuivelproduct stelde. Dat betekende de geboorte van de margarine, de omvattende naam voor alle producten die nét geen boter waren. En raad eens wat er bijna een kwart eeuw later zijn intrede deed uit het verre Suriname? Juist: 'pienda-kaas'. In 1912 werden bij een landbouwtentoonstelling in het bruisende Deventer ook Surinaamse producten gepresenteerd, waaronder het bruine smeersel. Het mocht geen pindaboter genoemd worden, omdat dat nou eenmaal inging tegen de Boterwet. Dus kwamen ze met een creatief alternatief. Helaas, pindakaas. We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket! Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 

923 shares

Ik snap 'm niet

Toen de meiden van Taalvoutjes me vroegen of ik iets wilde vertellen over de herkomst van het woord ‘aarzelen’, heb ik toch wel even getwijfeld. Waarom? De oorsprong is nogal banaal, kinderachtig. Toch moet ik toegeven dat ik stiekem grinnikte toen ik leerde over de afkomst. Dus nou, vooruit dan. Dit is de etymologie van 'aarzelen'.     Door Ties Rohof     Dat woord dat je tegenwoordig te pas en onpas gebruikt om je onzekerheid mee uit te drukken, heeft een nogal vreemde historie. Aarzelen betekende tot de zeventiende eeuw zoiets als achteruitgaan. Tot zover niks schunnigs. Het smeuïgste aan dit verhaal is dat het woord samenhangt met… de bips, de derrière, het nobele zitvlak, ofwel de aars, aldus Etymologiebank.nl. Deze meldt:
  • Mnl. eersen aarzelen ww. ‘weifelen’: ‘achteruitgaan’(...)'afgeleid van mnl. ers, aers ‘aars’, zie → aars.'
Ik heb gepoogd die laatste raad op te volgen, maar toen kreeg ik last van mijn nek. Wel heeft de pagina mij geleerd dat werkwoorden die eindigen op -elen of -eren vaak betrekking hebben op een actie die je herhaaldelijk of consequent doet. Aarzelen betekende dus oorspronkelijk dat je steeds maar weer achteruitging met je kont. Visualiseer die beweging even. Gelukt? Dan roept het misschien wel het beeld op van iemand die twijfelt of hij nu wel of niet weg zal gaan, terwijl zijn aars ondertussen al half buiten de deur bungelt. Zo zie je maar dat iets banaals na loop van tijd gewoon geaccepteerd is geraakt in de Nederlandse taal. Ik vraag me af wanneer swaffelen nou eens mainstream wordt…   We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

923 shares

Ik snap 'm niet

Iedereen heeft wel een rare hobby of fascinatie die anderen een beetje vreemd vinden. De een spaart afgeknipte teennagels, de ander haalt enorm veel genoegdoening uit het verkleden van zijn hond. Mijn interesse vereist noch een nagelschaar, noch een mopshond. Hij is namelijk behoorlijk oubollig en kan zo in het rijtje van postzegels verzamelen en sneu de boules. Ik houd van kaarten. En daarmee bedoel ik niet boerenbridge of rikken. Nee, ik bedoel dat ik van landkaarten houd, met van die grenzen en landnamen er op.     Door Ties Rohof     De laatste jaren doken er op internet steeds meer kaarten op met als titel 'Europa zoals de Duitsers het zien' of 'Europa door de ogen van een Griek'. Daar moest ik dan om lachen. Hardop. Achter mijn laptopje. Maar dat is een rage die alweer bijna voorbij is. Onlangs kwam ik iets nieuws tegen wat erop lijkt: Europese landen volgens de Chinezen. Wij westerlingen gebruiken gelijksoortige namen voor Europese landen. Zo noemen wij de zuiderbuur van België 'Frankrijk', zeggen de Italianen 'Francia' en gebruiken de Fransen zelf de term 'France'. Maar niet in China! Daar in het Verre Oosten krijgen Europese landen heel andere benamingen, zo zag ik laatst op een - je raadt het al - landkaart. Hierboven zie je de kaart van Europa met daarop de letterlijke vertalingen van benamingen die de Chinezen voor ons en onze buren gebruiken. Frankrijk is in hun ogen 'het land van recht'. Onze zuiderburen wonen in Billytime en de Duitsers hebben blijkbaar normen en waarden hoog in het vaandel. Volgens kritische internetbronnen moet je deze vertalingen met een korreltje zout nemen. Het zijn weliswaar letterlijke vertalingen van Chinese woorden naar het Engels, maar er wordt daarbij alleen gekeken naar hoe ze uitgesproken worden. Turkije - of 土耳其 - wordt bijvoorbeeld uitgesproken als "Tǔ ěr qí", wat zoveel als aarde en oor betekent. De oorsprong van het woord heeft waarschijnlijk niets met deze twee zaken te maken. Het is aannemelijker dat een Chinese handelaar in het verleden eens de benaming 'Turkey' hoorde, wat dan leek op de klanken die de beste man kende als oor en aarde. De oorsprong van landnamen als ’Meaning Big Profit’ voor Italië of ‘Braveland’ voor Groot-Brittannië is wel te herleiden. De Italianen onderhielden in de middeleeuwen nauwe handelscontacten met de Chinezen en de ‘dappere’ Engelsen hebben het veelvuldig aan de stok gehad met het Aziatische volk. Waar een deel van de Chinese benamingen vandaan komt, blijft misschien voor eeuwig een vraag. Het maakt mij eigenlijk ook niet zo heel veel uit, zolang ik maar in Lotus Orchid mag wonen.   We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Weet je wat ik een fantastisch fenomeen vind? Een 'mondegreen': een voorgelezen stuk tekst dat verkeerd verstaan wordt en waar door de  hersenen een passend alternatief voor wordt bedacht. Denk bijvoorbeeld aan de Mama Appelsap-rage, vernoemd naar de tekst in Wanne be startin’ something van Michael Jackson waarin ‘Mama-se mama-sa ma-ma-coo-sa’ wordt gezongen, door sommigen verstaan als Mama Appelsap. In korte tijd doken er verschillende buitenlandse liedjes op waar je Nederlandse of Engelse alternatieve woorden in kon verstaan.[/intro] Door Ties Rohof De internethit Benny Lava heeft op die manier zijn cultstatus verkregen. Soms slaan de ondertitelaars de plank helemaal mis, maar dat maakt niet echt uit, want het filmpje is al hilarisch genoeg. Mijn favoriete mondegreenlied is Moskau, net als Benny Lava ondertiteld door Buffalax. Hierin zingen vijf uitermate opgetogen Duitsers een onsamenhangende tekst over porselein en kaviaar. Dit alles op een jaren 80-discobeat, terwijl een opgemaakte tsaar op de voor- én achtergrond epische dansjes doet. Het internet kan zo mooi zijn. Datzelfde internet leert me dat het woord 'mondegreen' zelf ook een mondegreen is. Het dankt zijn naam aan het Schotse gedicht The Bonny Earl O'Moray. De eerste strofe van dit gedicht eindigt met: They have slain the Earl of Moray / and they laid him on the green. De Amerikaanse schrijfster Sylvia Wright verstond als kind They have slain the Earl of Moray / and the Lady Mondegreen. Zij was dan ook degene die in 1954 het verschijnsel van verkeerde interpretaties de naam 'mondegreen' meegaf. Dat is maar goed ook, want in Nederland hebben we eigenlijk geen synoniem hiervoor. Een woord als ‘verhoring’ zou kloppen, maar is nog lang niet ingeburgerd. Woord of geen woord, belachelijke filmpjes zijn er genoeg. Op dit moment kan ik al heel veel nummers niet meer horen zonder dat ik aan de Mama-Appelsapversie denk. Dat is allemaal geen probleem, zolang ik ze maar niet hardop meezing. http://www.youtube.com/watch?v=XWco7oZ9XYQ Heb jij nog voorbeelden van mondegreens? Hoor jij bijvoorbeeld altijd iets anders dan bedoeld is in een liedje? Laat het ons hieronder weten! Nog meer Mama-Appelsapjes vind je op 3FM.

923 shares

Ik snap 'm niet

Bij mij om de hoek, hier in Nijmegen, zit een friettent die lokaal befaamd is. Hoewel er ‘Corry’ op zijn gevel prijkt, noemt de hele stad de zaak Feli, naar de Turkse eigenaar die mij ooit lachend vertelde dat een oud-Hollandse naam nu eenmaal meer klanten trekt.   Door Ties Rohof     Bij de zelfbekroonde ´frituroloog´ kun je, naast patatjes heilige oorlog en Jos Brinkies, sinds kort ook pizza’s bestellen.  De goedkoopste en daarom populairste soort onder de voornamelijk Nederlandse klanten is de pizza Margherita. En net als bij de friettent kwam die naam niet zomaar uit de lucht vallen. Aanvankelijk was de pizza voedsel voor de arme Italiaanse bevolking. Het was niet meer dan een deeglaag met tomatensaus en - als je geluk had - wat kaas. Daar kwam in 1889 verandering in.  De Italiaanse Koning Umberto de Eerste en zijn vrouw, prinses Margaretha, kwamen op visite bij de Napolitaanse chef-kok Rafaelle Esposito. Speciaal voor de gelegenheid bedacht hij een pizza die bestond uit de kleuren van de Italiaanse vlag. Hij presenteerde het koninklijk echtpaar een deegschijf met groene basilicum, rode tomatensaus en witte mozzarella. Umberto en Margaretha waren helemaal ondersteboven van het gerecht. Prinses Margaretha schreef daarom een dankbrief aan Espito, die zich zo vereerd voelde, dat hij zijn nieuwe creatie naar de prinses vernoemde. De pizza Margherita was een feit. De pizza klom in één klap op van zwervershap tot koninginnenkost. Mocht je dus de volgende keer niet weten welke pizza je moet bestellen, kies dan voor de Margherita. Dan eet je als een vorst.

923 shares

Ik snap 'm niet

Eigenlijk hebben Nederlanders het niet getroffen, taaltechnisch gezien dan. Internationaal is apartheid het meest gebruikte Nederlandse woord, dan weet je het eigenlijk al. En going Dutch betekent in het Engels dat je alleen voor jezelf betaalt. Ons imago kan beter. We zijn met z’n allen gewoon racistische knieperds; zuinig met ons geld, vrijgevig met onze vooroordelen.   Door Ties Rohof     Nu weet ík natuurlijk dat dat niet waar is. De Nederlanders hebben deze wereld ook mooie zaken gebracht. Neem de stichting van Nieuw Amsterdam in 1625. Dit gebied zou bijna veertig jaar later in handen komen van de Engelsen die het de weinig originele naam New York gaven. Maar nog steeds zijn daar sporen van de Nederlandse aanwezigheid te vinden. Denk bijvoorbeeld aan Harlem (Haarlem), Brooklyn (Breukelen), Coney Island (konijneneiland) en Staten Island (verwijzing naar de Nederlandse Staten Generaal). Ook Wall Street dankt zijn naam aan ons kaaskoppen. Nee, hij is niet vernoemd naar de Wallen, maar heeft zijn naam waarschijnlijk te danken aan de verdediging van de stad. Om indianen, Fransen en Engelsen buiten te houden, bouwden de Nederlanders een muur, een wal die het beschermen van de stad vergemakkelijkte. Zo’n ding valt natuurlijk op. De naastgelegen straat werd de Walstraat gedoopt. Nadat de Engelsen de touwtjes in handen hadden gekregen, bleef de naam vrijwel hetzelfde. Wall Street was geboren. Maar stiekem hebben de Hollanders zelfs buiten de Big Apple invloed gehad. Zo kan het woord Yankees, zoals de (noordelijke) Amerikanen ook wel spottend worden genoemd, teruggeleid worden naar het Nederlands. Britse kolonisten merkten op dat de namen Jan en Kees wel erg veel voorkwamen in de Nederlandse kolonie. Ze gaven hen daarom de bijnaam ‘Jankees’, wat later verbasterde tot Yankees. Hoewel de Nederlanders intussen al weer lang vertrokken zijn, is de term Yankee een fenomeen geworden. Heb jij een woordweetje waar Ties over zou moeten schrijven? Of ben je benieuwd naar de herkomst van een specifiek woord? Laat het ons weten via een reactie hieronder!

923 shares

Ik snap 'm niet

De datum is 13 april 1888. In een lokale Parijse krant leest Alfred Nobel dat 'ie dood is. Hij controleert zijn hartslag en kijkt in de spiegel. Volgens de medische standaarden is hij nog gewoon onder de levenden. Maar waarom staart hij dan nu naar zijn eigen necrologie?   Door Ties Rohof       Dat komt doordat mensen weleens een foutje maken. Of, zoals in dit geval, een blunder. Alfred had namelijk correct vastgesteld dat hij nog leefde. Journalisten hadden hem alleen verward met zijn onlangs overleden broer Ludvig. De Zweedse Alfred Nobel was bekend en rijk geworden door een uitvinding die oorlogsvoering drastisch zou veranderen: dynamiet. En wat ze in de krant over hem schreven na zijn ‘dood’, was niet al te mals. Hij moet met tranen in zijn ogen hebben gelezen dat hij werd gekroond tot ‘handelaar van de dood’. Alfred had geprofiteerd van alle oorlogsslachtoffers die dankzij zijn uitvinding het loodje hadden gelegd. Al met al was hij daarom een slecht en zelfzuchtig mens, aldus de media. Zo wil natuurlijk niemand herinnerd worden. Alfred legde de krant neer en realiseerde zich dat het nog niet te laat was om zijn naam te zuiveren. De naam Nobel zou voor vooruitgang moeten staan. Hij bedacht daarom de prijs die symbool staat voor zaken die de wereld beter maken: de Nobelprijs. Deze beloning wordt jaarlijks uitgereikt aan toonaangevende wetenschappers op het gebied van natuurkunde, scheikunde, geneeskunde, letterkunde en de vrede. In zijn testament stelde hij vast dat zijn omvangrijke erfenis moest worden gebruikt om deze prijzen te financieren. Zo werd 'ie tenminste ook niet als een gierigaard herinnerd. Een nobel streven.

923 shares

Ik snap 'm niet

Weet je wat ik nooit heb begrepen? Waarom er ice tea bestaat met de naam 'Nestea'. Spreek dat woord eens hardop uit. Nasty. Je koopt dus een product dat zichzelf al ranzig noemt. “Hey, doe mij een nasty.” Nu weet ik wel dat het een samentrekking van het merk ‘Nestlé’ en het product ‘tea’ is, maar toch… Je gaat je afvragen of andere merken wel over hun naam hebben nagedacht.   Door Ties Rohof       Wat voor naam is 'Haribo' bijvoorbeeld? Na het bekijken van wat Duitse websites, moet ik concluderen dat er wel degelijk goed over nagedacht is. Door Hans Riegel uit Bonn om precies te zijn. Hans Riegel uit Bonn. Zie je ‘em? Maar ook Hollanders kunnen er wat van. Wat dacht je van 'Conimex'? Als ik die naam hoor, denk ik aan een Oegandese rebellenleider die een drankspelletje doet. De realiteit is minder willekeurig: 'conserven import en export'. Dan heb je nog 'FEBO', het bedrijf dat volgens onze Barney "a piece of Dutch history" is. De snackbarketen is vernoemd naar de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, waar de oprichter aanvankelijk een bakkerszaak wilde openen. Duo Penotti was een openbaring voor me. Ik vroeg me altijd af in welk Italiaans dorp de chocopasta werd gemaakt. Blijkt dat Penotti voor Peeters Noten Industrie staat, een onderneming uit Roosendaal. Die tweede t? Geen idee. Hetzelfde geldt voor SPAR, een bedrijf waarvan ik toch echt zeker wist dat het Duitse roots had. Mijn leven bleek één grote leugen toen ik las dat ook dit een Nederlands bedrijf is. SPAR is namelijk een afkorting voor “Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig”. Al die etymologieën van merknamen hebben me aan het denken gezet. Zoals je ziet, zijn de meeste merknamen een samentrekking. Als ik een afkorting maak van de eerste letters van mijn voornaam, achternaam en geboorteplaats krijg ik TiRoDo®. Op een of andere manier doet me dat denken aan een low budget pretpark. Toch geloof ik dat er nog wel merkwaardiger namen bestaan. Dus lezers, doe mij een plezier en schrijf jouw merknaam hieronder op. De origineelste naam mag als eerste over de kop in mijn gammele achtbaan.

923 shares

Ik snap 'm niet

Niets is zo gemakkelijk als een onomatopee; een stijlfiguur waarbij een of meerdere woorden een geluid nabootsen. Denk bijvoorbeeld aan slurpen of piepen. Het is recht voor zijn raap en iedereen weet waar je het over hebt. Toch zit er soms een addertje onder het gras.   Door Ties Rohof   Het woord onomatopee komt uit het Grieks en is een samenstelling van onoma (naam) en poieō (Ik verzin, ik maak). Ik had er moeite mee om het woord te onthouden, totdat ik het geheugensteuntje hoorde van de cabaretier Lambert-Jan Koops. Beeld je een deftige Engelsman in die een strandwandeling maakt en bij een stevige windvlaag achterom kijkt en roept: “Oh no, my toupet!” Dat vergeet je nooit meer. De Nederlandse taal zit vol met die onomatopeeën en ze verklaren vaak de vreemdste woorden. Soms verwacht je ook niet dat je te maken hebt met een klanknabootsing. Neem bijvoorbeeld het woord poespas, dat ‘gedoe om niks’ betekent. Je verwacht het niet, maar het is een nogal moeilijke onomatopee. Mensen konden vroeger heel erg van poespas genieten. Het was namelijk een gerecht dat in de zeventiende eeuw was ontstaan en dat bestond uit uiteenlopende soorten groente en vlees; een soort stamppot dus. Het dankte zijn naam aan het soppende geluid (poesh-pash) dat het goedje maakte als je het omroerde. Hoe het woord synoniem is gaan staan voor onnodige commotie is moeilijk te zeggen. Misschien omdat een simpele handeling (het roeren) zorgt voor veel herrie (poespas), maar dat is een eigen invulling. Dus, de volgende keer dat je iemand een heleboel herrie ziet maken zonder duidelijke reden, moet je hem maar naar de keuken verwijzen. Met een schort. Het spul schijnt nogal te spetteren.

923 shares

Ik snap 'm niet

Geschiedenis is prachtig. Als geschiedenisstudent moet ik die stelling geregeld verdedigen. Mensen vragen me dan: “Wat vind je er dan zo leuk aan?” en “Wat wil je er later mee gaan doen?” Allemaal erg confronterend. Toch weet ik op de eerste vraag meerdere antwoorden die allemaal neerkomen op één ding: het heden is het resultaat van het verleden.   Door Ties Rohof   Omdat ik niet heel filosofisch ben aangelegd en mij al helemaal niet als zodanig wil voordoen, zal ik een concreet voorbeeld geven. Neem nu Groenland. Nee, dat is niet dat land met vulkanen en schulden. Dat is IJsland. Groenland is dat grote onderschatte stuk grond dat rechtsboven Canada drijft. Bijna niemand weet dat de naam gebaseerd is op een slim marketingtrucje. Het begon allemaal in de tiende eeuw na Christus. De Noor Erik de Rode was samen met zijn familie verbannen uit zijn moederland, omdat zijn vader daar enkele mannen om zeep had geholpen. Het gezin kwam terecht op IJsland, waar Erik zelf ook aan het moorden sloeg. De rotte appel valt blijkbaar niet ver van de boom. Rond 980 werd Erik daarom óók vogelvrij verklaard, waardoor hij weer op zoek moest naar een nieuwe woonplek. De toen 32-jarige, in zijn eer gekrenkte Viking had verhalen gehoord over een nog grotendeels onbekend land ten westen van IJsland en voer er met een schip heen. Na drie jaar te zijn weggeweest, keerde de Viking terug naar IJsland. Hij had naar eigen zeggen iets prachtigs ontdekt, dat hij maar al te graag deelde met zijn landgenoten. Een rijk dat dichtbij lag en uitermate vruchtbare grond had. Er was daar maar één allesoverheersende kleur en daar was de plek dan ook naar vernoemd: Groenland. De IJslanders stonden te trappelen om naar dat nieuwe stuk grond te verhuizen. Erik werd door de staat tot ‘hoogste man van Groenland’ benoemd en met een groot aantal kolonisten trok hij naar het nieuwe grondgebied. Eenmaal daar aangekomen hebben veel kolonisten vermoedelijk spijt gekregen van de tocht. Erik had zijn verhaal een tíkkeltje overdreven. Of liever gezegd: ronduit bij elkaar gelogen. Ze bevonden zich namelijk in een onherbergzaam gebied waar wegens de kou amper iets kon groeien. Erik had ongetwijfeld al bedacht dat als hij het 'Onvruchtbaarland' of 'Waarbeniknubeland' zou noemen, maar weinig kolonisten hem zouden respecteren, laat staan dat ze hem zouden helpen een natie op te bouwen. Conclusie? Dankzij een Viking met bewijsdrang noemen wij tegenwoordig een land dat eigenlijk helemaal niet zo groen is, Groenland. Geschiedenis kan gevormd worden door één man met een belofte. En in dit geval is die belofte zo oud als de mensheid: het gras is altijd groener aan de overkant. Heb jij een woord waarvan je graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat het ons weten in een reactie hieronder!

923 shares

Ik snap 'm niet

Iedereen had er vroeger wel een: een teddybeer. Die van mij was lichtblauw. Hij miste een oog en had een scheve glimlach. Ik noemde hem Teddy. De originaliteitsprijs zou ik er niet mee winnen. Maar wist ik veel dat ik mijn dierbare knuffel indirect vernoemd had naar een Republikeinse Amerikaanse president?   Door Ties Rohof   Er doen verschillende verhalen de ronde over de herkomst van het woord teddybeer. Het heersende verhaal gaat als volgt: in 1902 was de Amerikaanse president Theodore Roosevelt aan het jagen op beren in de bossen van Mississippi. Alle mannen in zijn jachtpartij hadden al een dier geschoten, maar arme Teddy - zoals de president liefkozend in de volksmond genoemd werd, al had hij er zelf een hekel aan - had nog geen geluk. Om de president niet in verlegenheid te brengen, sloegen enkele mannen een zwarte beer bewusteloos, bonden hem aan een boom en spoorden vervolgens Roosevelt aan het dier te doden. Deze was echter van mening dat het onsportief zou zijn om het weerloze dier af te schieten. Hij liet de beer wél afmaken om het verder leed te besparen, maar telde dit niet als een punt in de wedstrijd. Wat een sportieve kerel! Cartoonist Clifford Berryman zag zijn kans schoon en maakte een politieke spotprent van de jachtscène, getiteld Drawing the line in Mississippi (een verwijzing naar een grensconflict dat op dat moment speelde), met een wel heel schattig beertje. Morris Michtom, een poppenmaker, zag de prent en werd geïnspireerd om het beestje na te maken. Hij fabriceerde een knuffelbeer die hij in de vitrine van zijn New Yorkse speelgoedwinkel plaatste. Met goedkeuring van Theodore Roosevelt noemde hij de knuffel Teddy’s Bear, vernoemd naar de president waar men zo om kon lachen. De knuffel werd een internationaal succes en de naam was al snel een fenomeen. Theodore mag dan wel al bijna honderd jaar dood zijn, zijn beer kom je nog in iedere kinderkamer tegen en dat heeft geen enkele president hem nagedaan. Toch denk ik dat de tijd rijp is om een nieuwe knuffel te introduceren. Een bruine beer die dolgraag iedereen aan een zorgverzekering helpt: de Obamacare bear!   Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter! 

923 shares

Ik snap 'm niet

Onlangs kwam in Nijmegen een bekende Nederlander langs. Dat is voor een stadje zoals Nimma een groot ding. Ik zie eigenlijk nooit beroemdheden van eigen bodem. Alhoewel, twee weken geleden zag ik volgens mij Pieter Derks fietsend zijn hond uitlaten. Maar dat kon net zo goed ook iemand anders zijn met humor en een bril. Voor een cabaretier keek hij namelijk behoorlijk verdrietig toen hij de halfharde diarree van zijn cocker spaniel op moest ruimen.   Door Ties Rohof   Hoe dan ook, de bezoekende BN’er in kwestie was niemand minder dan Matsoe Matsoe. Je weet wel, die jongen die berucht werd door mee te doen aan ‘Oh oh Cherso’, dat geweldige sociale experiment waarin Haagse jongeren de culturele wereld van het Griekse Chersonissos induiken. Joey, zoals Matsoe Matsoe eigenlijk heet, was en is misschien wel de enige Nederlander die permanent ondertiteling nodig heeft bij alles wat hij zegt. Hij kwam langs in Nijmegen om als deejay op te treden. Want als Joey iets leuk vindt, dan zijn het wel felknipperende lichtjes en de kracht van herhaling. Over zijn optreden zelf mag ik niet oordelen, daar was ik niet bij. Van anderen heb ik vernomen dat hij het verbazingwekkend goed deed. Alleen was er één dingetje dat sommige bezoekers irriteerde: hij bleef maar vragen of er Hagenezen in the house waren. Die waren er logischerwijs niet, maar omdat Matsoe geen reactie kreeg, bleef hij doorvragen. Iemand had na zijn act - want dat scheen het te zijn - gevraagd of Hagenaren geen synoniem was voor Hagenezen. Matsoe had luidkeels ‘Nee!’ geroepen. Daar was geen ondertiteling voor nodig. En toegegeven, hij had gelijk. Er is daadwerkelijk een verschil tussen een Hagenaar en een Hagenees, hoewel niet iedereen het er over eens is wat de twee van elkaar onderscheidt. Uiteraard kan een Hagenees of Hagenaar dit zelf het beste uitleggen, maar ik zal een poging wagen. De Hagenezen zouden voornamelijk bestaan uit de harde kern inwoners. Het soort dat met mooi weer in onderbroek en witte sokken een blik pils in zijn voortuin gaat nuttigen. De Hagenaar is het tegenovergestelde. Hij vertegenwoordigt een kakkerig type dat wel in Den Haag woont maar er niet geboren is. Hij (of zij) is wel trots op de stad, maar heeft er desalniettemin een minder sterke band mee. Historisch gezien is er wel een duidelijke scheiding tussen de twee termen. Het verschil gaat zelfs terug naar de tijd dat Den Haag zich nog moest ontwikkelen tot stad. ’s-Gravenhage is namelijk deels gevestigd op zandduinen en deels op veengronden. De Laan van Meerdervoort, met 5,8 kilometer de langste straat van Nederland, vormde toen een scheidslijn tussen die twee gronden. Aan één zijde van de straat woonden de rijken - de Hagenaren dus - op het zand. De Vogelwijk en het Statenkwartier zijn verrezen op deze zanderige ondergrond. De minder bedeelde Hagenezen woonden op hun beurt weer op de vochtige veengronden. Hedendaagse wijken als Morgenstond en Moerwijk behoren tot dat gebied. De huidige Haagse stadskleuren zijn een verwijzing naar die scheiding: het geel staat voor zand, het groen voor de veengrond. Inmiddels zijn de scheidslijnen wel wat vervaagd. Maar noem een Hagenees nooit een Hagenaar. Of andersom.   Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter!