Ik snap 'm niet
[intro]De Nederlandse taal is prachtig, dat weet ook Wim Daniëls. Met zijn spiksplinternieuwe boek ‘Huppelnederlands’ schreef hij een ode aan de vrolijkste woorden van de Nederlandse taal. Lees hier onze jubelende recensie![/intro]
Door Fieke van der Perk
Olala! Het roze huppelboek is handzaam en voorzien van prachtige illustraties van Yvon Prüst. Het boek is overzichtelijk opgesteld. Op alfabetische volgorde word je van a tot z meegenomen door de vrolijkste woorden van de Nederlandse taal en hun betekenis; van 'abecedarius' tot 'zwieren', met verrukkelijk veel tussenstops. Dolletjes!
Wordt het dan geen allegaartje? Geen mengelmoes? Geen ratjetoe? Zeker niet. Je kunt de hoofdstukken of de paragrafen namelijk gewoon kriskras door elkaar lezen. Sla het boek open op een willekeurige bladzijde en je komt sowieso een interessant woord tegen: van 'bollewangenhapsnoet' en 'curieuzeneuzemosterdpot' tot 'kwekkebekken' en 'rollebollen'. Dat heeft Daniëls goed bekokstoofd.
De ogen van de fanatieke taalfanaat zullen twinkelen bij het snuffelen door dit boek, de energie zal bubbelen en als de fanatieke taalfanaat een staart had, zou die ook nog kwispelen. Knikkebollen is geen optie. Een mieters boek dat een plek verdient in iedere boekenkast. Toedeledokie!

[intro]Wat hebben Cedric, Frodo, Jari, Merlin en Wendy gemeen? Het zijn enkele namen die bedácht zijn door schrijvers. De verhalen waarin deze personages met die namen voorkwamen werden populair. Frodo komt bijvoorbeeld van het Germaans frod en betekent 'slim, wijs, ervaren', maar de naam is vooral bekend geworden door de gelijknamige hobbit in de trilogie The Lord of the Rings. En de Schotse schrijver J.M. Barrie bracht onbedoeld de naam 'Wendy' in de mode met zijn boeken over Peter Pan en diens vriendin Wendy Darling.[/intro]
Door Bastiaan Weldring
Taalliefhebbers kunnen hun hart ophalen met het nieuwe taalboek dat recentelijk is uitgekomen: het
Fuck yes, eindelijk een boek dat ons leert om vaardiger te vloeken en slimmer te schelden! Het Groot Nederlands Vloekboek geeft een vrolijke verkenning van onze taal. Het neemt ons mee op een duizelingwekkende tocht langs allerlei aspecten van vloeken en schelden in de Lage Landen en ver daarbuiten. Aanstootgevend taalgebruik, zoals vloeken, scheldwoorden, verwensingen en ander onaardigs: het komt allemaal aan bod.
Door Susan Muskee
En voor wie nu roept dat een vloekboek over vloeken hoort te gaan en niet over schelden, is er een passend antwoord: Fuck off. Want dit boek is leuk. Niet omdat vloeken en schelden zozeer leuk is (oké, toegegeven, ik ben geregeld grof in de mond en hoopte heel misschien stiekem nog wat smeuïge aanvullingen op mijn vocabulaire te vinden), maar vooral omdat het ontzettend interessant is. Vloeken en scheldwoorden geven inzicht in de samenleving, in onze geschiedenis en in de werking van ons taalbrein. Schrijvers Willem van Beylen, Robbe Verlinden, Marten van der Meulen en Fieke van der Gucht behandelen in elk van de twintig hoofdstukken een vloek, scheldwoord of anderzijds scabreuze taaluiting die in het Nederlands terug is te vinden. Van belhamel tot kloothommel en van teef tot randdebiel, iedere verwensing wordt gelegd langs een meetlat dat de 'scheldschade' aantoont. Vergezeld door kleurrijke tekeningen wordt de herkomst van iedere taaluiting uiteengezet. Daarnaast zorgen weetjes over bijvoorbeeld de klank van scheldwoorden en of je beter pijn kunt verdragen als je vloekt voor een interessante afwisseling.
Twintig hoofdstukken is eigenlijk veel te weinig voor een boek als dit. De Nederlandse taal is zóveel vloeken en verwensingen rijk, dat het eigenlijk zonde is om er slechts twintig uit te lichten. Want waarom roepen we wel "Jezus Christus!" maar niet "Jannes Krijgsma!" als die laatste parkeerplek net voor onze neus in wordt gepikt terwijl we al drie rondjes over het parkeerterrein hebben gereden? Is het de klank of toch de betekenis? Waar komt het woord 'schobbejak' vandaan en waarom gebruiken we het vandaag de dag niet meer? Ik heb zo het idee dat
Verander nooit een succesvolle formule, zullen de makers van het boek Waar komt suikerspin vandaan? (2017) hebben gedacht. Voor de derde keer hebben het Instituut voor de Nederlandse Taal en het Genootschap Onze Taal zich samen ingespannen om een bundel vol met interessante taalvragen- én antwoorden samen te stellen. In 2013 kwam Waar komt pindakaas vandaan? uit (zie
[intro]De Nederlandse taal kent enorm veel spreekwoorden en gezegden. Sommige daarvan kent iedereen en worden om de haverklap gebruikt, andere genieten wellicht wat minder bekendheid. Sommige spreekwoorden lijken erg op elkaar; midden in een verhitte discussie kan het dan nog weleens fout gaan. Je moet dan wel op hete eieren dansen om te zorgen dat je nog serieus wordt genomen, anders sta je straks in het collectieve geheugen gebrand als iemand die nog wel eens een steek laat liggen.[/intro]
Door Jojanneke Drapers
Als BN’er wil je het waarschijnlijk onder stoelen of banken houden als die Nederlandse spreekwoorden niet je sterke kracht zijn. In het boekje



Wouter van Wingerden
En dat is precies waarom het boek 'Gluren bij de Buren' geschreven is. Het laat de mooiste, meest onbegrepen woorden uit het Vlaams én het Nederlands naar voren komen. Hartstikke handig, er is immers al verwarring genoeg tussen de twee talen. De moeder van een Vlaamse vriend zei ooit dat ze het nieuws "niet verstond", waarop ik wilde zeggen dat ze de televisie dan harder moest zetten. Gelukkig bedacht ik me, net voordat ik mijn grove Hollandse bek open wilde trekken, dat ze bedoelde dat ze het nieuws ‘niet begreep’ - het was een item over oorlog. Dit boek helpt je om dit soort misstanden te omzeilen en elkaars taal nog meer te waarderen.
Vlamingen kunnen op hun beurt ook ‘fameus’ lachen om het Nederlands. Een echte giller is voor hen jus d’orange en vooral de Nederlandse uitspraak daarvan: suderans. De zuiderburen kunnen er niet bij: waarom zeggen Nederlanders niet gewoon ‘appelsiensap’?
Gluren bij de Buren is een fijn boek om door te bladeren en wellicht zelfs een naslagwerk om mee te nemen als eendagstoerist/dagjesmens naar Amsterdam/Antwerpen. Dan schrik je als Nederlander niet als een Vlaming na gepoept te hebben een kindje koopt. Of ben je als Vlaming niet verbaasd als iemand je een liflafje uit de magnetron voorschotelt.
Nog wel een tip bij het lezen van dit boek: lees het niet in de trein. Het boek heeft twee voorkanten en mensen denken dat je het boek op de kop leest. Of doe het gewoon wel en heb schijt aan die zeiksnor/dat foorwijf.
[intro]‘1000 vergeetwoorden om te koesteren’ door Nelleke Noordervliet is een fijn boek, een warm bad voor de liefhebber van het Nederlands. Een verzameling van Nederlandse woorden die in de vergetelheid dreigen te raken, of dat al zijn. [/intro]
Door Maurits Geerts
Dit is geen leesboek. Dit is een boekje dat je af en toe openslaat, om op elke pagina wel een mooi oud woord te vinden, waar je blij van wordt: struweel, helegans, doerak.
De basis voor het boekje is een
[intro]Jarenlang downloadde ik films, met een gemak alsof ik een zak appels haalde bij de groenteboer. Moeilijker was de zoektocht naar de bijbehorende ondertiteling. Een Engelse film wilde ik nog wel eens kijken zonder subtitles, maar Koreaanse of Japanse films kon ik natuurlijk niet zonder vertaling volgen. Soms was de ondertiteling zo erbarmelijk slecht dat ik besloot de film te laten voor wat het was. Maar nooit kwam het idee bij me op om er een boek over te schrijven. Bij Bartho Kriek wel.[/intro]
Door Ivar Bos
Het is bewonderenswaardig hoe Kriek de honderden fouten in ondertitelingen heeft verzameld. Ik hoop dat hij daar een netwerk van vrienden voor heeft ingeschakeld, anders is het monnikenwerk geweest. Kriek komt met voorbeelden uit films, series en documentaires. Nadeel van het boek is dat het zeer schaars geïllustreerd is. Meer foto’s hadden de voorbeelden versterkt, nu blijft het bij lange lappen tekst.
Die ondertitelfouten zijn soms echt hilarisch, vooral als de vertaler precies het tegenovergestelde ondertitelt dan wat er wordt gezegd. Uit de film 'Canadian Bacon': 'Scary Canadians' is vertaald met ‘bange Canadezen’ terwijl er ‘angstaanjagende Canadezen’ had moeten staan. Of uit de serie 'Will & Grace': "We don’t wanna be apart" betekent natuurlijk "We willen bij elkaar blijven", maar in plaats daarvan was de ondertiteling: "We willen niet apart zijn."
Heel interessant zijn de informatieve teksten over de wereld van het ondertitelen, bijvoorbeeld het hoofdstuk over de huidige ondertitelcultuur in Nederland. Wie verzorgt die vertalingen? Waarom is goede ondertiteling zo belangrijk? Kriek pleit dat het belang van ondertitels zowel op cultureel, maatschappelijk als educatief vlak niet onderschat moeten worden, en hij doet dat met verve.
Tot slot nog de vraag waar de boektitel eigenlijk op slaat? ‘Zwanen paren bij het leven‘ was de verkeerde vertaling van "Swans mate for life", wat had moeten zijn: "Zwanen zijn monogaam. Ze blijven hun hele leven bij elkaar." Wie Krieks boek helemaal heeft doorgespit, ontkomt niet aan de indruk dat het met onze vertalers zeer slecht gesteld is.
[intro]Hans Bennis beschrijft in zijn boek 'Korterlands' zijn studie naar de manier waarop Nederlanders hun taal afkorten. Het resultaat is een verzameling interessante weetjes, taalkundige verklaringen en heel veel voorbeelden.[/intro]
Door Berith van Pelt
Bennis behandelt in zijn boek acht verschillende soorten Korterlands: Middelnederlands, telegrafistentaal, dagboek, telegram, mop, advertentie, krantenkop en whatsapp. Een soort van chronologische volgorde dus. Het is leuk om te zien hoeveel afkortingen er eigenlijk bestaan (hebben) in de Nederlandse taal. Ik ben opgegroeid tijdens de opkomst van het digitale tijdperk en zou mezelf daarom best een kenner op dat gebied durven noemen, maar bij het lezen van het hoofdstuk over whatsapptaal moest ook ik me even achter de oren krabben bij sommige afkortingen. Zo heb ik geleerd dat het woord ‘fish’ ook in Nederland gebruikt wordt als afkorting van ‘fuck it, shit happens’. Je moet het maar weten.
Mobiele telefoon
Het hoofdstuk over whatsapptaal is op zich al iets bijzonders. Op de achterflap van het boek prijkt een foto van een man die niet uitstraalt dat hij zijn vrouw via whatsapp berichtjes stuurt die wemelen van de afkortingen. En dat klinkt ook enigszins door in het hoofdstuk. Later verklaart Bennis in zijn dankwoord dat hij niet eens een mobiele telefoon heeft.
Eigen interpretatie
In dat geval heeft hij het er toch goed vanaf gebracht in dat laatste hoofdstuk. Bennis geeft in zijn dankwoord ook aan dat er weinig tot geen literatuur was waar hij uit kon putten tijdens het schrijven van Korterlands. Veel van wat hij in zijn boek beweert, berust dan ook op zijn eigen interpretatie, die hij weliswaar met genoeg voorbeelden ondersteunt maar waar ik het niet altijd mee eens ben. In het hoofdstuk over afkortingen van straatnamen geeft Bennis bijvoorbeeld aan dat in straatnamen vaak de voornaam van degene naar wie de straat vernoemd is, weggelaten kan worden. Mee eens, ik heb het ook over de Lelylaan, en niet over de Cornelis Lelylaan. Maar volgens Bennis kunnen, naast straten, ook andere openbare gelegenheden worden afgekort. Zo zou je stations kunnen aanduiden met het Centraal of het Amstel. En dat vind ik dus raar. Je kunt ‘station’ wel weglaten, maar zeg dan Centraal en niet hét Centraal.
Jeugd van tegenwoordig
Wat Bennis met zijn boek vooral wil laten zien, is dat het gebruik van afkortingen helemaal niet iets van ‘de jeugd van tegenwoordig’ is, maar dat we het al honderden jaren doen. Vaak zelfs om dezelfde reden: we zoeken een manier waarop we sneller en efficiënter kunnen communiceren. In zijn afsluitende hoofdstuk maakt hij de mensen die zich zorgen maken en praten over taalverloedering – mensen zoals ik dus – nog even fijntjes duidelijk dat we onnodig zenuwachtig zijn en dat we als échte taalliefhebbers de taalontwikkelingen toch juist zouden moeten omarmen. En ik moet zeggen, zijn betoog is sterk. Ik ben de taalverandering wel in een positiever licht gaan zien, zolang iedereen toch ook maar weet hoe je een correcte Nederlandse zin moet schrijven.
[intro]Algemeen Beschaafd Nederlands, ik beheers het. Maar ook voor een goede pot schelden draai ik mijn hand niet om. Er zijn honderden woorden die je van je ouders, familie, vrienden, collega’s leert, maar nooit zag ik er zoveel op papier. Het lezen van het Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands is een feest van herkenning.[/intro]
Door Ivar Bos
Bladerend door de letters A tot en met Z ga je (on)bewust op zoek naar de scheldwoorden die je al kent. Maar nergens krijg ik het gevoel dat het boek incompleet is. Dat is een knappe prestatie, waarmee samenstellers Wagenaar en Aalbrecht de Kruyskampprijs 2015 binnensleepten. Vooral de zeer grondige aanpak viel bij de jury in goede aarde: "Met informatie over de herkomst van onbeschaafde betekenissen en sappige citaten (uit de Nederlandse literatuur, IB) zet het een nieuwe standaard in de beschrijving van de informele woordenschat."