#column


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Grote kans dat jij deze zaterdagochtend begonnen bent met een heerlijk ontbijtje. Lekker broodje kaas. Beschuitje met jam. Misschien zelfs een gekookt eitje erbij. Kopje thee met een schepje suiker … mmm.[/intro] Femke Hellings    Door Femke Hellings Na dat ontbijtje heb je wellicht een leuk rokje aangetrokken. Waarschijnlijk met dat hippe shirtje en jasje erop dat je een tijdje geleden gescoord hebt in dat nieuwe winkeltje. Stiekje in je haar, paar speldjes erin en je coupe blijft zitten tot in de kleine uurtjes. Gelukkig ben je een keertje op tijd opgestaan en had je nog een minuutje voor je mascara en oogpotloodje. Je hebt zelfs nog aan een bijpassend kettinkje gedacht en je schatje een kusje kunnen geven voordat je naar je werk ging. Knap hoor, complimentje voor je time management!

Typisch Nederlands

Raak je al geïrriteerd? Of is je op z’n minst iets opgevallen aan bovenstaande tekst? Er staan namelijk maar liefst 22 verkleinwoorden in. Het is typisch Nederlands om overal ‘je’ en ‘tje’ achter te zetten; dat zal menig buitenlander die Nederlands leert, beamen. In Frankrijk eten mensen geen petit croissant met een petit tranche de fromage. En in Engeland geef je je little friend geen little kiss als je de deur uit gaat. Lachwekkend en apart, dat taaltje van ons. Wij Nederlanders mogen dan bekend staan als een direct volk, toch hebben we de neiging de boel te verzachten. 'Een biertje of sapje drinken' klinkt veel liever, bescheidener en gezelliger dan 'bier of sap drinken'. Maar vind je ook niet dat 'Ik heb een vraag' veel stelliger klinkt dan 'Ik wil je eventjes wat vraagjes stellen'? Waarom zwakken we onze boodschap zo vaak af, terwijl we willen dat zij aankomt? Het zal onze nuchterheid wel zijn. We hoeven niet zo nodig te imponeren. Ik persoonlijk vind het echter prettig als mensen zeggen waar het op staat. Dat creëert heldere verwachtingen. Dingen kunnen maar beter duidelijk zijn, toch? Mijn zoon heeft het in elk geval begrepen. Als hij een dikke kus geeft, zet je dan maar schrap. Dat ik er blauwe lippen aan overhoud, neem ik graag voor lief.
Ongezouten Ongezouten Wil je meer lezen van Femkes hand? In haar boek 'Ongezouten, columnbundel vol vrouwmenselijke belevenissen' schrijft ze over de typische en alledaagse dingen die ze meemaakt, ziet, hoort en voelt. In haar columns geeft ze haar ongezouten mening over alles waar de vrouw van nu mee te maken krijgt. Of het nu gaat over gillende ouders langs de lijn, daten met metromannen of de hel van de bikinijacht. Ook vind je Femke terug op Facebook, Twitter en LinkedIn. Wil je je eigen column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Ken je hem niet, het neefje van Ded Moroz? Je weet wel, hij zat in de zelfde klas als Olentzero, bij meester Joulupukki?" "Oh, de kerstman bedoel je?"[/intro] In Nederland zijn er aantal prachtige tradities rondom de kerst. Zoals onder het verplichte etentje met de schoonfamilie uit proberen te komen,  daar jammerlijk in falen en op Tweede Kerstdag alsnog ruzie krijgen met eerdergenoemde schoonfamilie. Ruzie krijgen over wie er na het kerstdiner als BOB naar huis moet rijden. Dit en het kijken van Home Alone 2 (voor de oudere lezer Als je begrijpt wat ik bedoel met Olie B. Bommel) zijn maar een paar van de verschrikkingen die je als Nederlander moet doorstaan, wil je ongeschonden die bevrijdende 27ste december bereiken. Oh ja, en dan is er ook nog die dikke Sinterklaas met diabetes en dat kekke rode pak met witte bontkraag, die cadeautjes komt brengen. Als je dacht dat je het als Nederlander zwaar hebt, dan hoop ik van harte dat je geen familie hebt wonen in IJsland. Daar hebben ze te maken met verschrikkingen zoals Grýla. Grýla is een dame die in de zestiende eeuw haar pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en sindsdien elk jaar in december de vervelende IJslandse kindjes ontvoert om ze vervolgens op te eten. En voor iedereen die denkt dat dit een mythe is, eerlijk zeggen: hoeveel vervelende IJslandse kinderen ken je? Precies. Ik ook niet één. Mocht je echter een Russische schoonfamilie hebben, dan kom je er deze periode nog bekaaider van af. Heb je eind december in Nederland kerst gevierd, dan bestaat de kans dat je op 7 januari ook nog naar je schoonfamilie moet voor een tweede ronde in kerstvieringen. In Rusland vieren ze kerst namelijk gewoon twee weekjes later. Gelukkig is Ded Moroz tegen die tijd wel verdwenen. Deze kerstmanachtige figuur ziet eruit alsof hij ontsnapt is uit een verhaaltje van Anton Pieck op lsd, die écht écht écht de allerbeste bedoelingen heeft met kinderen. (Ik vertrouw die beste man persoonlijk voor geen meter!) In Oost-Europa bijvoorbeeld kun je rond de kerstdagen vergast worden op een bezoekje van Baba Jaga, een oude kerstdemoon of kerstheks met een horrelheup en een klompvoet die de zielen van ondeugende kinderen opeet. Mocht je eens vrijwillig bij haar op visite willen gaan: haar tuinhekje bestaat volgens de overlevering uit menselijke schedels en beenderen, dus op zich zal ze niet lastig te vinden zijn. Mocht je jezelf ooit in de omstandigheden bevinden dat je meerdere huisjes ziet met een vergelijkbaar hek, dan moet je je ernstig afvragen of je misschien wat minder van de Glühwein moet snoepen en kan ik je eigenlijk maar één tip geven: stap als de wiedeweerga terug je auto in en voer het adres van je schoonouders in op het navigatiesysteem. Ik weet ook wel dat je geen zin hebt om te gourmetten, maar alles is beter dan voor altijd als slaaf van Baba Jaga door het leven te moeten gaan. [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Kunt u dat voor mij spellen?" "Ja hoor, met de X van Xantippe … " "Maar meneer, wat heb ik misdaan? Waarom noemt u mij een xantippe?" "Ik noem u geen xantippe, ik weet heel goed dat u mevrouw De Vries heet."[/intro] Columnist Floris Mein Door Floris Mein     Een xantippe, dus. Het woord wordt vaak gebruikt om de 'x' te verduidelijken bij de spelling van een woord. Op zich mag je al je twijfels hebben bij de intelligentie van je gesprekspartner als je de 'x' moet verduidelijken. Bij de 'm' en de 'n' snap ik het, maar bij de 'x'? Oh, een xantippe is overigens ook de bijnaam van een van mijn ex-vriendinnen (met een 'x', ja). Een xantippe is een boosaardige, plaagzieke vrouw, ook wel een helleveeg. Dat dekt de lading wel, ja.

Ik snap wel dat mevrouw De Vries een xantippe werd toen ze dacht daarvoor te worden uitgemaakt. Ik heb dan ook een hekel aan het spellen van namen. Zeker wanneer er een ‘u’ in zit ("Ja, met de 'u' van ‘Udo.'" Udo, écht?). Ook erg: de 'y', ook wel de 'Griekse ij' - of erger nog: de 'ypsilon' - genoemd. Ik ben overigens nog nooit iemand tegengekomen die Ypsilon heet. Verzin dan op zijn minst een leuke naam met een 'y'. Maar dat terzijde.

Hoewel mijn eigen achternaam – Mein - slechts vier letters telt, moet ik deze toch nog bijna dagelijks spellen. Ik word met enige regelmaat beticht van het zijn van een 'Meinen' of een 'Meins', of erger nog: een 'Meijer'.

Er bestaan wel wat semiofficiële regels voor het spellen van namen en aan de hand van het Nederlandse Telefoonalfabet probeer ik mijn gesprekspartner ervan te overtuigen dat mijn achternaam echt 'Mein' is: "Marie, Eduard, Isaak, Nico". "Oh, dus u heet Mien?" "Eh nee, ik heet geen Mien. Niet zoals die van de dobbelsteen. Maar Mein, zoals van het omstreden boek." Oh, en dan weet iedereen ineens wél hoe het geschreven dient te worden!

Ik denk dat ik mijn naam maar ga veranderen in een makkelijke, typische Hollandse naam om van het ongemak af te komen. Daar gaat mijn leven een stuk overzichtelijker van worden, hoop ik. Jansen, of zo. "Sorry, Janssen zegt u? Is dat met één of twee s’en?"

Foto: Voornamelijk.nl

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur in


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Mam … mam! Mag ik op de tjsoek tjsoek?” Mijn moeder draait zich geïrriteerd om en werpt me een vernietigende blik toe. “Floris!”, roept ze. “Hoe vaak moet ik nog zeggen dat het gebruik van een onomatopee over het algemeen niet heel erg intelligent overkomt?” “Ja mam … Je zei het al vaker. Maar ik wil gewoon op de tsjoe … op het treintje …” “Dan moet je dat eerst maar eens fatsoenlijk vragen”, zei mijn moeder. “We zijn hier om jouw derde verjaardag te vieren en je bent groot genoeg om fatsoenlijk Nederlands te spreken.” “Ja, maar mam … De Duitsers doen het allemaal! Die praten nog steeds over een Zug …” Mijn moeder rolt met haar ogen en bestelt uit pure frustratie een patates frites met extra mayonaise.[/intro] Columnist Floris Mein Door: Floris Mein Ja, je kunt wel zeggen dat het taalpurisme er bij mij met de paplepel is ingemetseld. Oh, dat is iets waar mijn moeder ook een enorme hekel aan had trouwens. Aan een malapropisme. En dat is overigens iets wat ik echt van haar overgenomen heb. Ik kan niet tegen mensen die het klokje ergens hebben horen luiden en dan als muizen op tafel gaan dansen. En iedereen weet wat ze zeggen over malapropismen, toch? Het is als hoge bomen voor de zwijnen werpen. Het zal je ondertussen niet ontgaan zijn dat deze column over stijlfouten gaat. Ik heb geprobeerd er een educatief element in te bouwen, kun je wel zeggen. Dus ik hoop dat jullie een en ander kunnen opnoteren als we doorgaan naar de volgende stijlfout. De contaminatie. Ik kan me er namelijk nogal aan irriteren als mensen niks opnoteren, dus gelieve pen en papier nog een keer te laten rondcirculeren, zodat u zich later niet hoeft te verexcuseren als u bijvoorbeeld struikelt over stijlfout nummer vier. De tautologie. Dit is een lastige en daarom krijgt u nu gratis en voor niks een paar tips waardoor u voortaan voor altijd en eeuwig kunt onthouden wat u nooit en te nimmer meer fout mag doen. Hoewel u vast en zeker wel weet dat een tautologie niet altijd een stijlfout hoeft te zijn. Hij kan ook ingezet worden als stijlfiguur. Grappig dat juist deze (potentiële) stijlfout dubbel uitgelegd kan worden. Ik hoop dat u wat heeft opgestoken van deze column. Zodat uw kennis van de Nederlandsche taal steeds groter zal groeien en u later – als u een oude grijsaard bent – uw kennis kunt doorgeven aan uw nageslacht. Over pleonasmen bijvoorbeeld. Beginnen er wat kwartjes naar beneden te vallen?

Kun je zelf leuk schrijven en wil je je column of woordweetje terugzien op onze site? Stuur in.

Taalvoutje

Column: Briefjes

Column: Briefjes

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op m'n computerscherm verschijnt een envelopje. Mail van school. Tegenwoordig heel gewoon, maar een jaar of vijf geleden ging het overgrote deel van de communicatie nog altijd via een briefje dat aan je kind werd meegegeven. Niet zelden eindigde dat briefje als een verkreukeld vodje, dat na enkele dagen - of soms na weken pas - aankwam: "Dat schoolreisje is mórgen al?! Oh jee, een regenpak. Schát! Jij hebt toch laatst de schuur opgeruimd?"[/intro] Door Renate Oord Mail van juf, dus. Dat ze onlangs briefjes heeft meegeven met daarin een oproep voor ouders slash verzorgers slash opa’s en/of oma’s om mee te doen aan de creatieve middag op school. Een creatieve middag, niet te verwarren met knutselmiddag. Ik citeer: "De kinderen nemen deel aan allerlei workshops die niets te maken hebben met knutselen; hierbij kunt u denken aan sportclinics, een workshop vissen, handwerken, bandenplakken, drama, muziek, techniek, koken, et cetera." Vissen? Nee, dat is inderdaad geen knutselen. Het briefje heb ik keurig op het aanrecht gelegd. Naast de fruitschaal. Zo’n plek waarvan je weet 'er ligt iets' en je ook steeds denkt ‘hier moet ik iets mee’. En toch blijft het er steeds keurig liggen. En daarom kwam dus ook De Mail: dat er nog nauwelijks reacties binnen waren gekomen (kennelijk hebben meer ouders zo’n plekje). Of we er toch niet bij konden zijn. Om te helpen. Anders kon het misschien niet doorgaan! Nou, zeg dan maar eens nee. Dus daar zat ik dan: een workshop koken (fruitspiesjes en pizza’s, ofwel: 'koken') voor groep 3 en 4. Mijn eigen kinderen hadden wijselijk gekozen voor handwerken en drama - nee, vergis je niet: handwerken is géén knutselen. Als hulpouder ren je heen en weer om dingen te snijden ("Nee, lieverd, deze kun je nog niet snijden. Dit is een mandarijn, die moet je eerst pellen") en antwoorden te geven op vragen als: "Juhuf, kunnen aardbeien ook op een pizza? Nee? Waarom niet?" Ach, waarom ook niet inderdaad, het is jouw creatieve middag. 56 spiesjes en 28 pizza’s later sta ik weer op het schoolplein om mijn kroost op te vangen. Allebei hebben ze een briefje bij zich. Deze liggen ... juist. Beeld: met dank aan Tim Velterop Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur dan je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op onze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een supermegagaaf Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Soms trekt een uitspraak waar je je leven lang nog niet bij stil hebt gestaan, ineens de aandacht. Een zin, woord of spreuk, die geregeld voorbijkomt en ineens vraagtekens oproept. Bij mij is ‘tussen de middag’ zo’n uitdrukking. Als klein jongetje werd ik al met deze uitspraak geconfronteerd door mijn moeder. Hierin neem ik haar overigens helemaal niets kwalijk. Op de vraag wanneer we warm zouden eten, was vaak het antwoord: "Tussen de middag, jongen, mama gaat spinazie klaarmaken." Wanneer mijn moeder dat zei vlak voordat ik naar school ging, wist ik dat er bij thuiskomst een warme hap klaar zou staan. En zo zat ik dan diezelfde dag even na twaalf uur spinazie te eten met mijn moeder en zusjes. Een prima bodem voor de lange schoolmiddag die op ons wachtte.[/intro] image    Door Taallent Nu, enkele jaren later, kijk ik op een totaal andere manier naar ‘tussen de middag’. Wanneer ik deze uitdrukking goed op me laat inwerken, roept het woord ‘tussen’ al vraagtekens op. Hierbij denk ik namelijk aan minimaal twee objecten of tijdstippen. Ik heb namelijk nog nooit tussen één persoon gestaan. Tussen twee mensen in staan gaat mij makkelijker af. Ook wanneer ik ‘tussen’ in een tijd plaats, komt er altijd iets vóór en na. Zo speelt een werkdag zich voor de meeste mensen tussen 8:00 en 17:00 uur af: een heldere afbakening met een begin- en een eindtijd. Zo niet bij ‘tussen de middag’. Het woord ‘middag’ suggereert dat het over een tijdsbepaling gaat. Ook mijn moeder gebruikte het als zodanig. Mijn vraag is nu: wáártussen is 'tussen de middag'? Voor het gemak ga ik er maar van uit dat het tussen de ochtend en de middag is. Het eten ‘tussen de middag’ werd bij ons thuis immers opgediend vlak na de ochtend, aan het begin van de middag. Toch brengt mijn aanname weer een volgend probleem met zich mee. Wanneer het hier gaat over een moment tussen ochtend en middag, vraag ik mij af welk moment dit dan is. Voor zover ik weet, eindigt de ochtend namelijk om 11.59 uur en start de middag om exact 12.00 uur. Twee momenten waar weinig tot geen ruimte tussen zit. En dat is nogal lastig voor iemand die tussen de middag een spinaziemaaltijd wil opeten. Binnen één volle minuut krijg ik dat niet voor elkaar.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zo. We beginnen even stevig. Want soms zitten er dingen in taal waar je gewoon vanaf moet. Zoals dus die akelige, ambtelijke, afstandelijke lijdende vorm. Die is namelijk nergens goed voor. Ja, voor afstand scheppen, als je de verantwoordelijkheid wilt afschuiven, er niks mee te maken wilt hebben. Dan wel. Maar zo zitten jullie natuurlijk niet in elkaar, mijn lieve lezers.[/intro] Door Manon Kummer Je komt ze tegen op de gekste plaatsen, die akelige lijdende zinnen. ‘U wordt zo spoedig mogelijk geholpen’. ‘Samen met u wordt een strategie bepaald’. "Door wie?", vraag ik dan standaard. "Of weet u dat niet? Is er eigenlijk helemaal niemand die dat doet hier, de klant helpen of die strategie bepalen? Jullie weten het niet, hè?!" Maar meestal weten ze het best. Zet dat dan neer: 'Onze kassamedewerkers helpen u zo snel mogelijk’. ‘Samen met u bepaalt onze consulente een strategie.’ Dat staat veel persoonlijker en je weet meteen naar wie je moet vragen. En wat vinden jullie dan van dat arme ‘lijdende voorwerp’? Dat is toch zielig! Niemand wil een lijdend voorwerp zijn. Dat gun je niets of niemand. Ik niet, tenminste. Nog een goede reden om de lijdende vorm voor altijd af te schaffen. Er zijn mensen die denken dat je niet alle lijdende zinnen kunt mijden. Maar dat kan dus wel! Je moet er soms wel even over nadenken en je onderwerp eens van de andere kant bekijken. Het kan namelijk altijd. ‘In Renkum worden nauwelijks nog huizen gebouwd’ is voor mij een goed voorbeeld. Men bouwt nauwelijks nog? Naaah. We bouwen? Nee, dat is hem ook niet. ‘In Renkum ligt de huizenbouw nagenoeg stil.’ Dus mensen, mijd het lijden bij het schrijven, blijf actief en creatief en laat je teksten spetteren! En als dat niet lukt, mag je mij altijd bellen. Beeld: met dank aan Lectrr

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Stopzij en sprutsel. Deze woorden zeggen je nu waarschijnlijk nog niets, maar let op: over vijf jaar staan ze in de Dikke van Dale. Dat garandeer ik je. Iedereen zal ‘stopzij’ en/of ‘sprutsel’ minstens één keer per dag gebruiken. Waarschijnlijk wordt er zelfs een Nationale Stopzij- en Sprutseldag georganiseerd, ter ere van het glorieuze moment waarop Nederland en Vlaanderen met deze woorden kennismaakten.[/intro] Columnist Floris Mein        Door Floris Mein   Iedereen heeft ze: woorden die niet bestaan, maar die bij jou thuis net zo vertrouwd zijn als pindakaas en boterkoek. Maar willen we onze taal verrijken, dan moeten die huiselijke verzinsels de wijde wereld in gebracht worden. Dus ik trap af, met stopzij en sprutsel. Hoe gebruik je het woord ’stopzij’, vraag je? Stel je voor: je bent in een stevige discussie verwikkeld met een narrige gesprekspartner, die je het liefst dwars door een gesloten raam naar buiten zou willen werken. Je merkt dat het gesprek begint te escaleren, maar je weet niet hoe je kunt ingrijpen om dat te voorkomen. Dan roep je heel hard: “Stopzij!” Of: “Supercalifragilisticexpialidocious!” Dat kan ook. (Vraag: waarom herkent mijn spellingscontrole dat woord in vredesnaam?) Stopzij dus. Een kreet die gebruikt kan worden om een negatief patroon te doorbreken. Dat is de omschrijving die ik aan het woord mee ga geven als ik op audiëntie mag bij de toelatingscommissie van de Dikke van Dale. Uiteraard zal deze uit haar stoel vallen van verbazing, onmiddellijk de loftrompet steken over dit geniale idee en het woord voortaan te pas en te onpas gebruiken. Althans, dat is scenario één. Voor het onwaarschijnlijke scenario twee - ze vinden het niks - heb ik ook nog ‘sprutsel’ achter de hand. Sprutsel betekent zeepsop. Iets minder hoogdravend, maar minstens net zo mooi. Het woord ontstond toen een familielid in een totale vlaag van verstandsverbijstering tijdens de afwas vroeg:  “Mag ik de … ehm … hoe heet dat nou toch … ehmm … ja, de sprutsel!” Sindsdien trekken wij thuis eigenlijk alles in twijfel wat de beste man in kwestie uitkraamt. Ik zeg bewust ‘de beste man’, want ik heb uitdrukkelijk beloofd dat ik Aries naam niet zou noemen. Mocht je jezelf in de gelukkige situatie willen manoeuvreren dat je beide woorden in één zin kunt gebruiken, dan adviseer ik je om een keer ruzie te maken tijdens de afwas: “Stopzij! Anders spuit ik sprutsel in je ogen!” Als dat je niet redt uit je benarde positie, zit er nog maar één ding op: rennen! Hebben jullie zelf ook ‘huiswoorden’ die volledig ingeburgerd zijn? Laat ze ons weten in een reactie. De leukste inzending wordt beloond met een Taalvoutjes-memoryspel!

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur in


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er valt wat mij betreft genoeg te schrijven over namen zoals Sha’n’yqua en La’Gioconda, maar ik wil in dit woordweetje met name de wat bekendere Nederlandse namen met naam en toenaam benoemen. Hoewel, laten we het beestje maar gewoon bij de naam noemen, want ik denk dat ik namens meerdere mensen spreek als ik stel dat er aan die zogenaamde nieuwe namen toch ook wel nadelen kleven. Al is het maar als Given-Joy koffie bestelt bij de Starbucks. Arme barista die haar naam moet spellen. Dergelijke namen laat ik dus vallen. Niet te verwarren met name dropping, dat is hoegenaamd iets anders.[/intro] Columnist Floris Mein Mijn jongste zoon heet Xander (met een X, ja). Gelukkig luister hij ook naar Xan, San, Sanniepan, of Xanniepan. Of aapje, monster, schattie en soms zelfs pannenkoek. Maar omdat dat allemaal niet in zijn paspoort past, kozen we er indertijd voor om het bij één naam te houden. “Is ie vernoemd?”, werd vaak gevraagd. “Nee”, was steevast mijn antwoord. Dus ook niet naar De Buisonjé. Ik vond Xander gewoon een toffe naam. Ik had geen idee wat het betekende. Na wat googelen kwam ik erachter dat het staat voor ‘beschermer van de mensheid’. Xander is 1.20 meter en weegt een kilootje of 25, dus helaas mensheid: als we het van mijn Xander af moeten laten hangen, zie ik de toekomst somber in. Zo zie je maar dat nomen niet altijd omen est. Mijn oudste zoon - die overigens wel vernoemd is - heet Floris. Dat betekent ‘de bloeiende’. Een bijzondere speling van het lot zorgt ervoor dat het arme jongetje in het voorjaar kapotgaat van de hooikoorts. Ik had hem beter Herfst kunnen noemen. Of Storm. Of Herfststorm. Of Regenpak. In 2014 moesten de namen van kinderen vooral kort zijn. Zoveel kunnen we in ieder geval opmaken uit de statistieken van de Sociale Verzekeringsbank. Kort, met maximaal twee lettergrepen. En de klank is in sommige gevallen beduidend belangrijker gebleken dan de betekenis. Ik bedoel, wie noemt zijn zoon nou ‘Wit’? Of zijn dochter ‘Oogster’? Helaas zijn de oorspronkelijke betekenissen van sommige namen niet meer helemaal te achterhalen en sommige bronnen spreken elkaar wat tegen. Gelukkig heeft betekenisnamen.nl (what’s in a name?) in ieder geval naam gemaakt door een grote verzameling van namen en hun betekenissen vast te leggen. In 2014 waren de populairste jongensnamen volgens de SVB Daan (‘mijn rechter is God’), Bram (‘vader van velen’), Milan (‘genadig’), Finn (‘wit’, ‘blond’) en Sem (‘vermaard’). Conclusie: in 2014 maakte het niet zoveel uit hoe je je zoon noemde, als de naam in ieder geval niet meer dan twee lettergrepen had en het maar eindigde op een twee- of een driepoot, dan was het goed. Voor meisjes waren in 2014 Sophie (‘wijs’), Emma (‘alles omvattend’), Julia (‘de jeugdige’), Mila (‘glorie’) en Tess (‘oogster’) populair. Jammer dat mijn persoonlijke favorieten, te weten Lisa (‘mijn God is een gelofte’) en Mona (‘nobele vrouw’), er niet tussen staan. Conclusie twee: ouders die in 2014 een dochter kregen, waren beduidend minder voorspelbaar en hebben ook een aanzienlijk betere smaak dan ouders van een zoon. Niet iedereen zal dat met me eens zijn, maar dat is dan niet anders … Over smaak valt namelijk niet te twisten. Bovendien kun je altijd nog beter zelf een naam verzinnen dan je te laten leiden door namen uit de Panigyria. Dat is pas echt Russische naamroulette. Heb je zelf ook een voorname voornaam of een bijzondere naamgever, of wil je faam maken met jouw naam? Laat ons jouw bijzondere naamverhaal weten! [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op twee plaatsen in mijn agenda heb ik genoteerd dat ik deze column moest schrijven. Ofwel de automatische spellingscorrectie ofwel mijn razendsnelle aanslag heeft het uiteraard dubbel foute woord 'taalvoudje' gecorrigeerd in 'taalvodje' en 'taalboutje'. Ik vind het fantastische woorden met onvermoede betekenishorizonten. Zoals ik geïnteresseerd ben in woorden die vergeten dreigen te worden, zo ben ik geïnteresseerd in de creativiteit van de taal, die zichzelf voortdurend weet te vernieuwen. Er is permanente beweging op alle taalfronten.[/intro] Woorden verdwijnen en woorden verschijnen. Het woord 'googelen' zou pakweg twintig jaar geleden zijn beschouwd als de verkeerde spelling van 'goochelen'. 'Twitteren' had inderdaad uitsluitend betrekking op het geluid van vogels en zou zijn veroordeeld als een anglicisme, omdat het Nederlands 'kwetteren' gebruikt. De snelle digitale boodschap van 140 tekens heeft qua intentie en inhoud inderdaad veel weg van het ongecoördineerde, betekenisloze getjilp van mussen en spreeuwen, in zoverre is de term goed gevonden. Tegelijk is het gebruik van afkortingen en emoticons een moord op de nuance in het taalgebruik. Dat een gerespecteerd instituut als Oxford Dictionaries, de tegenhanger van onze Van Dale, een emoticon tot 'woord' van het jaar heeft gekozen, is de bijl aan de wortel van de taal. Een emoticon is geen woord en al helemaal niet per se een Engels woord. Het is een universeel pictogram. Dat is nog simpeler dan een hiëroglief. Zeker handig in het gebruik bij richting aanwijzen, routes door musea en winkelcentra, maar tegennatuurlijk voor taal. Taal steekt in een diepe laag van onze ziel, taal is verbonden met moeder en vader, geboorteplaats, mens worden, jezelf uitdrukken, met sociaal bestaan. Taal is net zo eigen als een vingerafdruk. Iedereen gebruikt taal op zijn eigen manier, zo elastisch is ze wel. Ik ben geen tegenstander van neologismen. Ik verwelkom ze van harte. Dichters en schrijvers vinden soms woorden uit die precies de uitdrukking zijn van een emotie of een ervaring. Nieuwe technieken brengen de noodzaak voor nieuwe woorden met zich mee. En door het verdwijnen van oude technieken, voorwerpen en handelingen zakken er onvermijdelijk ook woorden door de zeef van de tijd. Maar van heel wat woorden is het jammer dat ze verdwijnen, daarom heb ik opgeroepen tot adoptie van een 'Vergeetwoord'. Daaruit is in samenwerking met het radioprogramma de Taalstaat en Van Dale Uitgevers het Vergeetwoordenboek ontstaan. Ach, ontferm u over een vergeetwoord: zeepklopper, bustehouder, kalkedotter, stencillak, moedervel, kippekontje, lichtmatroos ... [line]

nellekeNelleke Noordervliet (70) is niet alleen een Nederlands schrijfster meer dan twintig boeken op haar naam, ze is tegenwoordig ook beschermvrouwe van het Gezelschap van Geadopteerde Vergeetwoorden dat werd opgericht door Frits Spits van KRO-NCRV Radio 1 programma De Taalstaat. Al meer dan duizend luisteraars hebben een woord geadopteerd dat niet in de vergetelheid mag geraken.

1000-vergeetwoorden-om-te-koesterenWinactie: 1000 vergeetwoorden om te koesteren

Achenebbisj, balsturig, copieus … Prachtexemplaren van woorden uit vervlogen tijden, die vandaag de dag in de vergeethoek van de Nederlandse taal dreigen te raken. Schrijfster en neerlandica Nelleke Noordervliet breekt een lans voor deze ‘vergeten taalschatten’, die het verdienen om opnieuw omarmd te worden. En wij mogen vijf exemplaren van het boek '1000 vergeetwoorden om te koesteren' weggeven! Laat ons weten welk woord jij zou willen adopteren en waarom. Uit de mooiste inzendingen kiezen we vijf winnaars die beloond worden met het boek.

TIP: Bij De Taalstaat kun je daadwerkelijk een woord adopteren. Je krijgt dan een heus adoptieformulier toegestuurd door Frits Spits!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zit u neer? Perfect. Daar gaan we dan: Het gebeuren zowel tijdig, voortijdig als laattijdig en ongeacht de toegepaste techniek waarbij een vrouw zich bevrijdt of wordt bevrijd van het product der conceptie (foetus en aanhangsels) op een ogenblik waarop de foetus levensvatbaar is.[/intro]     Door Ann de Craemer   Zouden je vliezen niet spontaan breken van deze omschrijving van een bevalling door de Vlaamse ziekteverzekeraar DKV? Als het bericht anatomisch íets met mij doet, dan is het vooral mijn lachspieren kietelen. Van het volgende staaltje notariële poëzie krijg ik het dan weer op mijn heupen – en op mijn zenuwen: De aanwezigheid van zij die niet zullen kunnen aanwezig zijn bij het verlijden van de authentieke akte van verkoop dienen aanwezig te zijn om deze volmacht te ondertekenen. Graag wil ik merk en jaar van de fles whisky van deze notaris kennen, zodat ook ik de roes kan ervaren waarin hij/zij deze woordenbrij neerpende. Je kunt je haast niet voorstellen dat sommigen zulke zinnen schrijven zonder dat ze van hun stoel tuimelen van het lachen. Maar hoe vaak krijgen we dit soort krommunicatie niet onder ogen – van beleidsteksten van politici, tot brieven van overheidsinstellingen, banken en verzekeringen, tot bijsluiters bij medicijnen? Waarom, oh waarom, schrijven mensen voor wie taal nochtans hun belangrijkste materiaal is – denk maar aan advocaten – vaak zo nodeloos ingewikkeld? Daar zijn verschillende redenen voor. Soms heeft het met prestige te maken: er zijn mensen die denken dat ze ontzettend intelligent overkomen wanneer ze dikdoenerige taal gebruiken. Mis, poes: uit een onderzoek uit 2005 van Daniel D. Oppenheimer van Princeton University bleek dat mensen de eenvoudigste teksten aanwijzen als de intelligentste. Dikwijls ook is onzekerheid de oorzaak van wollige taal, of zoals Albert Einstein zei: ‘Als je iets niet eenvoudig kan uitleggen, heb je het zelf niet begrepen.’ De wereldberoemde taalkundige Steven Pinker wijt onhelder taalgebruik ook aan de ‘the curse of knowledge’ of ‘de kennisvloek’: omdat mensen zich moeilijk kunnen inbeelden dat anderen niet weten wat zij weten, gebruiken ze te veel jargon en leggen ze niet voldoende uit wat voor henzelf vanzelfsprekend is geworden. Toen ik vroeger op school en zelfs aan de universiteit over slecht taalgebruik leerde, ging het vaak over spelling, of over een resem vermaledijde Vlaamse woorden (confituur! autosnelweg! zetel!) die we moesten vervangen door Noord-Nederlandse tegenhangers. Veel erger vind ik wollig taalgebruik, omdat het mensen verward kan achterlaten of zelfs op het verkeerde been zetten. Uit een onderzoek aan Stanford University, waarvan de resultaten deze week verschenen, blijkt dat jargon ‘sjoemelwetenschap’ kan versluimeren: wanneer wetenschappers de gegevens in hun onderzoek vervalsen, proberen ze dat te verbergen door op een andere manier te schrijven. De onderzoekers doorzochten een gegevensbank met wetenschappelijke artikelen die tussen 1973 en 2013 gepubliceerd werden. Met een 'versluierindex' ontdekten ze dat frauduleuze onderzoeksartikelen gemiddeld 60 jargonwoorden meer bevatten dan artikelen die berusten op deugdelijk onderzoek. Als je dus respect hebt voor je lezer en zelf betrouwbaar wilt overkomen, kun je maar beter helder schrijven. Je bewijst er ook de taal een dienst mee – én de waarheid – of om het met Arthur Schopenhauer te zeggen: "De waarheid is naakt het mooist, en de indruk die ze maakt is des te dieper naarmate haar uitdrukking eenvoudiger is." [line] Heerlijk helderBegin 2015 startte het Vlaamse Radio 1-programma Hautekiet met de Heerlijk Helder-campagne. Doel: recht maken wat krom is, namelijk de vaak nodeloos onbegrijpelijke taal van politici, juristen, overheidsdiensten, banken, dokters en musea. #HeerlijkHelder werd een begrip op sociale media. Luisteraars stuurden massaal voorbeelden van onheldere taal in.  Jan Hautekiet en Ann de Craemer, voorzitster van het Heerlijk Helder-panel, geven in dit boek tal van voorbeelden van krommunicatie die ook voor de lachspieren bevordelijk zijn - maar Heerlijk Helder is geen stijlgids. Het vertelt wel waarom mensen wollige taal gebruiken, en waarom het voor henzelf en hun publiek beter is dat ze niet doen. Voor hun campagne wonnen De Craemer en Hautekiet Wablieft-prijs voor duidelijke taal.  (ISBN:978-94-6310-005-2, €17,50, Uitgeverij Polis) WINACTIE We mogen vijf exemplaren van het boek weggeven! Wat moet je daarvoor doen? Deel hieronder in een reactie jouw favoriete krommunicatie. Onder de leukste en origineelste inzendingen verloten we de vijf exemplaren. Jouw column terugzien op onze website? Stuur deze in.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ja, natuurlijk, ik weet het: taal is een levend iets. En levende dingen veranderen. Onvermijdelijk. Niets aan te doen. En daarom moet ik niet zeuren over het feit dat zelfs hoogopgeleide mensen zonder blikken of blozen ‘hun hebben’ of ‘zich beseffen’ zeggen. Of ‘het meisje die …’. Het hoort gewoon bij zo’n levende taal.[/intro] Portret Friederike de Raat_klein     Door Friederike de Raat   wp_als je een ei wilt bakken Niets om stoom over uit je oren te laten komen. Al moet ik bekennen dat het telkens weer ‘au’ doet, als ik zo’n kanjer van een taalvout hoor passeren. Maar voor één categorie in onze taal zal ik altijd in de bres springen, want ik krijg het Spaans benauwd als ik eraan denk dat die verdwijnt: onze spreekwoorden en gezegden. Zeker, ook die zijn aan veranderingen onderhevig, kijk maar eens een avondje tv. Onlangs allemaal live gehoord: in het geweer klimmen, je de longen uit het lijf lopen, iets ligt je nauw aan het hart. Jammerrrrrrr, net niet goed. Ze zijn vaak hilarisch, die verhaspelingen, dat is het punt niet. Mijn probleem is dat we met het verdwijnen van spreekwoorden en gezegden die we niet meer thuis kunnen brengen (de kerfstok, het onderspit) ook de verhalen erachter kwijtraken. Over beroepen die we niet meer wp_Annet van der Zwaan_klopt als een koekennen (de vinker die het vinkentouw bedient om vogeltjes te vangen), over gebruiksvoorwerpen die we niet meer hebben (we branden ons niet meer aan een heet hangijzer). Verhalen die ons zoveel vertellen over ons verleden dat we er héél zuinig op moeten zijn. Dus mensen, verhaspel er desnoods lustig op los met de grammatica, maar blijf af van die spreekwoorden en gezegden. Het spinnewiel van overgrootmoeder doen we toch ook niet weg omdat we het niet meer gebruiken? En op onze monumenten zijn we toch ook zuinig, al zijn ze hoogst onpraktisch om in te wonen? Dus laten we dan ook ons taalkundig erfgoed niet laten verslonzen. [line] Raat, Friederike de. Waarom mussen nooit dood van het dak vallenFriederike de Raat is journalist en eindredacteur van NRC Handelsblad. Eerder schreef ze twee boeken over taalfouten in soorten en maten: Hoe bereidt je een paard? (2012) en Geen hond die ernaar kraait (2013). Beide boeken werden gebundeld in Een boek vol taalfouten (2014). Met haar nieuwe boek Waarom mussen nooit dood van het dak vallen hoopt ze duidelijk te maken waar die oude spreekwoorden en gezegden vandaan komen, opdat ze niet verdwijnen. (ISBN: 9789046820117, €12,99, Nieuw Amsterdam Uitgevers)

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Elke taal heeft ze: standaardzinnen die je gebruikt in alledaagse situaties. ‘Zo vind je nog eens wat’, ‘Het kan nooit ver meer zijn’ en ‘Ik zal blij zijn als het vijf uur is’. In de afgelopen dertien jaar hebben wij er vijftienhonderd verzameld. Welke van die zinnen behoren nu niet alleen tot de Nederlandse taal, maar zeggen vooral ook iets over de Nederlandse cultuur?[/intro] Door Wouter van Wingerden en Pepijn Hendriks

Zachtjes regenen

In onze streken is het vaak nat en koud. Het weer is daardoor een grote bron van clichés. Wat dacht je van deze? ‘Als de zon weg is, is het ook gelijk fris.’ ‘Ik geloof niet dat we het droog houden.’ ‘Het is wél goed voor de tuin!’ ‘Voel ik nou een druppel?’ Juist door die kou en nattigheid genieten we extra van droge en zonnige momenten: ‘Het is geen weer om binnen te blijven.’

Postzegel

De clichés die we verzamelden over geld bewijst dat de Nederlander nog lang niet van zijn stereotiepe zuinigheid af is. ‘Dat scheelt weer een postzegel’ is een klassieker als je iets mee- of afgeeft. Met ‘Zo, doe maar duur!’ laat je licht misprijzend merken dat iemand wel erg veel geld aan iets heeft uitgegeven. Zonder twijfel oer-Nederlands is: ‘Dat kostte het vroeger in guldens!’ Die krenterigheid kan knap irritant zijn: ‘Het mag zeker weer niks kosten?’ Maar ja, ‘de dure maanden komen er weer aan!’ Als je op 5 december iets van je wensenlijstje krijgt, zeg je quasilollig: ‘Hoe wist Sinterklaas dat nou?’ En een kleine maand later weet je dat iedereen ‘nee’ gaat zeggen op ‘Iemand nog een oliebol?’.

Als gekken

Ook het buitenland bekijk je door je Nederlandse ogen. Bijvoorbeeld aan tafel: ‘Ik weet niet wat het is, maar het klinkt lekker.’ ‘Kun je dat eten?’ ‘Als we morgen allemaal ziek zijn, weten we waar het aan ligt.’ Of in het verkeer: ‘Ze rijden hier als gekken!’ Maar ondertussen haal je in idyllische stadjes zelf ook rare capriolen uit: ‘Dat bepaal ik zelf wel’, want ‘er staat nergens dat het niet mag.’

Hèhè

Een misschien wat onverwacht typisch Nederlands cliché is ‘Hèhè, ik zit.’ Puur omdat het woord 'hèhè' in andere talen schijnt te ontbreken. Je vraagt je af hoe dat kan. Kennen ze over de grens het genot van de stoel na een dag rennen en vliegen (‘Ik heb de hele dag nog niet gezeten’) niet? ‘Als je er eenmaal een hebt, wil je nooit meer zonder.’ Sommige clichés sterven gelukkig uit. Ooit was ‘Jij hebt de oorlog zeker niet meegemaakt?’ een ernstige vraag. Gaandeweg is het een wat flauwe opmerking geworden. En nu zijn we ongeveer van dat nationale trauma af. ‘We leven in een vrij land, tenslotte.’  

Dat hoor je mij niet zeggen!WINACTIE

Wouter van Wingerden en Pepijn Hendriks bundelden hun verzameling clichés in het boek 'Dat hoor je mij niet zeggen!', verschenen bij uitgeverij Thomas Rap. Meer informatie: dathoorjemijnietzeggen.nl. Meer clichés krijg je dagelijks via Facebook en Twitter.

We mogen vijf exemplaren van het boek weggeven! Wat moet je daarvoor doen? Deel hieronder in een reactie jouw favoriete cliché. Onder de leukste en origineelste inzendingen verloten we de vijf exemplaren.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Wat veel mensen niet weten is dat ik uit een oud Tovenaarsgeslacht kom. Ik bracht mijn jeugd door op slot Meinstein en leerde daar heel wat bruikbare en minder bruikbare toverspreuken. De bruikbare houd ik voor mijzelf (sorry, beroepsgeheim), maar er zijn een aantal minder bruikbare die ik graag met jullie wil delen. Ze werken echt. Althans, dat schijnen ze te doen op het moment dat je er maar genoeg overtuigingskracht in legt.[/intro] Columnist Floris Mein Door: Floris Mein

Abracadabra

Spreuk 1: "Abracadabra en niemand gebruikt meer het woord ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord!" Gezien het aantal 'me',  'ze' en andere wanstaltige vervoegingen van bezittelijk voornaamwoorden die ik geregeld tegenkom op het internet, kunnen we wel concluderen dat er óf iets ernstigs mis is met deze toverspreuk óf dat er iets mis is met de jeugd van tegenwoordig. Abracadabra is mogelijk afkomstig uit de Kabbala - een religie die een deel van haar roots deelt met het jodendom - en zingt al zo'n tweeduizend jaar rond in de Nederlandse taal en haar voorgangers. Toch lijkt de spreuk wat aan kracht ingeboet te hebben sinds zij rond de tweede eeuw na Christus voor het eerst gebruikt werd. Wat ik me dan afvraag is: waarom gebruiken mensen 'Abracadabra' nog? Je zou zeggen dat je, als een toverspreuk het niet doet, toch snel naar een andere zou grijpen. Eentje die wel werkt. Zoals spreuk 2.

Hocus pocus pilatus pas

“Hocus pocus pilatus pas en ik wou dat het gebruik van het woord 'shizzle' verleden tijd was.” Tot m'n spijt moet ik constateren dat ook deze spreuk, die waarschijnlijk haar oorsprong vindt in de katholieke kerk, niet zo heel erg veel indruk meer maakt op de jeugd van tegenwoordig. Hoewel we er hier op Meinstein de meest fantastische resultaten mee boekten, met 'dingen' waarover ik dus vanwege het beroepsgeheim niets mag zeggen, lijkt in Nederland ook hocus pocus zijn beste tijd gehad te hebben. De jeugd shizzlet er zo her en der nog driftig op los. Even een persoonlijke noot: 'shizzle' is na het woord 'jopen' (als de wat platte benaming voor borsten) wat mij betreft het lelijkste woord dat Nederland rijk is. Toch is de hocuspocus-spreuk lang niet zo onsuccesvol als spreuk nummer drie.

Simsalabim

“Simsalabim en ik wil dat mijn zoontjes hun kamer opruimen binnen nu en anderhalf uur!” Het resultaat van deze toverspreuk is nihil. Mogelijk ligt dit ook aan de wens binnen de spreuk, want kinderen ruimen nu eenmaal niet graag hun kamertjes op. Wat ik bijzonder vond om te constateren, is dat 'Simsalabim' van oorsprong mogelijk uit een van de andere grote religies komt: de islam. Afsluitend nog een klein verzoekje aan onze vrienden van de Dikke van Dale: zouden jullie alsjeblieft bovenstaande spreuken uit het woordenboek kunnen verwijderen? Ze lijken namelijk niet echt te werken. Oh, en als we dan toch bezig zijn: mag 'chickie' er dan ook weer uit, alsjeblieft?

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Bloed, heb je die kino gezien waarin die kil moeilijk zieke shit doet om aan een djoenta te komen?' "Ja, man. Die kino van vorige week toch, G?" "Zuiver! Ik ging helemaal stuk. Ik zeg je eerlijk, platta ging ik, G. Deze man hosselt 'm keihard voor die doekoe." "Dus dát, G! Hé, maar ik ga das, brada." "Waar ga je?" "Ososee, G. Ik moet nog tjappen en later ga ik 'm tappen met m'n matties en kijken of die nieuwe shoppa in fotto wat te choken heeft." "Ait, is cool man. Later bloed." "Later." [/intro] Greg Wijngaarde   Door Greg Wijngaarde     Taal van de straat, ik heb er een lichte crush op. Je kunt het gerust kalverliefde noemen. Ik moet hierbij wél opmerken dat ik absoluut geen virtuoos ben op het gebied van de taal van de stoeptegels. Ook draag ik de taal nog nét niet zo'n warm hart toe dat ik een broek aantrek met achterzakken die halverwege mijn kuiten beginnen en ter hoogte van mijn hielen eindigen. Maar waarom ben ik nou als een onnozele tiener zo lyrisch over deze taalvorm? De reden hiervoor is dat de taalvorm zo extraordinair is; een merkwaardige verzameling van woorden en zinnen die in eerste instantie zo kenmerkend is voor een selecte groep gebruikers daarvan. Misschien is het wel een hunkering naar nostalgie. Ik heb vanaf mijn geboorte drieëntwintig jaar lang in een overheersend kleur- en cultuurrijke wijk gewoond, midden in de Bijlmer. Op straat werd door de jeugd gesproken met woorden die ik niet begreep, maar juist omdát ik niet begreep wat er precies werd gezegd – het klonk voor mij als een soort geheimtaal – werd mijn interesse gewekt. Hoewel ik het vroeger nooit echt heb gebruikt, kan ik (hedendaagse) straattaal nog zeer eenvoudig volgen. Het is misschien mysterieus voor oningewijden, maar speels, rauw en rebels voor mij. Ook al spreek ik in het dagelijks leven ABN, ik vind het heerlijk om uit het hokje van mijn gevestigde taalorde te stappen en licht mijmerend over die fantastische Bijlmermeer van vroeger mijn oren te spitsen en aangenaam te luisteren naar authentieke straattaal. Je weet zelf toch, G? Heb je ook een brandende taalkwestie die je van het hart moet? Stuur je column in en wie weet lees je die hier binnenkort terug.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Om 3.15 piepte mijn telefoon. Eén nieuw bericht, las ik. Het berichtje ging ongeveer zo: Hi, heb jij die twee jonglerende dinosaurussen op een eenwieler met Zaanse mayo aan hun vingers en glittercrocs aan hun voetjes nog gezien op die besneeuwde kartbaan in Spanje? Echt waar. Geen woord aan gelogen! Nee, echt niet ... Nou ja, misschien een klein beetje dan. Mwoah, het is eigenlijk helemaal gelogen, maar gezien het feit dat ik een berichtje binnenkreeg rond dit tijdstip had deze tekst er zomaar kunnen staan. Ik ken de afzender van het berichtje in kwestie en die houdt wel van een biertje of twee, drie ... ënveertig.[/intro] Columnist Floris Mein Door Floris Mein Gelukkig corrigeerde de autocorrect op zijn telefoon het bericht en kwam er niks anders binnen dan: haai. Wat nou haai? Zat 'ie Jaws te kijken? Probeerde hij me te waarschuwen dat er haaien rond mijn bed zwommen? Het duurde een paar seconden voordat mijn mentale autocorrect piepend en knarsend op gang kwam en zich realiseerde dat hij gewoon gedag wilde zeggen. Hoi, stuurde ik terug. En daarna: opsodemieteren! Wat mijn mentale autocorrect gelukkig snel corrigeerde in: lig te slapen man. spreek je morgen. . Ik ben blij met mijn mentale autocorrect. In het dagelijkse leven draait mijn mentale autocorrect overuren. Ik kom zoveel brieven, teksten en reclameuitingen tegen die anders zo tenenkrommend slecht zouden zijn dat ik mijzelf heb aangeleerd om mijn mentale autocorrect 24/7 op volle toeren en in de vijfde versnelling te laten draaien. Dit klinkt als het gedrag van een taalneuroot, en toegegeven dat ben ik ook een beetje. Maar het maakt mijn leven een stuk draaglijker. Er schijnen zelfs websites en facebookpagina's aan gewijd te zijn. De site Taalvoutjes waar ik columns voor schrijf is er zo één. Als ik mensen in mijn omgeving van dit feit op de hoogte breng hebben ze allemaal een soort dwangmatige neiging om me te gaan testen en/ of pesten. De meest wanstaltige spelfouten komen voorbij in mijn mail of whatsapp waarbij ik soms (bijna letterlijk) op mijn tong moet bijten om niet in dikke vette hoofdletters terug te sturen: HET IS MET DT!!!! Dus ik negeer de plagerijtjes en de spelfouten stelselmatig. Totdat ze het echt te bond maken en mijn innerlijke taalneuroot de overhand neemt. Mijn innerlijke taalneuroot is een lelijk zevenkoppig monster dat eigenlijk alleen maar kan schreeuwen: JE DOET HET FOUT! Gevolgd door een snelle tik op de 'contact blokkeren-knop'. Ja, het is niet alleen een lelijk monster, maar ook nog eens een laf monster. Overigens staat de autocorrect op mijn telefoon uit. Al jaren en jaren. Dit komt omdat een vriend van mij eens de vraag stelde wie van de twee van het komische duo Mini en Maxi vroeger mijn favoriete karakter was. 'Maxi!' typte ik. 'Nazi!' schreeuwde mijn telefoon. Sindsdien heb ik nooit meer wat van hem vernomen. Einde vriend schap. Einde autocorrect. Sinds 2011 staat de autocorrect dus uit op mijn telefoon. Altijd! Behálve als ik aan het chatten ben met de redactie van Taalvoutjes. Dan is de autocorrect op mijn telefoon mijn levensreddende vriendje. Er is namelijk niks angstaanjagender dan op 'send' klikken en dan denken: shit … is dat nou met een d of een t. Spel ik het verkeerd dan weet ik zeker dat mijn volgende column afgekeurd word. Het is jammer dat autocorrect je niet kan behoeden voor grammaticafouten. Had ik maar beter op moeten letten op school. 'Gynacoloog', 'ouvre', 'futuliteit' en 'minutie' daarentegen weet mijn autocorrect er gelukkig feilloos uit te pikken. NB: Het feit dat je dit nu kunt lezen betekent dat de autocorrect op mijn telefoon in ieder geval dit keer mijn appje, mijn artikel, mijn carrière en mijn leven heeft gered. Dankjewel autocorrect!  

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Enig idee wat een klepnootje is? Of een mannetje schep schep? Of pronkelen? Knusselen, dan? Een hoep? Nee, niemand?[/intro] Columnist Floris Mein   Door Floris Mein   Mocht je volledig in het duister tasten, dan ligt dat niet aan jou. Ook niet aan mij, overigens. Dit is een kleine greep uit de honderden reacties op mijn column over thuiswoorden: woorden die bij jou thuis helemaal ingeburgerd zijn, maar die de rest van de wereld (nog) niet kent. Ik vroeg hierin jullie eigen thuiswoorden met me te delen en dat heb ik geweten. Ik heb hard gelachen om sommige reacties. Er waren zelfs een aantal lezers die de reacties leuker vonden dan de column zelf. Dank voor die feedback. En ha, jullie inzendingen hebben niet gewonnen! Dat zal je leren. Uit de reacties is in ieder geval gebleken dat veel kinderen in Nederland een ernstig spraakgebrek hebben en dat hun ouders daar stiekem van genieten. En ik moet toegeven: ik ook! Ik houd zelf een dagboekje bij waarin ik de faaltaal van mijn kinderen bijhoud, zodat er op hun toekomstige trouwdag een prachtig abc’tje voorgedragen kan worden. Er is immers niks mooier dan je addergebroed ernstig in verlegenheid brengen op de mooiste dag van hun leven. Dan moeten ze alleen wel gaan trouwen. En mij vervolgens ook nog uitnodigen. Iets wat ik na het schrijven van deze column ernstig betwijfel. Hoe dan ook: mocht je een puber in huis rond hebben lopen die nog niet weet wat hij met zijn leven wil doen: logopedie! Kan-ie goud geld mee verdienen. Wat verder opviel in de reacties: de marine heeft ook diepe sporen getrokken in ons taalgebruik. Ik kom zelf uit een marinefamilie, dus de meeste ‘marinewoorden’ (vaak van Maleisische afkomst) kwamen mij bekend voor: de klus, de blauwe hap, de pendek, spatoes, gemalen water, enzovoorts. En wat is dat toch met de afstandsbediening? Zappie? Flikker? Klikkastje? Bakje? Prachtig. Maar het mooiste synoniem voor de afstandsbediening vond ik toch wel het uitzendbureau!

De top 5 inzendingen:

Op 5: De hoep. Thuiswoord voor een koekenpan. Niks mis mee, totdat je zelfs op de koksopleiding om de hoep vraagt. Op 4: Pronkelen. Ofwel: scheuren langs een geperforeerd lijntje. “Pronkel even een postzegel voor me, wil je?” Op 3: Mannetje schep schep. De beste omschrijving ooit voor een verkeersbord dat aangeeft dat er wegwerkzaamheden zijn. Op 2: Knussel. Samenvoeging van het woord kus en knuffel. Veel ingestuurd en eerlijk is eerlijk … een knussel is ook gewoon fijn! Op 1: Het klepnootje. Synoniem voor een pistachenootje. Met deze inzending wint Ilona Mulder het Taalvoutjes-memoryspel! Zo, dan is het nu tijd voor een biertje. Klepnootje, iemand?  

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De arbeidsmarkt verandert en die veranderingen leveren nieuwe woorden op. Daarbij valt op dat een aantal van die nieuwe woorden metaforen zijn, ontleend is aan de horeca: van cafetariamodel tot snack-carrière. De vraag die zich daarbij voordoet is: zijn we te gast of staan we op het menu? Is het eten of gegeten worden?[/intro] Door Erik van der Spek “We gaan naar een snack-carrière”, zo begint een stuk over veranderingen op de arbeidsmarkt. “We snacken veel, proeven, doen af en toe wat en soms is het van een relatief langere duur. We krijgen … veel tijdelijke en taakgebonden contracten. Snacks dus. Dat vergt flexibiliteit en aanpassingsvermogen.”

A la carte

Vroeger stelden werkgevers er eer in om je bij aantreden een maatwerkpakket aan arbeidsvoorwaarden aan te bieden: een soort viergangenmenu. Maar de verandering in voorwaarden vroeg om nieuwe benamingen. De arbeidsvoorwaarden werden à la carte: “Wie werkt met arbeidsvoorwaarden à la carte geeft medewerkers de gelegenheid om naar eigen keuze hun arbeidsvoorwaardenpakket samen te stellen.”

Cafetariamodel

Suggereert dineren à la carte nog enige standing, bij het cafetariamodel zijn we toch een klasse gedaald. We krijgen geen ober meer aan onze tafel, maar we wijzen door het glas van de vitrine onze gerechten aan. De tafels zijn niet meer gedekt, maar van formica waarover haastig een doekje wordt gehaald. De stap naar de snackbar, waar we onze snack-carrière uit de muur trekken, is niet groot meer.

Eten of gegeten worden

Van à la carte via cafetaria naar de snackbar. Bij deze beeldspraak is niet altijd even duidelijk wie de gasten zijn en wat er op tafel komt. “Het is eten of gegeten worden”, lees ik in een blog met als titel Ik haat ZZP’er zijn. Snacken en proeven om te bepalen welk werk bij je past, is prima. Maar steeds vaker lijkt de situatie omgekeerd te zijn: bedrijven en organisaties trekken af en toe een ZZP’er uit de muur. Om de ergste honger te stillen.   Erik van der Spek is medeoprichter van Hendrikx Van der Spek, een communicatiebureau in Bussum. Op www.hvds.nl blog hij wekelijks over taal en communicatie.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur in

Taalvoutje

Column: Zakenreis

Column: Zakenreis

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zittend in de tuin staar ik voor de zoveelste keer in mijn boek. Het is bijna uit en ik kijk uit naar de ontknoping. Mijn koffie is nog te heet om op te drinken en ik besluit het maar op de tuintafel te zetten. Mijn gedachten keren terug naar mijn boek. Ik lees het woordenboek en na een paar weken plezierig bladeren, heb ik het laatste hoofdstuk bereikt. De letter ‘z’ is deze zaterdagochtend mijn studieobject.[/intro] Door Taallent Mijn oog blijft steken bij het woord ‘zakenreis’. Mijn gedachten nemen me echter mee, op reis. Wanneer ik aan een zakenreis denk, vormt zich het beeld van een veel te gladde jongeman. Van zijn net ontvangen bonus heeft hij een mooi pak gekocht. Zelfgenoegzaam kijkt hij in de spiegel om te zien hoe het pak hem staat. Met speels gemak draait hij een stropdas om zijn nek om vervolgens de leaseauto eens flink op de staart te trappen. Op weg naar het vliegveld, waar een beetje zakenreis pas echt begint, gaat het fout. Onvermijdelijk, maar onverwacht als altijd is daar de file. Geërgerd gaat het raampje van de leaseauto dicht. De lucht van warm asfalt is nou niet de geur die hij in zijn auto wil toelaten. Hardop vraagt deze zakenman zich af of de werklui wel beseffen dat hij op zakenreis moet. Zullen ze het woord ‘zakenreis’ wel snappen? Hij durft te wedden dat deze mannen met gebruinde huid en knaloranje overall nooit een zakenreis zullen ondernemen. En juist daar komt het punt waarop mijn fantasie mij prikkelt. Rustig neem ik een slokje koffie, het is ondertussen wat afgekoeld en lekker genoeg om te drinken. Het woordenboek vertelt mij over een zakenreis: ‘Een reis die je voor je werk doet’. Leuk, een duur driedelig pak, passend bij je auto. Maar wanneer je de tekst uit het woordenboek letterlijk neemt, heeft de vrachtwagenchauffeur of wegwerker misschien wel meer zakenreizen gemaakt dan de zakenman die op hem aan het mopperen is. Elke dag op reis, elke dag voor de baas. Het is maar net hoe je het leest … Beeld: met dank aan Sara Dirix

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Airwick, ik wil graag even met jullie praten, want ik zit met een vraag. Allereerst wil ik zeggen dat ik een groot bewonderaar van jullie ben. Jullie doen goed werk, Airwick. Belangrijk werk. Al jaren ruikt mijn toilet na gebruik niet meer naar poep, maar naar wijlen-mijn-grootmoeders favoriete parfum met een weeïge ondertoon van poep. Niemand relegeert de geur van menselijke uitwerpselen zo vaardig van een hoofdrol naar een bijrol als jullie. Dankzij jullie zaten vele mensen tijdens hun toiletbezoek met de gebakken peren. Maar kunnen jullie me één ding vertellen, Airwick? Wat is een ‘turquoise oase’?[/intro] Door Matthijs le Loux Een mevrouw zit in bad. Ze heeft een lange dag gehad, vertelt de voice-over. Gelukkig maken jullie een wonderlijke klomp plastic vol chemicalieën, die verschillende geurtjes met elkaar afwisselt om een ‘levensechte beleving’ op te wekken. Die arme vermoeide mevrouw ontspant zich meteen, zodra de geur van drijfhout door haar badkamer zweeft. Pardon? Ja, de geur van drijfhout – en niet zomaar drijfhout, maar ‘door de zon gebleekt drijfhout’. Wegdromen bij een licht ziltige zweem van versteende verrotting. Dat herinnert me meteen aan de keer dat ik zo ontspannend schipbreuk leed in de Stille Oceaan. Wie denkt dat de mevrouw in de reclame van bordkarton is, heeft het mis. Natuurlijk worstelt ook zij met herkenbare problemen. Ze is die dag vergeten te sporten. Gelukkig zorgen jullie ervoor, Airwick, dat ze zich niet vol berouw en zelfwalging in haar zwembandjes hoeft te knijpen. De geur van warme wind maakt dat ze vergeet dat ze niet heeft gesport. En dan is daar de geur van zeenevel, die het pakketje helemaal compleet maakt. Jullie hadden voor de makkelijke weg kunnen kiezen door gewoon voor de geur van mist te gaan, maar dat was vast te intens geworden. Drijfhout, warme wind, zeenevel – het zal wel. Maar dan komt de kers op de taart: de voice-over meldt triomfantelijk dat deze geuren je overspoelen, net zoals in een turquoise oase. Want blijkbaar is onsamenhangende rijmelarij genoeg om de consument te laten wegdromen bij de geur van jullie hete lucht. Het is tenslotte pas woensdag.   Ook een column geschreven die hier perfect past? Stuur 'm in en wie weet staat jouw column binnenkort op onze site. Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Nee, ik wil dit niet, maar ik kan niet anders. Hier is het dan: mijn diepste geheim. Elke avond begeef ik me vrijwillig in de hel. Ja, godverdomme, ik kijk Utopia. Na een paar maanden ongedwongen zelfkastijding, was het voor mij zo klaar als een ijsklontje. Dit programma is één grote Fred-en-Ria-sketch. Voor de goede orde: de bewoners stoppen regelmatig dingen in de vergetelpot en zien slipjes door de vingers. Desondanks hebben ze superveel normens en waarders.[/intro] Door Michelle van Loosen Als ik eerlijk ben, ligt de bron van ergernis ten opzichte van wangebruik van spreekwoorden en gezegdes dieper geworteld dan Utopia. Het is de schuld van mijn brugklasvriendin. Ze begon me plotsklaps uit te nodigen voor ‘glamour-en-glitter-cremetten’. Het hele ‘cremetten’ was nog tot daaraan toe. Er is wat voor te zeggen als je beste vriendin je in één woord weet te trakteren op een kostelijke uitlachbui én gratis vlees. ‘Cremetten’ zou niet per definitie gelijk hoeven staan aan oerdomheid. Het kón duiden op de genialiteit van een briljante samentrekking; namelijk die van ‘cremeren’ en ‘spetten’. Laten we er geen doekjes om wikkelen, gourmetten is natuurlijk niks anders dan het zwart laten blakeren van je minislavinken en het wegvegen van de vetspetters op je bezwete voorhoofd. Toen ze over ‘glamour en glitter’ begon, brak mijn voet. Ik had hier allesbehalve te maken met een vleesgeworden Dikke van Dale. En belangrijker, deze ziekte bleek besmettelijk. Járen heb ik er over gedaan om de volgorde van de glitter en glamour weer chronologisch in mijn hersens te archiveren. Ja, ik koester wrok. Tegen haar en tegen Utopia. Voordat je het weet worden die foute spreekwoorden ook hier tering en inslag en zet ik op zaterdagavond ineens de slaplantjes buiten in plaats van de bloemetjes. Dus ik heb een verzoek: lieve Huub van Ballegooy en/of lieve John de Mol, zullen we doen dat jullie dit soort taalbarbaarsheid in het vervolg censureren? Nooit meer oranje en paars ergeren aan Utopiaanse versprekingen of bang zijn voor spreekwoordelijke beperkingen. Twee vliegen in één mokerslag als je het mij vraagt.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als je, zoals ik in mijn jonge jaren, eens in de paar jaar terugkomt in Nederland, zie je hoe snel een taal verandert, nieuwe woorden kent en stopwoordjes krijgt.[/intro]   Door Cor van der Velden  


Ik was koopvaardijofficier, kwam om de paar jaar voor studieverlof naar Nederland voor ongeveer een jaar en verdween dan weer, varen bij de ‘Never-come-back-line'. Zo heb ik de zestiger jaren grotendeels gemist en snapte niets van wat er in Amsterdam gebeurde met de kabouters en meer van dat soort verschijnselen. In die tijd had je, als je aan het andere eind van de wereld rondzwierf, geen contact met Nederland. We hadden wel een ‘krant’, een A-viertje met Nederlands nieuws dat de marconist elke dag opnam. Veel interesseerde ons dat niet, we waren er niet bij betrokken. Alleen de voetbaluitslagen werden met spanning afgewacht, want daar hadden we een toto op. Een pot bier per rijtje. Zo kon je, met veertien officieren, zo’n veertig bier incasseren als je won, waarop iedereen je kwam feliciteren en zijn eigen bier weer opdronk. Alweer een feestje op zo’n oversteek van soms drie weken! Maar naar de taal. Ik kan me herinneren dat ik iemand om een frisdrank hoorde vragen. Erg nieuwsgierig wat dat nou weer was hield ik hem in de gaten, benieuwd naar nieuwe cocktails. Bleek het gewoon een 7-up te zijn! En een longdrink, dat was ook nieuw voor mij. Maar het woord homofiel sloeg alles. Nooit van gehoord, en omdat ik vroeger wel eens postzegels had verzameld, dacht ik dat het daar iets mee te maken had. Toen me verteld werd wat het betekende, moest ik wel grinniken. Ik kende daar allerlei nette en minder nette termen voor, maar deze had ik nog nooit gehoord. En stopwoordjes! Mensen die om de twee woorden ‘dus’ zeiden. Net zoals tegenwoordig iedereen om de haverklap ‘zeg maar’ roept. Maar dat maakt het ook leuk om taal te observeren, het leeft en verandert voortdurend!

923 shares

Ik snap 'm niet

Juni 2014. Het WK is net begonnen. Met een stel vrienden kijk ik de wedstrijd Nederland-Spanje. Als niet-voetbaldeskundige wil je dan uiteraard een beetje leuk kunnen meepraten. Door Ingrid Bargeman Tevoren heb ik dus het nodige voetbalvocabulaire bestudeerd. Om de essentie van het voetballen goed tot uitdrukking te kunnen brengen, hanteer ik trouwens al jaren de historische woorden van een voetballer wiens naam mij helaas niet is bijgebleven. Maar hij kwam ergens uit Afrika, was supergoed en de bondscoach wilde hem graag bij het Nederlands elftal. Hij kreeg echter helaas geen Nederlands paspoort. Gevraagd naar zijn commentaar, wist hij voorafgaand aan een wedstrijd bij zijn eigen voetbalclub, in het enige Nederlands dat hij kende, exact aan te geven waar het uiteindelijk allemaal om gaat: "Wij moeten winnen." En om aan te geven hoe er dan gewonnen moet worden heb ik na mijn voetbaltaalstudie inkoppers paraat als "Ze moeten de bal rondspelen" of  “Ze moeten meer druk op de bal zetten." Coaches spreken trouwens niet over 'ze'. Als het niet goed gaat, hebben zij het over "Je moet zus of zo om te kunnen winnen", maar als hun team heeft gewonnen, dan is het: "We waren goed". Het gaat overigens niet altijd alleen maar om winnen: "Mooi voetbal spelen en winnen is de mooiste combinatie", zei Foeke Booy onlangs na winst van GA Eagles op FC Twente. Helaas lukt dat niet altijd. Robbens uitspraak na het oefenduel tegen Ghana getuigde van diep spelinzicht: "Ik had nog twee keer moeten scoren, dan ga je met een grote voorsprong de rust in.” Iets soortgelijks zei Van Persie gisteren ook, maar dan over zijn gelijkmaker vlak voor de rust: “Het was vlak voor de rust, dan ga je toch lekkerder de rust in." Voetbalverslaggevers kunnen ook vaak scherp analyseren waar het misgaat. De verslaggever die Kameroen van Mexico zag verliezen: "Als dit het plan was, dan mislukt het". Wat het plan van Nederland tegen rivaal Spanje vanavond is, weet ik niet, maar de uitkomst is geweldig. Om met de woorden van Tom Egbers te spreken: “Ze hebben verwachtingen waargemaakt, die er niet waren.” Mooi hè, voetbaltaal?     Wat is jouw favoriete voetbaluitspraak of -term? Deel hem hieronder!   

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Taal is een wapen." Zo luidde destijds het antwoord van onze leraar op de vraag waarom we in hemelsnaam over P.C. Hooft moesten leren. Tot nog toe heb ik uit die kennis - verbazingwekkend genoeg - nog geen direct voordeel kunnen halen, maar dat taal wel degelijk een wapen is, valt moeilijk te ontkennen.[/intro] Door Tim de Ryck En dan heb ik het niet per se over verbale pesterijen, of over het fysiek ongemak dat een gooigrage woordenboekgebruiker met slechte bedoelingen kan veroorzaken, maar over de manipulerende snoodaards onder de Nederlandse woorden: de eufemismen. Uiteraard verbloemt ook u hier en daar iets. Zo is tante Loes uiteraard niet dik, maar hooguit volslank. Met de buurman heeft u weleens een 'meningsverschil' ... dat de hele buurt kan horen. Wanneer uw poetsvrouw - excuseer, interieurverzorgster - op het kleinste kamertje zit, is de kans groter dat er daarna 'een markante geur in huis hangt' dan dat het er 'naar kak meurt'. Deze eufemismen zijn volledig onschuldig en zelfs noodzakelijk, wil je je aan fatsoensnormen houden. Maar wat als je ze gebruikt om de waarheid te verdoezelen? En wat als Haagse politici het eufemisme inzetten om onprettige maatregelen acceptabel te laten klinken? Spreken we dan niet eerder van misleiding? Is het u ook al opgevallen dat de regering geld uitgeeft noch bespaart? Dat klinkt toch veel te negatief! En wie heeft er nu iets tegen investeringen of een minieme hervorming? Het lijkt me echter geen volkomen toeval dat bij elke 'herstructurering' duizenden banen sneuvelen en dat elke keer als een partij haar mening verandert, er hooguit van een accentverschuiving gesproken wordt. En dan heb je het geval Islamitische Staat nog. Je weet wel, die bende koppensnellers die worden gedegradeerd tot 'extremisten die een etnische zuivering uitvoeren', een benaming die naar mijn mening iets minder choquerend klinkt dan eender welke woordgroep die 'terrorist' en 'bloedbad' bevat. In Den Haag kunnen ze er misschien wel wat van, maar de eufemismenmisbruikers bij uitstek waren de nazi's. Zij hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit de woorden 'uitmoorden' of 'genocide' in de mond genomen, maar ze spraken over de eindoplossing (Endlösung) voor het 'jodenprobleem'. De Joden werden trouwens ook nooit vergast, maar zij kregen een 'speciale behandeling' (Sonderbehandlung) in 'badhuizen' (Badeanstalten), waar zij 'gedesinfecteerd' werden. Het is dan ook niet geheel verwonderlijk dat sommige Duitsers en Joden helemaal geen weet hadden van wat er precies allemaal in die 'werkkampen' gebeurde. En dat allemaal door het gebruik van eufemismen. Is taal een wapen? Absoluut!   Kun jij goed schrijven en wil je ook je taal-ei kwijt? Giet het ei in de vorm van een column en stuur deze in. Geplaatste columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Het is 1982. Het jaar dat ik 22 word, mijn diploma verpleegkunde A haal en vervolgens, samen met een vriendin, naar Frankfurt vertrek om er te werken als verpleegkundige in het Städtiches Krankenhaus.[/intro] Door Annet Kruidhof Beren op de weg zijn er niet. Een vijf als eindcijfer voor Duits op mijn eindexamenlijst vind ik geen reden mij over de taal ongerust te maken. En dat is ook niet nodig. In het begin zijn we natuurlijk enorm aan het stuntelen, want begrijpen is één ding, iets terugzeggen iets gecompliceerder. Maar niets zo leerzaam als fouten maken. Zo wijst een vriendelijke patiënt mij op het feit dat ik de woorden ‘ab’ en ‘seit’ door elkaar haal. ‘Ab’ gebruik je in de toekomst en ‘seit’ in het verleden. Nooit meer fout gedaan. Ook gebruik ik regelmatig de constructie "Ich bin angefangen", totdat een collega mij er op wijst dat het "Ich habe angefangen" moet zijn. Ik vind het heel raar klinken, maar ik gebruik het braaf en nu, meer dan dertig jaar later, klinkt 'Ich bin angefangen" mij natuurlijk heel vreemd in de oren. Maar een taal is meer dan alleen maar woordjes en zinnetjes vertalen en op de juiste manier inzetten en achter elkaar plakken. Een taal kent ook vaste uitdrukkingen, uitspraken, spreekwoorden en gezegdes. En die kunnen tot behoorlijke miscommunicatie leiden. Een vrouwelijke patiënt is geopereerd aan haar knie en klaagt: “Schwester, ich habe Schmerzen im Kreuz’. Ik pijnig mijn hersenen. Heb ik ergens geleerd dat pijn in je kruis een complicatie van een knieoperatie kan zijn? Nee, dus rest mij niets anders dan de bedoelde plek te inspecteren. Toch niet helemaal gerust en enigszins gegeneerd sla ik de deken terug en buig mij naar voren. “Schwester, was machen Sie denn jetzt!?”, reageert de patiënte geschokt. Vanaf dit punt laat mijn geheugen mij geheel in de steek. Ik heb echt geen idee hoe ik mij uit deze situatie heb gered. Maar de betekenis van 'Kreuzschmerzen' staat sindsdien in mijn geheugen gegrift: lage rugpijn. Beeld: © Dick Bruna Heb jij ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? We zijn altijd op zoek naar goede columnisten. Stuur je column hier in. Geplaatste bijdragen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.      

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Geniet ervan! Een rusteloze kreet die ons overal achtervolgt, eentje die we in onze taal hebben verweven om elkaar onopgemerkt onrust te bezorgen. Het praat ons een schuldgevoel aan waar we vooral tijdens onze rustmomentjes door anderen mee gestoord worden.[/intro]

Romy van der Burgh   Door Romy van der Burgh     Als de zon schijnt en je zit binnen horen we allemaal het stemmetje: "Ga lekker naar buiten! Geniet van het weer!". We gebruiken Facebook om dit gevoel te versterken, want hier verschijnen bij de eerste zonnestraal al tig foto’s van onze vrienden die lekker buiten aan het ‘genieten’ zijn. Mijn oom zei laatst tegen me: "Geniet van je studententijd, zo’n zorgeloze tijd!" waarop er door mijn hoofd een beeld schoot van mijn overvolle bureau met boeken en tentamenstof die ik nog niet af had; moest ik daar dan van ‘genieten’? Inderdaad, de woorden bezorgden mij onrust en niet te vergeten een torenhoog schuldgevoel. Toch merk ik vaak dat het gespannen of gestreste gezichten zijn die deze kreet rondsproeien. Het toppunt bereikte ik deze week toen ik in een van mijn laatste vakantiedagen een berichtje van mijn ‘buuf’ kreeg (lekker volks, want ook daar komt deze uitspraak veel voor) met de tekst: "Geniet nog maar even! Straks moet je weer aan de bak!" en ze hiermee mijn heerlijke dag in één zin om zeep hielp. Ik dacht direct aan alles wat ik allemaal moest gaan doen als het ‘genieten’ weer voorbij was, terwijl ik vlak vóór dat berichtje misschien wel echt aan het genieten was. Maar goed, ook ik blijk meegezogen te zijn in de ban van deze verschrikkelijke uitspraak. Deze week betrapte ik mezelf erop dat ik de verschrikkelijke woorden uitsprak tegen mijn nichtje. Zij had me even daarvoor verteld dat ze voor het eerst uitging en bij het horen van mijn - overigens goedbedoelde - woorden bemerkte ik een wat gespannen uitdruk op haar gezicht. Zullen we dus maar gewoon afspreken de uitspraak "Geniet ervan!" uit het Nederlands te schrappen? Daar zou ik nou pas écht van genieten. beeld:kaartje2go.nl Kun jij goed schrijven en wil je jouw column ook op onze website terugzien? Stuur dan je column in via www.taalvoutjes.nl/stuur-je-column-in. Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

Het overkomt me dagelijks. Ik ontmoet een vriend, vriendin of kennis en twee seconden na de groet volgt steevast de vraag: "Alles goed?" Ik blijf dan altijd even stil en denk razendsnel na waar de bewuste persoon vanuit gaat. Zeg ik 'ja', dan zal de persoon in kwestie ongetwijfeld tevreden zijn. En dat met de wetenschap dat er ergens een hiaat moet zitten. Want als met jou álles goed gaat, ben ik bij dezen jaloers op je!   Door Hettie Clements     Zeg ik echter 'nee' vanwege het feit dat - zonder pessimistisch te willen zijn - gewoon niet álles goed is, dan grijpt men in alle haast naar de telefoon en toetst 112 in. Of ze trekken hun wenkbrauwen samen en tuiten hun lippen: "Vervelend voor je…", waarop ze er snel vandoor gaan. Of er verschijnt een bezorgde blik in de ogen, een uitgerekt "Oooh?", gevolgd door de vraag: "Wat heb je dan?" Dan kan ik in geuren en kleuren vertellen dat ik geregeld last heb van de spier in m'n linker grote teen. Of dat ik mijn nagel te ver heb afgeknipt. Of dat ik geen tien, maar een acht heb gehaald voor m'n tentamen. Of dat de kat me vanmorgen geen kopjes gaf zoals anders, eenvoudigweg door het feit dat hij buiten was en ik binnen. Ik zie de ander z'n wenkbrauwen optrekken en denken: "Nou moe, zijn dat nou dingen om je druk over te maken?" "Welnee," denk ik dan terug, "ik wilde alleen je vraag naar waarheid beantwoorden!" "En..." vraag ik dan opgewekt, "hoe is het met jou?" Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur je eigen column in. Wie weet zie je deze binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

Op ‘t Kofschip in Rome, waar ik lesgeef, zitten kinderen met minstens één Nederlandstalige ouder. Drie uur per week krijgen ze Nederlandse les en zie je de kinderen worstelen met de taal.   Door: Tessa Vrijmoed     Zo spelen ze ‘foetbal’ en eten ze ‘fis’. Hypercorrigeren ze als gevolg daarvan rijwiel tot ‘viets’. Wordt het tegenovergestelde van goed – ja, inderdaad – ‘vout’. De v zorgt ook voor problemen, omdat die in het Italiaans meer als onze w klinkt: zo vragen ze elkaar "Vaar voon je?" en kan het antwoord luiden: "Hir." Dat laatste heeft dan weer te maken met de lange Italiaanse i, die ‘imand’ hier hardnekkig door kan laten klinken. Vandaar ook dat een Italiaans-Nederlands kind ‘niet’ voorleest als het Russische ‘njet’, want de i en de e zijn voor hem twee losse letters. Tweeklanken als ‘ee’ zorgen al helemaal voor ‘hil fil’ problemen. En áls een leerling eenmaal lucht heeft gekregen van dubbele klinkers, zet hij ze niet zelden te onpas in, zoals een jeugdlid van AS Roma eens schreef: "Ik schop teeche de baal." Toch knap, dat hij bij het voorzetsel dan wel zijn best doet om de g-klank met ‘ch’ te schrijven: deze combinatie klinkt immers in het Italiaans als ‘k’. En dat een Italiaan, die iedere letter doorgaans nauwkeurig articuleert, de laatste letter weg laat vallen, hebben we helemaal aan onszelf te danken: wij zijn nou eenmaal slordig met onze slot-n. Besteed je wekenlang aandacht aan het Nederlandse verkleinwoord, raak dan niet gefrustreerd als een kleine kraan toch stug als ‘crancie’ wordt genoteerd. En hou rekening met andersoortige taalfouten, zoals het trotse "Gedaan!", als een kleuter klaar is met zijn werkje. En op de vraag "Waarom heb je je boek niet gelezen?" krijg je steevast de klassieker "Waarom ik had geen tijd" te horen, waarbij niet alleen de herhaling van het vraagwoord opvalt, maar ook de woordvolgorde. Ik schrijf dit stukje niet om mijn leerlingen op de hak te nemen. Integendeel. Ik bewonder hen, dat ze zo’n vreemde taal spreken. Communiceren, daar gaat het om. En de rest? Ach, het zijn maar talvoucies.   Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

ik heb besloten me aan te sluiten bij de nieuwe trend in het schrijven van onze taal de trend waarbij alle lees tekens hoofdletters en samen gestelde woorden over boord gezet zijn Door: Paul Bastiaansen (www.paulbastiaansen.nl) maar ook het gebruik van de witregel wint aan populariteit de witregel die een nieuwe alinea zou moeten inluiden maar eigenlijk geen ander doel dient dan het visueel vergroten van het verhaal omdat een groeiende groep mensen gebruik maakt van deze schrijf wijze moet het vast voor delen bieden voor delen waar ik nieuws gierig naar ben ge...   Ik kan het niet over mijn schrijvershart verkrijgen om in deze anorexiakuur van onze fraaie taal mee te gaan. Hoewel ik de voordelen zie van deze nieuwe schrijfwijze - vereenvoudigde toetsenborden kunnen leiden tot kleinere laptops, met meer ruimte voor de in populariteit toenemende spatiebalk en ‘enter’-toets, en de Dikke van Dale kan weer worden teruggebracht tot een eendelig boekwerk - ben ik er nog niet aan toe om al afscheid te nemen van het trema, de accent circonflexe of apostrof, onze kleine vriendjes waarmee we onze tekst van zoveel subtiele nuances kunnen voorzien. Dus mij zult u voorlopig niet kunnen betrappen op SMS-taal, abusievelijk Twitteriaans of Dunglish; ik ben namelijk nog niet klaar met mijn ontdekkingsreis die ‘de Nederlandse taal’ heet.  

923 shares

Ik snap 'm niet

(beeld: Neder-L)

Het heeft wel even geduurd voor ik me aan dit schrijfsel zou wagen. Echter, omdat ik toch niets anders te doen heb - ik ben huisman, oftewel 'de nieuwe man' met hond - en omdat ik dagelijks word geconfronteerd met de 'problematische' relatie met mijn lief, zal ik u er toch maar deelgenoot van maken. Later, als dit stukje proza is gepubliceerd, zal ik er deemoedig de gevolgen van dragen.   Door: Rein Besamusca     Mijn lief is Belgisch. Neen, niet Vlaams, maar Belgisch. En ik ben dien Ollander. Wij spreken allebei Nederlands. Mijn lief op zijn Vlaams en ik op zijn Hollands - of Nederlands, zo u wilt. En daar knelt het schoentje. Ik word vierentwintig keer per dag (dat is een gemiddelde van één keer per uur) gecorrigeerd. Zo heb ik een oom en heeft mijn lief (ik blijf haar maar zo noemen om meer ongeregeldheden te voorkomen) nen nonkel. Of ik ga een biertje drinken. Maar nee! Dat moet zijn “Ik ga een pintje pakken.” Ik zeg tegen haar “Ik hou van jou.” Zij verbetert: “Ik zie U ook graag.” Dan denk ik overigens dat ze mijn nieuwe outfit bedoelt, die ik onder lichte dwang heb moeten aanschaffen tijdens de uitverkoop ("Solden!"). Bovenop de correcties vind ik het meest ergerlijke dat ik consequent met U word aangesproken. Denkt u nu alstublieft niet dat dit alles te maken heeft met de oh zo beroemde Vlaamse wellevendheid. Welnee. 'Je' en 'jij' zijn zo Hollands. De gemiddelde Belg krijgt het maar moeilijk uit zijn strot. Alsof ik niet nog genoeg te verwerken heb in mijn armzalige bestaan, is er ook nog een schoondochter op mijn weg gekomen. Niet dat daar iets mis mee is. Nou ja, zij is wel een Friezin. En Fries is absoluut een taal. Om die te begrijpen, laat staan verstaan, MOET een mens wel een talenknobbel hebben. Mijn lief verstaat het Fries. Ik niet, maar ik ben dan ook een Hollander, zoals mijn schoondochter mij geregeld te verstaan heeft gegeven. Mijn schoondochter spreekt naast het Fries ook Nederlands. Fries en Nederlands hebben niets gemeen, vandaar die broodnodige talenknobbel. Gelukkig voedt zij haar kinderen tweetalig op, zodat mijn kleinkinderen mij uiteindelijk wel zullen verstaan en hopelijk begrijpen. Ik hoop dat mijn lief mij ook ooit eens zal begrijpen en dat ze voortaan haar enorme drift tot corrigeren kan intomen. Maar dat is ijdele hoop, vrees ik. Enfin, ik zie U graag, mijn lief, ook al ben je een Vlaamse. Maar je bent wel een toffe, van wie ik veel leer.   Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

(beeld: zazzle.com)

Ik ben lerares. Daar schrikken mensen van. Als ze horen dat ik lesgeef op een middelbare school – aan pubers – worden ze bleek en kijken me meelevend aan. Maar dan vertel ik welke vakken ik geef – Latijn en Grieks, ofwel klassieke talen – en ontspannen ze zich zienderogen weer. Leerlingen klassieke talen zijn namelijk geen échte pubers. Die zijn gemotiveerd.   Door: Renske Pool     Dit is helaas een klassiek misverstand, zo oud als de weg naar – inderdaad – Rome. Mijn leerlingen gemotiveerd, superslim, braaf, en nog beleefd bovendien? Een voorrecht dergelijke kinderen te mogen onderwijzen? Omdat dit alles mij nog niet is opgevallen in mijn klas – er heerst doorgaans een apocalyptische chaos – concludeer ik dat ik iets over het hoofd moet hebben gezien. Mijn lessen zijn waarschijnlijk zó ver beneden hun niveau, dat het logisch is dat de arme kleinen zich van pure verveling als wilden gedragen. De eerstvolgende les, besluit ik, zal ik mij een nieuwe houding aanmeten. In plaats van mij, volkomen onterecht, ver verheven te voelen boven de gillende dertienjarigen, zal ik mij opstellen als hun gelijke, nee, hun díenaar. Ik zal hun diepste intellectuele behoeften voeden. Dat moet werken. Als het na ongeveer tien minuten stil is in de klas, vraag ik: "Vertel eens, waarom hebben jullie eigenlijk Latijn gekozen?" Hun antwoorden zijn ontluisterend. "Die verhaaltjes zijn wel leuk", brengt iemand uit. De rest staart mij wezenloos aan. "Maar wat willen jullie léren?" glimlach ik bemoedigend. "Ik wil gewoon een gymnasiumdiploma, want dan krijg ik later een betere baan", zegt een onderuitgezakte knul. "Het moet van mijn vader." Ik slik, mijn glimlach trilt. Maar hij komt nog, de genadeklap: "Waarom doet ú het eigenlijk? Kon u geen betere baan krijgen? U hebt toch ook gymnasium gedaan?" Dertig paar starende ogen. Oorverdovende stilte. Dan roept een meisje dramatisch uit: "Gék word ik ervan, al die rotvakken, die achterlijke dode talen! Ik ga nog liever vakkenvullen bij Albert Heijn!" Voordat ik een passend antwoord kan bedenken, roept een jongen door de klas: "Bij Albert Heijn hebben ze anders véél meer vakken dan bij ons op school!" En ik? Ik houd wijselijk mijn mond.   Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

Waarom heet een bitterbal ‘bitterbal’? Het is niet mijn favoriete snack, maar bitter kan ik hem niet noemen. In een kledingwinkel koop je kleding, maar wat koop je in een babywinkel? In frietvet bak ik friet, maar wat bak ik in moddervet? Sta je in de file op een autosnelweg, dan is er geen enkele auto snel weg en wanneer iemand vraagt hoeveel die auto loopt, wil hij weten hoeveel hij gebruikt.   Door: Riny Brandes        De vrouwelijke collega van een leraar is een lerares, maar bij een meesteres denk ik niet aan de collega van een meester. Evenmin is een gouvernante altijd een vrouwelijke gouverneur. Ik heb één ei en tien eieren, maar ik heb niet één ui en tien uieren. Wat heeft een luier met luieren te maken en zijn werklui actief of lui? Op een fietspad kun je fietsen maar op een voetpad ga je niet voeten. Een bakker bakt, maar een slager slaagt niet en als ik kiespijn heb, ga ik naar de tandarts. Vandaag kijk ik en gisteren keek ik, vandaag prijk ik en gisteren preek ik? Er komt kippenvlees van een halve haan en als je een varken slacht kun je haas eten, maar een haas levert geen varken. Met spellen kun je spelen, maar met kwellen kun je niet kwelen. Ik heb één catalogus en twee catalogi. Zijn twee taxi dan één taxus? Jaren geleden toen zoonlief nog een zoontje was, vroeg hij mij tijdens het collecteren: “Mam, jij bent een collec-tante hè? Ben ik dan een collec-oom”? Volg ik zijn logica; is een vrouwelijke econ-oom dan een econ-tante? Logisch is duidelijk niet hetzelfde als logies en lijden verschilt behoorlijk van leiden, maar ik kan wel leiden en lijden op hetzelfde moment. Wanneer ik in het museum aankom, mag ik nergens aankomen en als ik te veel aankom, kan ik niet meer door het poortje. Het tegenovergestelde van aankomen is afvallen, wat weer niet het tegenovergestelde is van opvallen. Voordat ik ga vallen, ga ik eerst even de draad zoeken, want ík ben hem zojuist kwijtgeraakt.   Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.
Taalvoutje

Column: Leuk

Column: Leuk

923 shares

Ik snap 'm niet

Onlangs nam een sportvriendin haar dochter mee naar de sportschool. Na afloop bestempelde dochter de les als 'wel chill'.  Ik begreep dat chill een compliment was. Wegens gebrek aan kinderen kom ik  nauwelijks in aanraking met dit soort taalvernieuwing – dat moge blijken uit het feit dat ik al sinds mijn tienertijd (de jaren tachtig) het woordje gaaf bezig als ik iets erg leuk vind. Het leek me tijd voor een rondje Facebook voor een klein onderzoek naar de benamingen voor ‘leuk tot zeer leuk’ door de jaren heen. Tessa Romein     Door Tessa Romein   Iemand noemt cool. Dat is natuurlijk hetzelfde als chill, want cool is ook koud. Cool ken ik uiteraard, maar wat ik nog niet kende in de categorie 'temperatuur' is fucking lauw. Dat klinkt toch niet bepaald als positief commentaar! Hetzelfde geldt voor (het eveneens in de tachtiger jaren in zwang zijnde) heavy. Dat klinkt toch eerder verdrietig dan lovend – bij heavy krijg ik visioenen van gebogen schouders en treurwilgen. En wat te denken van wreed en gruwelijk? Beide woorden hebben óók een positieve lading, zij het in verschillende decennia. Vet valt ook in deze categorie. Als ik langs de schappen in de supermarkt loop, schreeuwen de verpakkingen mij toe dat er geen of minder vet in de producten zit, want vet is slecht. Best eigenaardig dus, dat vet een heel eigen leven is gaan leiden als een woord met een gunstige betekenis. Heel lang was het woordje leuk zèlf niet cool, maar de mode beweegt in golven dus tegenwoordig mag ‘leuk’ gewoon weer: "Helemaal leuk!" Of: "Té leuk!" Een vriendin van mijn leeftijd heeft het af en toe over ernstig leuk en de tienerdochter van een andere vriendin schijnt wel eens kapot leuk te zeggen – weer zo’n verbazingwekkende term. Een zakelijke kennis schrijft: “Laatst hoorde ik iemand iets porno noemen en dat bleek ook een nieuwe benaming voor leuk te zijn." Hmmm… als fervent theatergangster heb ik vermoedelijk heel wat uit te leggen als ik voorstellingen als porno ga omschrijven. Ik denk dat ik nog maar even in de jaren tachtig blijf hangen.   Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

He-je ook kampeerseks?’ Ik kijk verbaasd om mij heen. We zijn net op een camping in Friesland aangekomen. Onze buurvrouw komt met haar fiets op me afgestapt. Ze draagt een vormeloze broek met een ingestikte vouw. Op het zadel prijkt een lamswollen schapenvacht. Attributen die niet bepaald opwinden. Door Willem van Herwijnen Terwijl ik mij afvraag hoe ik me uit deze kwestie moet redden, herhaalt ze haar vraag. Ik kuch om tijd te rekken en op het moment dat ik haar wil uitleggen dat haar dat helemaal niets aangaat, stapt mijn vrouw de caravan uit en zegt: ‘Ja, wij hebben ook kampeercheques’ en werpt me een blik toe van ‘jij denkt ook maar aan één ding’. Friesland is geliefd bij watersporters, maar ook als fietser kom je aan je trekken. Tijdens de fietstochten ontkom je niet aan de voet- en fietspontjes die je, bij het ontbreken aan een brug, naar de door drs P. zo prachtig bezongen overkant brengen. Op een van de pontjes oreerde de schipper in onvervalst Fries tegen een van z’n klanten. We begrepen er niet veel van, maar vingen woorden op van: ‘…iet skiet me so door de sak!’ Geen idee wat het betekent, maar het bekt lekker. Een paar dagen fietsen we door Sexbierum. Als jongen was er weinig fantasie voor nodig om het dorp met seks en bier te associëren. Best leuk, maar nu lezen we in de lokale VVV-folder dat het dorpje is vernoemd naar de rooms-katholieke Heilige Sixtus. Niets is wat het lijkt… Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

Enkele dagen geleden vroeg een vriend mij waar het woord seus of seuze vandaan kwam. “We zijn er hier onderling over bezig geweest, maar geen van ons weet het. Vaak komt zoiets uit het Frans, maar we vinden geen verband.” De uitdagende glimlach van de desbetreffende vriend verraadde wat hij dacht: “En als jij het ook niet weet, dan zul je het wel uitzoeken.”   Door Nans van Herck   Taal heeft mij altijd geboeid, in al haar facetten, maar etymologie in het bijzonder. Mijn verste herinnering gaat terug naar toen ik een jaar of tien was en een klasgenootje vertelde dat haar ouders ne nieuwen okkeuzen otto gekocht hadden. Ik wist toen al dat nieuw en okkazie niet samengingen, maar het feit is mij vooral bijgebleven door de extra uitleg van de meester. “Okkazie komt van het Franse woord occasion, het juiste Nederlandse woord is tweedehands.” In de daaropvolgende jaren stelde ik mij wel vaker vragen bij de dialectische woordenschat van mijn grootouders en probeerde ik op eigen houtje te achterhalen wat de oorsprong was van de meest bizarre woorden. Internet of woordenboeken in het dialect bestonden immers nog niet. Omdat ik in de eerste plaats mijn heil zocht in de Franse taal, kon ik er algauw enkele terugvinden. De kaspesjeir waar mijn grootvader hele dagen in gekleed liep, was eigenlijk een stofjas, een cache-poussière dus. En die heerlijk geurende bloemen in hun tuin, zjenoffelen, verwezen naar het Franse woord girofle. Nu heeft die kruidnagel niets met die anjers te maken, maar daar zal de (minieme) gelijkenis tussen beide bloemknoppen wel voor iets tussen zitten. Van andere woorden was het duidelijk dat ze een verbastering waren van hun Nederlandse equivalent. Een heuske was niet meer dan een huisje, maar het woord werd specifiek gebruikt voor de in de tuin gebouwde toilethokjes boven een put, met de gekende plank met het gat erin. Het woord raakte in onbruik bij de komst van de eerste toiletpotten, toen nog zonder chasse. ‘t Heuske werd omgedoopt tot het gemak, wat intussen ook weer in de vergetelheid raakte. Ik ben er alleen nog niet achter waarom mijn grootmoeder altijd zei dat ze es naar Jules ging. Bij enkele woorden duurde het wat langer voor ik hun precieze betekenis begreep, omdat ik de link met het Engels niet meteen legde. Het woord sjimmegoem begreep ik zodra mijn grootouders vertelden over de Amerikaanse soldaten die bij de bevrijding in 1945 de bevolking trakteerden op chocolade en kauwgom. Inderdaad… chewing gum! Maar het woord tinnezerkamer drong pas vele jaren later tot mij door. De kamer in kwestie was een ongebruikte slaapkamer bij mijn grootouders. Aan de muur hing een akoestische gitaar omringd door platenhoesjes uit de jaren ’50, met Paul Anka, Cliff Risjaar en Elvis Presley als terugkerend patroon. Legt er al iemand de link met het woord teenager? Maar goed, terug naar de seus, seuze, sorze, sazie en alle andere Vlaamse varianten. Ik heb gezocht, gevonden, en ben fier het resultaat gaan melden aan zij die het zich afvroegen. “Het komt van serge, een oud woord voor een bepaald type dunne, wollen stof.” “En waar komt het woord oechel vandaan?” was de reactie. Daar zal ik fleus of astrieë eens een boompje moeten over opzetten.   Kun je goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je liever een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

“Living on the edge!", gilt mijn nicht enthousiast naar me. Net zwaaide ik met mijn arm, ten teken dat ik ook dit vuile tankstation wil passeren. Ondanks mijn plasnood. Ik ga echt niet plassen op zo’n smerig toilet. Door Lieke van Dooren       Mijn nicht en ik schelen zeven jaar. Dat is een complete middelbareschoolervaring. Waar zij haar boeken nog moest kaften, deden wij dat gewoon niet meer. Wat zij ‘tof’ en ‘te gek’ vond, vonden wij ‘tyfus’ en ‘lame’. Inmiddels ben ik mijn middelbareschooltijd ook al ruim gepasseerd. Ik werk als docent Nederlands op een middelbare school, dus eigenlijk duik ik er gewoon opnieuw in. Ik heb één vriendin die nog studeert. Zij was vorige week ‘moeilijk dronken’. Ik lachte, want ik weet hoe ze kan zijn na drie wijntjes: giechelig. Eigenlijk nooit echt vervelend. Ze begon te lachen. “Dat betekent gewoon dat iets heel erg was.” Zo heb je dus blijkbaar moeilijk dronken mensen, moeilijk lange colleges en zo moest ik die keer in de auto moeilijk nodig plassen. ‘Living on the edge! ’ Ik vond dat wel grappig, dus ik wilde dat gebruiken. Mijn leerlingen kunnen een moderne juf wel waarderen, dus toen de situatie zich aandiende, riep ik de woorden gretig uit. “Mevrouw, wij gingen dit weekend gewoon naar het strand. Opeens. Mama wilde dat en papa startte de auto.” Een perfect moment dus om mijn pas geleerde kreet in te zetten: “Living on the edge! ” Ik verwachtte bewonderende blikken, misschien vragen naar de betekenis, maar sowieso waardering. Wat ik kreeg, was geproest en gegiechel. Tegenwoordig zeg je gewoon ‘YOLO, you only live once’, werd mij direct toevertrouwd. Shit. Was ik zeker zeven jaar te laat met deze uitspraak. Ik scheel meer dan zeven jaar met mijn leerlingen. Ik scheel zeker ruim twee middelbareschoolervaringen met ze. Waar wij onze boeken gewoon niet meer kaftten, krijgen zij digitaal lesmateriaal dat niet eens gekaft kán worden. Wat wij ‘tyfus’ en ‘lame’ vonden, kennen zij soms niet eens. Ik vind mezelf best modern. Ik blijf op de hoogte van nieuwe zaken en ik probeer zaken als sociale media in mijn lessen te verwerken. Maar als ik vraag of ik een hippe lerares ben, proesten ze het uit. “Hip kan ook echt niet meer, mevrouw. Maar als u het nog graag roept, boeiend. Yolo.”   Kun je goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je liever een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

‘Kleine Jantje ook niet bang, Stak zijn lul door het behang.’ Door Jan Lenferink   De eerste keer dat ik dit rijmpje hoorde, zat ik naast Rijk de Gooijer op een Amsterdams terras. Ik beschouwde het als een compliment, vooral toen hij mij drie borrels later toevoegde: “Ome Jan de pederast was een graag geziene gast.” Ik zei: “Dat wil ik op mijn grafzerk. Hoeveel kost me dat?” Qua copyright bedoelde ik. Leuke humor moet betaald. Rijk legde me uit dat die citaten afkomstig waren uit een schuin gedicht dat in zijn jonge jaren op feestjes, tussen de jazz, de Franse chansons en goedkope rode wijn, werd voorgedragen. Scholieren, studenten en geile adolescenten schreven de declamatie over en gaven die weer door aan andere schuinsmarcheerders. De originele tekst had Rijk niet meer. Een regel, een flard, wilde hem nog weleens te binnen schieten. Wie was de auteur? Rijk haalde zijn schouders op. En ik ging op onderzoek uit. Op een advertentie in een weekblad was de respons nihil. Letterkundige & historische instituten wisten ook van niets. Leeftijdgenoten van De Gooijer, levenslustige superbejaarden, wierpen me soms een kruimeltje toe. Peter van Straaten kon uit zijn hoofd zomaar een paar strofen citeren, die ik nog niet kende. De titel van de voordracht luidde Erotisch Diner, dacht hij. En de naam van de auteur? “Zou het geen studentengrap kunnen zijn van Godfried Bomans?” Naspeuringen in Haarlem leverden niks op. Niet zo lang geleden at ik met een paar goeie vrienden die, om verschillende redenen, ook al met één been in het graf staan. Onderwerp van gesprek: de dood. Meer specifiek de advertentie in de krant, maar vooral de tekst op de zerk of op de vaas met as. Mijn disgenoot, een bijna overleden Engelse dichter met een los bovengebit, citeerde zijn beroemde landgenoot, de komiek Spike Milligan: “I told you I was ill.” Briljant! Er ging een groot gejuich op. Bescheiden serveerde ik mijn pederastieve suggestie uit (zie boven). De reactie was gemengd. De gastvrouwe keek me strak aan en ik vreesde dat ik in de hoek moest. Ik legde uit dat ik een literair citaat had opgehoest, dat stamde uit de duistere jaren 50. “Vent, je bent gederailleerd! Is het uit met dat geflikker, lelijke spinaziepikker?” Haar ruwe taalgebruik verraste iedereen een beetje. Zij is van goeden huize en onbesproken gedrag. Het werd stil in de salon. Ze liep naar het dressoir en trok een lade open. Met een dramatisch gebaar haalde ze een rol papieren tevoorschijn. Ze draaide zich weer om naar haar gasten en schraapte haar keel. En toen – u raadt het al -  sprak ze met het aplomb van een voordrachtskunstenares de titel uit van het gedicht waar ik al jaren naar op zoek was. EROTISCH FAMILIEFEEST (het eerste couplet van het gedicht dat maar liefst 240 regels bevat) Tante Kee en Tante Betje Organiseren een saletje Ze zijn aan het delibereren Hoe men zich zal amuseren Beide dames voelen het meest Voor een klein erotisch feest En de hele parentatie Krijgt thans fluks een invitatie   Weet u meer van dit gedicht? Is de auteur u bekend? Laat het ons weten! En lees hier de rest van het gedicht.  

923 shares

Ik snap 'm niet

Ik loop op straat als ik ineens op mijn schouder getikt word. “Mag ik u wat vragen?” Ik draai mij om en zie een man, gekleed in een iets te grote, donkerblauwe jas. “Jazeker.” De man duwt een grote microfoon in mijn gezicht. “Wat vindt u het mooist aan de Nederlandse taal?” Door Johanna Sijbel-Deetman   Een ongelooflijk saaie vraag, die, om die reden, ook nooit gesteld zal worden in een straatinterview. In mijn fantasie hoor ik deze vraag echter geregeld. Waarom? Ik ben gepassioneerd over mijn antwoord. “Ik ook van jou!” roep ik. De interviewer kijkt mij verrast aan, dus ik verklaar mijn enthousiasme. “Wij Nederlanders zijn een pessimistisch volkje. Overal kunnen we over klagen. Als onze schaatsers twintig medailles op de Olympische Spelen halen, vinden we onze koning te enthousiast. Is het mooi weer, dan weten we zeker dat het weer snel zal gaan regenen. Niets kan immers goed zijn in ons verschrikkelijke kikkerlandje. Echter, de woorden “Ik ook van jou” laten deze gedachtegang compleet omslaan. We denken meteen aan iets positiefs. Liefde. Een man op het hoekje van de straat zegt aan het eind van zijn telefoongesprek: “Ik ook van jou.” Een meisje op het perron roept een jongen in de trein na: “Ik ook van jou!” Wanneer we zoiets zien of horen, schakelen onze hersenen direct over naar een optimistische stemming. We gaan er automatisch vanuit dat deze mensen antwoorden op “Ik hou van jou”. Nooit komt het in ons hoofd op dat er ook een heel ander gesprek gaande kan zijn. Misschien zegt de persoon aan de andere kant van de lijn wel “Ik heb van je gestolen” tegen de man op het hoekje van de straat. Of de jongen in de trein sms’te zojuist “Ik krijg nog geld van je” naar het meisje op het perron. Dan krijgt “Ik ook van jou” ineens een heel andere lading. Wij kiezen er bij het horen van deze woorden echter altijd voor om te denken aan mooie dingen. Het houdt ons optimistisch. De interviewer glimlacht. “Dank je voor je antwoord, ik heb ervan genoten!” Ik lach. “Ik ook van jou.” Deze en andere mooie taalcolumns vind je in 'Taalvoutjes-het boek 2'. Kun je ook goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je liever een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

We leven in het gouden tijdperk van de schrijftaal, iedereen schrijft. Dat is wel eens anders geweest. Mensen die vroeger niet schitterden in taalbeheersing, schreven na een aantal moeilijke jaren op school nauwelijks nog iets, behalve wat boodschappenlijstjes en nu en dan een sollicitatiebrief. Door Maurice Vandebroek   Om sociaal overeind te blijven hadden ze dat ook niet nodig. Wie wel iets op - toen nog - papier zette, pakweg in de eerste helft van vorige eeuw en alle eeuwen daarvoor, had daar meestal voor doorgestudeerd. Bovendien ging er vaak nog een handvol uitgevers, redacteuren en correctoren over zijn of haar teksten heen. Ironisch genoeg zijn de sociale media en nieuwe technologieën er verantwoordelijk voor dat bijna iedereen ook na de schoolcarrière geschreven teksten blijft produceren. Inderdaad, in spreektaal en met flink wat fouten, maar wie meent dat communicatie een basisrecht is, zal dat er maar bij moeten nemen, toch? Het probleem is dat iedereen van de ander verwacht dat hij of zij foutloos Nederlands (of Frans of Engels of Duits of Swahili of…) aflevert. De eigen taalfouten vallen uiteraard onder de noemer ‘vergissinkjes’. Neem nu het bordje op bovenstaande foto. Vroeger zou de maker ervan, ongetwijfeld een ervaren metaalbewerker, de tekst niet zelf geproduceerd hebben. Dat deed een medewerker ‘van kantoor’, die de boodschap lettertje voor lettertje, met alle punten en spaties voorschreef én achteraf controleerde. Daar is tegenwoordig noch tijd, noch geld voor en dan gaat het wel eens wat vaker mis. Een voordeel van de tegenwoordig wild om zich heen slaande schrijftaal is dat deze amusante bijdrages oplevert voor initiatieven zoals Taalvoutjes. Zolang het maar niet uitdraait op puur leedvermaak, want lankmoedigheid tegenover mede-taalgebruikers met een meer beperkte taalbeheersing is best wel een goede oefening in verdraagzaamheid. En van dat laatste hebben we in deze maatschappij nooit genoeg, toch?   Kun je goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je liever een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.
Taalvoutje

Column: Taalkloof

Column: Taalkloof

923 shares

Ik snap 'm niet

Afkortingen, verhaspelingen en (on)bewuste taalfouten, je komt ze tegenwoordig in groten getale tegen. Dat was vroeger wel anders. Werd iets verkeerd geschreven, dan was je mooi in de aap gelogeerd. Het lijkt me stug dat men in die tijd ‘is ff lekker los ging op de taal’. Door Belinda Valenkamp     Qua generatie zit ik er een beetje tussenin. Ik snap geen jota van de hippe taal en de ouderwetse woorden ken ik vooral van mijn ouders en grootouders. Verfomfaaide woorden horen bij de jeugd en daar maal ik dus niet meer om. Wel vind ik het ietwat overdreven dat sommige mensen een appelflauwte lijken te krijgen van het allegaartje dat nu gebruikt wordt. Teenagers willen zich afscheiden van de oudere generatie, omdat ze potverdriedubbeltjes niet op hun pa of ma willen lijken. Daar als volwassene tegenin gaan, biedt geen soelaas. Iemand met de bokkenpruik op en een overgooier aan, kan zo’n doerak een onnozele hals vinden, maar het is niet goochem om er iets van te zeggen. Voor je het weet, trekt de beteuterde jongeling zijn jas van het knaapje en neemt de kuierlatten. Vervolgens vermaakt hij zich de hele nacht goedgemutst in de dancing, waar hij helemaal de blits maakt. Jou sikkeneurig achterlatend. Net als je hem horendol de rambam toewenst, komt hij op blote kakkies en met een stuk in zijn kraag, tegen het ochtendgloren weer opduiken. Natuurlijk kun je hem dan een oplawaai geven, maar zo’n hardvochtige aanpak helpt geen sikkepit. Hij zal stiller worden en je niets meer durven te vertellen over zijn belevingswereld. Na een tijdje zul je warempel merken dat het vanzelf overgaat. De deugniet wordt volwassen, krast op naar een zelfstandig stulpje, trouwt met een lekker stuk en zal zijn eigen fouten maken om van te leren. Ook zijn kinderen zullen zich om den drommel niet aan de regels houden en dat is het moment waarop hij denkt: “Verhip, die ouwe dibbes had toch gelijk!”. Wat er ooit aan jullie relatie schortte, verdwijnt grif. Jullie spreken weer dezelfde taal ... min of meer.   Kun je goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je liever een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.

923 shares

Ik snap 'm niet

De Antwerpse universiteit UA doet het zonder schaamte. Gebruikt een nietsvermoedende student een verouderd woord in een examentekst, dan is een volledig punt aftrek het gevolg. Inderdaad, de onderwijsinstelling bestraft het hanteren van archaïsmen. Door Julian de Backer Sneu zonder meer, want bestaat er iets mooiers dan een flets, zoutloos verslag te kruiden met een niet-alledaags woord? Waarom zou je 'munt' schrijven als je nog steeds 'dukaat' of 'sestertie' kan bezigen? Akkoord, er is een betekenisverschil - maar een beetje professor ziet dwars door dat euvel heen. In tijden van 'bokitoproof', 'tentsletje' en 'selfie' is het smullen met 'edoch', 'jegens' en 'rabauw'. Wanneer een vrij tot zeer mooie vrouw op straat passeert, is het veel gepaster om haar met 'freule' of 'deerne' aan te spreken - en openingszinnen zullen er ook pittiger door worden. Neem nota, hitsige heren. Zonder meer het mooiste ouderwetse woord dat onze Nederlandsche taal te bieden heeft, is 'gaarne'. Van Dale omschrijft het als "<form.> graag, met genoegen". Uw dienaar las dit de eerste keer in 'Hypnosestralen', een album van de beste Belgische stripreeks 'Piet Pienter en Bert Bibber' van notoir kluizenaar Jozef "Pom" Van Hove. Wanneer een lokaal politicus met ambitieuze plannen een extra glas wijn wordt aangeboden, antwoordt de gluiperige gladjakker bevestigend met "Gaarne!... 'n Lekker wijntje!" (sic.). Mijn elfjarige zelve was meteen betoverd door het gekke woord. Wie gebruikt vandaag de dag nog 'gaarne', voluit zelfs 'volgaarne'? De tegenstelling 'ongaarne' hoor je al helemaal niet meer. Tijd voor een revanche, alsook een remonte. Omarm met gulzige graagte 'gaarne'. Gooi het vandaag nog tussen uw dagelijkse conversaties. En als uw geliefde u een fruitig glas gegist druivensap met een stevige afdronk aanbiedt, dan weet u dat "Gaarne!... 'n Lekker wijntje!" het enige correcte antwoord is. Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in. Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.