#Laura van Eerten


923 shares

Ik snap 'm niet

Waarom taal soms irritant is

[intro]‘Een soort van’, vreselijk! Verkleinwoordjes: op een terrasje aan een wijntje met een 'brietje' ... 'dinnetje' ... 'collegaatje' (dat is dan een vrouw! Waarom '-tje'?!). 'Kids' en 'shoppen': allemaal héél irritante woorden. Gelukkig kon je die jaren wegstemmen bij onze verkiezing Weg met dat woord!. Maar dit jaar doen we geen verkiezing; dit jaar hebben we een boek geschreven.[/intro] Door Laura van Eerten en Vivien Waszink Toen we dat op onze Facebookpagina aankondigden, werd uit de reacties meteen duidelijk dat onze volgers nog helemaal niet van plan zijn om te stoppen. “Ik sluit me aan bij DWDD en ga gewoon door”, laat iemand ons weten. “Passie - weg met dat woord!” Een feest van herkenning, al die ergernissen. Want welke woorden irritant zijn, daar denken veel mensen na vijf jaar nog steeds hetzelfde over.

Kids

Neem 'kids', het woord dat in 2013, het eerste jaar van Weg met dat woord! als het irritantste uit de bus kwam. Aanstellerige interessantdoenerij vonden mensen dat woord. “Ik ben dan wel mama, maar ik heb kids, geen kinderen, dus ik ben een partijtje jong en hip!”, laat een van de deelnemers ons weten. In de jaren erna stond 'kids' steeds opnieuw bovenaan de lijst ingestuurde woorden, want “Is nog steeds niet weg” en “Dat onding wil maar niet verdwijnen.” En ook op Facebook beginnen mensen er dus weer over -een hardnekkige ergernis, dus. 'Kids' is namelijk een typisch voorbeeld van ‘onnodig Engels’ omdat er een prima Nederlands alternatief voor bestaat: kinderen. Ergeraars houden niet zo van in het wilde weg Engelse woorden gebruiken omdat het hip is (en ja, hip komt óók uit het Engels) en zijn daarnaast vaak ook een beetje bang dat het Engels uiteindelijk onze geliefde moedertaal verdringt. Dat die angst nergens voor nodig is, leggen we uit in ons boek 'Kids, koffietjes en comfortzone: waarom taal soms irritant is'. Het wegstemmen heeft dus niet zo veel uitgehaald, want het woord wordt nog steeds gebruikt. Misschien zelfs wel meer dan vijf jaar geleden. Want ja, 'kids' valt wat meer op, klinkt net iets vlotter dan kinderen en is ook nog eens lekker kort. En trouwens, we noemen een pasgeboren kind of zuigeling toch ook gewoon 'baby'?

Verkleinwoorden

Nog zo’n onuitroeibare ergernis: verkleinwoorden. 'Wijntje', 'dinnetje' en 'collegaatje' staan in de top tien ergste verkleinwoordjes volgens de deelnemers aan Weg met dat woord!. “Collegaatje, alsof je samenwerkt met een ondergeschikte dwerg”, reageerde iemand verongelijkt. Anderen merkten bij wijntje op: “Tuttebelwoord” en “Doet afbreuk aan de kwaliteit van wijn”. Precies die woorden zagen we ook op Facebook meteen terug. Verkleinwoorden zijn irritant, want ze komen namelijk vaak denigrerend en kinderachtig over. Of laten doorschemeren dat iets niet zoveel voorstelt (denk aan een 'baantje' of een 'romannetje'). Maar misschien probeerde de verkleinwoord-zegger juist wel iets liefkozends te zeggen ('schatje'), of een gezellige sfeer op te roepen. Een 'glaasje' drinken met de 'buurtjes', daar kun je namelijk echt naar uitkijken. Aan de andere kant kan een verkleinwoord ook relativeren. Want een 'buikje' hebben, dat is helemaal niet zo erg. Door al die verschillende eigenschappen kunnen mensen een verkleinvorm - bewust of onbewust - heel anders opvatten dan hoe die eigenlijk bedoeld is. En die verwarring kan dan weer voor een hoop irritatie zorgen. Of nee: ‘kippenvelmomentjes’. Brrrr ...

Kantoorjargon en straattaal

Dit is nog maar een tipje (!) van de sluier. In Kids, koffietjes & comfortzone gaan we dieper in op (onnodig) Engels en verkleinwoorden, maar ook de thema’s kantoorjargon, jongerentaal en taalfouten komen uitgebreid aan bod. Rechtopstaande nekharen gegarandeerd. Want als je in je kracht staat, weet je hoe je je skills en know how proactief kunt invliegen. En jouw baan is natuurlijk je passie. Of ben je meer van het scrummen? OMG, awkward! Maar faka kill, kan ik een donnie lenen? Hun hebben me geld gejat, hoe kapot hinderlijk is dat! Dus, kom uit je comfortzone en lees ons boek vol herkenbare taalergernissen. En héél misschien kunnen we wel een klein beetje ergernis wegnemen. [line] Erger jij je ook vaak aan taal? Doe de Grote Irritante Taalquiz! Meer weten over het boek 'Kids, koffietjes & comfortzone'? Lees onze boekrecensie. [line]

WINNEN!

We mogen drie exemplaren van Kids, koffietjes en comfortzone: waarom taal soms irritant is' weggeven! Wil jij kans maken op dit boek? Vertel ons dan welk woord bij jou echt de haren te berge doen rijzen en waarom. De drie meest originele, grappige of misschien wel herkenbare reacties worden beloond! [line] Meer van Laura van Eerten: Meer van Vivien Waszink:
Taalvoutje

Column: Aad

Column: Aad

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]‘Da’ is de ‘optimale lettergreep’, oftewel de beste lettergreep om uit te spreken. Het is dan ook een van de eerste lettergrepen die een kind kan zeggen. Minimaal een jaar van mijn leven inclusief afstudeeronderzoek wijdde ik aan dit onderwerp. En uitgerekend mijn eigen zoon besluit het nu helemaal anders te doen. Hij heeft het namelijk voortdurend over ‘Aad’.[/intro]  Door Laura van Eerten Geen idee wie Aad is. Zijn knuffelkrokodil, dacht ik eerst. Maar al snel merkte ik dat hij al zijn andere knuffels ook Aad noemde. Net zoals zijn blokken, mijn telefoon, de afstandsbediening en de kat. En als ik zijn kamer binnenkom word ik begroet met een enthousiast, je raadt het al, Aad! Niks ‘papa’ of ‘mama’. Aad is zijn favoriet.   Zijn favoriete lettergreep welteverstaan. Want hij is nog te klein om er echt iets mee te bedoelen. Mijn tegendraadse uitzondering op de regel doet dus precies het omgekeerde van wat ik heb onderzocht. Ok, dat klopt niet helemaal want meestal zegt hij ‘aat’ of ‘ataata’, maar ook ‘aad’ en ‘aade’ komen regelmatig voorbij. In ieder geval eerst de a, dan de rest.   En dat terwijl de makkelijkste lettergreep juist bestaat uit een medeklinker gevolgd door een klinker. Dat is namelijk de basisbeweging van het spreken: geluid maken door je stembanden te laten trillen en simpelweg je mond opendoen. Vandaar dat ouders wereldwijd papa en mama genoemd worden, of iets dat erop lijkt: baba, dada, tata, nana. Geen Aad.   Alhoewel. Er bestaat een taal die net zo eigenwijs is als het fonologisch wonder bij mij thuis. Namelijk het Inuktitut. Een taal die wordt gesproken in het noorden van Canada en in Groenland, en die in de verste verte niet op het Nederlands lijkt. Het is een zogenoemde polysynthetische taal waarin de inhoud van een hele zin wordt uitgedrukt in één complex woord. En mama en papa? Die worden ‘anaana’ en ‘ataata’ genoemd. Dus toch een Aad!   Nu al een talenknobbel dat kind van mij. En niks mis met zijn ge-‘Aad’. Hij is hooguit op het verkeerde continent geboren.
[line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze is initiatiefnemer en auteur van de boeken Waar komt pindakaas vandaan?Waar komt hagelslag vandaan? en Waar komt suikerspin vandaan?. Over de structuur van gezongen onzinlettergrepen schreef ze eerder een artikel voor Onze Taal.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“En bij de koffieautomaat? O, nu je daar toch bent: zwart met suiker, lekker!” Als je regelmatig radio luistert heb je dit de afgelopen tijd vast vaker gehoord. Een reclame gericht op ondernemers die overal op de zaak perfecte wifi willen, dus ook bij de koffieautomaat. Afgezien van dat die reclame op zich al vervelend genoeg is – er is ook nog een variant met "Colaatje, lekker!" –  is er nog iets dat me dwarszit: de manier waarop de man in de commercial zijn koffie drinkt.[/intro] Door Laura van Eerten Zwart met suiker. Daar is iets geks mee. Tenminste, letterlijk klopt het natuurlijk gewoon: koffie waar je suiker in doet is nog steeds zwart van kleur, in tegenstelling tot koffie met melk. Maar als je koffie met suiker drinkt lijkt me ‘zwart’ een overbodige toevoeging. Of misschien zelfs een onjuiste. Voor mij betekent ‘zwarte koffie’ namelijk koffie zonder iets erin. Geen suiker, geen melk. Gewoon, zwart. Ik vroeg me af of ik de enige was die er zo over dacht en besloot een kleine steekproef te houden. Op onder andere social media stelde ik de vraag: "Hoe drink jij je koffie?" Afgezien van wat grappenmakers die 'niet’, ‘liefst warm’ of ‘uit een kopje’ als antwoord gaven, bleken de meesten hun koffie net als ik ‘zwart’ te drinken. En daarmee bedoelden ze: zonder iets erin. Anders hadden ze er wel ‘zonder suiker’ aan toegevoegd. De paar mensen die wel suiker in hun koffie doen, gaven simpelweg ‘met suiker’ als antwoord. Oké, op een persoon na dan. Of twee. Die vonden ‘zwart met suiker’ prima kunnen. Vooruit dan. Maar ik vind het vreemd. En ik vermoed de meeste zwartekoffiedrinkers met mij. Want als de koffie bruin is, drink je hem het best zwart. Of eh ... bruin? Bruin met suiker, lekker!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Genderneutraal is een dingetje. Er is veel over te doen geweest dit jaar: genderneutrale wc’s, genderneutrale aanspreekvormen, genderneutrale kinderkleding bij de HEMA en genderneutraal opvoeden. Het zou me daarom niks verbazen als genderneutraal ingestuurd wordt voor de verkiezing Weg met dat woord! die binnenkort weer van start gaat. Om over dingetje nog maar te zwijgen ...[/intro] Door Laura van Eerten Als een woord zo vaak in het nieuws is, komt er geheid commentaar. Over genderneutraal is dan ook al het nodige geschreven: “Genderneutraal, het klinkt als een motoronderdeel”, moppert Theodor Holman in het Parool. En volgens columniste Nynke de Jong is het laten vallen van het woord genderneutraal op een verjaardag garantie voor boze ooms en tantes: “Vreselijk! Jongens zijn jongens, meisjes zijn meisjes! Hou op met die moderne onzin!” Met het woord zelf is natuurlijk niet zo veel mis. Alhoewel, daar denkt Bas Heijne anders over. In zijn NRC-column schrijft hij dat gender hip jargon is dat vanuit de universiteit in de samenleving terecht is gekomen. Neutraal vindt hij een rotwoord, “(...) met associaties van angstvalligheid, iedereen te vriend houden, uit de wind blijven, nergens je vingers aan willen branden.” Moderne onzin, klinkt stom, politiek correct: allemaal redenen die ook deelnemers aan de verkiezing vaak opgeven waarom ze een woord het liefst nooit meer zouden willen horen.  Zelf stoor ik me niet zo aan genderneutraal. Ik vind het juist goed dat er aandacht voor is. Dingetje daarentegen ... van verkleinwoorden ben ik geen groot fan. Dat ik daar niet alleen in ben blijkt wel uit de verkiezingsresultaten van afgelopen vijf jaar. Woorden als persoontje, frietjes, collegaatje, theetje, bammetjes en genietmomentje worden regelmatig ingestuurd omdat het kinderachtig en denigrerend klinkt. “Verkleutering van de taal”, zoals iemand het mooi omschreef. En daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. Naast betuttelende verkleinwoorden en moderne termen uit het nieuws zullen we vast ook weer veel hippe jongerentaal, inhoudsloos kantoorjargon en ‘domme’ taalfouten toegestuurd krijgen. Hun hebben bijvoorbeeld (de grootste taalergernis volgens het publiek van de middag irritante taal die ik laatst organiseerde). Vorig jaar eindigde die taalfout op een glansrijke tweede plaats, en het jaar daarvoor was me (moeder) de grote verliezer. Of het woord genderneutraal ook echt de top tien gaat halen dit jaar zullen we moeten afwachten. Het zal de HEMA in ieder geval een worst wezen. De nieuwe, genderneutrale kinderafdeling van de winkelketen kreeg namelijk een naam die al vanaf het begin van de verkiezing op nummer één staat als ergerlijkste woord: Kids! [line] Elk jaar organiseert het Instituut voor de Nederlandse Taal de verkiezing 'Weg met dat woord!' Vanaf 16 november krijg je twee weken de tijd om de irritantste woorden van 2017 nomineren. Op basis van de inzendingen en motiveringen wordt een top 10 samengesteld, waar je vervolgens een woord van kunt wegstemmen. Het woord met de meeste stemmen wordt uitgeroepen tot de verliezer van 2017. [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Verander nooit een succesvolle formule, zullen de makers van het boek Waar komt suikerspin vandaan? (2017) hebben gedacht. Voor de derde keer hebben het Instituut voor de Nederlandse Taal en het Genootschap Onze Taal zich samen ingespannen om een bundel vol met interessante taalvragen- én antwoorden samen te stellen. In 2013 kwam Waar komt pindakaas vandaan? uit (zie hier onze recensie), in 2015 Waar komt hagelslag vandaan? (ook gerecenseerd). Dit jaar verrijken de auteurs onze taalkennis andermaal. Ik kan alvast verklappen: de suikerspin heeft niets met een spin te maken![/intro]   Door Bastiaan Weldring De auteurs beantwoorden de vraag waar het dan wel mee te maken heeft, naast 99 andere vragen, met verve. Met consequent een vraag en antwoord per pagina leent het boek zich uitstekend voor mensen die zich in één ruk een rits aan feiten eigen willen maken. Ook voor diegenen die tijdens een afzakkertje (ken je de betekenis daar al van?) indruk willen maken met een taalkundig weetje, is dit het boek om uit te putten! Daarom licht ik vast een klein tipje van de sluier op! Een afzakkertje, zo leert het boek ons, verwees rond 1730 naar een glaasje brandewijn dat na de thee, koffie of het avondeten werd genuttigd om het eten te laten zakken. Pas een eeuw later zou de term gaan verwijzen naar ‘het laatste drankje’. In die periode kwam eveneens de uitdrukking ‘‘Hij neemt een afzakkertje, maar het loopt verkeerd’’ in zwang. Daarmee bedoelde men dat het drankje niet meer naar beneden liep, maar naar boven kwam ... Misschien wel de leukste eigenschap van dit boek is dat het, net zoals de eerdere twee boeken, aanzet tot verwondering over onze eigen taal. We zijn ons niet altijd echt bewust van welk een verrassend soort woorden we gebruiken. We horen, leren en kiezen woorden in het dagelijks taalgebruik en nemen de betekenis voetstoots aan, zonder dat we eigenlijk weten wat bijvoorbeeld ‘voetstoots’ betekent! Afijn, we kennen de betekenis van het woord wel, maar niet de achtergrond. Wil je die achtergrond voortaan minder snel voetstoots aannemen? In hoofdstuk 19 van Waar komt suikerspin vandaan? leggen de auteurs ook de herkomst van dat woord uit. Laat je verwonderen door dit boek en lees snel ook de overige hoofdstukken!
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Wil je dat men tijdens een afzakkertje voetstoots van jou aanneemt dat een suikerspin niets van doen heeft met spinnen, dan ligt dit boek voor jou te wachten in de schappen! NEE: ‘Taal schmaal!’ en suikerspinnen vind je veel te zoet? Laat dit roze boek dan lekker dicht.
Auteurs: Laura van Eerten, Rob Tempelaars, Boukje Verheij, Vivien Waszink (IvdNT), Saskia Aukema, Eva van Delft, Raymond Noë en Kees van der Zwan (OnzeTaal)  Uitgeverij: Thomas Rap Amsterdam Jaar: 2017 Pagina’s: 125 Hebben? 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Suikerspinnen, kikkererwten, ongelikte beren, nijlpaarden, palingworsten, ezelsoren en tentharingen. Allemaal beestjes. Taalbeestjes met een bijzonder verhaal. Want hoe komen deze beestjes aan hun naam?[/intro] Door Laura van Eerten Een suikerspin is natuurlijk geen spin van suiker, en een kikkererwt geen erwt die op een kikker lijkt. Maar hoe zit het dan wel? Doodnormale woorden zijn plotseling niet meer zo normaal als je er nog eens goed naar kijkt. Grappig genoeg gebruiken we die woorden juist vaak zonder erover na te denken, en staan we niet stil bij de herkomst. Daarover gaat het nieuwe boek Waar komt suikerspin vandaan? En nog 99 andere vragen over woorden. Vaak hebben de woorden uit het boek wel iets met het beestje te maken, maar soms ook helemaal niet. Ik heb me bijvoorbeeld vaak vergeefs afgevraagd hoe ik de kikker in verband kon brengen met de kikkererwt. De erwt is namelijk niet groen, lijkt in de verste verte niet op een kikker en past bij mijn weten ook niet in een verantwoord amfibieëndieet. Kikkererwt blijkt dan ook een variant te zijn van keker of kekererwt. Het woord komt oorspronkelijk van het Latijnse cicer, dat ‘grauwe erwt’ betekent. Kijk, dat verklaart een hoop. De palingworst heeft dan weer wel met de vis te maken. Zelf eet ik nooit palingworst aangezien ik vegetariër ben, dus eigenlijk ging ik er gewoon vanuit dat het worst was gemaakt van paling. Maar nee, er zit geen vis in palingworst. De worst is gemaakt van varkensvlees en wordt gerookt. Dat roken gebeurt op dezelfde manier waarop palingen gerookt worden, en de rooksmaak doet ook een beetje denken aan gerookte palingen. Vandaar de naam palingworst. Nog meer vis vinden we in de tentharing. Aan de moderne haringen is het niet meer zo goed te zien, maar vroeger waren ze van hout en kon je er de vorm van een vis in herkennen. Frans- en Duitstaligen dachten er blijkbaar hetzelfde over, want zij noemden de tentharing sardine en Zeltheringe. Hoe het precies zit met de ongelikte beer, het nijlpaard, het ezelsoor en de suikerspin is te lezen in het boekje. Overigens gaat het boek niet alleen maar over beestjes. Scheldwoorden, eten en alcohol komen ook uitgebreid aan bod. Na het lezen van Waar komt suikerspin vandaan? zal een ‘halve zool’ die na het eten van een ‘spiegelei’ met ‘kikkererwten’ een ‘afzakkertje’ drinkt, nooit meer hetzelfde zijn.
Waar komt suikerspin vandaan? Winnen! Waar komt suikerspin vandaan? komt vandaag uit en wij mogen vijf exemplaren weggeven! Van welk woord hoop jij de herkomst te kunnen lezen in het boekje? Laat het ons weten in een opmerkingen en wie weet kun jij binnenkort op verjaardagen vertellen waar 'suikerspin' vandaan komt.  
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]De afgelopen jaren werd er op mijn werk flink gereorganiseerd. Het specialistische, op woordenboeken gerichte Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) veranderde in een breder Instituut voor de Nederlandse Taal. Het oude logo voldeed niet meer en er moest een nieuwe huisstijl komen. Of, zoals de ontwerpers het zelf omschreven, het instituut was toe aan een nieuwe ‘indentiteit’.[/intro] Door Laura van Eerten Al mijn alarmbellen gingen af tijdens de presentatie van het huisstijlontwerp. Vormgevers die het voortdurend over ‘indentiteit’ hebben, past dat wel bij een taalinstituut? Maar het voorstel was heel goed – ze wonnen er uiteindelijk zelfs een prijs mee – en we besloten met ze in zee te gaan. En zolang het woord niet op een flyer of website terechtkwam, besloot ik er niets van te zeggen. Taal is tenslotte ons vak, niet het hunne. Het is een veelgemaakte fout. Sterker nog, toen ik klein was deed ik het zelf ook. Lang geleden speelde ik met mijn zus het bordspel Incognito: een spel waarbij je een personage toegewezen krijgt, de rol van je medespelers moet proberen te ontdekken en uit moet zien te vogelen wie je samenwerkingspartner is. Ik vroeg naar de ‘indentiteit’ van mijn zus en werd vervolgens vierkant uitgelachen. Indentiteit? Hoe kon ik zoiets doms zeggen! Sindsdien zeg ik het nooit meer verkeerd. En van schrik besloot ik taalwetenschap te gaan studeren. Maar waarom wordt ‘identiteit’ dan zo vaak verkeerd gezegd en geschreven? Een collega denkt dat het te maken heeft met de onbekendheid van 'iden-' als begin van een Nederlands woord, 'in-'  klinkt een stuk vertrouwder. Ik denk ook dat die extra 'n' getriggerd wordt omdat de klank al verderop in het woord zit. Net zoals bij ‘advocado’ en ‘rontonde’, bijvoorbeeld. Zo’n verklaring is natuurlijk leuk en aardig, maar ondertussen is ‘indentiteit’ wel gewoon fout en rete-irritant. Om argressief van te worden.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Toegegeven: ik ben er zelf één. Professioneel gezien in ieder geval. Privé hopelijk wat minder. Hoewel, ik kan het vaak nog steeds niet laten om mijn vriend te corrigeren als hij weer eens “als mij” zegt in plaats van ‘als ik’. Uiterst irritant, die taalnazi. [/intro] Door Laura van Eerten Overigens heeft mijn vriend wel een goed excuus voor deze taalfout. Hij komt namelijk uit Zuid-Limburg en in zijn dialect zeg je ‘es mich’. Vertaald naar het Nederlands, zijn tweede taal, maakt hij er dus ‘als mij’ van. Met dit in mijn achterhoofd probeer ik mijn commentaar voor me te houden, maar dat lukt helaas niet altijd. De taalnazi in mij heeft zijn voelsprieten altijd aan staan. En als ik even niet oplet, is hij me in een onbewaakt ogenblik voor met zijn reactie. Oeps. Sorry. Ik zal het nooit meer doen. Op de een of andere manier kleeft het aan taal: zeuren. En vooral: zeuren over fouten. Ik krijg er dagelijks mee te maken op mijn werk, het Instituut voor de Nederlandse Taal. Mensen sturen mailtjes over een verkeerd afbreekstreepje in de nieuwsbrief, of we geen fatsoenlijk Nederlands woord voor ‘tools’ kunnen gebruiken op de website en dat er een tikfout in mijn e-mail staat. Vaak nog aangevuld met een bestraffend “foei!”, “dat noemt zich een taalinstituut” of “en u bent taalkundige?”. Want als taalkundige mag je sowieso geen taalfouten maken. En geloof me, daar doen we ons uiterste best voor. Maar dan kun je taalwetenschap gestudeerd hebben, al jaren werkzaam zijn in de taalwereld, talloze teksten geschreven en gecorrigeerd hebben: er sluipt toch weleens een foutje in. Stom. Maar ja, taalkundigen zijn ook maar mensen. En toch doet het altijd wel een beetje zeer als je op een foutje wordt gewezen, hoe klein ook. Mijn collega’s kunnen er trouwens ook wat van. Dat het bij het doorlopen van het verslag van de vorige vergadering alleen maar gaat over ontbrekende hoofdletters, komma’s en spaties in plaats van over de inhoud. Natuurlijk kan een taalinstituut zich geen dt-fouten op de website veroorloven, maar om je nou druk te maken over typfoutjes in interne documenten ... Dat vind ik wel erg ver gaan. Oké, grove taalfouten zoals ‘het is gebeurt’ of ‘het verslag die’, daar mag je elkaar wel op wijzen. Maar die komma of spatie te veel? Er zijn grenzen. Waar die grens dan precies ligt? Context denk ik, en gevoel. Een persoonlijk berichtje van een vriend waar een fout in staat zal ik niet snel corrigeren. Maar officiële documenten of websites die bol staan van de spelfouten vind ik slordig en onprofessioneel. Een kleine moeite om even te laten nakijken door een taalnazi, denk ik dan. Soms merk ik dat mensen - die van zichzelf weten dat ze niet zulke taalhelden zijn - argwanend mijn kant opkijken als ze iets zeggen, bang om een fout te maken, zodat ik ze vervolgens recht in het gezicht kan uitlachen en ze genadeloos ga verbeteren. Bij mijn weten heb ik dat nooit gedaan. Maar die angst voor de taalnazi ken ik maar al te goed op het moment dat ik een webtekst, nieuwsbrief of column publiceer. En dat terwijl ik er zelf één ben. Het goede nieuws is dat fouten juist ook voor hele grappige situaties kunnen zorgen. Dat vind ik ook zo leuk aan Taalvoutjes. Niet zeuren, maar lachen om fouten. En de taalnazi, die mag er zeker zijn, maar weet in welke situaties je hem even uit moet zetten.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Ophangen

Column: Ophangen

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]''Nou, ik ga maar eens ophangen”, zeg ik aan de telefoon tegen m'n moeder. Ze begint te lachen: "Wat ga je waar aan ophangen?" Stilte. Ik, enigszins geïrriteerd: "Ach, je snapt toch wat ik bedoel. Wat moet ik dan zeggen?" Zij: "Laten we het gesprek beëindigen, bijvoorbeeld." "Ok, nou eh, doei dan." "Doei."[/intro]

Door Laura van Eerten

Het gesprek zat me niet helemaal lekker. Ze had natuurlijk gelijk. De smartphones van tegenwoordig hang je ook niet meer op. Vroeger bestond een telefoon uit een hoorn en een haak en als je uitgepraat was, hing je de hoorn weer op de haak. Toen ik klein was, hadden we thuis zo’n grijs vierkant ding met een draaischijf. Je moest letterlijk de hoorn opnemen en een nummer draaien om iemand aan de lijn te krijgen. 'Opnemen', een nummer 'draaien' en aan de 'lijn': in huidig telefoonland allemaal net zo hopeloos achterhaald als 'ophangen'.

Na een rondvraag onder vrienden en collega’s blijkt toch bijna iedereen nog 'ophangen' te gebruiken voor het beëindigen van een telefoongesprek. Het is ook wel een handige en korte omschrijving, want wat moet je anders zeggen? 'Het gesprek beëindigen' klinkt vrij omslachtig en formeel, 'neerleggen' is min of meer hetzelfde als 'ophangen' en 'wegdrukken' kan ook niet, want dat gebruiken we al als we een binnenkomend gesprek juist níet willen beantwoorden. De vraag is trouwens ook wat er precies weg te 'drukken' valt, want touchscreens hebben geen knopjes.

Kortom, er klopt niks meer van ons beljargon. Maar of dat erg is? Ik denk het niet. Dat is juist wat taal boeiend maakt. En het is een mooie historische bron. Want over honderd jaar vraagt iemand zich ineens af waarom we 'ophangen' zeggen als we een gesprek afsluiten en schrijft daar dan een boekje over: 'Waar komt ophangen vandaan?'. Leuk toch?!


Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als fanatiek hardloper en wielrenner krijg ik geregeld de vraag of ik ook aan zwemmen - lees: triatlons - doe. Mijn standaard antwoord is dan dat ik hardlopen en fietsen als twee gescheiden sporten zie en overigens een hekel heb aan zwemmen. Onlangs ben ik toch gezwicht en ik heb de afgelopen tijd aardig wat uurtjes in het zwembad doorgebracht. En ik moet bekennen: het is leuker dan ik dacht. En het roept meer vragen op dan ik dacht, want waarom heet de schoolslag eigenlijk ‘schoolslag’?[/intro] Door Laura van Eerten Heel vroeger heb ik mijn zwemdiploma’s A en B gehaald. Ik kan me niet herinneren dat ik het echt heel leuk vond en ik kan me al helemaal niet herinneren dat ik daarvoor ook de borst- en de rugcrawl moest kunnen. Voor zover ik weet ben ik nooit echt verder gekomen dan de schoolslag: de klassieke zwemslag op je buik ‘waarbij de armen naar voren door het water stuwen en de benen een kikkerachtige spreid-sluitbeweging maken’, aldus het Algemeen Nederlands Woordenboek. Al zwemmend vroeg ik me ineens af waarom die beweging eigenlijk ‘schoolslag’ genoemd wordt in het Nederlands. In het Engels is het namelijk gewoon breaststroke en in het Duits Brustschwimmen. De ‘borstslag’ zou dan toch veel logischer zijn? Precies die vraag werd jaren geleden ook gesteld in het kinderprogramma Willem Wever en het antwoord bleek simpel. Voormalig profzwemmer Ron Dekker legt in het programma uit dat het de eerste zwemslag is die kinderen leren tijdens het schoolzwemmen. Aangezien een groot deel van de Nederlanders onder de zeespiegel woont, is het handig dat iedereen zijn hoofd goed boven water kan houden. En dat is exact wat je met deze zwemslag leert. Daarom werd rond 1900 zwemles onder schooltijd geïntroduceerd, met als belangrijkste doel: het leren van de schoolslag. Zelf vond ik dat schoolzwemmen maar niks. Het doet me denken aan een veel te koud buitenbad, prikkende rode ogen van het chloor en water in mijn neus en oren. Niets vergeleken met de zwemlessen die ik dit jaar volgde, in een mooi monumentaal zwembad uit 1932, gevuld met heerlijk warm water. Naast de saaie schoolslag heb ik er de borst- en rugcrawl wat beter onder de knie gekregen en allerlei nieuwe wonderlijke technieken (en woorden) geleerd. Waaronder ‘wrikken’: drijvend op je rug voortbewegen door alleen met je handen achtjes te draaien. En de ‘zeemansslag’: een soort schoolslag op je zij, waardoor vroeger de overboord geslagen zeelieden beter door de golven konden zwemmen. Eigenlijk best leuk dus, dat zwemmen. De associatie met schoolzwemmen wekt alleen weerstand op en de naam ‘schoolslag’ helpt dan natuurlijk ook niet om het een beetje aantrekkelijker te maken. Kunnen we die naam niet veranderen? In ‘kikkerslag’ bijvoorbeeld, dat past ook mooi bij de ‘vlinderslag’. Klinkt veel vrolijker, toch? En iets waar je als kind volgens mij veel leukere herinneringen aan overhoudt dan aan de schoolslag.
Over Laura van Eertenlaura Taalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. Meer lezen van Laura:
Ook van Laura van Eerten:

Wil je je eigen taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Hij wilt

Column: Hij wilt

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]“Hoe vaak moet hij drinken?”, vroeg ik. “Zo vaak als hij wilt”, was het antwoord. Toen mijn zoontje net geboren was, kreeg ik een schat van een kraamverzorgster in huis. Ze kwam midden in de nacht langs om uit te leggen hoe we een babybedje moesten opmaken, ze kookte heerlijke maaltijden en beantwoordde elke dag geduldig mijn stortvloed aan vragen. Er was alleen één ding dat me dwarszat. Ze zei steevast ‘hij wilt’ in plaats van ‘hij wil’.[/intro] Door Laura van Eerten In eerste instantie dacht ik dat het te maken had met het vreemde gebruik van ‘komen’ in verband met baby’s. Een gedeelde ergernis met Paulien Cornelisse: ‘”Hoe vaak komt je zoontje per nacht?” werd er door allerlei consultatie-achtige mensen aan mij gevraagd. En daarmee werd bedoeld: “Hoe vaak huilt hij?”’, schreef ze in het boek Taal in 2015. Onder invloed van ‘hij komt’ had mijn kraamhulp haar eigen variant gemaakt met ‘willen’, zo was mijn theorie. Maar pas later realiseerde ik me dat ‘stam + t’ – hij loopt, hij fietst – natuurlijk gewoon de standaardvorm is, en ‘hij wil’ de uitzondering. Het zal het slaapgebrek wel zijn. Wel gek dat het me nooit eerder zo opgevallen is, want sinds die cruciale week hoor ik ‘hij wilt’ echt overal. Een van de tv-commentatoren van de Giro d’Italia, een grote wielerronde, maakte zich er geregeld schuldig aan, en het pas verschenen boek Maar zo heb ik het geleerd! van Wouter van Wingerden begint er zelfs mee. Wouter legt in de inleiding uit dat ‘willen’ ooit een aanvoegende wijs is geweest. Net als ‘leve de koning’ en ‘men neme een ei’ gebruikten mensen vroeger uit beleefdheid ‘hij wille’. In de loop van de tijd is de e afgesleten en werd ‘hij wil’ vervolgens de juiste, onregelmatige vorm. Zoals vaker gebeurt bij dit soort bijna uitgestorven en vergeten constructies past de taal zich langzamerhand aan. Uit een enquête voor Wouters boek blijkt ook dat ‘hij wilt’ steeds meer geaccepteerd wordt: 82% van de zestigplussers vindt het echt fout, maar van de dertigminners is dat nog maar 42%. Deze dertigplusser sluit zich aan bij de zestigers en vindt ‘hij wilt’ fout en extreem lelijk. Maar ondergetekende taalkundige beseft ook dat ze zich erbij neer zal moeten leggen. Want eigenlijk had mijn kraamverzorgster gewoon gelijk: ‘hij wilt’ is veel logischer dan ‘hij wil’. Een tijdje dacht ik niet meer aan het werkwoord ‘willen’. Tot afgelopen week. Er lag een babykaartje in de bus: “Wilt is geboren” ... Geen grap! Mijn kraamhulp zou trots zijn.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line] Meer van Laura van Eerten:

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Nederlanders zijn er gek op. Vele potjes van verschillende merken gaan dagelijks over de toonbank. Wim T. Schippers was er zelfs zo’n grote fan van, dat hij er een vloer mee bedekte en het kunst noemde. Jawel, we hebben het over pindakaas. Iedereen kent het, (bijna) iedereen vindt het lekker en iedereen heeft zich weleens afgevraagd waar die naam toch vandaan komt. Want pindakaas is toch helemaal geen kaas? Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) en het Genootschap Onze Taal hebben hun kennis gebundeld en geven in het boek Waar komt pindakaas vandaan? (2013) antwoord op deze vraag en 99 andere vragen.[/intro] Door Fieke van der Perk Waarom zeggen we ‘tachtig’ en niet ‘achtig’? Is het woord ‘boterham’ ontstaan uit ‘boter’ en ‘ham’? En waar zit je eigenlijk echt als je 'in de penarie' zit? Op de achterflap beloven de auteurs snel een "onderhoudend antwoord op de vraag ‘Waar komt pindakaas vandaan?’" en ze stellen niet teleur. Het boek geeft antwoord op vragen waarvan je niet wist dat ze bestonden. Maar als je de vraag eenmaal gezien hebt, wil je bij de meeste toch ook eigenlijk het antwoord wel weten. Al in het eerste hoofdstuk wordt het antwoord op de pindakaasvraag gegeven, maar de woordweetjes die volgen zijn net zo interessant. Elk woordweetje beslaat een pagina van het boek, waardoor je er gemakkelijk een aantal achter elkaar leest (of per ongeluk in één keer het hele boek). Conclusie: dit boek is zeker het lezen waard. Hoe nieuwsgierig je ook bent, de verhalen maken je nog veel nieuwsgieriger en zorgen ervoor dat je je gaat afvragen waar andere uitdrukkingen die je in het dagelijks leven zonder nadenken gebruikt vandaan komen. Ben je nog niet overtuigd of heb je aan dit pindakaasweetje en de andere 99 weetjes niet genoeg? Dan hebben we goed nieuws! Er is namelijk ook een vervolg op dit boek: Waar komt hagelslag vandaan?, waarin nog 100 leuke woordweetjes staan. Ook over dit boek hebben we een recensie geschreven.
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Als je nu toch echt benieuwd bent naar waar pindakaas vandaan komt en meer van dit soort leuke feitjes waarmee je superintelligent over kunt komen op het volgende feestje, dan is dit boek echt iets voor jou. NEE: Pindakaas is pindakaas en wordt vast gemaakt van pinda’s. Als je voldoening haalt uit voorgaande zin, dan is dit boek misschien minder geschikt voor jou.
Auteurs: Laura van Eerten, Josefien Sweep, Rob Tempelaars, Boukje Verheij, Vivien Waszink (INL) en Raymond Noë (Onze Taal) Uitgeverij: Amsterdam University Press Jaar: 2013 Pagina’s: 120   Hebben?

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Profvoetballer Rafael van der Vaart en zijn partner Estavana Polman krijgen een kind, las ik eind 2016 op de nieuwssite van het Algemeen Dagblad. Estavana stuurde het nieuws zelf de wereld in via een foto op Instagram met het onderschrift: Eindelijk kunnen we het vertellen: we zijn zwanger.” Een zin waarvan mijn nekharen prompt rechtovereind gaan staan. Hoezo ‘we’? Volgens mij is er hier maar één persoon zwanger, of niet?[/intro] Door Laura van Eerten Volgens Van Dale betekent 'zwanger' een ongeboren kind dragend: een zwangere vrouw. Het lijkt me sterk dat Rafael een ongeboren kind draagt of een zwangere vrouw is. En in dat geval zou het AD ook wel hebben gemeld dat het stel twee kinderen verwacht. De post was overigens wel in het Engels: "Finally we can tell everyone that we are pregnant." Maar aan de vertaling ligt het niet, want het Engelse pregnant heeft precies dezelfde betekenis als 'zwanger', dus dat verandert niks aan de zaak. Een van de voorbeeldzinnen in het online woordenboek Merriam-Webster is: He got his girlfriend pregnant. Het lijkt me daarom vrij duidelijk dat Rafael hier de veroorzaker is. Medeplichtig, zeker, maar niet ook zwanger. Als ik googel op 'wij zijn zwanger', vind ik ook meteen allerlei protest: "Waarom de uitspraak 'Wij zijn zwanger' verboden moet worden!", “Hoe bedoel je, ‘wij’ zijn zwanger?” en “Neeeeeee! WIJ zijn niet zwanger! Wel in verwachting!” Ik ben dus niet de enige met deze ergernis. Volgens het internet is het iets dat vooral mannen zeggen, een link die ikzelf nog niet had gelegd (en Estavana blijkbaar ook niet) en zijn het de vrouwen die zich tegen deze uitspraak verzetten. Zij moeten tenslotte het zware werk doen. Terecht natuurlijk, maar ík stoor me er vooral aan dat 'wij zijn zwanger' taaltechnisch niet klopt. Laatst zei iemand: “Wat leuk dat jullie in verwachting zijn!” Net zo irritant. Tot ik de reactie op het weerwoord hoorde: Oké, oké, jij bent zwanger, maar je vriend verwacht toch ook iets?” (of beter 'iemand' natuurlijk, in het gunstigste geval). Hmm, daar had hij inderdaad een punt. En ook het internet lijkt beter met deze constructie te kunnen leven. De woordenboeken zeggen over 'verwachten': 'het (af)wachten van wat zal gebeuren, hoe iets zal uitpakken' en ook: ‘in (blijde) verwachting; zwanger’. Tja, er zit wat mij betreft dus wel een verschil tussen 'iets verwachten' en 'in verwachting zijn'. Samen een kind verwachten kan prima, maar dan ben je nog niet samen 'in verwachting'. En al helemaal niet samen zwanger. Ik hoop dat we het daar nu wel over eens kunnen zijn. PS: Ik nomineer de zin bij dezen alvast voor de verkiezing ‘Weg met dat woord!’ van 2017. [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.

Taalvoutje

Column: Paranimf

Column: Paranimf

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Laatst promoveerde een vriendin van me. Van tevoren gingen er onder de genodigden wat mailtjes rond over filmpjes, foto’s en cadeaus; allemaal in strakke banen geleid door de twee paranimfen van de promovendus. Dat heb ik altijd al een wonderlijke naam gevonden: 'paranimf'. Alsof er een elfje is dat het sprookje dat promoveren heet altijd goed laat aflopen.[/intro] Door Laura van Eerten Een soort sprookje is het wel, zo’n wetenschappelijke promotie. Een formele ceremonie met intimiderende professoren in toga’s die vragen stellen van gemiddeld een A4’tje lang. En zij worden dan door de ondervraagde ook nog eens, volgens vast stramien, hartelijk bedankt voor hun onbegrijpelijke vraag. De promovendus zelf is al maanden vooraf bezig met het uitzoeken van een mooie jurk (of rokkostuum in het geval van de man) en gaat uitgebreid naar de kapper zodat ze op haar representatiefst op het toneel verschijnt. “Het lijkt wel een bruiloft”, zegt de andere vriendin met wie ik daar ben, zodra de aanstaande doctor haar entree maakt, de zaal plotseling stilvalt en iedereen haastig gaat staan. Ze wordt door het midden van de zaal naar voren geleid door de zogenoemde 'pedel' van de universiteit, degene die letterlijk de scepter zwaait. In haar kielzog volgen de paranimfen. Paranimfen zijn de helpers van de promovendus. Officieel zouden de paranimfen het tijdens de promotie over moeten nemen als de promovendus plotseling ziek wordt of er zelf niet meer uitkomt. In de praktijk gebeurt dat eigenlijk nooit. Dit is de eerste promotie waarbij ik een paranimf echt iets heb zien doen: ze las een stelling voor uit het proefschrift. Maar goed, die paranimf dus, en vooral: het woord 'paranimf'. Ik heb nu eindelijk eens opgezocht waar het vandaan komt. Oorspronkelijk blijkt paranimf ‘bruidsjonker’ te betekenen. Het stamt uit het Griekse para, ‘naast’, en numphe dat ‘bruid’ betekent. Letterlijk iemand die de bruid terzijde staat dus. Later kreeg het woord een ruimere betekenis als benaming voor een persoon die iemand ondersteunt bij een plechtige handeling, en nu kennen we de paranimf alleen nog maar uit het wetenschappelijke ‘toneelstukje’ bij de verdediging van het proefschrift. Dat een promotie wel iets weg heeft van een bruiloft is dus niet zo gek. Vroeger werd een promotie ook wel als huwelijk met de universiteit gezien, en daarvan zijn de paranimfen de nog overgebleven, stille getuigen. [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze  was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing.

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]'Mensenmens', 'collegaatje', 'hubby', 'dinnetje', 'toppie', 'bammetje', 'euri', ergens 'een klap op geven', 'lekker genieten', 'gezellie', 'helemaal leuk', 'uitrollen' of iets 'parkeren': genoeg woorden op te noemen waar ik spontaan rillingen van krijg. Gelukkig zijn ze nu weer allemaal te nomineren voor het ergerlijkste woord van het jaar.[/intro] Door Laura van Eerten Een paar jaar geleden begonnen we op het Instituut voor de Nederlandse Taal (voorheen Instituut voor Nederlandse Lexicologie) voor de grap met de verkiezing ‘Weg met dat woord!’, als ludieke tegenhanger van de ‘Woord van het Jaar’-verkiezing. We doen nou eenmaal iets met woorden, dus leek zo’n verkiezing ons ook wel wat. Ondanks onze twijfels - moesten we dat nou wel doen als serieus wetenschappelijk instituut? - bleek het een schot in de roos: mensen kunnen een grondige hekel hebben aan woorden en willen daarover maar al te graag hun frustratie kwijt. Hieruit blijkt maar weer: taal is emotie. Taal kan mooi of grappig zijn, maar ook juist heel lelijk of irritant. Tijdens de verkiezing sturen deelnemers vlammende betogen in waarom een woord zou moeten verdwijnen. Het gaat dan vaak om ondoorzichtig managersjargon zoals 'transparant', 'taskforce' en 'doorpakken' en jongerenwoorden waaronder chillen, awkward en bae, omdat het hipdoenerij en is ook nog eens Engels. Ook de verkleinwoorden 'groentjes', 'kindje' of 'dingetje', taalfouten zoals 'hun hebben' en 'me moeder' en vaste, betekenisloze zinnetjes als 'een stukje' of 'helemaal mijn ding' worden niet gewaardeerd. Maar het kan ook anders. Laatst zei iemand tegen me: “Ik erger me nooit zo aan taal."  Ik kon het me nauwelijks voorstellen. Maar mijn pogingen om een reactie uit te lokken op 'mensenmens' en 'collegaatje' werkten inderdaad niet echt. Het kan dus, je niet ergeren aan woorden. Fijn lijkt me dat. Of misschien ook wel een beetje saai. Want niks is leuker dan om tijdens de verkiezing het hartstochtelijke gegruwel van alle inzenders te lezen. Een hilarisch gevolg is dat mijn collega’s en ik automatisch in ‘wanwoorden’ gaan praten en mailen. “Toppie, meis!” en “Of we nog gaan 'sportelen' vandaag.” Dit is alweer de vierde keer dat we de verkiezing houden, en het is afwachten of het nu weer net zo aanslaat als voorgaande jaren. Want hoeveel ‘nieuwe’ ergerwoorden zijn er nog te verzinnen? In de top tien van de genomineerde woorden kwamen elk jaar wel een paar dezelfde terug: 'selfie', 'papadag', 'dagdagelijks'. Is de verkiezing dan nog wel zo interessant? Aan de andere kant laten de inzendingen mooi zien wat mensen bezighoudt op wat voor manier en hoe onze houding ten opzichte van bepaalde woorden ook kan veranderen (Ewoud Sanders schreef hierover in NRC, 2015). Maar nu nog even serieus: een woord echt laten verdwijnen kan natuurlijk niet en dat willen we ook helemaal niet met deze verkiezing. Het is vooral 'leuk' - een woord dat in 2014 werd genomineerd want “alles is leuk tegenwoordig”. Gruwel mee en stuur jouw grootste woordergernissen in op Wegmetdatwoord.org. Vanaf 1 december kun je een woord wegstemmen uit de top tien, en op 8 december presenteren we de verliezer van 2016! [line] Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze  was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. En alsof dat nog niet genoeg was, droeg ze ook nog bij aan de Taalkalender van Onze Taal. Een echte woordenfreak, dus. Durf jij het aan haar te laten weten welk woord wat jou betreft mag verdwijnen?  [line]