#taalverandering


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zo blij als een archeoloog is met de vondst van een eeuwenoud fossiel (denk ik), zo blij ben ik met de eeuwenoude taalvondsten die Yannick Fritschy onthult in zijn boek De stam van het woord: Over taalevolutie en de eerste taal ter wereld.[/intro]

Door Berith van Pelt

Oké, over de oudste taal die ooit bestaan heeft, bestaan alleen nog hypothesen, maar het is fascinerend wat de taalwetenschappers al gereconstrueerd hebben. Een beetje taalkenner weet natuurlijk dat talen aan elkaar verwant zijn en dat sommige groepen talen uit eenzelfde taal zijn voortgekomen. Maar Fritschy gaat verder, veel verder. Hij maakt jou van lezer tot tijdreiziger en neemt je mee tot de kern van de stamboom van taal. Van het Nederlands dus, maar ook van elke andere taal, want we eindigen de reis bij de aanname dat er ooit een taal bestaan heeft waartoe alle mogelijke talen terug te herleiden zijn.

Science fiction? Zo klinkt het soms wel, maar zo is het niet. Fritschy maakt in zijn boek heel duidelijk wat taalwetenschappers al weten en vooral ook hoe ze het weten. In goed te volgen bewoordingen legt hij uit hoe taalverandering en verschillen en overeenkomsten tussen talen aanwijzingen kunnen geven voor het bestaan van een gemeenschappelijke oertaal. Maar hij is ook eerlijk: hoe verder je teruggaat in de tijd, hoe meer je moet speculeren over hoe zo’n oertaal eruit heeft gezien. Toch een beetje science fiction dus.

Op je weg naar de allereerste oertaal, passeer je allerlei andere wetenswaardigheden. Bijvoorbeeld dat er maar liefst negen creooltalen ontstaan zijn uit het Nederlands en dat ons woord ‘baas’ door wel 57 andere talen is geleend. Leuke weetjes om op een verjaardag mee te pronken, maar ondertussen begrijp je wel steeds beter hoe talen zich verspreiden, zich ontwikkelen en hoe talen ontstaan en uitsterven.

Het boekje leest alsof Fritschy zelf op die verjaardag tegen je zit te praten. Geen wetenschappelijk gewauwel, maar gewoon een goed leesbaar verhaal met genoeg uitleg om het begrijpelijk maar niet te ingewikkeld te maken.

Is dit boek iets voor jou?

JA – Als je graag taalwetenschapper had willen zijn, maar dat niet geworden bent en nu toch iets over taal wilt leren.
NEE – Als je dingen pas gelooft als je ze gezien (of gehoord) hebt.

Taalvoutje

Column: OMG

Column: OMG

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]OMG, idd brb me BFF.
De hedendaagse taalveranderingen, ik kan er maar niet aan wennen. Ik weet ook zeker dat mijn leraar Nederlands van de middelbare school het er helemaal niet mee eens zou zijn geweest. En - dat is zeker - ik weiger eraan mee te doen. Natuurlijk ben ik een zeurpiet en ‘weet ik toch wat er wordt bedoeld’, maar dat is voor mij niet genoeg. Het is niet ‘me’ boek, het is ‘mijn’ boek. Vreselijk. [/intro]

Door: Machteld Berkelmans

Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Gelukkig zijn er meer mensen die de Nederlandse taal nog hoog in het vaandel hebben staan. Dat zijn net zulke zeurpieten als ik. Ik begrijp best dat jongeren zich niet meer kunnen verliezen in de taal van Couperus, maar om nu alles maar af te schaffen en te roepen dat het allemaal moet kunnen, dat gaat me toch echt te ver.

En dan zijn er nog die uitdrukkingen en afkortingen. Ik snap er niks van. LOL, wat nou?! ‘Met je BFF op een terrasje zitten’, heel bijzonder. Laatst kwam ik een blog tegen die begon met ‘Hi peeps’. Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat het de enige twee woorden zijn die ik van deze schrijver heb gelezen.

Maar niet alleen in appjes en blogs kom je dat soort dingen tegen; ook in een zakelijke omgeving worden te pas en te onpas uitdrukkingen verkeerd gebruikt. De moderne managementtaal is een gruwel; waar halen die mensen al die woorden vandaan? ‘Opschalen’, ‘downsizen’, tijdens de ‘uitrol’ kunnen we alles ‘handjes en voetjes geven’, om het daarna te ‘levelen’. Want het wordt nog een hele ‘challenge’. Tssss. We laten tegenwoordig niks meer escaleren, we escaleren het gewoon zelf. 

Onze Nederlandse taal, zou het een uitstervend fenomeen zijn? Tenslotte zijn er al reclamespots op televisie waar geen woord Nederlands meer aan te pas komt. Mensen die dit niet goed kunnen volgen, zullen wel niet tot de doelgroep behoren. En het ergste is, je hoort overal om je heen zoveel Engels dat het vaak niet eens opvalt. Het zou wel makkelijk zijn, hoor, als iedereen elkaar verstaat. Ik ben de laatste die daar een probleem mee heeft. Maar ik houd toch nog steeds van het Nederlands. 

Ach, wie weet. Misschien komt er in de toekomst nog wel eens een vereniging van mensen die de oude Nederlandse taal beoefenen. In besloten kring natuurlijk, de voertaal is dan immers Engels geworden. Een Engels waar Oscar Wilde en W.B. Yeats nog nooit van gehoord hebben, dat dan weer wel. We communiceren in afkortingen en emoticons en lappen alle oude regels aan onze laars. Tenslotte snapt iedereen best wat we bedoelen, toch?


923 shares

Ik snap 'm niet

Maar zo heb ik het geleerd - Wouter van Wingerden[intro]“Wouden zijn bossen!” “Je mag nooit een komma schrijven voor ‘en’!” “Een aantal is enkelvoud!” Je hoort het je docent Nederlands nog roepen. Maar taal verandert en een aantal van de regels die je vroeger geleerd hebt, zijn al lang niet meer van toepassing. Wouter van Wingerden zoekt in Maar zo heb ik het geleerd! vijftig hete hangijzers tot op de bodem uit. Zodat je door de bomen het woud ... eh ... bos ineens weer ziet.[/intro] Door Fieke van der Perk We kunnen natuurlijk niet om dit boek heen, aangezien er een prachtige quote van onszelf op de achterflap staat:

"Maar zo heb ik het geleerd! is Genieten met een grote G voor iedereen die ook maar een beetje liefde voor taal voelt. Een boek dat je wilt (of is het wil?) lezen!”

Gelukkig hebben we hier wat meer ruimte om uit te leggen waarom we dit leesvoer zo gaaf vinden. Wouter van Wingerden wilde iets doen aan halve waarheden en hele leugens over het Nederlands, zo is te lezen in het voorwoord. Daarom heeft hij een enquête uitgezet, die door bijna 17.000 mensen is ingevuld. Leuk feitje: de oproep op onze eigen Facebookpagina leverde de meeste deelnemers op. Dus eh, bedankt nog! De resultaten zijn op een fijne, vlot leesbare manier gebundeld in dit boek en de vijftig hete hangijzers worden uitgebreid besproken. Van Wingerden begint met de resultaten van zijn enquête, waaruit blijkt welke vorm of schrijfwijze het meest aanspreekt of het meest correct bevonden wordt (en dat is lang niet altijd dezelfde), gevolgd door een uiteenzetting van wat experts zeggen, hoe het precies zit en wat je kunt onthouden om het de volgende keer helemaal goed te doen. Zo vindt 31% alleen 'een heel fijne vakantie correct' en slechts 10% 'een hele fijne vakantie', maar geeft wel het merendeel de voorkeur aan de laatste variant. En wat vertellen de experts? Dat allebei de varianten mogen, zij het dat 'heel' beter is in formele teksten. Van Wingerden geeft geen droge opsommingen van de resultaten van zijn onderzoek, maar schrijft op een boeiende en verklarende manier over taalconstructies. Zo vindt hij soms opvallende verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen of tussen jongeren en ouderen. Het boek leest heerlijk weg en zorgt ervoor dat je weer helemaal up-to-date bent!
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Als je wilt weten hoe het nu écht zit en een weerwoord wilt hebben tegen al die vervelende mensen die voor alles een taalregeltje klaar lijken te hebben, dan is dit boek echt iets voor jou. NEE: Als taalverbeteraars niet op je zenuwen werken en je niet gelooft in taalverandering, dan kun je dit boek wellicht beter overslaan.

Een voorproefje:

https://issuu.com/vbku/docs/9789460773266_biw_inkijk Auteur: Wouter van Wingerden Uitgeverij: Van Dale Jaar: 2017 Pagina’s: 144 Meer van Wouter van Wingerden: [line] Wouter van Wingerden door Jan ArsenovicWouter van Wingerden doet naar eigen zeggen ‘iets met taal’. We durven dat wel een understatement te noemen: hij schreef columns voor Nu.nl, werkte bij het Meertens Instituut én was taaladviseur bij Onze Taal. Vorig jaar verscheen het boek Dat hoor je mij niet zeggen! met de mooiste taalclichés die hij samen met Pepijn Hendriks dertien jaar lang verzamelde. Vorige maand schreef hij voor Taalvoutjes de column Stokpaardjes van schoolmeesters over zijn bevindingen met deze hete hangijzers in de taal én hij schreef een column voor Taalvoutjes - het boek 4. Al eerder schreef hij de column ‘Dat scheelt weer een postzegel‘ en ‘Het ruikt nu al lekker!‘ voor ons. Lees meer over Wouter

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Enkele dagen geleden las ik met veel plezier de column Afkickpoging van Dion van Meel. Zijn verhaal was erg herkenbaar voor me, als lijdend voorwerp van taalnazi’s welteverstaan. [/intro] Door Hans van Brunschot Ik kan me op zich best voorstellen dat het voor een taalnazi lastig is om een gesprek te voeren met 'ons'. 'Wij' zijn het deel van de Nederlandse bevolking dat 'me' soms vergeet als we zeggen dat we ons boek 'niet bij hebben' of 'hen' en 'hun' per ongeluk door elkaar gebruikt. Of 'zij' en 'hun', wat in de ogen van een rechtgeaarde taalnazi misschien nog wel een groter vergrijp is. Jeuk krijgen ze ervan. Maar, geachte taalnazi, heb je er weleens bij stilgestaan hoe verschrikkelijk het is om een gesprek met jou te voeren? Wij komen super-enthousiast (dat mag vast wel, toch?) thuis met nieuws over iets dat ons die dag is overkomen en willen dat graag met je delen. En het enige (niet enigste, zo is me duidelijk gemaakt) dat jullie kunnen doen, is droog opmerken dat je 'worden' moet zeggen in plaats van 'worre' … Waarom? Ik bedoel, ge snapt me toch? Nu kan ik enkel voor mezelf spreken en moet ik grif toegeven dat mijn mondeling Nederlands enigszins gecomprimeerd is door mijn Brabantse tongval. Dat is de charme van de Brabantse afkomst, denk ik. Stiekem moet ik dan ook wel een beetje lachen als mijn bijna vierjarige dochter "worre" zegt in plaats van het "worrrden" dat haar moeder vaak bezigt. Oké, het klinkt meer als 'worrrre', maar het bevestigt wel mijn punt: het lokale of regionale dialect en het taalgebruik van je omgeving zijn ontegenzeggelijk van invloed op de manier waarop je jezelf uitdrukt in taal, ondanks de goedbedoelde lessen Algemeen Nederlands op de middelbare school. Dat geldt voor mij als Brabander, maar hetzelfde geldt voor mensen die uit de Achterhoek, de Randstad of uit West-Friesland komen. Ik bedoel er maar mee te zeggen: iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Dat dat dan niet altijd in correct Nederlandse vervoegingen gebeurt, wat geeft dat? Het gaat immers om wat er verteld wordt. Toch? Als veelvuldig slachtoffer van huiselijk taalgeweld (zou Stichting Korrelatie daar ook iets mee doen?) vind ik het dan ook bemoedigend dat we gesteund worden door Hans Bennis van de Taalunie die enkele weken geleden in De Volkskrant uitlegde dat 'hun hebben' taalkundig zelfs correcter is dan 'zij hebben'. Uitdrukkingen als 'een hele mooie auto' en woorden als 'positiefste' worden tegenwoordig in Word niet meer voorzien van een rood kringeltje. Taal verandert en wat eens fout was, is vandaag of morgen misschien iets minder fout dan voorheen. Ik wil als veelvuldig taalnazislachtoffer Dion van Meel dan ook uit de grond van mijn hart bedanken voor zijn afkickpoging. Ik hoop dat velen zijn voorbeeld volgen! Maar … Maar er zijn grenzen. Nu mijn werk zich meer en meer van marketingconsultancy naar het schrijven van teksten, zowel commercieel als wel columns zoals deze verschuift en ik zelfs aan mijn eerste boek ben begonnen, vallen stijl-, grammatica-, spel- en taalfouten me meer en meer op en begin ik me er oprecht aan te ergeren. Dan heb ik het niet over kleine foutjes, zoals een verkeerd bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord en ik pretendeer ook niet dat ik nu foutloos Nederlands schrijf. Wellicht vinden de echte taalpuristen in deze column ook de nodige stilistische fouten, maar hé … ge snapt me toch? Mijn irritatie richt zich voornamelijk op de zogenoemde 'WhatsApp-taal' of 'turbotaal', waarin woorden niets meer dan een paar letters worden waarvan je de betekenis moet kunnen herleiden - ik heb op moeten zoeken wat 'BRB', 'GTG' en 'IDK' betekenen. Ik erger me ook aan teksten waarin mensen zinnen als "Hou van me schattie", "Doe ma n bod" of "Luister nie na jou gezeik" zonder blikken of blozen met de wereld delen. Ik heb het dus niet over klassieke taalfouten als pleonasmen of tautologieën, maar over luiheid bij het schrijven. Spreektaal wordt voornamelijk onder jongeren schrijftaal en dat leest, in elk geval in mijn ogen, zo fout dat zelfs ík de neiging krijg om verbeteringen in een reactie achter te laten. In het eerder genoemde Volkskrant-artikel speculeert Hans Bennis over de verdergaande ontwikkeling van de Nederlandse taal en dat de zogenaamde 'chattaal' daar best eens een flinke invloed op zou kunnen hebben. Ik houd mijn hart vast en in mijn vingertoppen begin ik langzaamaan jeuk te krijgen. Shit …  Zou ik dan toch ook?
Hans van Brunschot (36) schrijft columns en andere teksten voor diverse websites en is daarnaast werkzaam als marketing consultant. Hij is vader van twee dochters en legt momenteel de laatste hand aan zijn schrijversdebuut L.S.: De afscheidsbrief van Joe Nobody.
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.
Taalvoutje

Column: Vol

Column: Vol

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Taal verloedert. Of taal verandert, we zullen er maar aan moeten wennen. De moderne techniek bezorgt ons geregeld nieuwe woorden. ‘Appen’ staat vrijwel gelijk aan de beklemmende dwang om de wereld te laten weten waar je zo vol van bent. Dat alles doen we op een smartphone, ook al zo’n nieuw woord trouwens. Vast bedacht onder het credo: 'Wie zelf niet slim genoeg is, moet het maar van zijn telefoon hebben.'[/intro] Klaas Dozeman   Door Klaas Doozeman   Die volheid kom je steeds meer tegen. Zo is er het laatste decennium een woord met stille trom, fluistertoon en kousenvoeten vertrokken uit ons gangbaar taalgebruik: ‘riskant’. Tegenwoordig is een aangelegenheid meteen ‘risicovol’. Daarmee moge de toon gezet zijn: alles en iedereen is tegenwoordig vol van iets. Ondanks dat twintig jaar geleden de leus ‘Vol is vol’ al naar de verdoemenis verwezen werd, kwam ze toch weer via een achterdeurtje terug ons taalgevoel in. Risicovol. Het woord wordt nu zelfs gebruikt in krantenkoppen, dus zal het inmiddels wel algemeen aanvaard taalgebruik zijn. Er zijn meer voorbeelden. Zo las ik laatst over een humorvolle voorstelling van Max van den Burg. Toen ik hem voor het eerst zag optreden was hij nog humoristisch: het kan verkeren blijkbaar. Wat zal dan de vol-gende stap zijn? Worden alle woorden die eindigen op -lijk ook ineens -vol? Gevaarvol? Verschrikkevol? Onmiddelvol? (Wat dan eigenlijk een mooie creatieve omschrijving zou zijn voor de gemiddelde kaartverkoop van een groot festival, maar dat terzijde.) Of wat te denken van dat Sinterklaasliedje: 'Verwachtingsvol klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard?' Hoe dan ook, wie deze gang van zaken analyseert, ontdekt meteen een magnetronmaaltijdenmentaliteit bij de meeste mensen. Laten we alle fantastische woorden fantasievol maken, alle riskante woorden risicovol maken en alle andere woorden waar je ‘vol’ achter kunt zetten (behalve volle melk, dus) ook maar -vol als uitgang geven. Stel je voor dat het Nederlands daarmee begrijpelijker wordt voor iedereen. Dat ons lastige taaltje, dat net zoveel uitzonderingen kent als het gemiddelde wetboek, ineens een zekere vorm van eenvoud krijgt. Zou het daarom niet een volledig fijne ontwikkeling zijn? Bewaren

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Als je, zoals ik in mijn jonge jaren, eens in de paar jaar terugkomt in Nederland, zie je hoe snel een taal verandert, nieuwe woorden kent en stopwoordjes krijgt.[/intro]   Door Cor van der Velden  


Ik was koopvaardijofficier, kwam om de paar jaar voor studieverlof naar Nederland voor ongeveer een jaar en verdween dan weer, varen bij de ‘Never-come-back-line'. Zo heb ik de zestiger jaren grotendeels gemist en snapte niets van wat er in Amsterdam gebeurde met de kabouters en meer van dat soort verschijnselen. In die tijd had je, als je aan het andere eind van de wereld rondzwierf, geen contact met Nederland. We hadden wel een ‘krant’, een A-viertje met Nederlands nieuws dat de marconist elke dag opnam. Veel interesseerde ons dat niet, we waren er niet bij betrokken. Alleen de voetbaluitslagen werden met spanning afgewacht, want daar hadden we een toto op. Een pot bier per rijtje. Zo kon je, met veertien officieren, zo’n veertig bier incasseren als je won, waarop iedereen je kwam feliciteren en zijn eigen bier weer opdronk. Alweer een feestje op zo’n oversteek van soms drie weken! Maar naar de taal. Ik kan me herinneren dat ik iemand om een frisdrank hoorde vragen. Erg nieuwsgierig wat dat nou weer was hield ik hem in de gaten, benieuwd naar nieuwe cocktails. Bleek het gewoon een 7-up te zijn! En een longdrink, dat was ook nieuw voor mij. Maar het woord homofiel sloeg alles. Nooit van gehoord, en omdat ik vroeger wel eens postzegels had verzameld, dacht ik dat het daar iets mee te maken had. Toen me verteld werd wat het betekende, moest ik wel grinniken. Ik kende daar allerlei nette en minder nette termen voor, maar deze had ik nog nooit gehoord. En stopwoordjes! Mensen die om de twee woorden ‘dus’ zeiden. Net zoals tegenwoordig iedereen om de haverklap ‘zeg maar’ roept. Maar dat maakt het ook leuk om taal te observeren, het leeft en verandert voortdurend!