Ik snap 'm niet
Dit keer geen zak van Sinterklaas, maar een quiz! Beantwoord alle tien vragen goed, zodat je niet mee naar Spanje moet. Tenzij dat je natuurlijk kan plezieren, dan moet je de quiz lekker verstieren. ;)
Dit keer geen zak van Sinterklaas, maar een quiz! Beantwoord alle tien vragen goed, zodat je niet mee naar Spanje moet. Tenzij dat je natuurlijk kan plezieren, dan moet je de quiz lekker verstieren. ;)
[intro]Onze taal verandert constant. Er ontstaan mooie nieuwe woorden, maar er zijn ook mooie oude woorden verdwenen. Dirk Geirnaert en Roland de Bonth verzamelden in hun boek Klimaatschieter, dwangzoen en kastelen in Spanje: woorden die we wisten een uitgebreide collectie woorden uit de tijd dat men de tabak nog dronk en de klimaatschieters zich juist niet actief inzetten. [/intro]
Door: Berith van Pelt
Het boek is opgebouwd als een verzameling woordweetjes, zoals je die ook van ons kent. Maar waar wij op zoek gaan naar de etymologie van woorden die we nu nog gebruiken, onderzochten deze auteurs de betekenis en herkomst van woorden die in onbruik zijn geraakt. Want zeg nou zelf, welke vreetoppen en buikgezinden eten er nu nog kalikoet met Kerst?
Het boek geeft dus een inkijkje in het prachtige Nederlands van vroeger. Sommige woorden die de auteurs de revue laten passeren, kennen we nu nog, maar dan in een andere betekenis. Het woord slijtage bijvoorbeeld. Andere woorden zijn geheel uit het hedendaagse taalgebruik verdwenen.
Als lezer ontdek je niet alleen de betekenis en herkomst van de woorden, maar maak je ook kennis met de historische context waarin het woord gebruikt werd. Zo zijn in elk hoofdstukje korte passages uit historische teksten opgenomen, waarin duidelijk wordt hoe het woord in tekst gebruikt werd. Daarnaast leer je tussen de regels door ook nog iets over de ontwikkeling van het Nederlands en de historische gebeurtenissen die hierbij van belang waren. Wist je bijvoorbeeld dat niemand minder dan Maarten Luther het woord voorhuid in onze taal heeft geïntroduceerd?
Na het lezen van dit boek heb je dus je woordenschat aanzienlijk uitgebreid. Weliswaar met woorden die niemand meer gebruikt, maar ook met die woorden kun je indruk maken op je oom en tante op het volgende verjaardagsfeestje. En vergeet ze niet te bevaarwellen als je weer naar huis gaat!
JA – Als je iemand liever uitmaakt voor asvijster dan voor sukkel of luiwammes. Dat zal ‘m leren!
NEE – Als je woorden alleen gebruikt om nu te kunnen communiceren. Dat is waar ze voor bedoeld zijn, toch?
Door Fred Baggen
'Etymoliegen' is een lemma uit het boek 'Onder correctoren'van Fred Baggen. Een grappige verzameling taalweetjes, curiositeiten, voorbeelden uit de corrigeerpraktijk, verhaaltjes, een exclusief interview met een literair vertaler, gekke typografische en taalkundige experimenten en nog veel meer ...
Over Mark Mackintosh
Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.
[line]
Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten.
Dacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes.
Over Mark Mackintosh
Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.
Afgelopen weekend was het weer raak. Mijn peetoom, een verse pensionado, vertelde uitgebreid over alle reizen die hij nu van plan was om te maken en de nieuwe Mercedes die voor de deur blonk. "Ach," zei mijn vader, "du hast jetzt richtig ein Loch in der Hand!" Mijn oom keek hem aan alsof hij zich net in zijn Radler had verslikt, en ik keek naar mijn vader met plaatsvervangende schaamte. Hij had een prima letterlijke vertaling gemaakt van de Nederlandse uitdrukking ‘een gat in de hand hebben’, maar de boodschap kwam niet helemaal over. Het Duitse equivalent is ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger’ en hoewel een Duits Loch kan verwijzen naar zo’n beetje elk gat, moest ik − en waarschijnlijk ook mijn oom − vooral denken aan das Arschloch. Er ging een lampje bij mijn vader branden en hij besloot zijn faux-pas met echte Hollandse humor te corrigeren. "Aber das ist kein Problem für dich," zei hij. "Du bist nicht für ein Loch zu fangen!"
Waar komen die twee aparte uitdrukkingen vandaan? Wie niet voor één gat te vangen is, is vindingrijk; hij of zij vindt voor elk probleem een oplossing. Volgens de meeste etymologen gaat de zegswijze terug op de jacht. Zo melden zowel het Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) en Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden van F.A. Stoett dat de uitdrukking verwijst naar het gedrag van konijnen, dassen en vossen. Zij graven holen (of burchten) met meer dan één uitgang. Je kunt ze dus niet vangen door één gat te ‘bewaken’.
‘Een gat in de hand hebben’ wordt door geen enkel etymologisch woordenboek dat ik heb kunnen vinden besproken, wellicht omdat de betekenis voor de, eh, hand ligt. Een interessante observatie is dat het Nederlands verwijst naar zowel de hand als vingers om iemand te beschrijven die veel geld uitgeeft; je kunt een gat in de hand hebben of geld door je vingers laten glippen. Bij andere talen is ’t het een of het ander. Duitsers zeggen alleen ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger’ en Fransen spreken over ‘l’argent lui fond entre les mains’. En de Engelsen hebben het wel over een gat, maar een gat in je broekzak in plaats van je hand: ‘money burns a hole in somebody’s pocket’.
Bronnen:
M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009); F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925) ; Van Dale, Uitdrukkingenwoordenboek (2006).
[line]
Over Mark Mackintosh
Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. [intro]Om mijn verjaardag te vieren, reisde ik een aantal weken geleden met Vellah, een van de Taalvoutjes-oprichtsters, af naar Rome voor een weekendje lekker eten en terrasjes pikken. En dat deden we, maar we besteedden bijna net zo veel tijd aan het wachten op bussen die nooit kwamen en het zoeken naar eettentjes die níét de hele dag dicht waren.[/intro]
Door Mark Mackintosh“Cazzo!”, riep ik gefrustreerd, toen we weer eens een half uur hadden gewacht op een bus die er zijn geheel eigen schema op nahield. “Alles leuk en aardig, maar ik begrijp niet hoe dit zooitje ongeregeld ooit een wereldrijk heeft kunnen runnen! En, seriously, what have the Romans ever done for us?” “Daar komt onze bus al”, suste Vellah. “En wat betreft de bijdragen van de Italianen aan Nederland, wat dacht je van alle Italiaanse woorden die in het Nederlands terecht zijn gekomen?”
Volgens het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs zijn dat er welgeteld 360. Er vallen drie tijdperken te identificeren waarin de grootste bijdragen zijn geleverd. Het eerste valt samen met de komst van Italiaanse bankiers in de Nederlanden tussen de dertiende en zeventiende eeuw. Zij introduceerden een nieuwe wijze van handel drijven en betalen, door middel van onder andere wisselbrieven en geldwisselkoersen. Begrippen als ‘incasseren’, ‘valuta’ en ‘bruto en netto winst’ maakten hun opwachting in het Nederlands. De tweede periode valt samen met de renaissance, die in de veertiende eeuw in Italië ontstond en termen uit de schilderkunst, muziek en wetenschap naar Nederland transporteerde. De derde periode is de twintigste eeuw, toen de doorsnee Nederlander verliefd werd op de Italiaanse keuken. Waar zouden Henk en Ingrid zijn zonder hun diepvriespizza, vermicelli en pestopotjes? Aangezien mijn sociale leven toch verre van la dolce vita is, nam ik de tijd om zo veel mogelijk woorden uit deze drie tijdperken te verwerken in een alternatieve versie van de befaamde sketch uit de film Life of Brian. Hopelijk wordt zo duidelijk dat die Italianen nog niet zo slecht zijn.
"Jullie scheldwoorden zijn echt vreselijk." Ik keek hem met grote ogen aan. "Ik heb het over het feit dat jullie elkaar de ergste ziektes toewensen. 'You typhoid whore!', bijvoorbeeld. Of: 'Beat it, you fucking cancer retard!' Daar zou je in Amerika niet mee aan moeten komen! Je zou waarschijnlijk worden aangeklaagd." Sedaris nam een slokje van zijn thee en vervolgde zijn gedachtenstroom. "Gisteravond was ik op een cocktailfeestje, waar ik aan een Nederlandse genodigde suggereerde dat er misschien naar minder kwetsende alternatieven kon worden gekeken. ‘You fucking flue bitch!’ misschien. Of: ‘Hey, gonorrhea dick!’, in plaats van ‘You cancer dick!’ De vrouw wuifde mijn voorstel lachend weg. "Welnee, wat heeft het nou voor zin om ziektes te gebruiken die niet dodelijk zijn?", vroeg ze retorisch. Ik verslikte me zowat in mijn drankje. "Kolere!" Populaire aandoeningen Waar komt de obsessie van de Nederlandse taalgebruiker met ziekteverwensingen toch vandaan? Het uiterst leerzame boek Krijg de vinkentering!; 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensingen van Ewoud Sanders en Rob Tempelaars meldt dat er in waarschijnlijk geen enkele andere (westerse) taal zo frequent gebruik wordt gemaakt van ziektes om iemand uit te schelden. Er was ook gepeild welke aandoeningen het vaakst in verwensingen worden gebruikt. Kanker staat onbetwist bovenaan, gevolgd door (vormen van) diarree, tering en tyfus. De groep wordt gevolgd door (vormen van) koorts, pest, colère (klere), pleuris en pokken. Jiddisch De gerenommeerde taalkundige Reinhold Aman vermoedt dat dit Nederlandse taalverschijnsel een Jiddische oorsprong heeft (zie ook mijn column 'Koosjer Roodkapje'), aangezien ziekteverwensingen verder alleen nog in het Hebreeuws voorkomen. Maar dat lijkt de auteurs van 'Krijg de vinkentering!' onwaarschijnlijk: “Weliswaar komen er in het Jiddisch ziekteverwensingen voor – zie bijvoorbeeld 'krijg de krenk', 'krijg het makke', 'krijg een darmscheuring' en 'krijg de wijtik' –, maar dat zegt niet zoveel. De eerste Nederlandse ziekteverwensingen dateren al uit de zeventiende eeuw; de Jiddische verwensingen in ons taalgebied zijn pas veel later opgetekend." In de naam van God De auteurs herinneren ons eraan dat verwensingen oorspronkelijk echt gemeend waren. Een vloek was een enge, gevaarlijke onheilswens, waartegen men zich probeerde te beschermen met een tegenvloek of tegenspreuk, door een kruisteken te maken of een heilige aan te roepen. Piet van Sterkenburg, emeritus hoogleraar Nederlandse Lexicologie te Leiden, licht dit in een interview met het Taalschrift toe: "De vloek was oorspronkelijk een toverwoord, een magische formule. Het was een machtsmiddel van mensen die magische krachten zouden bezitten, zoals priesters, tovenaars en magiërs. Zij konden zo bijvoorbeeld in de Romeinse tijd de vijand naar de goden van de onderwereld vervloeken. Binnen onze cultuur ligt de oorsprong bij het 'zweren' en het gerechtshof. Een beschuldigde of getuige kon de garantie van God inroepen door in Gods naam of bij God zelf te zweren. De beklaagde vroeg God garant te staan voor zijn zuivere motieven. Hij stelde zich zelfs bloot aan de goddelijke woede in geval van een meineed, zoals geformuleerd in de moeder van alle vloeken: "God, verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek." De link naar ziektes is zo al snel gemaakt: "O wee als je iets doet of hebt gedaan waar ik het niet mee eens ben; God zal je straffen met allerlei dodelijke - of in ieder geval pijnlijke - aandoeningen!" Kanker Tegenwoordig is de letterlijke, religieuze betekenis van ziekteverwensingen verdwenen – niemand denkt meer dat zijn doodvonnis is getekend als er wordt geroepen dat hij de piktyfus kan krijgen of op moet kankeren. Maar dat betekent niet dat dergelijke vloeken geen heftige emoties meer oproepen of niet langer als kwetsend worden ervaren. Neem het woord 'kanker', dat veelvuldig wordt gebruikt in samengestelde vloekwoorden. Het gaat terug op het Latijnse cancer, dat 'kreeft, krab' betekent. De vorm van het gezwel, met zijn vele uitlopers, deed denken aan de kreeft, die nu nog dienst doet als internationaal symbool van kankerbestrijding. Ouderwetse ziektes Minder gevoelig liggen verwensingen met ziektes die, in ieder geval in Nederland, tot de verleden tijd behoren of eenvoudig behandeld kunnen worden. Als 'iemand de pest kan krijgen', heeft dat niet meer dezelfde impact als in de middeleeuwen. Toen overleden miljoenen mensen aan de infectieziekte, waarvoor de Zwitserse geneeskundige en alchemist Paracelsus (1493-1541) de Latijnse naam pestis (besmettelijke ziekte, epidemie) bedacht. Ook de verwensing 'krijg de tering!' heeft in kracht ingeboet. Tering is de volksnaam voor tuberculose, een ziekte die al van duizenden jaren vóór onze jaartelling dateert. Eigenlijk is de naam 'tering' alleen op de laatste stadia van de ziekte van toepassing, als de tuberculose de patiënt uitteert en zijn gestel sloopt. Tegenwoordig kun je ook prima optiefen - tyfus is een uiterst besmettelijke, maar prima behandelbare infectieziekte - of oppleuren - pleuris of pleuritis is een borstvliesontsteking en afgeleid van het Latijnse pleura; borstvlies.
Kolere Ironisch genoeg is een van onze populairste verwensingen, 'krijg de k(o)lere!', nog wel een grote kwaal in Nederland. Het woord is niet, zoals veel Nederlanders denken, een verbastering van de infectieziekte cholera, maar van het Franse woord colère (woede). Onze zuiderburen zeggen dan ook dat ze in een 'Franse koleire schieten' (woedend worden) en er 'de koleire van krijgen' (er woedend, chagrijnig van worden). Als we dat in Nederland nou eens wat minder deden, dan zouden we misschien ook minder behoefte hebben om elkaar de huid vol te schelden en allerlei ziektes toe te wensen. Vrolijk kerstfeest iedereen!
Vind je dit maar een pokkecolumn, ben je je de kolere geschrokken of heb je er schijt aan? Laat je zieke opmerkingen hieronder achter!We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!
Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder.
Beeld Beresterk, Kiplekker en Apetrots: Kaartje2Go Beeld Poeslief en Beregezellig: Ruby Wu Beeld Hondsmoe: Piet SchreudersWe zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!
Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder.
We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!
Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder.
Niets is zo gemakkelijk als een onomatopee: een stijlfiguur waarbij een of meerdere woorden een geluid nabootsen. Denk bijvoorbeeld aan 'slurpen' of 'piepen'. Het is recht voor zijn raap en iedereen weet waar je het over hebt. Toch zit er soms een addertje onder het gras.
Door Ties Rohof
Het woord 'onomatopee' komt uit het Grieks en is een samenstelling van onoma (naam) en poieō (Ik verzin, ik maak). Ik had er moeite mee om het woord te onthouden, totdat ik het geheugensteuntje hoorde van de cabaretier Lambert-Jan Koops. Beeld je een deftige Engelsman in die een strandwandeling maakt en bij een stevige windvlaag achterom kijkt en roept: “Oh no, my toupet!” Dat vergeet je nooit meer.
De Nederlandse taal zit vol met die onomatopeeën en ze verklaren vaak de vreemdste woorden. Soms verwacht je ook niet dat je te maken hebt met een klanknabootsing. Neem bijvoorbeeld het woord 'poespas', dat ‘gedoe om niks’ betekent. Je verwacht het niet, maar het is een nogal moeilijke onomatopee.
Mensen konden vroeger heel erg van poespas genieten. Het was namelijk een gerecht dat in de zeventiende eeuw was ontstaan en dat bestond uit uiteenlopende soorten groente en vlees; een soort stamppot dus. Het dankte zijn naam aan het soppende geluid (poesh-pash) dat het goedje maakte als je het omroerde. Hoe het woord synoniem is gaan staan voor onnodige commotie is moeilijk te zeggen. Misschien omdat een simpele handeling (het roeren) zorgt voor veel herrie (poespas), maar dat is een eigen invulling.
Dus, de volgende keer dat je iemand een heleboel herrie ziet maken zonder duidelijke reden, moet je hem maar naar de keuken verwijzen. Met een schort. Het spul schijnt nogal te spetteren.