#etymologie


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Onze taal verandert constant. Er ontstaan mooie nieuwe woorden, maar er zijn ook mooie oude woorden verdwenen. Dirk Geirnaert en Roland de Bonth verzamelden in hun boek Klimaatschieter, dwangzoen en kastelen in Spanje: woorden die we wisten een uitgebreide collectie woorden uit de tijd dat men de tabak nog dronk en de klimaatschieters zich juist niet actief inzetten. [/intro]

Door: Berith van Pelt

Het boek is opgebouwd als een verzameling woordweetjes, zoals je die ook van ons kent. Maar waar wij op zoek gaan naar de etymologie van woorden die we nu nog gebruiken, onderzochten deze auteurs de betekenis en herkomst van woorden die in onbruik zijn geraakt. Want zeg nou zelf, welke vreetoppen en buikgezinden eten er nu nog kalikoet met Kerst?

Het boek geeft dus een inkijkje in het prachtige Nederlands van vroeger. Sommige woorden die de auteurs de revue laten passeren, kennen we nu nog, maar dan in een andere betekenis. Het woord slijtage bijvoorbeeld. Andere woorden zijn geheel uit het hedendaagse taalgebruik verdwenen.

Als lezer ontdek je niet alleen de betekenis en herkomst van de woorden, maar maak je ook kennis met de historische context waarin het woord gebruikt werd. Zo zijn in elk hoofdstukje korte passages uit historische teksten opgenomen, waarin duidelijk wordt hoe het woord in tekst gebruikt werd. Daarnaast leer je tussen de regels door ook nog iets over de ontwikkeling van het Nederlands en de historische gebeurtenissen die hierbij van belang waren. Wist je bijvoorbeeld dat niemand minder dan Maarten Luther het woord voorhuid in onze taal heeft geïntroduceerd?

Na het lezen van dit boek heb je dus je woordenschat aanzienlijk uitgebreid. Weliswaar met woorden die niemand meer gebruikt, maar ook met die woorden kun je indruk maken op je oom en tante op het volgende verjaardagsfeestje. En vergeet ze niet te bevaarwellen als je weer naar huis gaat!

Is dit een boek voor jou?

JA – Als je iemand liever uitmaakt voor asvijster dan voor sukkel of luiwammes. Dat zal ‘m leren!

NEE – Als je woorden alleen gebruikt om nu te kunnen communiceren. Dat is waar ze voor bedoeld zijn, toch?


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Helemaal van deze tijd is het opsporen van racistische, politiek of maatschappelijk incorrecte woorden. Na de jodenkoeken, negerzoenen, moorkoppen, blanke vla, zigeunersaus en Zwarte Piet, dook er recentelijk een ‘nieuw’ woord op dat een ongewenste connotatie zou oproepen: picknick.[/intro] Door Fred Baggen

Picknick

Aan het door hele volksstammen geliefkoosde uitstapje met verse, ambachtelijke producten op een kleedje, dat wordt uitgespreid op een moszachte bosbodem of frisgroen weidegras, inclusief de onvermijdelijke mieren en wespen, kleeft sinds kort een bittere smaak: 'picknick' zou zijn afgeleid van schokkende praktijken op Amerikaanse katoenvelden in de negentiende eeuw, toen willekeurige plantageslaven rond het middaguur werden gelyncht, terwijl door de blanke slavenmeester en zijn familie werd geluncht. ‘Pick a nigger’ zouden zij hebben geroepen, waarna een van de ongelukkigen werd uitgekozen en opgehangen. Het is een hardnekkige urban legend, die al minstens vijftien jaar op internetfora circuleert. In augustus 2015 beriep een Surinaams-Nederlandse activist zich op de vermeend racistische herkomst van het woord picknick, en kapittelde de nieuwe online supermarkt Picnic vanwege de beladen naam. Of de man in kwestie de herkomst van het gewraakte woord echt niet kende of dat hier sprake was van een fraai staaltje etymoliegen, is onduidelijk. Wel weten we dat de werkelijke etymologie van het woord stamt van het Franse pique-nique, dat al in 1649 figureerde in de boektitel Les charmans effects des Barricades, ou l’amitie durable de la Compagnie des Freres Bachiques de Pique-nique, een satire geschreven ‘en verse Burlesque’, over gourmandise (gulzigheid, lekkerbekkerij) tijdens de Fronde, een opstand in Frankrijk tegen het beleid van kardinaal Mazarin. Pique-nique is enerzijds waarschijnlijk een rijmende reduplicatie van piquer ‘prikken, oppikken’ en zo zou het woord ‘(maaltijd van) prikje doen, dingetjes pakken’ kunnen betekenen; anderzijds is er een mogelijk verband met nique, Oudfrans voor ‘niets, waardeloos ding’, hetgeen in combinatie met piquer leidde tot de samenstelling pique-nique, die in dat geval ‘(maaltijd van) onbelangrijke dingetjes prikken’ zou betekenen.

Kill your darlings

Veel minder bekend is dat ook de door schrijvers en redacteuren veelvuldig gebezigde uitdrukking ‘kill your darlings’ een tot nu obscuur gebleven dramatische achtergrond heeft. De uitdrukking is onder anderen aan William Faulkner toegeschreven, maar voor de oorsprong moeten we naar het negentiende-eeuwse India, waar de Britten vanaf 1850 op grote schaal theeplantages begonnen te exploiteren, onder meer in het district Darjeeling. Algauw ontstond er een tekort aan handige theeplukkers en moesten arbeiders uit het naburige Nepal worden gerekruteerd. Toen deze immigranten na jaren van uitbuiting hogere lonen eisten van de Britse handelsgezanten, werd dit botweg geweigerd. De Nepalezen legden zich daarbij neer, maar de lokale theeplukkers uit Darjeeling waren furieus en eisten een betere vergoeding voor het uitputtende werk. Op de Manbari Basti Tea Garden brak een arbeidersopstand uit die door ‘functionarissen’ van de Britse Oost-Indische Compagnie bloedig werd neergeslagen. Toen een Indiase plantation master zich tegenover een van de Britse diplomaten over het buitensporige geweld beklaagde, zou deze flegmatiek hebben geantwoord: ‘We don’t care about your Darjeelings. We just kill your Darjeelings.’ In later jaren is de uitspraak, die tot grote verontwaardiging leidde en die het einde van de Britse Oost-Indische Compagnie inluidde, een eigen leven gaan leiden en om evidente redenen ingekort tot ‘kill your darlings’, maar dat is andere thee. [line] Onder correctoren 'Etymoliegen' is een lemma uit het boek 'Onder correctoren'van Fred Baggen. Een grappige verzameling taalweetjes, curiositeiten, voorbeelden uit de corrigeerpraktijk, verhaaltjes, een exclusief interview met een literair vertaler, gekke typografische en taalkundige experimenten en nog veel meer ...

WINACTIE

Enthousiast geworden? Wij mogen drie boeken weggeven! Laat ons in een reactie hieronder of op Facebook weten wat het leukste, grappigste of pijnlijkste is dat jij tegen bent gekomen bij het redigeren van een tekst. Onder de inzenders verloten wij drie exemplaren van 'Onder correctoren'.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Op een vrijdagavond praat vriend X mij bij over zijn recente reis naar Indonesië in een – hoe kan het ook anders – Indonesisch afhaalrestaurant in de Jordaan. De invloed van Nederland is nog op veel plekken merkbaar, vertelt hij terwijl we op ons eten wachten. De koloniale architectuur in steden als Bandung en Semarang op Java is een goed voorbeeld daarvan, maar ook het Bahasa, de officiële taal. Duizenden woorden zijn ontleend aan het Nederlands.[/intro] “Sommige woorden zijn makkelijk herkenbaar,” zegt X. “Een wortel is een wortel, een sadel een zadel en een stempel een stempel. Je vraagt de rekening in een restoran en krijgt de karcis voor de bioskop. En gratis is uiteraard gratis.” Bij andere woorden denk je "Oh, natuurlijk!", als iemand je erop wijst: andil (aandeel), ongkos (onkosten), gorden (gordijn) en handuk (handdoek). En dan zijn er nog woorden waar je de nodige etymologische fantasie op moet loslaten: kortslet is kortsluiting, hotperdom is godverdomme, een bengkel is een garage, afgeleid van ‘winkel’ en een kakus is een toilet, afgeleid van ‘kakhuis’. De Indonesische eigenaar van het restaurant, een verschrompeld mannetje met glimmende pretoogjes, mengt zich in het gesprek. “Typisch Nederlands!”, zegt hij, een slecht humeur veinzend. “Wel opmerken dat de Indonesische taal veel woorden aan het Nederlands dankt, maar niet doorhebben dat het tweerichtingsverkeer is geweest! Jullie hebben ook veel woorden aan ons te danken!” Ik wijs schertsend naar het menu. “Kroepoek, nasi, sambal, saté en ketjap?” “Ja, maar het betreft niet alleen woorden die met eten te maken hebben. Wat dacht je van ‘bakkeleien’. Dat is een op het oog typisch Nederlands woord, maar komt van berkelahi, ‘vechten’ in het Indonesisch. En het Nederlandse ‘pienter’ komt van pintar, dat in het Indonesisch ‘slim’ of ‘bekwaam’ betekent.” We zijn op onze plek gewezen. Thuis aangekomen met onze rijsttafelgerechten, open ik mijn etymologische naslagwerken en vind een heleboel andere Indo-Nederlandse pareltjes. Onder de favorieten: ‘pakkie-an’, dat teruggaat op het Indonesische woord bagian oftewel ‘afdeling’, en ‘branie’, van het Indonesische berani, ‘stoutmoedig’. Ook X buigt zich over de boeken. “Ha! Ik voel me nu een echte gladjakker,” geeft hij toe. “Ook een woord dat van origine Indonesisch is, trouwens. Waarschijnlijk een combinatie van Maleis geladak, ‘zwerfhond’, en Javaans gladag, ‘lastpaard’, lees ik hier.” “Dat is amper te geloven!” zeg ik, met het boek Uit Oost en West: Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië voor mijn neus. “Amper, van hampir, ‘bijna’. Je weet toch.” “Dat is kras! Kras, van het Maleise kras, ‘onbuigzaam’.” “Hmm, en dan te bedenken dat we bijna amok maakten met de eigenaar van het restaurant. Amok, ontleend aan Maleis amok, ‘woede, woedend’. Weet je, eigenlijk zouden we nu terug moeten gaan en onze excuses aan hem moeten aanbieden.” X neemt nog een hapje van zijn rendang. “Ik pieker er niet over! Van het Indonesische woord pikir, ‘nadenken’. Ik ga niet meer terug naar die toko! Toko, van het ...” “Ja, ja, I get the picture. Je bent een pienter mannetje, van pintar, ‘bijdehand’. En daardoor ben ik de pisang, van pisang, ‘banaan’. Want door al dit gezwets is mijn tempé nu koud!” “Tabee, van tabe, gegroet!” Bronnen Philippa e.a. (2003-2009), Etymologisch Woordenboek van het Nederlands P.J. Veth e.a. (1889/1910, 2003), Uit Oost en West: Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië http://www.salindo.com/bahasa/onderwerpen2/nederlands_leenwoorden.htm https://indearchipel.wordpress.com/2012/12/17/indonesische-leenwoorden-in-het-nederlands/ [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.  [line] Heb jij altijd al de herkomst van jouw favoriete woord willen weten? Laat het ons hieronder weten. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Wanneer ik vroeger klaagde over moeders sponzige tofublokjes, werd mij steevast de mond gesnoerd. ‘Wees dankbaar dat je te eten hebt,’ zei mijn moeder dan, ‘want de kindertjes in Afrika... die zijn straatarm.’ Dit laatste in tegenstelling tot Robrecht-Flip, onze buurman. Robrecht-Flip woonde in een houten villa voorzien van een geornamenteerde dakkapel. De villa stak hoog uit boven onze stulp. Robrecht-Flip was steenrijk, aldus mijn moeder. [/intro] Door ons team van taaltijgers Nou, dat kan mijn moeder leuk vinden, maar ik voel me iedere maand wel een keer straatarm: meestal ergens in de week voordat mijn salaris wordt gestort. Nét iets teveel buiten de deur gegeten, toch dat leuke jurkje gekocht, drie verjaardagen in één maand ... Je kent dat wel. Totdat mijn salaris is bijgeschreven, dan voel ik me ineens weer steenrijk. Het woord straat vindt, zoals zoveel Nederlandse woorden, haar oorsprong in het Latijn. Het werkwoord sterno betekent 'ik leg neer, ik effen, ik plavei'. Het voltooide deelwoord daarvan is strata. Een via strata is dus een geplaveide weg. In de meeste gevallen (uitzonderingen daargelaten) is iemand die op straat leeft niet in het bezit van een goedgevulde portemonnee. Straatarm zou dus eigenlijk niets anders betekenen dan 'net zo arm zijn als zij die op straat leven'. Toch zijn de etymologen het niet eenduidig met elkaar eens: 'straat' zou ook gewoon simpelweg als versterkend woord ingezet kunnen zijn. Als ik zeg dat ik iedere maand een week ‘straatarm’ ben, is dat natuurlijk niet letterlijk zo. Gelukkig hoef ik niet maandelijks een week lang onder een brug te logeren. In mijn geval zou je dus beter kunnen spreken van ‘knakworstjes-arm’: ik mag blijven wonen waar ik woon, maar eet gewoon een week brood met knakworst, totdat mijn banksaldo weer enig teken van leven vertoont. Maar hoe zit het dan met steenrijk? Ook hier komt de huisvesting weer om de hoek kijken. Je huis zegt namelijk veel over het saldo op je bankrekening. Dat geldt nu voor de grootte van je huis, maar vroeger – lees: in de Middeleeuwen – telde vooral het materiaal waarvan je huis gemaakt was. Gewone bakstenen waren ontzettend duur en dus waren de meeste huizen van hout of van leem; kwetsbaar voor brand.  Alleen de allerrijksten konden stenen betalen. Deze letterlijke steenrijke mensen waren eigenlijk een beetje de Bill Gates van de Middeleeuwen. We blijken rijkdom dus vooral te meten aan onderdak: of je überhaupt een dak boven je hoofd hebt en waar dat dak dan van gemaakt is. Dus, zelfs in mijn knakworstjestijd ben ik dus eigenlijk nog steenrijk te noemen. Always look on the bright side of life! Heb je zelf een interessant woordweetje? Stuur in! Ben je heel benieuwd naar de etymologie van een bepaald woord? Laat het ons weten in de reacties!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Ik voel me geradbraakt. Gisterenavond ben ik met wat vrienden naar de kroeg geweest. Hartstikke gezellig, maar toen ik vanochtend wakker werd, voelde ik me geradbraakt. Echt! Nou, niet echt natuurlijk, want het hele idee achter radbraken is dat je überhaupt niks meer voelt de volgende ochtend. Radbraken was in de middeleeuwen een manier om door de hand van de beul een oneervolle en pijnlijke dood te sterven.[/intro] Ja, straffe straffen, daar wisten ze wel raad mee. En in de rechtspraak werd krom gesproken wat recht was. Als een misdrijf überhaupt al tot een rechtszaak kwam en het heft niet in eigen handen genomen werd. Gelukkig is de rechtspraak de afgelopen jaren enorm doorontwikkeld en is er geen sprake meer van barbaarse straffen voor lichte vergrijpen. (Zijn de Damschreeuwer en de waxinelichthoudergooier trouwens al vrij?)

Kaak

Kaak We zouden deze zaken eens aan de kaak moeten stellen. Maar dan niet in de letterlijke betekenis van de uitdrukking. De kaak was een schavot waarop een misdadiger werd vastgebonden om publiekelijk te worden gestraft voor wat hij op zijn kerfstok had. Iets op je kerfstok hebben klinkt ernstiger dan het was. Ik realiseerde me net dat ik nooit zonder mijn kerfstokken van huis ga. Dan heb ik het natuurlijk over de moderne variant.

Kerfstok

Een moderne kerfstok De oorspronkelijke kerfstok was een stok met kerfjes erin (je meent het?!). De kerfjes gaven aan hoeveel schulden de debiteur op enig moment bij zijn schuldeiser had. Je kon beter niet te lang wachten met terugbetalen, want de straf voor diefstal was - zeker in de vroege middeleeuwen - vaak hoger (de doodstraf) dan voor moord (een geldboete). Maar verder zat het rechtssysteem prima in elkaar.

Jaar en dag

In een schrikkeljaar kreeg je een extra dag Terug naar de Damschreeuwer. Volgens mij zit hij echt sinds jaar en dag opgesloten. En dan bedoel ik niet 366 dagen, zoals de duur van de verjaringstermijn van een contract in de middeleeuwse rechtsgang. Overigens bestond een levenslange straf uit honderd jaar plus een dag. De levensverwachting was destijds dertig jaar, dus dat was drie keer levenslang!

Vierschaar spannen

Schaar Dit was mijn eerste woordweetje voor Taalvoutjes. Ik zou het waarderen als jullie in de reacties de vierschaar spannen (rechtspreken). Het ophangen van touwen (schaar) gaat wat lastig online, dus jullie mogen me zonder enige vorm van proces aan de schandpaal nagelen. Maar doe het een beetje zachtjes. Ik voel me nog steeds geradbraakt. [line] Over Floris Mein Columnist Floris MeinDacht jij dat de mensheid simpel in te delen was in alfa- en bètatypes? Dan hebben we de uitzondering op de regel te pakken. Overdag goochelt Floris met cijfers bij een bekende bank, 's avonds begeeft hij zich in de krochten van de taal. Als Bloggende Bankier deelt hij zonder enige gêne zijn trauma's met strenge bibliothecaressen of date-ervaringen op Tinder. Dat hij überhaupt tijd vindt om te daten mag een wonder heten, want hij schrijft ook nog eens op vaste basis voor Taalvoutjes. Dat houdt hem in elk geval uit de buurt van allerhande Xantippes

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]What did the French ever do for us? Wat denk je van de honderden woorden en uitdrukkingen die ze aan de Nederlandse taal cadeau hebben gedaan?[/intro] Veel buitenlandse vrienden die me op komen zoeken in Amsterdam vinden dat het Nederlands als een combinatie van Engels en Duits klinkt. De Franse invloed op onze taal komt vrijwel nooit ter sprake. En dat terwijl het Frans tot begin vorige eeuw de voertaal van de elite in Nederland en de rest van Europa was. Er werd toentertijd net zo vrij van de Franse taal geleend als tegenwoordig van het Engels. Gevolg: honderden Franse woorden en uitdrukkingen die we nog steeds dagelijks bezigen, maar waarvan we in veel gevallen niet eens weten dat ze van origine Frans zijn. Ik probeer dat aan mijn buitenlandse logés duidelijk te maken aan de hand van een Frans-Nederlands abc: een collectie onzinverhaaltjes waarin Franse woorden op alfabetische volgorde zijn gerangschikt. Ik ben inmiddels tot de helft van het alfabet gekomen. Wie voelt zich geroepen een bijdrage te leveren aan de andere helft? Dank je wel, merci!

De A van amuses en affaires

De ambassadeur van Spanje, een autoritair en arrogant mannetje, is gisteren na een attaque per ambulance naar het ziekenhuis van Courchevel vervoerd. Hij had tijdens het après-skiën avances gemaakt naar de vrouw van zijn Belgische collega. Hij kon door haar gekke accent – en het feit dat ze net een amuse van aubergine in haar mond had gestopt – niet alles verstaan wat de dame zei, maar ze ging duidelijk niet in op zijn avances en sloeg alarm. “Wie denk je wel dat je bent?” vroeg ze, “François Hollande? Afijn, ik zit echt niet te wachten op een affaire. En allez, ik kan echt wel wat beters krijgen! Wie kan jou nou au sérieux nemen? Aju!”

De B van bonnefooi en besognes

Twee bandieten overvielen vorige week op de bonnefooi een bijouterie aan een drukke boulevard. “Vul deze bagagetas met juwelen!” bevalen ze de man achter het bureau. “Mijne heren, het is niet bepaald bon ton om een vuurwapen op iemand te richten”, antwoordde deze met bravoure. “En het is zeker niet mijn bedoeling te badineren of uw overval te bagatelliseren, maar ik heb niets van waarde. Ik run een Franse concept store voor de beau monde en bon vivants, maar veel levert het nog niet op. Ik verkoop slechts wat bric-à-bracbonbons en een lekkere kruidenbouillon. Kunt u zich dan ook richten op een andere branche? Ik heb al genoeg bourgeois besognes!”

De C van chefs en chantage

Laatst stapte een bekende cabaretier en coryfee van de Nederlandse theaterwereld na weer een uitverkochte voorstelling in de taxi. De chauffeur herkende hem meteen. “Chef! Ik ken jou! Vertel eens wat over het leven achter de coulissen!” De cabaretier was moe maar toonde zich coulant. “Je kunt me alles vragen”, zei hij. “Je krijgt van mij carte blanche.” Na een ritje van slechts vijftien minuten werd de chauffeur geboden te stoppen bij een café. “Dat is dan vijftig euro, in kleine coupures als het even kan.” “Vijftig euro voor dat ritje?” schreeuwde de cabaretier. “Dat is je reinste chantage!” “Tsja, we kunnen niet allemaal louter van onze charmes leven en alles cadeau krijgen.” Gefrustreerd reikte de cabaretier naar zijn portemonnee, maar moest tot zijn grote consternatie vaststellen dat die leeg was. “Wat een catastrofe, ik heb geen contant geld meer! Accepteert u ook cheques?” “Crimineel!” brieste de chauffeur. “Mijn taxi uit, voordat ik je castreer!”

De D van doceurtjes en derrières

De douane op Schiphol is vaak het decor van illegale praktijken. Toeristen proberen douaniers met douceurtjes te paaien om verboden souvenirs toch het land binnen te krijgen. In de meeste gevallen gaat het om delicatessen die bedoeld zijn voor een chic diner. Maar sommige souvenirs passen niet eens in een tas of koffer. Zo probeerde laatst een Franse documentairemaakster een dressoir van ivoor door de douane te loodsen. Toen de douaniers haar de toegang weigerden en met enig dedain naar haar papieren vroegen, ging ze met haar dikke derrière op het dressoir zitten. “Ik sta niet op voordat jullie me erdoor laten", zei ze stellig, terwijl ze frummelde aan haar decolleté. “Mijn man wacht al uren buiten in zijn deux-chevaux om dit pronkstuk naar het depot te brengen. Ik ga niet verder in discussie met u!”

De E & F van embonpoints en fondant

De etaleur van het chique warenhuis wachtte op zijn oudere collega bij de entree van de derde etage. Hij had hem nog nooit ontmoet en was gespannen. Hoe zou de samenwerking met deze éminence grise verlopen? Zelf stond hij te boek als een enfant terrible. Zijn frappante winkelramen waren een explosie van kleuren; het tegenovergestelde van het elegante werk van zijn collega. De twee vormden desalniettemin de fine fleur van hun kleine wereld. Na twintig minuten verscheen de man in een wolk van eau de cologne eindelijk met zijn volledige entourage: twee persoonlijke assistenten en drie stagiairs. Zijn conculega was minder intimiderend dan gedacht – was dat een stevig embonpoint dat hij zo en profil door die bonte blouse heen zag? Hij wilde hem bijna fouilleren om het te verifiëren. Door zijn zenuwen vergat hij tot overmaat van ramp even de etiquette en zoende de beste man en plein public op de lippen. Wat een enorme faux pas! Wat een farce! “Je vorige etalage was exquis”, zei hij snel, alsof er niks aan de hand was. “Merci”, antwoordde zijn collega. “Maar nu is het tijd voor de grote finale! Een spectaculaire etalage waar veel mensen op af komen kan het warenhuis voor het faillissement behoeden.” Hij knikte en lachte iedereen vriendelijk toe. “En als we vanavond klaar zijn met ons werk, dan gaan we allemaal bij mij thuis fonduen, met fondant toe!”

De G & H & I van gourmetten, honneurs en idioten

De gouverneur keek nog eens op zijn horloge. De monteur was al een al half uur te laat en nergens in de enorme garage te bekennen. Het humeur van de bewindsman verslechterde met de minuut. Wat een inferieure service! Hij zou zo zeker te laat komen voor het diner in het museum, dat als hommage aan een Franse ontwerper van niet bijster interessante haute couture werd gehouden. De genodigden zouden nu vast nog bezig zijn met de hors-d’oeuvres, maar binnen een uur zou iedereen aan tafel plaatsnemen om te gourmetten. Voor het evenement moest hij de honneurs waarnemen – hij kon het zich niet permitteren nog veel langer te wachten. Zonder enige gêne zocht hij zijn auto in de garage op en reed weg zonder te betalen. Stelletje idioten!

De J & K & L & M van journalisten, kilometers, lingerie en madammetjes

De journalist was al uren door de metropool aan het rijden (gelukkig bood zijn autoverzekering onbeperkte kilometrage) toen hij eindelijk het louche theater vond waarover zijn informant had verteld. Hij trapte iets te snel op de rem, waardoor hij zijn verse jus d’orange over zijn jacquet morste. “Nondeju!”, mopperde hij en parkeerde snel zijn bolide aan de kant van de boulevard. “Twee kaartjes voor de matineevoorstelling”, zei hij tegen de caissière en holde meteen naar de loge. Zou hij al te laat zijn? Aan de rechterzijde van de loge was een onopvallende deur die naar een privékamer leidde. Zonder verder na te denken, liep de journalist met zijn camera naar binnen en vond waar hij voor kwam: de president en zijn maîtresse in een lits-jumeaux. Zij in een sexy kostuum en maillot en hij, quelle surprise, in vrouwenlingerie. De journalist kwam binnenlopen op het moment suprême, maar de president en zijn madam lieten zich niet uit het veld slaan. “Hé, lekker ding, heb je zin in een ménage à trois? We beloven je, het wordt magnifiek; we doen niets met de Franse slag!” [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Of humor en Duitsland ooit samengaan, vraagt u? Jazeker, en wel in mijn familie! Mijn moeder is van origine Duitse en mijn vader is een Amerikaan. De lingua franca tussen mijn ouders, mijn zus en mij is dan ook het Nederlands. Maar als we op familiebezoek gaan in Aken, dan moet mijn vader er wel aan geloven en in zijn beste Duits converseren. En dat levert keer op keer komisch taalgoud op.[/intro]

Ein richtiges Loch

Afgelopen weekend was het weer raak. Mijn peetoom, een verse pensionado, vertelde uitgebreid over alle reizen die hij nu van plan was om te maken en de nieuwe Mercedes die voor de deur blonk. "Ach," zei mijn vader, "du hast jetzt richtig ein Loch in der Hand!" Mijn oom keek hem aan alsof hij zich net in zijn Radler had verslikt, en ik keek naar mijn vader met plaatsvervangende schaamte. Hij had een prima letterlijke vertaling gemaakt van de Nederlandse uitdrukking ‘een gat in de hand hebben’, maar de boodschap kwam niet helemaal over. Het Duitse equivalent is ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger’ en hoewel een Duits Loch kan verwijzen naar zo’n beetje elk gat, moest ik − en waarschijnlijk ook mijn oom − vooral denken aan das Arschloch. Er ging een lampje bij mijn vader branden en hij besloot zijn faux-pas met echte Hollandse humor te corrigeren. "Aber das ist kein Problem für dich," zei hij. "Du bist nicht für ein Loch zu fangen!"

Gatverdamme

Waar komen die twee aparte uitdrukkingen vandaan? Wie niet voor één gat te vangen is, is vindingrijk; hij of zij vindt voor elk probleem een oplossing. Volgens de meeste etymologen gaat de zegswijze terug op de jacht. Zo melden zowel het Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) en Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden van F.A. Stoett dat de uitdrukking verwijst naar het gedrag van konijnen, dassen en vossen. Zij graven holen (of burchten) met meer dan één uitgang. Je kunt ze dus niet vangen door één gat te ‘bewaken’.

Voor de hand liggend

‘Een gat in de hand hebben’ wordt door geen enkel etymologisch woordenboek dat ik heb kunnen vinden besproken, wellicht omdat de betekenis voor de, eh, hand ligt. Een interessante observatie is dat het Nederlands verwijst naar zowel de hand als vingers om iemand te beschrijven die veel geld uitgeeft; je kunt een gat in de hand hebben of geld door je vingers laten glippen. Bij andere talen is t het een of het ander. Duitsers zeggen alleen ‘jemandem rinnt das Geld durch die Finger en Fransen spreken over l’argent lui fond entre les mains’. En de Engelsen hebben het wel over een gat, maar een gat in je broekzak in plaats van je hand: ‘money burns a hole in somebody’s pocket’.

Bronnen:

M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009); F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925) ; Van Dale, Uitdrukkingenwoordenboek  (2006).

[line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond. 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Om mijn verjaardag te vieren, reisde ik een aantal weken geleden met Vellah, een van de Taalvoutjes-oprichtsters, af naar Rome voor een weekendje lekker eten en terrasjes pikken. En dat deden we, maar we besteedden bijna net zo veel tijd aan het wachten op bussen die nooit kwamen en het zoeken naar eettentjes die níét de hele dag dicht waren.[/intro]

  Door Mark Mackintosh  

Cazzo!”, riep ik gefrustreerd, toen we weer eens een half uur hadden gewacht op een bus die er zijn geheel eigen schema op nahield. “Alles leuk en aardig, maar ik begrijp niet hoe dit zooitje ongeregeld ooit een wereldrijk heeft kunnen runnen! En, seriously, what have the Romans ever done for us?” “Daar komt onze bus al”, suste Vellah. “En wat betreft de bijdragen van de Italianen aan Nederland, wat dacht je van alle Italiaanse woorden die in het Nederlands terecht zijn gekomen?”

De Italiaanse invloed

Volgens het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs zijn dat er welgeteld 360. Er vallen drie tijdperken te identificeren waarin de grootste bijdragen zijn geleverd. Het eerste valt samen met de komst van Italiaanse bankiers in de Nederlanden tussen de dertiende en zeventiende eeuw. Zij introduceerden een nieuwe wijze van handel drijven en betalen, door middel van onder andere wisselbrieven en geldwisselkoersen. Begrippen als ‘incasseren’, ‘valuta’ en ‘bruto en netto winst’ maakten hun opwachting in het Nederlands. De tweede periode valt samen met de renaissance, die in de veertiende eeuw in Italië ontstond en termen uit de schilderkunst, muziek en wetenschap naar Nederland transporteerde. De derde periode is de twintigste eeuw, toen de doorsnee Nederlander verliefd werd op de Italiaanse keuken. Waar zouden Henk en Ingrid zijn zonder hun diepvriespizza, vermicelli en pestopotjes? Aangezien mijn sociale leven toch verre van la dolce vita is, nam ik de tijd om zo veel mogelijk woorden uit deze drie tijdperken te verwerken in een alternatieve versie van de befaamde sketch uit de film Life of Brian. Hopelijk wordt zo duidelijk dat die Italianen nog niet zo slecht zijn.

De wekelijkse besloten werkbespreking van de Nederlandse Taalunie

Teamleider Reg, na een kort intermezzo: “Al die Italiaanse leenwoorden, we worden er gek van! De Italianen hebben het Nederlands besmeurd met hun belachelijke prietpraat. Niet alleen onze taal, maar ook die van onze vaders en onze vaders’ vaders!” Stan: “En van onze vaders’ vaders’ vaders.” Reg: “Ja.” Stan: “En van onze vaders’ vaders’ vaders’ vaders.” Reg: “Oké, Stan, we snappen het. En wat hebben de Italianen ons er ooit voor teruggegeven? Zeg het maar! Tempo, tempo, want ik heb niet de hele dag!” Xerxes: “Muziek! Waar zouden we zijn zonder de klavecimbel, fagot, viool, trombone en contrabas? Of de tenor, sopraan en bas? Er zou geen opera meer zijn, geen aria’s of a capella. We zouden in een verschraald muzieklandschap van Toppers en Marco Borsato’s ronddwalen! En we kunnen nu ook echt dansen op muziek. Een wereld zonder ballerina’s zou een waar inferno zijn.” Reg: “Oké, maestro, klopt, veel muziek en dans hebben we aan de Italianen te danken. Dat zal ik niet ontkennen.” Incognito taalpurist: “O, en architectuur!” Stan: “O ja, architectuur. Reg, zonder de Italianen zouden we in Nederland allemaal nog in plaggenhutten wonen.  Nu hebben we prachtige villa’s met fresco’s, pergola’s en terracotta potten in onze tuinen! En stukadoors!” Reg: “Toegegeven, er is de nodige animo voor Italiaanse muziek, dans en architectuur. Dat zijn drie dingen die furore hebben gemaakt onder de Hollanders. Maar verder?” Xerxes: “Lekker eten ...” Reg: “Ja, nogal wiedes. Lekker eten spreekt voor zich. Ik ben niet zo’n enorme barbaar dat ik geen boodschap heb aan vermicelli, broccoli, polenta, artisjokken, chianti, salami, gorgonzola, ravioli, risotto, spaghetti, martini’s, espresso, minestrone, pizza, mozzarella, lasagne, tagliatelle, carpaccio, tiramisu, ciabatta, pesto, mascarpone, cappuccino of godvergeten tosti’s! Maar wie kan me vertellen wat – muziek, dans, architectuur en lekker eten daargelaten – de Italianen ooit voor ons hebben gedaan?” Een andere incognito taalpurist: “De moderne wetenschap ... Die zou ondenkbaar zijn zonder de telescoop.” Reg: “Oké, oké, daar heb je een punt.” Dito taalpurist: “O, en ons moderne bankstelsel, met internationale firma’s, girorekeningen, deposito’s, incasso’s, valutakoersen, kwartaalbalansen, netto- en brutolonen, negatieve saldo’s, kredieten en obligaten!” Andere taalpuristen: “Kassa’s! Trampolines! Confetti! Stiletto’s! Impresario’s! De lotto!” “Oké, prima, maar muziek, dans, architectuur, lekker eten, de wetenschap, het moderne bankstelsel, trampolines, confetti, stiletto’s, impresario’s en de lotto buiten beschouwing gelaten, wat hebben die Italianen ooit voor ons gedaan? "Ze hebben casino’s geïntroduceerd!” “Wat?! O, casino’s, ja ... Ach, schei toch uit! Deze vergadering is een regelrecht fiasco! Een rampscenario. Met een stelletje diva’s en prima donna’s zoals jullie is geen revolutie te bewerkstelligen; het risico dat alles in de soep loopt is te groot. Het is goed met jullie, ciao!” Iedereen in koor: “Fascist!” Hebben jullie nog meer Italiaanse leenwoorden voor ons in petto onder het motto ‘verlicht andere Taalvoutjes-fans’? Deel ze hieronder!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Afgelopen week vierde ik vakantie in Turkije en vielen me de bonte rijen tulpen op waarmee zo’n beetje elke straat in het kustdorp was versierd. "Ja, jullie Hollanders hebben op slinkse wijze de tulp als nationaal symbool geclaimd", zei Mehmet, de eigenaar van mijn pension, "maar de bloem komt oorspronkelijk uit Turkije en ook wij zijn er dol op." Ook het woord  ‘tulp’ is van Turkse oorsprong. Het is ontleend aan tulipan en het oudere tülbend, tulband, en verwijst naar de gelijkenis tussen de vorm van de geopende bloem en een tulband.[/intro] Door Mark Mackintosh Door mijn gesprek met Mehmet besefte ik wat voor rijke etymologische voedingsbodem de bloemenwereld is. Er bestaan immers drie soorten bloemennamen: de officiële botanische naam in het Nederlands (zeg, paardenbloem), de botanische Latijnse naam (Taraxacum officinale in het geval van de paardenbloem) en talloze volksnamen (de paardenbloem heeft volgens taalkundige Har Brok in het Nederlands maar liefst driehonderd volksnamen, van ezelsoor en prutoog tot hondebloem en zeiker). Alleen al over de officiële botanische namen in het Nederlands kun je hele etymologische naslagwerken vullen. Om te vieren dat het weer (meteorologisch) lente is, zet ik enkele favorieten op een rijtje. Zet de bloemetjes buiten en vul deze verzameling aan met je eigen lievelingsbloem!

Vergeet-me-nietje

De meest romantische verklaring voor de naam van deze bloem is een middeleeuwse mythe over een ridder en zijn geliefde. Toen de ridder tijdens een wandeling langs een rivier een bosje bloemen voor zijn jonkvrouw plukte, viel hij per ongeluk in het water. Net voordat hij jammerlijk verdronk, gooide hij het bosje bloemen naar zijn geliefde en riep "Vergeet mij niet!".

Orchidee

En waar heeft deze o zo sierlijke bloem zijn naam aan te danken? Zaadballen. Het woord is afgeleid van het Griekse orchis en Proto-Indo-Europese orghi, testikels. Met dank aan de befaamde Griekse botanicus Theophrastus (371 – 287 voor Christus), die blijkbaar de dubbele wortelknol van de bloem enige gelijkenis vond tonen met zijn eigen private parts.

Narcis

Ook de naam ‘narcis’ hebben we waarschijnlijk te danken aan de Grieken. De bloem is volgens veel etymologen genoemd naar de knappe Griekse jongeman Nárkissos (Narcissus in het Latijn), die de liefde van de nimf Echo afwees en voor straf ertoe veroordeeld werd op zijn eigen spiegelbeeld verliefd te worden. Omdat deze liefde per definitie eenzijdig was, kwijnde hij weg en veranderde hij in de bloem die zijn naam heeft gekregen. Maar het omgekeerde is ook mogelijk: dat de mythische jongeman naar de bloem is genoemd. Bronnen: H. Kleijn (1970), Planten en hun naam M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Mijn column over Franse woorden in het Nederlands was zo’n daverend succes (wauw, zes retweets!) dat ik werd geïnspireerd om een vervolgverhaal te schrijven. Over, jawohl, Duitse woorden in het Nederlands. En welk format leent zich daar nou beter voor dan een bonafide krimi oftewel detectiveverhaal? Viel Spaß![/intro]   Door Mark Mackintosh   Het was kort na middernacht toen rechercheur Derrick op de plaats delict aankwam: een überhip bar-restaurant in een verwaarloosd Bauhaus-gebouw. Of was het Jugendstil? Het was nog een drukte van belang; minstens dertig mensen zaten in de kleine ruimte aan de pils, schnaps en glühwein. Overal rook het naar verbrande schnitzel. Kelners raceten af en aan. Een ober stapte op Derrick af. “Herr Kommissar?” De rechercheur knikte. “Grüß Gott, ik ben Kurt, Kurt Weill.” De man loodste hem langs de bar en bracht hem naar een klein, unheimisch achterkamertje. “Immer geradeaus!” In het schamele licht van een bureaulamp lag een man van middelbare leeftijd op zijn rug, zo dood als een pier. Om hem heen lagen allerlei ordners en paperassen op de grond. Tekenen van een ruzie om een waardevol document? Derrick raapte een bebloede föhn van de grond. “Het moordwapen?”, vroeg Weill. Derrick inspecteerde een open wond op de linkerslaap van het slachtoffer. Hij knikte. “Kende u Herr Ketschup goed?” Weill schudde zijn hoofd. “Nee, überhaupt niet. Heinz was nogal een einzelgänger. We zijn een keer gaan abseilen en langlaufen als bedrijfsuitje, maar verder zag ik hem niet buiten het werk om.” “Was Herr Ketschup ook een ober?” “Ja, en nogal een streber. Alles moest perfect zijn: zijn uniform was altijd smetteloos, hij kende het hele menu uit zijn hoofd en meneer moest zich ook altijd bemoeien met het eten. Van zijn collega’s verwachtte hij dezelfde hoge standaard. Hij was rücksichtslos.” “En dus niet bepaald geliefd?” Weill zuchtte. “Wat zal ik zeggen? Ordnung muß sein, maar niet iedereen is een übermensch.” Derrick hing boven het gezicht van het slachtoffer en veegde een vinger over diens wang. “Schmink!”, riep hij uit. “En hij is nog vers!” Hij merkte een kleine plas bloed op onder de rug van de man. “Hmm, nog een aanwijzing! Kunt u mij helpen Heinz Ketschup iets opzij te schuiven?” “Daar heb ik an sich geen probleem mee”, zei Weill. “De lijkschouwer zal hem straks sowieso verplaatsen voor verder onderzoek.” De twee maakten aanstalten om het slachtoffer op te tillen, maar plots zwaaide de deur open en stond in de opening een gezette blonde dame. Met een baard. “Niets daarvan! Ketschup aanraken komt überhaupt niet im frage [correct Duits: in Frage]!” “En u bent?”, vroeg Derrick. “Lili, Lili Marleen”, snoof de vrouw. “Zijn levenspartner.” Ze keek vol minachting naar Weill. “Luistert u niet naar deze Neanderthaler. Hij wil u doen geloven dat mijn lieve Heinz alleen leefde voor zijn werk als ober, maar niets is minder waar. Deze bar was slechts een schnabbel voor hem. Zijn echte leven speelde zich af op de bühne.” “Waar hij u leerde kennen?”, vroeg Derrick. “In het circus”, zei Marleen triomfantelijk. “Ik was de bebaarde vrouw, hij een van de clowns. Ach, wat had hij daar toch een geweldig fingerspitzengefühl voor! Vooral zijn act met rottweilers deed hij altijd met zo veel schwung, zoveel emotie, zoveel weltschmerz! Fabelhaft! In Transsylvanië, waar ik oorspronkelijk vandaan kom, hadden we een soortgelijke volksdans. Ach, ik krijg heimwee als ik eraan denk!” Weill brieste. “Luister dame, ik werkte elke dag samen met Heinz. Ik ken mijn pappenheimers en die man had geen enkel verstand van al dat artistieke gefröbel! Hij wist alles van eten af, maar van kunst? Ho maar! De beste man was totaal niet salonfähig!” Marleen keek met tranen in de ogen naar het levenloze lichaam van haar Heinz. “Stop met deze hetze tegen de liefde van mijn leven!”, zei ze. “Heinz verdient respect. Hij heeft geen makkelijk leven gehad. Na de krach van 1987 verliet hij de zakenwereld en stortte zich in een zangcarrière. Maar zijn schlagers werden maar geen hits en belandden vrijwel meteen in de ramsj. Hij werd er zo depressief van dat hij zich aanmeldde voor Gestalttherapie. Zo kwam hij op het idee om bij het circus te gaan. Zijn redding.” Derrick had een aha-erlebnis en wendde zich tot Weill. “Das Lied ist aus, ook voor u, Herr Weill!” “Wat bedoelt u?”, zei deze geschrokken. “Kom, kom, geen spelletjes”, zei Derrick. “Net als Herr Ketschup hebt ook u ambities buiten deze bar! Maar voor u geen circuskitsch of schlagers. Ik was laatst in het volkstheater en zag uw naam prijken op het programma. U timmert hard aan de weg als componist!” Derrick keek naar alle papieren op de grond. “Het viel mij bij binnenkomst op dat de helft van deze papieren, naast ansichtkaarten en rekeningen, uit bladmuziek bestaat.” Hij raapte een aantal bladen van de grond op en las hun titels hardop voor. “Die Seeräuber-Jenny, Mackie Messer, Zuhälter-Ballade … Dit is allemaal uw werk! Herr Ketschup had de liedjes gestolen om voor zichzelf te claimen en zijn zangcarrière nieuw leven in te blazen! Zum kotzen!” Weill barstte in tranen uit. “Ja, ja, het is waar, ik geef het toe! Ik kon deze creatieve putsch niet toelaten. Verdammte Scheiße, ík ben hier het muzikale wonderkind!”     Wil jij taalnazi spelen en heb je correcties of toevoegingen? Geef hieronder commentaar.
Taalvoutje

Woordweetje: bril

Woordweetje: bril

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Twee derde van de Nederlanders zet hem dagelijks op en de meesten van ons gaan er ook op zitten: de bril. Toch vragen weinigen zich waarschijnlijk af hoe het ding aan zijn naam komt. De vraag werd me onlangs voor de voeten geworpen, uit onverwachte hoek.[/intro]   Door Mark Mackintosh   “Mark, hoe oud ben jij?” vroeg een van de dochtertjes van een vriendin. “Raad eens.” “Vijfenvijftig?” “Nee lieverd, ome Mark is nog niet met prepensioen. Raad nog eens.” “Tweeëntwintig?” “Haha, dat mocht ome Mark willen! Nee, ik ben zevenendertig, schat.” “Wow! Dat is oud!” klonk het uit het vijfjarige strotje. “Heb je niet een bril nodig?” “Alleen eentje om op te poepen, meissie.” Toen het lieve kind was bijgekomen van het schaterlachen (op haar leeftijd zijn poep- en plasgrappen steevast een hit), trok ze een serieus gezicht. “Waarom heet een wc-bril een wc-bril?” Een brrriljante vraag. En eentje die ik moest opzoeken. Het woord ‘bril’, zo beweert het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands van M. Philippa e.a., is ontleend aan het Latijnse beryllus, dat op zijn beurt afstamt van het Griekse berullos. De Grieken hebben het woord geleend van het Middelindische veruliya, waarvan wordt vermoed dat het teruggaat op de Indiase stad Velur (tegenwoordig Belur). Het zijn stuk voor stuk verwijzingen naar de (half)transparante kwartssoort beril, waarvan rond 1300 in Noord-Italië de eerste brillen werden gemaakt. Hoogstwaarschijnlijk voor en door monniken, die in de middeleeuwen tot de geletterde minderheid van de bevolking behoorden. De monniken kwamen trouwens niet als eerste op het idee om een mineraalsoort te gebruiken om iets mee te vergroten. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Plinius de Oudere keek keizer Nero door een smaragd, een soort beril, naar zijn geliefde gladiatorengevechten, vermoedelijk omdat hij bijziend was. Dit is de oudste vermelding van wat een bril kan worden genoemd. Ook ons woord ‘briljant’ gaat uiteindelijk terug op beril. Het is ontleend aan het Franse brillant (schitterend, stralend) en het Italiaanse brillare (schitteren, stralen), dat waarschijnlijk is afgeleid van het middeleeuws-Latijnse werkwoord berillare, schitteren als beril. De letterlijke betekenis van het woord ging geleidelijk over in een figuurlijke, aanvankelijk om iets als rijk of overdadig aan te duiden en vervolgens om prestaties en mensen als zeer knap of fraai te beschrijven. Van die figuurlijke betekenis zijn, zo meldt het Woordenboek der Nederlandsche taal, reeds uit de achttiende eeuw voorbeelden bekend. De betekenis ‘deksel van het gemak, wc-bril’ is afgeleid van de bril die je op je neus zet en dus niet andersom. Het woord is, zo merkt het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands op, "vermoedelijk ontstaan uit een betekenis ‘rond voorwerp met een gat erin’". Wie zich op een uitgebreidere etymologische uitleg zat te verheugen, moet ik helaas teleurstellen. Maar blijf het leven vooral door een roze bril bekijken; over twee weken ben ik terug met een nieuw woordweetje en zal ik je weer een poepie laten ruiken!  Heb jij een woord waarvan je de herkomst graag wilt weten? Laat het Mark hieronder in een reactie weten. Beeld: Sanigids.nl

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Er bestaan zoveel scheldwoorden in het Nederlands die je de akeligste aandoeningen toewensen, dat columnist Mark Mackintosh er beroerd van wordt. Wat ligt er ten grondslag aan dit ellendige taalverschijnsel?[/intro]   Door Mark Mackintosh   "Ik ben heel erg geschrokken van de Nederlandse taal," biechtte de Amerikaanse auteur David Sedaris me laatst op tijdens een interview aan een Amsterdamse gracht.

"Jullie scheldwoorden zijn echt vreselijk."
 Ik keek hem met grote ogen aan. 
"Ik heb het over het feit dat jullie elkaar de ergste ziektes toewensen. 'You typhoid whore!', bijvoorbeeld. Of: 'Beat it, you fucking cancer retard!'  Daar zou je in Amerika niet mee aan moeten komen! Je zou waarschijnlijk worden aangeklaagd." Sedaris nam een slokje van zijn thee en vervolgde zijn gedachtenstroom. 
"Gisteravond was ik op een cocktailfeestje, waar ik aan een Nederlandse genodigde suggereerde dat er misschien naar minder kwetsende alternatieven kon worden gekeken. ‘You fucking flue bitch!’ misschien. Of: ‘Hey, gonorrhea dick!’, in plaats van ‘You cancer dick!’  De vrouw wuifde mijn voorstel lachend weg. "Welnee, wat heeft het nou voor zin om ziektes te gebruiken die niet dodelijk zijn?", vroeg ze retorisch. Ik verslikte me zowat in mijn drankje. "Kolere!" Populaire aandoeningen Waar komt de obsessie van de Nederlandse taalgebruiker met ziekteverwensingen toch vandaan? Het uiterst leerzame boek Krijg de vinkentering!; 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensingen van Ewoud Sanders en Rob Tempelaars meldt dat er in waarschijnlijk geen enkele andere (westerse) taal zo frequent gebruik wordt gemaakt van ziektes om iemand uit te schelden. Er was ook gepeild welke aandoeningen het vaakst in verwensingen worden gebruikt. Kanker staat onbetwist bovenaan, gevolgd door (vormen van) diarree, tering en tyfus. De groep wordt gevolgd door (vormen van) koorts, pest, colère (klere), pleuris en pokken. Jiddisch De gerenommeerde taalkundige Reinhold Aman vermoedt dat dit Nederlandse taalverschijnsel een Jiddische oorsprong heeft (zie ook mijn column 'Koosjer Roodkapje'), aangezien ziekteverwensingen verder alleen nog in het Hebreeuws voorkomen. Maar dat lijkt de auteurs van 'Krijg de vinkentering!' onwaarschijnlijk: “Weliswaar komen er in het Jiddisch ziekteverwensingen voor – zie bijvoorbeeld 'krijg de krenk', 'krijg het makke', 'krijg een darmscheuring' en 'krijg de wijtik' –, maar dat zegt niet zoveel. De eerste Nederlandse ziekteverwensingen dateren al uit de zeventiende eeuw; de Jiddische verwensingen in ons taalgebied zijn pas veel later opgetekend." In de naam van God De auteurs herinneren ons eraan dat verwensingen oorspronkelijk echt gemeend waren. Een vloek was een enge, gevaarlijke onheilswens, waartegen men zich probeerde te beschermen met een tegenvloek of tegenspreuk, door een kruisteken te maken of een heilige aan te roepen. Piet van Sterkenburg, emeritus hoogleraar Nederlandse Lexicologie te Leiden, licht dit in een interview met het Taalschrift toe: "De vloek was oorspronkelijk een toverwoord, een magische formule. Het was een machtsmiddel van mensen die magische krachten zouden bezitten, zoals priesters, tovenaars en magiërs. Zij konden zo bijvoorbeeld in de Romeinse tijd de vijand naar de goden van de onderwereld vervloeken. Binnen onze cultuur ligt de oorsprong bij het 'zweren' en het gerechtshof. Een beschuldigde of getuige kon de garantie van God inroepen door in Gods naam of bij God zelf te zweren. De beklaagde vroeg God garant te staan voor zijn zuivere motieven. Hij stelde zich zelfs bloot aan de goddelijke woede in geval van een meineed, zoals geformuleerd in de moeder van alle vloeken: "God, verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek." De link naar ziektes is zo al snel gemaakt: "O wee als je iets doet of hebt gedaan waar ik het niet mee eens ben; God zal je straffen met allerlei dodelijke - of in ieder geval pijnlijke - aandoeningen!" Kanker Tegenwoordig is de letterlijke, religieuze betekenis van ziekteverwensingen verdwenen – niemand denkt meer dat zijn doodvonnis is getekend als er wordt geroepen dat hij de piktyfus kan krijgen of op moet kankeren. Maar dat betekent niet dat dergelijke vloeken geen heftige emoties meer oproepen of niet langer als kwetsend worden ervaren. Neem het woord 'kanker', dat veelvuldig wordt gebruikt in samengestelde vloekwoorden. Het gaat terug op het Latijnse cancer, dat 'kreeft, krab' betekent. De vorm van het gezwel, met zijn vele uitlopers, deed denken aan de kreeft, die nu nog dienst doet als internationaal symbool van kankerbestrijding. Ouderwetse ziektes Minder gevoelig liggen verwensingen met ziektes die, in ieder geval in Nederland, tot de verleden tijd behoren of eenvoudig behandeld kunnen worden. Als 'iemand de pest kan krijgen', heeft dat niet meer dezelfde impact als in de middeleeuwen. Toen overleden miljoenen mensen aan de infectieziekte, waarvoor de Zwitserse geneeskundige en alchemist Paracelsus (1493-1541) de Latijnse naam pestis (besmettelijke ziekte, epidemie) bedacht. Ook de verwensing 'krijg de tering!' heeft in kracht ingeboet. Tering is de volksnaam voor tuberculose, een ziekte die al van duizenden jaren vóór onze jaartelling dateert. Eigenlijk is de naam 'tering' alleen op de laatste stadia van de ziekte van toepassing, als de tuberculose de patiënt uitteert en zijn gestel sloopt. Tegenwoordig kun je ook prima optiefen - tyfus is een uiterst besmettelijke, maar prima behandelbare infectieziekte - of oppleuren - pleuris of pleuritis is een borstvliesontsteking en afgeleid van het Latijnse pleura; borstvlies.

Kolere Ironisch genoeg is een van onze populairste verwensingen, 'krijg de k(o)lere!', nog wel een grote kwaal in Nederland. Het woord is niet, zoals veel Nederlanders denken, een verbastering van de infectieziekte cholera, maar van het Franse woord colère (woede). Onze zuiderburen zeggen dan ook dat ze in een 'Franse koleire schieten' (woedend worden) en er 'de koleire van krijgen' (er woedend, chagrijnig van worden). Als we dat in Nederland nou eens wat minder deden, dan zouden we misschien ook minder behoefte hebben om elkaar de huid vol te schelden en allerlei ziektes toe te wensen. Vrolijk kerstfeest iedereen!

Vind je dit maar een pokkecolumn, ben je je de kolere geschrokken of heb je er schijt aan? Laat je zieke opmerkingen hieronder achter!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]‘Muisstil’, ‘kiplekker’, ‘beregezellig’, ‘apetrots’. Waarom hangen zo veel bijvoeglijke naamwoorden in de Nederlandse taal toch de beest uit?[/intro]   Door Mark Mackintosh   Afgelopen weekend vroeg ik aan het zesjarige dochtertje van een vriendin wat ze van Sinterklaasavond vond. "Beregezellig!", luidde het antwoord. "En hoe voel je je nu je weet dat de Sint je een superslim meisje vindt?" "Apetrots!" Ik moest lachen en bedacht me dat het een bijzondere eigenschap van de Nederlandse taal is om dieren met een bijvoeglijk naamwoord te combineren om iets te beschrijven. In het Engels kun je niet zeggen dat je monkey proud op iemand bent en in het Duits heb je geen Bär-gemütlicher Abend. Woorden als ‘apetrots’, ‘muisstil’, ‘kiplekker’ en ‘hondsmoe’ worden ook wel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden genoemd. De taalkundige Nicoline van der Sijs legt in Chronologisch woordenboek: De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen uit dat ze in principe zijn ontstaan als vergelijkingen.  Net zoals ‘bloedrood’ in eerste instantie ‘zo rood als bloed’ betekende, betekende ‘muisstil’, jawel, ‘zo stil als een muis’. Ben je poeslief, dan ben je ‘zo lief als een poes’. En als je je kiplekker voelt, ben je zo lekker als een kip. Veel van deze samengestelde bijvoeglijke naamwoorden zijn niets nieuws. ‘Muisstil’ en ‘hondsmoe’ zijn al sinds de middeleeuwen in omloop en ‘kiplekker’ dateert volgens Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden van F.A. Stoett (1923-1925) uit de zeventiende eeuw. ‘Snipverkouden’, waarschijnlijk een verwijzing naar de met modder besmeurde snavel van de vogel tijdens het foerageren, is volgens hetzelfde boek al zeker sinds de negentiende eeuw in gebruik, net als ‘poedelnaakt’. Maar hoe zit het met ‘beregezellig’ of ‘apestoned’? Beren zijn bij uitstek solitaire dieren en een aap die een jointje rolt moet ík nog tegenkomen. Van der Sijs legt uit dat het eerste deel van veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden mettertijd de functie en betekenis van een versterkend voorvoegsel kreeg. De letterlijke betekenis van het eerste deel verdween en werd vervangen door ‘zeer’: bloedmooi is ‘zeer mooi’, niet ‘zo mooi als bloed’. Veel versterkende bijvoeglijke naamwoorden beginnen dus als samenstelling en eindigen als afleiding. Soms is er echter sprake van een omgekeerde volgorde. Een verrassend voorbeeld is het gebruik van ‘bere-’. De meeste mensen nemen aan dat ‘bere-’ in eerste instantie letterlijk werd gebruikt in de samenstelling ‘beresterk’: ‘zo sterk als een beer’. Maar, zo merkt van der Sijs op, het woord ‘beresterk’ werd pas gesignaleerd in 1971, terwijl ‘beredruk’ reeds in 1965 en ‘beregoed’ reeds in 1966 in omloop was. Taalkundigen veronderstelden per abuis dat woorden als ‘beregezellig’ en ‘beredruk’ wel zouden zijn ontstaan uit het letterlijke gebruik, zoals zo vaak bij versterkende bijvoeglijke naamwoorden. Niet dus. Nederlandse taalgebruikers zijn gewoon een creatief volkje! Waarschijnlijk is iets soortgelijks gebeurd met ‘ape-’ in de samenstellingen ‘apetrots’ en ‘apestoned’. Hier heeft ‘ape-’ nooit een letterlijke betekenis gehad, maar altijd als versterkend voorvoegsel gediend. Als voorbeeld diende ‘apezat’, dat reeds in de achttiende eeuw gemeengoed was. Ook die samenstelling heeft trouwens nooit een letterlijke betekenis gehad. Er wordt geen vergelijking gemaakt met apen die graag naar de fles grijpen, maar met dronken mensen, die zich als aap gedragen. Ik ben benieuwd welke andere beestachtige versterkende bijvoeglijke naamwoorden in het verschiet liggen. Sprekers van de Nederlandse taal zullen in de toekomst ongetwijfeld net zo bedreven zijn in het verzinnen van mooie samenstellingen. Dat is de aard van het beestje.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder.

Beeld Beresterk, Kiplekker en Apetrots: Kaartje2Go Beeld Poeslief en Beregezellig: Ruby Wu Beeld Hondsmoe: Piet Schreuders

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Een beetje taalliefhebber weet dat de woorden ‘Mokum’, ‘schlemiel’ en ‘mazzel’ ontleend zijn aan het Jiddisch, dat op zijn beurt in veel gevallen teruggaat op het Hebreeuws. Maar er schuilen in de Nederlandse taal meer prachtwoorden met Joodse roots. Om dat duidelijk te maken, ben ik zo vrij geweest een koosjere versie van het geliefde sprookje 'Roodkapje' te schrijven, met de etymologie van woorden van Jiddische en/of Hebreeuwse afkomst tussen haakjes. Toi-toi-toi met het ontcijferen![/intro]   Door Mark Mackintosh   Er was eens een meisje dat met haar misjpoge (< misjpacha; familie) in een achenebbisj (< och un nebbisj; uitroep van medelijden) huisje aan de rand van Mokum (< makom; plaats) woonde. Het meisje droeg altijd een rood doekje om haar hoofd. Daarom noemden de mensen haar ‘Roodkapje’. Ze had een grootmoeder die aan de andere kant van Mokum woonde. Op een dag was die grootmoeder niet helemaal lekker. "Wil jij deze mand met koosjer (< kasjeer; rein, geschikt) eten naar je mesjogge (< mesjogge; gek, krankzinnig) oma brengen?" vroeg de moeder van Roodkapje. "Dan wordt ze vast snel beter." "Tof (< tov; goed)!", zei Roodkapje en ze ging op weg. "O, en ga niet van het pad af, Roodkapje!" riep moeder haar na. "Dan kun je niet verdwalen en kom je niet in contact met gajes (< goj; niet-Jood)." Roodkapje deed wat haar moeder had gezegd. Ze wist dondersgoed dat ze bij haar niet met smoezen (< schmues; gerucht) aan kon komen. Huppelend en zingend volgde ze het pad. Onderweg kwam ze de jager tegen. Iedereen in Mokum vond hem eigenlijk een beetje een schlemiel (< shlemil; kneusje). Roodkapjes moeder had eens verteld dat hij een tijdje in de bajes (< bajit; huis) had gezeten. Smerissen (< shomer; iemand die de wacht houdt bij een overledene) hadden hem op heterdaad betrapt toen hij probeerde de extensions van Raponsje te jatten (< jad, jadájiem; hand, handen). "Waar ga je naartoe, Roodkapje?" vroeg hij. "Gozer (< chosen; bruidegom)!", zei Roodkapje. "Je laat me schrikken! Ik ga naar grootmoeder. Ze is niet helemaal lekker." "Dat is aardig", zei de jager. "Blijf wel op het pad, meisje, anders verdwaal je nog. En pas op voor geteisem (< chatteisem; gepeupel), vooral voor de grote boze wolf. Oké, de mazzel (< mazal; goed gesternte, geluk)!" Maar Roodkapje was helemaal niet bang voor de wolf en ze huppelde vrolijk verder. "Ik ben niet bang voor de boze wolf, ’k ben niet bang, ’k ben niet bang! Ik ben niet bang voor de boze wolf, ’k ben niet bang!" Plotseling sprong er vanuit het niets een groot, harig dier voor haar voeten. De wolf! Hij was toch wel een beetje eng! Zou hij haar bezoek aan oma versjteren (< versjteren; iemands plezier of vreugde bederven)? "Waar ga je naartoe, meisje?" vroeg de wolf met zijn liefste stem. "Luister, wolf," zei Roodkapje, "ik ben niet een van je gabbers (< chaveer; vriend, kameraad) en ik heb geen zin in heibel (< hewl; koude drukte). Ik ga gewoon naar mijn grootmoeder. Ze is niet helemaal lekker." "Wat aardig!", zei de wolf. "En waar woont jouw oma dan wel?" Roodkapje zuchtte. Ze zei dat ze alleen maar het pad hoefde te volgen en er dan vanzelf zou komen, thank you very much. De wolf kreeg een idee dat niet bepaald koosjer was. "Weet je dat er verderop prachtige bloemen staan?", zei de goochemerd (< chacham; wijze). "Daar zou je oma vast blij mee zijn." "Nogmaals, ik mag niet van het pad", zei Roodkapje, op een ietwat passief-agressieve toon. Schorem (< sjkorem; leugens), dacht ze, sodemieter toch op. "Haha, dat is heel goed van je," zei de wolf, "maar denk er eens aan hoe blij je oma zou zijn." "Hmm, dat is waar", zei Roodkapje. Ze dacht dat een paar bloempjes geen kwaad konden. Stiekem (< sjetieka; zwijgen, stilte) ging ze het pad af op zoek naar de bloemen. Ondertussen rende de wolf snel naar grootmoeders huisje en trok aan de bel. "Wie is daar?", vroeg grootmoeder. "Ik ben het, Roodkapje!",  jokte de wolf met een hoog stemmetje. "Ik kom wat lekkers brengen!" De wolf stormde de kamer in. Met één sprong was hij bij oma en met één hap was oma pleite (< pleta; vlucht). Toen zette de wolf een slaapmuts op en deed, net als oma, een nachtjapon aan. In zijn nieuwe kloffie (< kelife; schaal, omhulsel) ging hij in bed liggen. Wat een gotspe (< chotspe; brutaliteit)! Roodkapje was nog altijd diep in het bos. De bolleboos (< ba'al ha'bajit; heer des huizes) had toch veel bloemen geplukt en had er geen sjoege (< sjoewe; antwoord) van dat het al bijna donker was. Snel zocht ze het pad terug en holde naar grootmoeders huisje. "Wie is daar?", klonk het. Wat een rare stem! Oma was vast heel ziek. "Ik ben het, Roodkapje." "Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open", piepte de wolf. Roodkapje stapte binnen. Ze vond dat haar oma er maar raar uitzag. Zo afgepeigerd (< peiger; lijk, kadaver). Zou ze hoteldebotel (< awar oewoteel; heengegaan en verdwenen van de wereld) van iemand zijn en liefdesverdriet hebben? "Kom toch verder, lief kind." Haar stem klonk echt héél ziek. "Oma, uw ponem (< paniem; gezicht)! Wat heeft u toch grote oren!" "Dan kan ik je beter horen, mijn kind." "En oma, wat heeft u toch grote ogen!" "Dan kan ik je beter zien, mijn kind." "Maar oma, wat heeft u toch grote handen!" "Dan kan ik je beter pakken, mijn kind." "Maar oma, wat heeft u toch verschrikkelijk grote tanden!" "Ja, dan kan ik je beter… opeten!" De wolf sprong op en voordat Roodkapje het besefte, had hij haar in één hap opgegeten. "Daar ga je (< lechajiem; op het leven)!" De wolf ging weer in bed liggen en viel in een diepe slaap. Het lef (< lev; hart) van het beest! De jager, die in de buurt was, hoorde zijn gesnurk. Hij keek door het raam naar binnen en zag meteen dat het geen zieke oma was die daar in bed lag. Het was die sjofele (< safal; laag, gering) wolf met een hele dikke, ronde buik. De jager sloop het huisje binnen en sneed voorzichtig de buik van de slapende wolf open. Daar kwam Roodkapje tevoorschijn. En daar was ook grootmoeder. "Oef! Ik ga écht nooit meer van het pad af", zei Roodkapje. "Meisjes als ik moeten niet zulke kapsones (< gawsones; hoogmoed) hebben!" De jager fluisterde: "Zullen we eens een geintje (< chein; plezier) uithalen met die gemene wolf? Roodkapje, haal buiten wat grote stenen." Het meisje gapte (< chappen; stelen) een paar zware stenen uit de tuin van de buurman en droeg die naar de jager. Snel stopte hij ze in de buik van de wolf. Grootmoeder naaide de buik weer netjes dicht. Daarna verstopten ze zich en wachtten af. Toen de wolf wakker werd, voelde hij zich niet zo lekker. Hij strompelde het huisje uit, het bos in. Hij mompelde: "O, wat voel ik me beroerd. Ik heb iets doms gedaan. Ik was hartstikke mesjogge om mensen op te eten en zal het nooit meer doen. Voortaan schop ik geen stennis (< sjtannes; argwaan) meer, daar kun je van op aan." En inderdaad, van de wolf hebben Roodkapje en haar oma nooit meer iets gezien of gehoord. En ze leefden nog lang en gelukkig, in een wereld zonder enige sores (< tsores, verdriet). Ken jij nog meer jofele (< jofe; mooi, aangenaam, nuttig) woorden van Jiddische/Hebreeuwse origine? Deel ze hieronder! Op- of aanmerkingen over de koosjere versie van Roodkapje zijn eveneens welkom, but please be Yentl with me!
Taalvoutje

Woordweetje: pet

Woordweetje: pet

923 shares

Ik snap 'm niet

Oké, laat ik maar meteen uit de kast komen. Ik heb een pettenfetisjisme. Katoenen petten en corduroy petten, gitzwarte petten en knalgele petten, ik draag ze allemaal. Al sinds ik een klein Markje was in de toch al zo modieuze jaren tachtig (schoudervulling of beenwarmers, anyone?).   Door Mark Mackintosh     Het doet me dan ook pijn dat het Nederlands geen hoge pet op heeft van mijn meest geliefde kledingaccessoire. Denk aan een gezegde of uitdrukking waar de pet in voorkomt en grote kans dat het om iets negatiefs gaat. Petten en onze vaderlandse taal? Die relatie is pet. Ja, het is zelfs huilen met de pet op. Want als je iets onder de pet houdt, houd je het geheim. En als je ergens met de pet naar gooit, lever je slordig werk af of doe je er geen moeite voor. Waarom heeft een ogenschijnlijk onschuldig kledingstuk zo’n negatieve lading? Helaas kunnen zelfs etymologen er met hun pet niet bij. De herkomst van het woord ‘pet’ is onbekend. Het zou een variant van ‘put’ kunnen zijn, zeggen sommigen, omdat het hoofddeksel op een putdeksel zou lijken. Maar, zo verklaart het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, dat is ‘onwaarschijnlijk’. Andere experts menen dat het om een verkorting gaat van het Franse woord toupet, dat eerst als ‘kuif’ en vervolgens als ‘hoofdtooi’ en ‘pruikje’ in het Nederlands werd overgenomen. Vaststaat dat de eerste petten – gedefinieerd als een soort ronde mutsen met een klep aan de voorkant – in de veertiende eeuw in Engeland en Italië werden gesignaleerd. Het hoofddeksel nam pas echt een grote vlucht toen in 1571 het Engelse parlement alle jongens boven de zes verplicht stelde om op zon- en feestdagen een pet te dragen om zodoende de binnenlandse wolproductie te stimuleren. De adel werd van deze plicht vrijgesteld. De wet werd in 1597 ingetrokken, maar tegen die tijd werd de pet al lang en breed geassocieerd met iedereen van niet-adellijke komaf. Hoge hoeden, top hats, waren voorbehouden aan de hogere klassen. In de eeuwen daarna bleef de pet het hoofddeksel van de gewone man: de boer, de schooljongen, de fabrieksarbeider. Jan met de pet. Ook in Nederland. Zo bezien zijn veel uitdrukkingen waarin de pet voorkomt ook uitdrukkingen van een cultuur die neerkijkt op de lagere klassen. ‘Pet’ in de betekenis van ‘waardeloos’, voor het eerst opgenomen in het woordenboek van Koenen in 1952, is een duidelijk voorbeeld. Maar ook uitdrukkingen als ‘dat gaat mijn pet te boven’ en ‘met zijn pet er niet bij kunnen’, reeds opgenomen in Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden van F.A. Stoett in 1923, krijgen zo een wrang, neerbuigend smaakje. Of valt van die bewering je pet af? Kom met concrete argumenten of voorbeelden om het tegendeel te bewijzen. Dan neem ik mijn petje voor je af.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 


923 shares

Ik snap 'm niet

Het is altijd een heikel puntje: je loon. Je verdient meer, maar krijgt altijd te weinig. Toch mag je in je handjes knijpen dat je in het hier en nu leeft en niet in de tijd dat het woord salaris ontstond.   Door Ties Rohof     'Salaris' gaat helemaal terug tot de gekke Romeinen en stamt af van het Latijnse woord salarium, dat zoiets als betekent als 'zoutrantsoen' of 'zoutstaaf'. Als Romeinse soldaten op pad gingen om in de landen rond de Middellandse Zee uit naam van hun heersers ‘beschaving’ te brengen, kregen ze een hoeveelheid zout mee. Dit sal, destijds nog een kostbaar goedje, diende als betaalmiddel. Sommige taalkundigen denken zelfs dat soldaat afstamt van de woorden sal dare (zout geven). Het werd vervolgens ook gebruikt als compensatie voor werk. Maar niet alleen de soldaatjes konden profiteren van de smaakversterker. In de loop der tijd werd zout ook gebruikt om rondtrekkende ambtenaren te compenseren. Mocht je dus bij het volgende functioneringsgesprek overtuigd zijn van je recht op een loonsverhoging, breng het dan subtiel in beeld. Pak een leeg zoutvaatje en zet deze tijdens de evaluatie zo nonchalant mogelijk op tafel. Of hint dat je eten de laatste tijd zo smakeloos is. Mocht je flauwe baas het allemaal niet begrijpen, dan kun je hem altijd nog je ongezouten mening geven.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 


923 shares

Ik snap 'm niet

Toen ik nog een Tiesje was, deed ik eens uit verveling een spelletje met een vriend. We hadden allebei een stukje kauwgom en we beloofden elkaar dat we dat ergens op elkaars gezicht mochten plakken. Ik plakte het op zijn neus en lachte. Hij plakte het in mijn haar en lachte harder. Gelukkig had de kapster een oplossing: smeer een beetje pindakaas in je haar en de kauwgom komt zó los.   Door Ties Rohof     Nu schijnt het dat anderen dat spul ook op hun brood smeren. Dat doen we hier in Nederland al vrij lang. Lijkt mij ook een logischer plek. Pindakaas is zo normaal, dat we van de naam niet meer opkijken. Toch is het gek. Het lijkt toch helemaal niet op kaas? U begrijpt, ik ben op onderzoek uitgegaan. De benaming van pindakaas heeft alles te maken met de Nederlandse Boterwet uit 1889. Want men kan wel zeuren over de Europese Unie met haar betuttelende regeltjes, maar wij konden er zelf ook wat van. Eind negentiende eeuw voerde de Nederlandse regering een wet in die specifieke eisen stelde aan boter. Kort gezegd moest het aan bepaalde voorwaarden voldoen om boter te mogen heten. Er waren rond 1880 namelijk producenten op de markt gekomen die in plaats van melk rundvet gebruikten als boterbasis en daar nogal eens vreemde ingrediënten aan toevoegden. Dat vonden de zuivelproducenten niet zo leuk.  Zij verklaarden daarom in de media dat nepboter schadelijk was voor de gezondheid. Ook internationaal ontstond er veel discussie en besloten buurlanden de nepboter aan banden te leggen. In navolging daarvan voerde Nederland in 1889 de Boterwet in, die strenge eisen aan het zuivelproduct stelde. Dat betekende de geboorte van de margarine, de omvattende naam voor alle producten die nét geen boter waren. En raad eens wat er bijna een kwart eeuw later zijn intrede deed uit het verre Suriname? Juist: 'pienda-kaas'. In 1912 werden bij een landbouwtentoonstelling in het bruisende Deventer ook Surinaamse producten gepresenteerd, waaronder het bruine smeersel. Het mocht geen pindaboter genoemd worden, omdat dat nou eenmaal inging tegen de Boterwet. Dus kwamen ze met een creatief alternatief. Helaas, pindakaas. We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket! Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 

923 shares

Ik snap 'm niet

Toen de meiden van Taalvoutjes me vroegen of ik iets wilde vertellen over de herkomst van het woord ‘aarzelen’, heb ik toch wel even getwijfeld. Waarom? De oorsprong is nogal banaal, kinderachtig. Toch moet ik toegeven dat ik stiekem grinnikte toen ik leerde over de afkomst. Dus nou, vooruit dan. Dit is de etymologie van 'aarzelen'.     Door Ties Rohof     Dat woord dat je tegenwoordig te pas en onpas gebruikt om je onzekerheid mee uit te drukken, heeft een nogal vreemde historie. Aarzelen betekende tot de zeventiende eeuw zoiets als achteruitgaan. Tot zover niks schunnigs. Het smeuïgste aan dit verhaal is dat het woord samenhangt met… de bips, de derrière, het nobele zitvlak, ofwel de aars, aldus Etymologiebank.nl. Deze meldt:
  • Mnl. eersen aarzelen ww. ‘weifelen’: ‘achteruitgaan’(...)'afgeleid van mnl. ers, aers ‘aars’, zie → aars.'
Ik heb gepoogd die laatste raad op te volgen, maar toen kreeg ik last van mijn nek. Wel heeft de pagina mij geleerd dat werkwoorden die eindigen op -elen of -eren vaak betrekking hebben op een actie die je herhaaldelijk of consequent doet. Aarzelen betekende dus oorspronkelijk dat je steeds maar weer achteruitging met je kont. Visualiseer die beweging even. Gelukt? Dan roept het misschien wel het beeld op van iemand die twijfelt of hij nu wel of niet weg zal gaan, terwijl zijn aars ondertussen al half buiten de deur bungelt. Zo zie je maar dat iets banaals na loop van tijd gewoon geaccepteerd is geraakt in de Nederlandse taal. Ik vraag me af wanneer swaffelen nou eens mainstream wordt…   We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

923 shares

Ik snap 'm niet

Iedereen heeft wel een rare hobby of fascinatie die anderen een beetje vreemd vinden. De een spaart afgeknipte teennagels, de ander haalt enorm veel genoegdoening uit het verkleden van zijn hond. Mijn interesse vereist noch een nagelschaar, noch een mopshond. Hij is namelijk behoorlijk oubollig en kan zo in het rijtje van postzegels verzamelen en sneu de boules. Ik houd van kaarten. En daarmee bedoel ik niet boerenbridge of rikken. Nee, ik bedoel dat ik van landkaarten houd, met van die grenzen en landnamen er op.     Door Ties Rohof     De laatste jaren doken er op internet steeds meer kaarten op met als titel 'Europa zoals de Duitsers het zien' of 'Europa door de ogen van een Griek'. Daar moest ik dan om lachen. Hardop. Achter mijn laptopje. Maar dat is een rage die alweer bijna voorbij is. Onlangs kwam ik iets nieuws tegen wat erop lijkt: Europese landen volgens de Chinezen. Wij westerlingen gebruiken gelijksoortige namen voor Europese landen. Zo noemen wij de zuiderbuur van België 'Frankrijk', zeggen de Italianen 'Francia' en gebruiken de Fransen zelf de term 'France'. Maar niet in China! Daar in het Verre Oosten krijgen Europese landen heel andere benamingen, zo zag ik laatst op een - je raadt het al - landkaart. Hierboven zie je de kaart van Europa met daarop de letterlijke vertalingen van benamingen die de Chinezen voor ons en onze buren gebruiken. Frankrijk is in hun ogen 'het land van recht'. Onze zuiderburen wonen in Billytime en de Duitsers hebben blijkbaar normen en waarden hoog in het vaandel. Volgens kritische internetbronnen moet je deze vertalingen met een korreltje zout nemen. Het zijn weliswaar letterlijke vertalingen van Chinese woorden naar het Engels, maar er wordt daarbij alleen gekeken naar hoe ze uitgesproken worden. Turkije - of 土耳其 - wordt bijvoorbeeld uitgesproken als "Tǔ ěr qí", wat zoveel als aarde en oor betekent. De oorsprong van het woord heeft waarschijnlijk niets met deze twee zaken te maken. Het is aannemelijker dat een Chinese handelaar in het verleden eens de benaming 'Turkey' hoorde, wat dan leek op de klanken die de beste man kende als oor en aarde. De oorsprong van landnamen als ’Meaning Big Profit’ voor Italië of ‘Braveland’ voor Groot-Brittannië is wel te herleiden. De Italianen onderhielden in de middeleeuwen nauwe handelscontacten met de Chinezen en de ‘dappere’ Engelsen hebben het veelvuldig aan de stok gehad met het Aziatische volk. Waar een deel van de Chinese benamingen vandaan komt, blijft misschien voor eeuwig een vraag. Het maakt mij eigenlijk ook niet zo heel veel uit, zolang ik maar in Lotus Orchid mag wonen.   We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Weet je wat ik een fantastisch fenomeen vind? Een 'mondegreen': een voorgelezen stuk tekst dat verkeerd verstaan wordt en waar door de  hersenen een passend alternatief voor wordt bedacht. Denk bijvoorbeeld aan de Mama Appelsap-rage, vernoemd naar de tekst in Wanne be startin’ something van Michael Jackson waarin ‘Mama-se mama-sa ma-ma-coo-sa’ wordt gezongen, door sommigen verstaan als Mama Appelsap. In korte tijd doken er verschillende buitenlandse liedjes op waar je Nederlandse of Engelse alternatieve woorden in kon verstaan.[/intro] Door Ties Rohof De internethit Benny Lava heeft op die manier zijn cultstatus verkregen. Soms slaan de ondertitelaars de plank helemaal mis, maar dat maakt niet echt uit, want het filmpje is al hilarisch genoeg. Mijn favoriete mondegreenlied is Moskau, net als Benny Lava ondertiteld door Buffalax. Hierin zingen vijf uitermate opgetogen Duitsers een onsamenhangende tekst over porselein en kaviaar. Dit alles op een jaren 80-discobeat, terwijl een opgemaakte tsaar op de voor- én achtergrond epische dansjes doet. Het internet kan zo mooi zijn. Datzelfde internet leert me dat het woord 'mondegreen' zelf ook een mondegreen is. Het dankt zijn naam aan het Schotse gedicht The Bonny Earl O'Moray. De eerste strofe van dit gedicht eindigt met: They have slain the Earl of Moray / and they laid him on the green. De Amerikaanse schrijfster Sylvia Wright verstond als kind They have slain the Earl of Moray / and the Lady Mondegreen. Zij was dan ook degene die in 1954 het verschijnsel van verkeerde interpretaties de naam 'mondegreen' meegaf. Dat is maar goed ook, want in Nederland hebben we eigenlijk geen synoniem hiervoor. Een woord als ‘verhoring’ zou kloppen, maar is nog lang niet ingeburgerd. Woord of geen woord, belachelijke filmpjes zijn er genoeg. Op dit moment kan ik al heel veel nummers niet meer horen zonder dat ik aan de Mama-Appelsapversie denk. Dat is allemaal geen probleem, zolang ik ze maar niet hardop meezing. http://www.youtube.com/watch?v=XWco7oZ9XYQ Heb jij nog voorbeelden van mondegreens? Hoor jij bijvoorbeeld altijd iets anders dan bedoeld is in een liedje? Laat het ons hieronder weten! Nog meer Mama-Appelsapjes vind je op 3FM.

923 shares

Ik snap 'm niet

Bij mij om de hoek, hier in Nijmegen, zit een friettent die lokaal befaamd is. Hoewel er ‘Corry’ op zijn gevel prijkt, noemt de hele stad de zaak Feli, naar de Turkse eigenaar die mij ooit lachend vertelde dat een oud-Hollandse naam nu eenmaal meer klanten trekt.   Door Ties Rohof     Bij de zelfbekroonde ´frituroloog´ kun je, naast patatjes heilige oorlog en Jos Brinkies, sinds kort ook pizza’s bestellen.  De goedkoopste en daarom populairste soort onder de voornamelijk Nederlandse klanten is de pizza Margherita. En net als bij de friettent kwam die naam niet zomaar uit de lucht vallen. Aanvankelijk was de pizza voedsel voor de arme Italiaanse bevolking. Het was niet meer dan een deeglaag met tomatensaus en - als je geluk had - wat kaas. Daar kwam in 1889 verandering in.  De Italiaanse Koning Umberto de Eerste en zijn vrouw, prinses Margaretha, kwamen op visite bij de Napolitaanse chef-kok Rafaelle Esposito. Speciaal voor de gelegenheid bedacht hij een pizza die bestond uit de kleuren van de Italiaanse vlag. Hij presenteerde het koninklijk echtpaar een deegschijf met groene basilicum, rode tomatensaus en witte mozzarella. Umberto en Margaretha waren helemaal ondersteboven van het gerecht. Prinses Margaretha schreef daarom een dankbrief aan Espito, die zich zo vereerd voelde, dat hij zijn nieuwe creatie naar de prinses vernoemde. De pizza Margherita was een feit. De pizza klom in één klap op van zwervershap tot koninginnenkost. Mocht je dus de volgende keer niet weten welke pizza je moet bestellen, kies dan voor de Margherita. Dan eet je als een vorst.

923 shares

Ik snap 'm niet

Eigenlijk hebben Nederlanders het niet getroffen, taaltechnisch gezien dan. Internationaal is apartheid het meest gebruikte Nederlandse woord, dan weet je het eigenlijk al. En going Dutch betekent in het Engels dat je alleen voor jezelf betaalt. Ons imago kan beter. We zijn met z’n allen gewoon racistische knieperds; zuinig met ons geld, vrijgevig met onze vooroordelen.   Door Ties Rohof     Nu weet ík natuurlijk dat dat niet waar is. De Nederlanders hebben deze wereld ook mooie zaken gebracht. Neem de stichting van Nieuw Amsterdam in 1625. Dit gebied zou bijna veertig jaar later in handen komen van de Engelsen die het de weinig originele naam New York gaven. Maar nog steeds zijn daar sporen van de Nederlandse aanwezigheid te vinden. Denk bijvoorbeeld aan Harlem (Haarlem), Brooklyn (Breukelen), Coney Island (konijneneiland) en Staten Island (verwijzing naar de Nederlandse Staten Generaal). Ook Wall Street dankt zijn naam aan ons kaaskoppen. Nee, hij is niet vernoemd naar de Wallen, maar heeft zijn naam waarschijnlijk te danken aan de verdediging van de stad. Om indianen, Fransen en Engelsen buiten te houden, bouwden de Nederlanders een muur, een wal die het beschermen van de stad vergemakkelijkte. Zo’n ding valt natuurlijk op. De naastgelegen straat werd de Walstraat gedoopt. Nadat de Engelsen de touwtjes in handen hadden gekregen, bleef de naam vrijwel hetzelfde. Wall Street was geboren. Maar stiekem hebben de Hollanders zelfs buiten de Big Apple invloed gehad. Zo kan het woord Yankees, zoals de (noordelijke) Amerikanen ook wel spottend worden genoemd, teruggeleid worden naar het Nederlands. Britse kolonisten merkten op dat de namen Jan en Kees wel erg veel voorkwamen in de Nederlandse kolonie. Ze gaven hen daarom de bijnaam ‘Jankees’, wat later verbasterde tot Yankees. Hoewel de Nederlanders intussen al weer lang vertrokken zijn, is de term Yankee een fenomeen geworden. Heb jij een woordweetje waar Ties over zou moeten schrijven? Of ben je benieuwd naar de herkomst van een specifiek woord? Laat het ons weten via een reactie hieronder!

923 shares

Ik snap 'm niet

De datum is 13 april 1888. In een lokale Parijse krant leest Alfred Nobel dat 'ie dood is. Hij controleert zijn hartslag en kijkt in de spiegel. Volgens de medische standaarden is hij nog gewoon onder de levenden. Maar waarom staart hij dan nu naar zijn eigen necrologie?   Door Ties Rohof       Dat komt doordat mensen weleens een foutje maken. Of, zoals in dit geval, een blunder. Alfred had namelijk correct vastgesteld dat hij nog leefde. Journalisten hadden hem alleen verward met zijn onlangs overleden broer Ludvig. De Zweedse Alfred Nobel was bekend en rijk geworden door een uitvinding die oorlogsvoering drastisch zou veranderen: dynamiet. En wat ze in de krant over hem schreven na zijn ‘dood’, was niet al te mals. Hij moet met tranen in zijn ogen hebben gelezen dat hij werd gekroond tot ‘handelaar van de dood’. Alfred had geprofiteerd van alle oorlogsslachtoffers die dankzij zijn uitvinding het loodje hadden gelegd. Al met al was hij daarom een slecht en zelfzuchtig mens, aldus de media. Zo wil natuurlijk niemand herinnerd worden. Alfred legde de krant neer en realiseerde zich dat het nog niet te laat was om zijn naam te zuiveren. De naam Nobel zou voor vooruitgang moeten staan. Hij bedacht daarom de prijs die symbool staat voor zaken die de wereld beter maken: de Nobelprijs. Deze beloning wordt jaarlijks uitgereikt aan toonaangevende wetenschappers op het gebied van natuurkunde, scheikunde, geneeskunde, letterkunde en de vrede. In zijn testament stelde hij vast dat zijn omvangrijke erfenis moest worden gebruikt om deze prijzen te financieren. Zo werd 'ie tenminste ook niet als een gierigaard herinnerd. Een nobel streven.

923 shares

Ik snap 'm niet

Weet je wat ik nooit heb begrepen? Waarom er ice tea bestaat met de naam 'Nestea'. Spreek dat woord eens hardop uit. Nasty. Je koopt dus een product dat zichzelf al ranzig noemt. “Hey, doe mij een nasty.” Nu weet ik wel dat het een samentrekking van het merk ‘Nestlé’ en het product ‘tea’ is, maar toch… Je gaat je afvragen of andere merken wel over hun naam hebben nagedacht.   Door Ties Rohof       Wat voor naam is 'Haribo' bijvoorbeeld? Na het bekijken van wat Duitse websites, moet ik concluderen dat er wel degelijk goed over nagedacht is. Door Hans Riegel uit Bonn om precies te zijn. Hans Riegel uit Bonn. Zie je ‘em? Maar ook Hollanders kunnen er wat van. Wat dacht je van 'Conimex'? Als ik die naam hoor, denk ik aan een Oegandese rebellenleider die een drankspelletje doet. De realiteit is minder willekeurig: 'conserven import en export'. Dan heb je nog 'FEBO', het bedrijf dat volgens onze Barney "a piece of Dutch history" is. De snackbarketen is vernoemd naar de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, waar de oprichter aanvankelijk een bakkerszaak wilde openen. Duo Penotti was een openbaring voor me. Ik vroeg me altijd af in welk Italiaans dorp de chocopasta werd gemaakt. Blijkt dat Penotti voor Peeters Noten Industrie staat, een onderneming uit Roosendaal. Die tweede t? Geen idee. Hetzelfde geldt voor SPAR, een bedrijf waarvan ik toch echt zeker wist dat het Duitse roots had. Mijn leven bleek één grote leugen toen ik las dat ook dit een Nederlands bedrijf is. SPAR is namelijk een afkorting voor “Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig”. Al die etymologieën van merknamen hebben me aan het denken gezet. Zoals je ziet, zijn de meeste merknamen een samentrekking. Als ik een afkorting maak van de eerste letters van mijn voornaam, achternaam en geboorteplaats krijg ik TiRoDo®. Op een of andere manier doet me dat denken aan een low budget pretpark. Toch geloof ik dat er nog wel merkwaardiger namen bestaan. Dus lezers, doe mij een plezier en schrijf jouw merknaam hieronder op. De origineelste naam mag als eerste over de kop in mijn gammele achtbaan.

923 shares

Ik snap 'm niet

Niets is zo gemakkelijk als een onomatopee: een stijlfiguur waarbij een of meerdere woorden een geluid nabootsen. Denk bijvoorbeeld aan 'slurpen' of 'piepen'. Het is recht voor zijn raap en iedereen weet waar je het over hebt. Toch zit er soms een addertje onder het gras.

Door Ties Rohof

Het woord 'onomatopee' komt uit het Grieks en is een samenstelling van onoma (naam) en poieō (Ik verzin, ik maak). Ik had er moeite mee om het woord te onthouden, totdat ik het geheugensteuntje hoorde van de cabaretier Lambert-Jan Koops. Beeld je een deftige Engelsman in die een strandwandeling maakt en bij een stevige windvlaag achterom kijkt en roept: “Oh no, my toupet!” Dat vergeet je nooit meer.

De Nederlandse taal zit vol met die onomatopeeën en ze verklaren vaak de vreemdste woorden. Soms verwacht je ook niet dat je te maken hebt met een klanknabootsing. Neem bijvoorbeeld het woord 'poespas', dat ‘gedoe om niks’ betekent. Je verwacht het niet, maar het is een nogal moeilijke onomatopee.

Mensen konden vroeger heel erg van poespas genieten. Het was namelijk een gerecht dat in de zeventiende eeuw was ontstaan en dat bestond uit uiteenlopende soorten groente en vlees; een soort stamppot dus. Het dankte zijn naam aan het soppende geluid (poesh-pash) dat het goedje maakte als je het omroerde. Hoe het woord synoniem is gaan staan voor onnodige commotie is moeilijk te zeggen. Misschien omdat een simpele handeling (het roeren) zorgt voor veel herrie (poespas), maar dat is een eigen invulling.

Dus, de volgende keer dat je iemand een heleboel herrie ziet maken zonder duidelijke reden, moet je hem maar naar de keuken verwijzen. Met een schort. Het spul schijnt nogal te spetteren.


923 shares

Ik snap 'm niet

Iedereen had er vroeger wel een: een teddybeer. Die van mij was lichtblauw. Hij miste een oog en had een scheve glimlach. Ik noemde hem Teddy. De originaliteitsprijs zou ik er niet mee winnen. Maar wist ik veel dat ik mijn dierbare knuffel indirect vernoemd had naar een Republikeinse Amerikaanse president?   Door Ties Rohof   Er doen verschillende verhalen de ronde over de herkomst van het woord teddybeer. Het heersende verhaal gaat als volgt: in 1902 was de Amerikaanse president Theodore Roosevelt aan het jagen op beren in de bossen van Mississippi. Alle mannen in zijn jachtpartij hadden al een dier geschoten, maar arme Teddy - zoals de president liefkozend in de volksmond genoemd werd, al had hij er zelf een hekel aan - had nog geen geluk. Om de president niet in verlegenheid te brengen, sloegen enkele mannen een zwarte beer bewusteloos, bonden hem aan een boom en spoorden vervolgens Roosevelt aan het dier te doden. Deze was echter van mening dat het onsportief zou zijn om het weerloze dier af te schieten. Hij liet de beer wél afmaken om het verder leed te besparen, maar telde dit niet als een punt in de wedstrijd. Wat een sportieve kerel! Cartoonist Clifford Berryman zag zijn kans schoon en maakte een politieke spotprent van de jachtscène, getiteld Drawing the line in Mississippi (een verwijzing naar een grensconflict dat op dat moment speelde), met een wel heel schattig beertje. Morris Michtom, een poppenmaker, zag de prent en werd geïnspireerd om het beestje na te maken. Hij fabriceerde een knuffelbeer die hij in de vitrine van zijn New Yorkse speelgoedwinkel plaatste. Met goedkeuring van Theodore Roosevelt noemde hij de knuffel Teddy’s Bear, vernoemd naar de president waar men zo om kon lachen. De knuffel werd een internationaal succes en de naam was al snel een fenomeen. Theodore mag dan wel al bijna honderd jaar dood zijn, zijn beer kom je nog in iedere kinderkamer tegen en dat heeft geen enkele president hem nagedaan. Toch denk ik dat de tijd rijp is om een nieuwe knuffel te introduceren. Een bruine beer die dolgraag iedereen aan een zorgverzekering helpt: de Obamacare bear!   Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter! 

923 shares

Ik snap 'm niet

Onlangs kwam in Nijmegen een bekende Nederlander langs. Dat is voor een stadje zoals Nimma een groot ding. Ik zie eigenlijk nooit beroemdheden van eigen bodem. Alhoewel, twee weken geleden zag ik volgens mij Pieter Derks fietsend zijn hond uitlaten. Maar dat kon net zo goed ook iemand anders zijn met humor en een bril. Voor een cabaretier keek hij namelijk behoorlijk verdrietig toen hij de halfharde diarree van zijn cocker spaniel op moest ruimen.   Door Ties Rohof   Hoe dan ook, de bezoekende BN’er in kwestie was niemand minder dan Matsoe Matsoe. Je weet wel, die jongen die berucht werd door mee te doen aan ‘Oh oh Cherso’, dat geweldige sociale experiment waarin Haagse jongeren de culturele wereld van het Griekse Chersonissos induiken. Joey, zoals Matsoe Matsoe eigenlijk heet, was en is misschien wel de enige Nederlander die permanent ondertiteling nodig heeft bij alles wat hij zegt. Hij kwam langs in Nijmegen om als deejay op te treden. Want als Joey iets leuk vindt, dan zijn het wel felknipperende lichtjes en de kracht van herhaling. Over zijn optreden zelf mag ik niet oordelen, daar was ik niet bij. Van anderen heb ik vernomen dat hij het verbazingwekkend goed deed. Alleen was er één dingetje dat sommige bezoekers irriteerde: hij bleef maar vragen of er Hagenezen in the house waren. Die waren er logischerwijs niet, maar omdat Matsoe geen reactie kreeg, bleef hij doorvragen. Iemand had na zijn act - want dat scheen het te zijn - gevraagd of Hagenaren geen synoniem was voor Hagenezen. Matsoe had luidkeels ‘Nee!’ geroepen. Daar was geen ondertiteling voor nodig. En toegegeven, hij had gelijk. Er is daadwerkelijk een verschil tussen een Hagenaar en een Hagenees, hoewel niet iedereen het er over eens is wat de twee van elkaar onderscheidt. Uiteraard kan een Hagenees of Hagenaar dit zelf het beste uitleggen, maar ik zal een poging wagen. De Hagenezen zouden voornamelijk bestaan uit de harde kern inwoners. Het soort dat met mooi weer in onderbroek en witte sokken een blik pils in zijn voortuin gaat nuttigen. De Hagenaar is het tegenovergestelde. Hij vertegenwoordigt een kakkerig type dat wel in Den Haag woont maar er niet geboren is. Hij (of zij) is wel trots op de stad, maar heeft er desalniettemin een minder sterke band mee. Historisch gezien is er wel een duidelijke scheiding tussen de twee termen. Het verschil gaat zelfs terug naar de tijd dat Den Haag zich nog moest ontwikkelen tot stad. ’s-Gravenhage is namelijk deels gevestigd op zandduinen en deels op veengronden. De Laan van Meerdervoort, met 5,8 kilometer de langste straat van Nederland, vormde toen een scheidslijn tussen die twee gronden. Aan één zijde van de straat woonden de rijken - de Hagenaren dus - op het zand. De Vogelwijk en het Statenkwartier zijn verrezen op deze zanderige ondergrond. De minder bedeelde Hagenezen woonden op hun beurt weer op de vochtige veengronden. Hedendaagse wijken als Morgenstond en Moerwijk behoren tot dat gebied. De huidige Haagse stadskleuren zijn een verwijzing naar die scheiding: het geel staat voor zand, het groen voor de veengrond. Inmiddels zijn de scheidslijnen wel wat vervaagd. Maar noem een Hagenees nooit een Hagenaar. Of andersom.   Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter! 

923 shares

Ik snap 'm niet

De fiets. Op een stilstaande NS-trein na is het misschien wel het meest Nederlandse vervoermiddel dat we kennen. Wij Nederlanders zijn sinds de uitvinding van het ding echte fietsexperts geworden. Toeristen kijken hun ogen uit wanneer Nederlandse moeders voorbij fietsen met kinderen achterop en een volle boodschappentas aan het stuur, terwijl ze acrobatische toeren uithalen. Those crazy Dutch! Door Ties Rohof   Hoe kaaskoppig fietsen ook is, vorig jaar bleek dat het woord ‘fiets’ niet eens echt Nederlands is. Nee, het zou van onze oosterburen komen. Die hebben blijkbaar altijd al iets met fietsen gehad. Joh. Toch duurde het lang voordat we tot die conclusie kwamen. Jarenlang waren etymologen het oneens over de oorsprong van die benaming van de tweewieler. Sommigen dachten dat het van het Zuid-Limburgse vietse - wat zoiets betekent als hardlopen -  afstamde. Anderen waren ervan overtuigd dat het om een verbastering van het Franse woord vélo ging. Taalwetenschappers zaten met de handen in het haar en zagen geen oplossing. En wat doe je als je het echt niet meer weet? Juist! Dan grijp je naar de fles. De doorbraak kwam dan ook toen Gunnar de Boel, een taalkundige aan de universiteit van Gent, cider inschonk voor zijn Deutsche freunde. Cider, ofwel 'viez' (uitgesproken als fiets) in het Duits. Vermoedelijk ging er na een paar slokken bij De Boel een fietsbelletje rinkelen; vroeger heette de appelwijn ‘vice-vinum’, wat zoiets betekent als 'vervangwijn'. In de loop der tijd was het tweede deel van het woord echter komen te vervallen. Misschien was hetzelfde gebeurd met de fiets! In het Duits heette de fiets namelijk vroeger een ´vize-pferd’, een vervangpaard.  Net als bij de cider zou na een tijd alleen het eerste woord ‘vize’ nog gebruikt worden om een fiets te duiden. Volgens De Boel, die hulp kreeg van zijn collega Luc de Grauwe, verbasterde het woord en namen de Nederlanders het weer over. Zo was het cirkeltje rond. Alleen werd vize in Duitsland verdrongen door fahrrad, aldus de Gentse taalkundigen. Toch staat ook deze kersverse theorie alweer ter discussie. Het woord fiets kwam namelijk eerder voor in Nederland dan in Duitsland, maar of het toen ook al synoniem stond voor de tweewieler is niet zeker. Hoog tijd om een nieuwe fles cider open te trekken! Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter! 

923 shares

Ik snap 'm niet

Misverstand op misverstand. Zo kun je de ontdekking van het Latijns-Amerikaanse continent wel kenmerken. Het begon natuurlijk met die goeie ouwe Columbus die ervan overtuigd was dat hij India had bereikt en daarom onterecht de lokale bevolking als Indianen betitelde. Diezelfde Columbus zou zich wel in zijn graf hebben omgedraaid als hij had geweten dat het nieuwe continent uiteindelijk niet naar hem, maar naar Amerigo Vespucci werd vernoemd, een Italiaanse ontdekkingsreiziger die aantoonde dat dit toch echt een ‘nieuwe wereld’  betrof. Amerigo’s eeuwige roem stopte daar niet; ook het paard van Sinterklaas werd naar hem vernoemd. Door Ties Rohof   Enfin, het continent had een naam, dus het was tijd om het te gaan koloniseren. De eerste contacten tussen de Spanjaarden en de Indianen verliepen moeizaam. De taalbarrière was muy grande en de communicatie soms een beetje klungelig.  Neem bijvoorbeeld de naam voor het Mexicaanse schiereiland Yucatán. Volgens de legende vroeg Hernan Cortés, een conquistador die later de Maya’s zou onderwerpen, aan de inheemse bevolking hoe het Midden-Amerikaanse schiereiland heette. De indiaan in kwestie verstond uiteraard geen Spaans en antwoordde met ‘Ma c’ubah than’, wat Cortés verstond als Yucatán. Zo’n 450 jaar later hebben experts van Mayaanse dialecten vastgesteld dat Ma c’ubah than zoiets betekent als ‘Ik begrijp je niet’ of ‘Wat zeg je?’. Lang leve het misverstand. Terwijl de Spanjaarden steeds verder Zuid-Amerika introkken, kwamen ze voorwerpen tegen die ze een naam moesten geven. Zo hadden ze nog nooit een avocado gezien. De vrucht (ja, het is een vrucht ) werd door de Azteken een ahuacatl genoemd, wat testikel betekent. De Spanjaarden verstonden aguacate wat bij de verspreiding in andere landen weer verbasterde tot avagato en avocado. Ook op de Caribische eilanden, vernoemd naar de Carib-stam die daar leefde, deden de Spanjaarden een schokkende ontdekking.  Het volk at namelijk de lichamen van overwonnen mannen en vrouwen. Het woord Caribna, zoals de stam door de ontdekkingsreizigers werd genoemd, verbasterde tot kannibaal en deed de Europeanen huiveren. Het bevestigde wat veel westerlingen al vermoedden; die indianen waren een stelletje barbaren. Een hele waslijst aan etymologieën, ik weet het.  Het toont ons twee zaken. Ten eerste waren de conquistadores ook maar mensen die af en toe een foutje maakten. Ten tweede kunnen we nu met een vrij grote zekerheid vaststellen dat Azteken heel vreemde testikels hadden. Man, man, man. Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter! 

923 shares

Ik snap 'm niet

Even epibreren

Tip voor de volgende keer dat je in een vergadering zit, waar je echt geen zin in hebt: vertel je collega’s zo nonchalant mogelijk  dat je helaas weg moet omdat je nog moet ‘epibreren’. Mensen zullen wellicht fronsen en zich afvragen wat dat inhoudt, maar hoogstwaarschijnlijk zal niemand aan je vragen wat je nu werkelijk bedoelt. Mochten ze dit wel doen, gebaar dan naar een collega dat hij het wel zal uitleggen. Je hebt namelijk ontzettend veel haast en kan die stompzinnige vragen onmogelijk beantwoorden met die drukke agenda van je. Deze stemt toe, want hij wil natuurlijk ook niet voor paal staan. Je kunt je dan, breed  glimlachend, uit de vergaderruimte verwijderen . En terwijl je collega’s hun hersenen aan het pijnigen zijn over wat dat epibreren toch is, zit jij al in je auto richting huis. Door Ties Rohof Epibreren is namelijk helemaal niks. Het woord is in 1954 door de Nederlandse schrijver Simon Carmiggelt geïntroduceerd en betekent letterlijk: het verrichten van niet nader gespecificeerd werk dat heel voornaam lijkt, maar desondanks helemaal niets voorstelt. Carmiggelt had een jaar eerder een Haagse ambtenaar het woord horen gebruiken. Deze landsdienaar had Carmiggelt beloofd een document in negen dagen aan te leveren. Het hoefde alleen nog maar even’ geëpibreerd’ te worden. Carmiggelt had geknikt en was naar buiten gelopen, toen hij zich realiseerde dat hij geen idee had wat dat epibreren nou inhield. Dus, hij maakte rechtsomkeert en liep terug naar het loket waar de taalimprovisator zich bevond. Verontschuldigend vroeg Carmiggelt of deze wilde uitleggen wat hij nou eigenlijk bedoelde. De ambtenaar en zijn collega’s achter het loket legden hun pennen neer, waarna de Hagenees verklaarde dat dit een mooi moment voor hem was. Hij gebruikte het woord zelf namelijk al jaren voor verschillende doeleinden en niemand had ooit naar de betekenis gevraagd. Het woord is na 1954 nog vaker gebruikt. In een interview legde Carmiggelt uit dat een koekjesfabriek moeite had om sollicitanten te vinden – het was duidelijk nog geen crisistijd. Toen ze als laatste redmiddel epibreren toevoegden aan de taakomschrijving, meldden zich plots meerdere gegadigden voor de baan. Een duur woord maakt alles een stuk interessanter. Dat gezegd hebbende, beëindig ik contrecoeur mijn explicatie over dit verzonnen woord.

923 shares

Ik snap 'm niet

What’s in a name?

Het werkwoord ‘stieren’ zegt je ongetwijfeld niets. Toch bestaat het echt. In mijn vriendenkring althans. Stieren betekent dat je wel betaalt voor een activiteit, maar door een zekere passiviteit toch niet aan die activiteit meedoet.  Door Ties Rohof Een vriend van mij, Jos Stiers, heeft het woord de wereld in geholpen. Geheel per ongeluk overigens. Sterker nog, hij haat het woord. Jos had namelijk een reis geboekt naar Manchester; hij zou van daaruit na een week flink zuipen doorvliegen naar Spanje. Maar Jos had een probleem. De ochtend van zijn vertrek richting Engeland was hij zijn paspoort kwijt. Na lang zoeken kwam hij op een briljant idee: hij ging een uiltje knappen. Toen ik hem de volgende dag aantrof, vertelde hij me doodleuk dat hij niet meer ging. Ook het annuleren van zijn vluchten vond hij onnodig: “Dat komt allemaal wel goed,” stelde hij. Daar vergiste hij zich danig in: Jos moest alle kosten betalen. En zo is het stieren in mijn omgeving een begrip geworden. “Hè? Eet Henk niet mee? Hij had toch meebetaald?” “Ja, maar hij is moe. Hij stiert ‘em.”

Hooligan

Het zou niet de eerste keer zijn dat iemands achternaam een begrip werd. Neem het woord hooligan. Dat stamt waarschijnlijk af van de Houlihans, een Ierse familie die zich halverwege de 19de eeuw in Londen vestigde. Zoonlief Patrick kon zijn draai niet vinden in de grote stad. Hij werkte aanvankelijk als uitsmijter, maar verzamelde langzaamaan een groep criminele vrienden om zich heen die Jan en alleman beroofden. Uiteraard kregen de Londense media en politie hier lucht van. De gevaarlijke Houlihan werd een fenomeen en mettertijd werd de naam verbasterd tot ‘hooligan’.

Boycot

Er zijn meer Ierse achternamen die zich internationaal hebben gemanifesteerd. Wat dacht je van boycotten? Het woord stamt af van Charles Boycott. De Ierse landeigenaar werd in 1880 compleet genegeerd door zijn dorpsgenoten in Ballinrobe, omdat de pachters van Boycotts grond boos waren dat een aantal medepachters de toegang tot het land ontzegd was, nadat ze hadden geprotesteerd over de hoge pachtprijs. In plaats van geweld te gebruiken, wisten de pachters te bewerkstelligen dat werkelijk niemand meer iets met Charles te maken wilde hebben. Zijn post kwam niet meer binnen, hij kon nergens een biertje bestellen en hij kon geen arbeiders vinden die zijn oogst van het veld wilden halen. De arme Boycott was daardoor genoodzaakt om tegen een hoge prijs vijftig mannen uit Belfast in te huren. Uiteindelijk kreeg de Ier toch zijn oogst binnen, maar zijn naam was ondertussen synoniem geworden voor het uitsluiten van samenwerking.   Heb jij een woord waarvan je heel graag de herkomst wilt weten? Of weet je zelf een leuk verhaal over een woord? Laat je reactie hieronder achter!

923 shares

Ik snap 'm niet

“Eén kapsalon, alstublieft!”

De Nederlandse keuken wordt vaak tekortgedaan. Ons eten zou voornamelijk bestaan uit aardappels en draadjesvlees en de keuken wordt vaak – zelfs door Nederlanders - omschreven als eenzijdig, niet de moeite waard. Dat is natuurlijk onzin! Door Ties Rohof Want laten we wel wezen: in de Lage Landen is een van de meest voedzame (lees: calorierijke) gerechten ter wereld ontstaan: de kapsalon. Een bakje met friet, bedekt met shoarma, belegd met Goudse kaas en afgetopt met een salade. Best smakelijk, toch? Desalniettemin laat het woord ‘kapsalon’ nu niet meteen het water in de mond lopen; we associëren het eerder met krulspelden en kapstoelen. Er zit dan ook een speciaal verhaal achter de benaming van deze calorieknaller. De zaak van de Rotterdamse kapper Nathaniël Gomes liep storm in 2003. Het was zelfs zo druk in zijn zaak dat hij vaak de lunch moest overslaan en pas na zessen iets tot zich kon nemen. Omdat hij dan niet meer het geduld op kon brengen om ook nog een hele maaltijd klaar te moeten maken, liep hij geregeld na sluitingstijd binnen bij El Aviva, een nabijgelegen shoarmazaak. Om zijn honger te stillen, stelde hij een schotel samen met zijn favoriete ingrediënten. Dit waren frietjes, shoarma, wat kaas, een salade en sambalsaus. Nu is het vrij vermoeiend om iedere dag die waslijst aan bestanddelen op te noemen, laat staan als je de hele dag hebt gewerkt. En als je vaste klant bent, dan weet een goede buur vast wel wat je wilt hebben. Dus riep Turgut, de eigenaar van El Aviva, altijd als Nathaniël binnenkwam: “Eén shoarma kapsalon!” En wat Nathaniël lekker vond, konden andere klanten misschien ook appetijtelijk vinden. Dus Turgut besloot de schotel op de menukaart te zetten. Het gevolg? De kapsalon-gekte verspreidde zich door Rotterdam, bereikte vervolgens de Randstad en is ondertussen in heel Nederland te vinden. Zelfs België is al in de ban van de kapsalon. De toekomst van deze Rotterdamse uitvinding ziet er dus rooskleurig uit. Nederland is klein, eet groot.