#taal


923 shares

Ik snap 'm niet

Nu we het dit jaar helaas zonder de verkiezing 'Weg met dat woord' moeten doen, moeten we andere manieren vinden om alle irritante taal, onhebbelijkheden en lelijke woorden uit het Nederlands onder de loep te nemen. Want tussen alle vakjargon, Engelse woorden en zinnen die alleen jongeren verstaan, mogen we wel concluderen: het is een oerwoud daarbuiten! Maar wat weet jij precies van onze taal? Test het met deze lekker irritante quiz! [tqb_quiz id='38854']

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro] Toegegeven: ik ben er zelf één. Professioneel gezien in ieder geval. Privé hopelijk wat minder. Hoewel, ik kan het vaak nog steeds niet laten om mijn vriend te corrigeren als hij weer eens “als mij” zegt in plaats van ‘als ik’. Uiterst irritant, die taalnazi. [/intro] Door Laura van Eerten Overigens heeft mijn vriend wel een goed excuus voor deze taalfout. Hij komt namelijk uit Zuid-Limburg en in zijn dialect zeg je ‘es mich’. Vertaald naar het Nederlands, zijn tweede taal, maakt hij er dus ‘als mij’ van. Met dit in mijn achterhoofd probeer ik mijn commentaar voor me te houden, maar dat lukt helaas niet altijd. De taalnazi in mij heeft zijn voelsprieten altijd aan staan. En als ik even niet oplet, is hij me in een onbewaakt ogenblik voor met zijn reactie. Oeps. Sorry. Ik zal het nooit meer doen. Op de een of andere manier kleeft het aan taal: zeuren. En vooral: zeuren over fouten. Ik krijg er dagelijks mee te maken op mijn werk, het Instituut voor de Nederlandse Taal. Mensen sturen mailtjes over een verkeerd afbreekstreepje in de nieuwsbrief, of we geen fatsoenlijk Nederlands woord voor ‘tools’ kunnen gebruiken op de website en dat er een tikfout in mijn e-mail staat. Vaak nog aangevuld met een bestraffend “foei!”, “dat noemt zich een taalinstituut” of “en u bent taalkundige?”. Want als taalkundige mag je sowieso geen taalfouten maken. En geloof me, daar doen we ons uiterste best voor. Maar dan kun je taalwetenschap gestudeerd hebben, al jaren werkzaam zijn in de taalwereld, talloze teksten geschreven en gecorrigeerd hebben: er sluipt toch weleens een foutje in. Stom. Maar ja, taalkundigen zijn ook maar mensen. En toch doet het altijd wel een beetje zeer als je op een foutje wordt gewezen, hoe klein ook. Mijn collega’s kunnen er trouwens ook wat van. Dat het bij het doorlopen van het verslag van de vorige vergadering alleen maar gaat over ontbrekende hoofdletters, komma’s en spaties in plaats van over de inhoud. Natuurlijk kan een taalinstituut zich geen dt-fouten op de website veroorloven, maar om je nou druk te maken over typfoutjes in interne documenten ... Dat vind ik wel erg ver gaan. Oké, grove taalfouten zoals ‘het is gebeurt’ of ‘het verslag die’, daar mag je elkaar wel op wijzen. Maar die komma of spatie te veel? Er zijn grenzen. Waar die grens dan precies ligt? Context denk ik, en gevoel. Een persoonlijk berichtje van een vriend waar een fout in staat zal ik niet snel corrigeren. Maar officiële documenten of websites die bol staan van de spelfouten vind ik slordig en onprofessioneel. Een kleine moeite om even te laten nakijken door een taalnazi, denk ik dan. Soms merk ik dat mensen - die van zichzelf weten dat ze niet zulke taalhelden zijn - argwanend mijn kant opkijken als ze iets zeggen, bang om een fout te maken, zodat ik ze vervolgens recht in het gezicht kan uitlachen en ze genadeloos ga verbeteren. Bij mijn weten heb ik dat nooit gedaan. Maar die angst voor de taalnazi ken ik maar al te goed op het moment dat ik een webtekst, nieuwsbrief of column publiceer. En dat terwijl ik er zelf één ben. Het goede nieuws is dat fouten juist ook voor hele grappige situaties kunnen zorgen. Dat vind ik ook zo leuk aan Taalvoutjes. Niet zeuren, maar lachen om fouten. En de taalnazi, die mag er zeker zijn, maar weet in welke situaties je hem even uit moet zetten.
Over Laura van Eerten lauraTaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing. [line]

Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Verschill muss da sein. Das ist falsche Buhl. Lüll da jetzt nicht umhin. Enkele steenkolenduitse zinnen uit het boekje ‘Es kommt wohl gut’ van Nederduitser Reinhard Wolff. Deze zinnen heeft hij écht zo gehoord, tijdens werkoverleg tussen Nederlanders en Duitsers. En oké, sommige zijn verzonnen, gewoon omdat ze zo mooi klinken.[/intro] Door Stefanie Meijers Van Nederlanders wordt vaak gezegd dat ze zo veel talen spreken en dat Duits voor hen al helemaal makkelijk moet zijn; het is immers de taal van onze buren. Toch gaat er veel mis, ziet Reinhard Wolff, en daarom heeft hij dit boekje samengesteld. Per onderwerp (Kaffeetrinken, Lünch mit Karnemilch) laat hij zien welke zinnen potentieel mis kunnen gaan, met daarbij de goede Duitse zin en de Nederlandse vertaling. De meeste zinnen zijn vooral nuttig om te gebruiken als je veel met Duitsers samenwerkt. Want daar wil het nog wel eens misgaan: we zijn buren, maar we lijken zeker niet op elkaar. Reinhard Wolff illustreert de foute zinnen met voorbeelden. “Als er in Duitsland koffie wordt geschonken, dan gebeurt dat ook rijkelijk, liefst met een kannetje erbij voor de tweede en derde kop. Eén koekje erbij en dan de trommel weer dicht? Dat is voor een Duitser reden om onmiddellijk zijn koffers te pakken en voorgoed te verdwijnen.” Een herkenbaar voorbeeld voor mij. De familie van mijn moeder is namelijk Duits en bij opa en oma heb ik altijd meegekregen dat je lekker nog een stuk Kuchen moet pakken. "Good aete, gèr hie zeen": goed eten, graag hier zijn, in het Duitse Limburgs van mijn oma. Toen mij bij een vriendinnetje een koekje uit de trommel werd aangeboden en deze trommel daarna meteen weer wegging, was ik compleet in de war. Dat was toch onwijs onbeleefd? Wolff geeft ook aan dat 'je' en 'u' zeggen in het Duits toch net even anders ligt. Na anderhalf jaar zou het kunnen dat je Duitse collega voorstelt om te duzen (elkaar tutoyeren), maar daar moet je niet meteen op rekenen. Tegen familie zeg je wel meteen du; u zeggen klinkt dan juist onbeleefd. Zo ben ik in mijn niet-Duitse familie het enige kleinkind dat ‘je’ zegt tegen oma, omdat ik het zo gewend ben vanuit het Duits. Zo zie je maar: er is nog veel verwarring tussen de buren. Fijn dus dat Wolff ons een handje helpt. Omdat Reinhard Wolff zelf een Duitser is die na jaren oefenen niet direct meer door de mand valt in Nederland, weet hij als geen ander hoe belangrijk humor is om een taal te spreken. Dit zie je ook in de grappige vertalingen die hij heeft verzameld in zijn boek; ze zijn voor zowel Nederlanders als Duitsers hilarisch. Mijn vader handelde ooit in Duitse wijnen en wist dat hij de taal goed sprak, toen de Duitsers konden lachen om zijn grapjes. Neem het boekje van Reinhard Wolff mee op je volgende (zaken)reis naar onze oosterburen. Wie weet roep je aan het eind van de week dan wel: “Wir können es gut mit elkaar finden!” Als je geluk hebt, glimlacht de Duitser en zegt: “Das stimmt haargenau!”
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Je vindt het leuk om met Duitsers te praten, maar kunt het nog niet helemaal vloeiend. Je gaat vaak op vakantie naar Duitsland en wil graag grapjes kunnen vertellen tegen die leuke barvrouw/barman op camping Seesicht. NEE: Je moet niks hebben van het Duits (zonde!) en snapt er eigenlijk ook helemaal niks van. Je gaat liever naar Spanje. Hasta la vista.
Auteurs: Reinhard Wolff Uitgeverij: Scriptum Verschenen: November 2011 Pagina’s: 126 Meer van Reinhard Wolff: 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Zo. Daar begint de dichtbundel van Tim Hofman mee. Het veelbesproken boek dat inmiddels al aan zijn zevende druk toe is, bevat veel woordgrapjes, maar ook gedichten die net even wat dieper gaan. Tim Hofman speelt met taal. En dat is goed.[/intro] Door Stefanie Meijers Een van de mooiste werkjes waar zijn taalgevoel naar voren komt, is wat mij betreft het gedicht 'Eenzaam, twee samen'. De twee gedichten zijn los te lezen, maar vormen samen een heel nieuw gedicht over "een eenzame man met een ego voor twee". Ook het gedicht 'Stein' is erg fijn. De clou verklap ik niet, dat zou zonde zijn. Het rijmschema doet Sinterklaasachtig aan, maar ondertussen is het een prachtig geschreven taalraadsel. 'Egocentrie' en 'Wij Ik Jij' zijn twee taalpuzzels waarin Hofman laat zien dat hij plezier in taalgebruik heeft. De gedichten zijn opgesteld in een vierkant, waarin de letters naast elkaar woorden vormen. Afhankelijk van de leesrichting krijgen de woorden een andere betekenis. Zijn woordgrapjes zijn een heel stuk flauwer, maar heerlijk als je ervan houdt. Ik houd ervan. In woordgrappen schemert soms de slimste humor door. 'We'll zee' is mijn favoriet: Zijn er walvissen, of nie? Geen idee, whale see. Er staan ook vrij donkere gedichten in het boek, die wellicht beter waren overgekomen als de flauwe humor achterwegen gelaten was. Bij 'Hoermoordenaar' komen allerlei nare beelden met veel bloed naar voren, terwijl het gedicht uiteindelijk eindigt in een grapje. Hierdoor snap ik het niet helemaal, maar dat kan ook aan mij liggen. Misschien houd ik meer van gevatte woordgrappen en mooie verhalen. Een gedicht dat die twee juist prachtig combineert is 'Dement to be'. Een cynisch grapje in de titel en vervolgens een krachtig verhaal over een dementerende man. ‘Vreemdgaan’ is een pijnlijk mooi verhaal over een jongen die vreemdgaat met de buurvrouw; licht gebracht, maar daardoor heel sterk. Het commentaar dat Tim Hofman geen echte dichter is, is onzin. Ik denk niet dat er een lijst specifieke criteria aan het beroep dichter hangt. Zeker, niet alles is even geslaagd, maar wat maakt dat uit ... Het boekje vliegt over de toonbanken en laat jongeren dichter bij dichtkunst komen. Waar iedereen roept over taalverloedering, laat Tim Hofman zien dat taal er is om mee te spelen. En dat is een goede zaak. Zo.
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Om woordgrapjes moet je veel te hard lachen, je houdt ervan om iets langer naar een tekst te kijken om te ontdekken wat er staat en het maakt je niet uit in wat voor vorm gedichten gegoten worden. Of je vindt Tim Hofman gewoon een leuke vent, kan ook. NEE: Dichten moet volgens jou volgens een strak stramien. Dan laat maar. Dit ga je vervelend vinden. Woordgrapjes vind je flauw. Of je vindt Tim Hofman geen leuke vent, kan ook.
Auteur: Tim Hofman Uitgeverij: Meulenhoff Verschenen: 17 januari 2017 Pagina’s: 96

923 shares

Ik snap 'm niet

... en nog 99 andere vragen over woorden [intro]In 2013 gaven het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) en het Genootschap Onze Taal antwoord op de vraag ‘Waar komt pindakaas vandaan?’ in het gelijknamige boek. Voor liefhebbers van hagelslag hebben de twee taalorganisaties nu een tweede boekje uitgebracht. In Waar komt hagelslag vandaan? beantwoorden ze die vraag en 99 andere. Ook als je niet van hagelslag houdt, zijn de antwoorden het lezen waard![/intro] Door Bastiaan Weldring Dagelijks bezigen we tal van woorden die we weliswaar begrijpen, maar waarvan we - zodra we er bij stil staan - niet echt de betekenis kennen. Want waar komt 'plee' vandaan? Wat betekent 'oubollig' en waarom is iets heel wits ‘spierwit’? Ik had het mezelf nog nooit afgevraagd, maar dankzij dit boekje word je je opeens bewust van alle bijzondere woorden die we gebruiken in het Nederlands. Vragen zoals die hierboven vormen in het boek telkens een apart hoofdstukje van steeds één bladzijde, met hier en daar een cartoon ernaast. Ze variëren onderling sterk in het soort antwoord dat ze bieden. Het merendeel levert een antwoord waarin men de herkomst en ontwikkeling van een woord klinkklaar uitlegt (spontaan rijst nu de vraag: waar komt ‘klinkklaar’ vandaan?). In andere hoofdstukjes geven de schrijvers aan dat de ontstaansgeschiedenis niet geheel duidelijk is, al suggereren ze altijd de mogelijke herkomst(en). Door de beknoptheid van de hoofdstukjes leent het boek zich perfect om lekker doorheen te bladeren. De leukste feiten kun je dan onthouden om ze later als ‘wist je trouwens dat-wijsneus’ aan je vrienden te presenteren. Zo ga ik de mijne binnenkort vertellen dat het woord fauteuil weliswaar Frans is, maar dat de Fransen het een millennium geleden weer geleend hebben uit het Oudnederlandse faldistuol. Dat was een kostbare én opvouwbare stoel die rijken in de vroege middeleeuwen meenamen op reis. Later verdween het opvouwbare element en verwees het woord vooral naar een ‘comfortabele thuisstoel’. Meer antwoorden wens ik niet te verklappen. Ben je begaan met taal en wil je die interesse voeden, zoek de antwoorden dan op in dit boek! Ook als je taal niet bijster interessant vindt, is het boek de moeite waard om te tezen. Het brengt de alledaagsheid van ons spreken in een net iets ander licht. Je beseft plots welk een gekkigheid of historische achtergrond er in ons taalgebruik schuilt. Daarom hoop ik op een spoedig nieuw deel, waarin de schrijvers onder meer uitleggen wat ‘klinkklaar’ betekent. Tot die tijd kun je achterover geleund in je fauteuil van dit boek genieten!
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Was er een woord in bovenstaande tekst waarvan je de achtergrond of herkomst wil weten? Heb je je ooit afgevraagd waar een bepaalde term vandaan komt? Ben je tot hier gekomen met het lezen van de recensie? Lees dan ook het boek! NEE: Hagelslag smaakt hetzelfde, ongeacht de herkomst van de term. Op de plee plas je en spierwit is het tegenovergestelde van spierzwart, simpel. Onderzoek naar woorden die je al kunt gebruiken is klinkklare onzin. Denk je dit soort gedachten, laat het boek dan maar even liggen.
Auteurs: Laura van Eerten, Tanneke Schoonheim, Josefien Sweep, Rob Tempelaars, Vivien Waszink (INL), Raymond Noë (Onze Taal) Uitgeverij: Druk Bariet Jaar: 2015 Pagina’s: 125 Hebben? Bestel hier:   

923 shares

Ik snap 'm niet

De Nederlandse taal lijkt soms heel onlogisch. Waarom is het gat - gaatje, blad - blaadje, maar mat - matje? Nou, de Engelsen kunnen er ook wat van, zoals Mitchell Moffit zo treffend uitlegt in deze video. http://youtu.be/ZXa8cO9mXFk

923 shares

Ik snap 'm niet

Volgens Stephen Fry kunnen we Taalvoutjes maar beter opdoeken ... http://www.youtube.com/watch?v=J7E-aoXLZGY