#gezegde

Taalvoutje

Breukspreuken

Breukspreuken

923 shares

Ik snap 'm niet

In 'Taalvoutjes- de scheurkalender 2018' vind je zogenaamde breukspreuken; twee spreekwoorden die door elkaar gehusseld zijn en zo een nieuw spreekwoord vormen. Wat de spreekwoorden betekenen? Je leest het hieronder.

1. Wie met honden omgaat, moet op de blaren zitten.

Wie met honden omgaat, krijgt vlooien. Wie met slechte mensen omgaat, neemt hun slechte gewoonten over. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Als je iets doms doet, moet je daar zelf de consequenties van dragen.

2. Waar het paard aangebonden is, zal Mohammed tot de berg komen.

Waar het paard aangebonden is, moet het vreten. Je moet het doen met wat je hebt. Als de berg niet naar Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg komen. Als iemand jou niet tegemoet wil komen, moet jij maar bereid zijn de minste te zijn en de ander tegemoet te komen.

3. Zolang de ezel zakken draagt, trap je op zijn staart.

Zolang de ezel zakken draagt, heeft de mulder (molenaar) hem lief. Vaak doet iemand alleen aardig tegen een ander, zolang hij diegene nog ergens voor kan gebruiken. Als je over de duivel praat, trap je op zijn staart. Dit zeg je wanneer degene over wie je het nét had, toevallig aan komt lopen.

4. In het huis van de gehangene, dansen de muizen op tafel.

In het huis van de gehangene, spreekt men niet van de strop. Als je weet dat een onderwerp pijnlijk voor iemand anders is, vermijd je het daarover te praten in zijn gezelschap. Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. Wanneer er geen toezicht is van bijvoorbeeld ouders of een baas, doen kinderen of werknemers waar ze zin in hebben. 

5. Als de nood het hoogst is, vangen de kramers geld.

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Vaak dient een oplossing zich aan, wanneer het probleem enorm en onoplosbaar lijkt te zijn. Als de gekken naar de markt gaan, vangen de kramers geld. Veel kooplust is gunstig voor kooplui.

6. Zoals het klokje thuis tikt, is het kwaad kersen eten.

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. Het is nergens zo goed als je het thuis hebt. Met hoge heren is het kwaad kersen eten. Als je te vertrouwelijk omgaat met je meerdere, dan loopt het vaak verkeerd af.

7. Gij rommelt als een molen, maar weet niet waar de klepel hangt.

Gij rommelt als een molen, doch ik zie nog geen meel. Je doet wel belangrijk, maar ik zie nog geen resultaat. Hij heeft de klok wel horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Hij heeft ergens iets gehoord of gelezen, maar weet niet precies hoe de vork in de steel zit.

8. Niemand zoekt een ander in de oven, behalve als er een deur in zit.

Niemand zoekt een ander in de oven, of hij is er zelf in geweest. Alleen wie zelf slecht is, denkt slecht over de ander. Men kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit. Je kunt alleen doen wat realistisch is.

9. Een schip op het strand vergaat niet.

Een schip op het strand is een baken op zee. Je kunt leren van de fouten van anderen. Onkruid vergaat niet. Het is moeilijk het slechte op de wereld uit te roeien.

10. Waar rook is, zijn alle katten grijs.

In het donker zijn alle katten grijs. Als de situatie niet helder is, kun je de zaken moeilijk beoordelen. Waar rook is, is vuur. Waar geruchten de ronde doen, is daar vast wel wat van waar.

11. Als het kalf verdronken is, likt de kat de kandeleer.

Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Pas als het al mis is gegaan, neemt men maatregelen. Om der wille van de smeer, likt de kat de kandeleer. Om iets voor elkaar te krijgen, doen mensen soms dingen die ze eigenlijk niet willen.

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]In het Nederlands worden veel eigennamen gebruikt in gezegdes en uitdrukkingen; jan en alleman komen erin voor. Deze week is columnist Mark Mackintosh de sjaak en laat hij enkele mooie voorbeelden de revue passeren (hopelijk niet voor jan lul). [/intro] “Niet op het bed springen!” S. en M., de dochters van een goede vriendin, waren nog geen twee tellen binnen of ze sprongen - met schoenen en al - op mijn matras. Drie jaar geleden had ik het een keer oogluikend toegestaan. Sindsdien moet ik eraan geloven als de twee belhamels bij mij op bezoek komen. “En doe in ieder geval je schoenen uit!”, probeerde ik nog tevergeefs. “En niet met die popcorn strooien!” S., de benjamin, sloeg haar armen over elkaar. “Nou zeg,” zei ze gepikeerd, “Wat ben jij een brave hendrik!” Tegen beter in moest ik lachen. Waar had ze dat nou vandaan? Op het schoolplein gehoord? Zo ja, dan was dat uiterst toepasselijk want de uitdrukking 'brave hendrik' gaat terug op de titel van het schoolboekje De brave Hendrik door Nicolaas Anslijn (1777-1838). Het boek begint zo: 'Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele menschen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die hem niet liefhebben. Ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leeren van hem, hoe zij handelen moeten.'

Nieuwsgierig aagje

Een brave hendrik is een mooi voorbeeld van een eponiem, een eigennaam die in uitdrukkingen en vergelijkingen gebruikt wordt om mensen mee te karakteriseren. Eponiemen krijgen kleine letters omdat ze strikt genomen niet als eigennaam worden gebruikt, maar als zogeheten soortaanduiding: iederéén kan een brave hendrik zijn. Of een saaie piet. Of een gekke henkie. Ben je geen brave hendrik, maar juist een nieuwsgierig aagje? Dan heb je die beschrijving te danken aan het zeventiende-eeuwse kluchtspel Kluchtigh Avontuurtje van 't Nieuwsgierigh Aeghje van Enckhuysen van A. van Bogaert. Daarin reist Aagje, een nieuwsgierige jonge vrouw uit Enkhuizen, met de bevriende schipper Freekbuur naar Antwerpen. Als Freekbuur van wal gaat om een aantal dingen in orde te brengen, vraagt hij haar op hem te wachten. Maar dat duurt Aagje te lang en uit nieuwsgierigheid besluit ze zelf op verkenning te gaan in de stad. Waarna ze dronken wordt gevoerd en van al haar geld wordt ontdaan.

Praten als Brugman

In de uitdrukking 'Praten als Brugman' (veel en met grote overtuigingskracht praten) is de hoofdletter van de eigennaam Brugman behouden gebleven omdat een rechtstreekse als-vergelijking met Brugman zelf wordt gemaakt. En wel met Johannes Brugman (1400-1473), een pater die tot de franciscaanse kloosterorde behoorde. De beste man stond bekend om zijn vurige preken. 'Praten als Brugman' is al sinds de zestiende eeuw een vaste zegswijze.

Joost mag het weten

Intrigerend is de uitdrukking 'Joost mag het weten', waarin Joost geen eigennaam is, maar een benaming voor de duivel - en de naam toch een hoofdletter krijgt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt dat de benaming teruggaat op het Javaanse woord 'joos', waarmee op het eiland een Chinese godheid werd aangeduid. Dat woord is op zijn beurt weer ontleend aan het Portugese 'deus', god. De Hollanders maakten daar 'Joost' van. Hoe een Chinese god de betekenis ‘duivel’ heeft gekregen? Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek mag het weten: “De god van de ene religie is vaak de duivel van de andere, en zo kreeg Joost bij ons de betekenis 'duivel'.” Heb jij nog mooie voorbeelden van eponiemen en hun afkomst? Dan ben jij de ware jakob(a)! Deel ze hieronder! Bronnen: F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925, vierde druk); Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006); Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT, deel VIII, 1926). [line] Mark MackintoshOver Mark Mackintosh Werken als adjunct-hoofdredacteur bij reismagazine Columbus betekent in het geval van Mark de hele wereld over reizen. Dat doet hij dan ook graag en veel. Op zijn reizen trekt hij ze aan als een magneet: hilarische situaties. Als die dan ook nog met taal te maken hebben, dan kun je ons oprapen. Van ons mag Mark nog veel en vaak de wereld rond.