Woordweetje: puik
Hollanders zijn handelaren. En met die handelsgeest komt een rijke verkoopvocabulaire goed van pas. Veel woorden die we vandaag de dag gebruiken zijn dan ook to...
We zijn neven (en ook nichten natuurlijk), de Duitsers en wij. We stammen af van de Germanen en daarom lijken onze talen veel op elkaar. Mann – Frau – Kind – Haus – Baum zijn dezelfde woorden als die van ons en als ze die verrekte naamvallen niet hadden dan zou Duits het gemakkelijkste vak zijn op school.
Door Paul van Gool
Maar het is toch oppassen met Duits, want er zijn veel woorden die hetzelfde zijn als de onze of ze lijken erop, maar als je aanneemt dat ze ook hetzelfde betekenen, dan kun je lelijk de boot ingaan. Das Meer is bijvoorbeeld geen meer, maar de zee. En andersom: wat de Duiters See noemen, is voor ons een meer. Consequent zijn ze daar niet in, die Duitsers, want een matroos die de zeeën van de wereld bevaart is geen Meerman maar een Seemann.
Pappe is geen pap, maar karton. Met Karton bedoelen ze een doos en een Dose is een blik. Spinnen heeft niets met spinnen te maken; du spinnst zeggen ze tegen iemand die niet goed wijs is.
Op een warme zomeravond op een terras in Berlijn zei ik eens dat ik het erg schwul vond. Iedereen keek me verschrikt aan: schwul is homoseksueel. Ik bedoelde eigenlijk zwoel, maar dat is schwül in het Duits; twee puntjes meer, maar een wereld van verschil. Een mannelijke Duitse collega begon een keer een gesprek over zijn Kreuz. Ik vroeg me geschrokken af waar hij heen wilde, tot ik er achter kwam dat hij zijn rug bedoelde.
Lachs betekent niet laks, maar zalm. Flink betekent flitsend, snel: flink wie ein Wiesel. Als een oudere man nog rüstig is dan is hij niet rustig, maar fit voor zijn leeftijd. Stuhr is niet stoer, maar eigenwijs en een Kachel is geen kachel, maar een soort tegel.
Het Duitse woord voor bankrekening kan ook gemakkelijk tot misverstanden leiden, vooral in het meervoud: Konten. Po daarentegen is geen nachtpot, maar een net Duits woord voor achterwerk. Bij Borsten is het ook oppassen, want dat betekent borstels. Een Pfeife is een pijp of een fluit, maar het werkwoord pfeifen is alleen fluiten, niet pijpen. En ficken is heel wat anders dan fikken.
Een Flur is een gang, dürfen is mogen en mögen is aardig vinden. Doof is gek en bellen is blaffen. Toen ik in Seedorf in dienst was vroeg een van mijn dienstkameraden daar eens in een café: “Darf ich mal bellen?” Dat mocht van de kastelein:“Bellen Sie ruhig”. Drollig is schattig; heeft niets te maken met drollen. Schattig daarentegen betekent schaduwrijk. Een Tor is een poort of een goal, maar het kan ook een gek zijn. Vorjahr is geen lente, maar vorig jaar.
Als er ‘ver’ staat voor een woord moet je uitkijken, want dan is er meestal iets misgegaan. Verkennen is verkeerd begrijpen en als je je huis verbaut hebt, betekent het dat er bij de verbouwing iets behoorlijk mis is gegaan en dat je opnieuw kunt beginnen.
Een Hahn is een haan, maar ook een kraan. Tapete is behang. Rotz is snot en faul is niet vuil, maar lui. Een Rahmen is een lijst of een rand. Schlimm is erg, een Speicher is een opslagruimte en Kies is grind. Met Kleinkind bedoelen ze in het Duits gewoon een klein kind. Als ze kleinkind bedoelen zeggen ze Enkel – of Enkelin als het een meisje is. Het woord deftig kan ook tot serieuze misverstanden leiden, want dat betekent in het Duits zo ongeveer het tegenovergestelde: boers, grof, plat.
Metzeln doe je niet met een troffel, maar met een zwaard: je vijanden in stukjes hakken. Een Winkel is een hoek. Heck zeggen ze tegen de achterkant van een auto of een boot. Een Ausfahrt is geen begrafenis, maar een uitrit of een afslag. Fahren is niet varen, maar autorijden. Reiten doe je op een paard. Heiter is niet heter, maar vrolijk. Of zonnig, als het over het weer gaat.
In een Werk wordt gewerkt, want dat is een fabriek. Rente is pensioen. Satt is wat anders dan zat: “Ich bin satt,” zegt iemand als hij genoeg gegeten heeft. Blinken is knipperen, gierig is begerig en een Frikadelle is een gehaktbal.
Laster zeggen ze tegen een vrachtwagen en Neid is afgunst. Een Sau is een zeug, maar zeugen is verwekken. Een Weide is een wilg, een Seil een touw en Ziel is een doel of de finishlijn. Samen is zaad (in beide betekenissen) en als je met iemand goed klar kommt, betekent dat alleen maar dat je met die persoon goed kunt opschieten.
Conclusie: je kunt gemakkelijk een verkeerde indruk wekken als je met een Duitser in gesprek bent. Als hij of zij je ineens verschrikt aankijkt, leg dan liever nog eens in andere woorden uit wat je bedoelt. Er zijn nog meer van dit soort woorden en uitdrukkingen, maar dit is wel genoeg verwarring voor vandaag.
Tschüß!
We zijn altijd op zoek naar leuke columns voor onze site. Wil je jouw column hier terugzien? Stuur in. Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.
Hollanders zijn handelaren. En met die handelsgeest komt een rijke verkoopvocabulaire goed van pas. Veel woorden die we vandaag de dag gebruiken zijn dan ook to...
Enkele jaren geleden woonde ik een lezing bij op het Drongo Talenfestival in Nijmegen. Plots kreeg ik een tekstberichtje: of ik even het telefoonnummer wilde do...
Als neerlandicus Wim Daniëls (tevens columnist in ons boek!) aanschuift, dan weet je dat je gegarandeerd een leuke avond hebt. Dus toen de beste man bij Pauw en...
”Nou, ik ga maar eens ophangen”, zeg ik aan de telefoon tegen m’n moeder. Ze begint te lachen: “Wat ga je waar aan ophangen?” Stilte. Ik...