Column: De Kroon op mijn Nerk

Nerken

In mijn jeugd ben ik eens in een onbesuisd en onbewaakt ogenblik met een Fransman getrouwd. Aan de Sorbonne had hij een jaar lang Nederlands gestudeerd, met behulp van “Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan” van Louis Couperus. Jean-Marc had me al maanden aan mijn kop gezeurd om hem eindelijk eens te vertellen wat het Nederlandse woord is voor wat Engelstaligen zo charmant ‘to f**k’ noemen. Om hem puur en onbedorven te houden, weigerde ik natuurlijk.

Door Sjuul Bosma

 
 

Het woord kwam weer eens ter sprake toen we met twee van mijn zussen met aanhang in een bruin café zaten. 
Hij begon weer te smeken om HET woord en wij verzonnen de idiootste dingen. “Het heet blunken”, zei Tonny. “Nee hoor”, zei Anja, “het is pulliken!” Jean-Marc geloofde er niets van. Hij had gehoord dat het met een N begon.

Na een hoop gelach zei ik ineens: “Nou vooruit dan maar. Het is Nerken!” Omdat ik het nogal hard riep, keek iedereen in het café ons aan. “Vraiment?”, fluisterde hij en keek schichtig om zich heen. 
Mijn zussen barstten in lachen uit. “Nerkster voor halve dagen!” riep Anja. Gillend gelach. “Een nerkje van niets!”, giechelde Tonny. We lagen dubbel. “Nerk toch, hoe sterk!”, zei ik stemmig. We proestten het uit. De vondsten vlogen over en weer: ik ga vroeg naar mijn nerk vandaag! Een grafnerk! Er is nerk aan de winkel! Daar ga ik nerk van maken! 
Arme Jean-Marc zat met knalrode oren. “Tout le monde nous regarde!”, riep hij wanhopig. 
“Jij wilde het toch zo graag weten?” zei ik hardvochtig. “Nou dan!”

De mannen begonnen ook een duit in het zakje te doen: “Ik ben voor kortere nerktijden”, zei Bert, terwijl hij opstond. “De vierdaagse nerkweek. Effe bier halen.” “Niet met je ellebogen nerken!”, gilden we hem na.
 Paul rekte zich uit. “Ik nerk om te leven, ik leef niet om te nerken”, zei hij langzaam. 
“Hij nerkt zich altijd een slag in de rondte”, zei Anja teder. Ik kreeg bijna kramp van het lachen. Tonny en Anja wisten de tranen uit hun ogen. Iedereen keek naar ons. 
Jean-Marc stond op. “We gaan!” zei hij in bijna volmaakt Nederlands. En tot mij: “Het is niet te lachen!”

“Je hebt gelijk”, zei ik. “Ik zal er paal en nerk aan stellen!”

 

Kun je goed schrijven en heb je een brandende taalkwestie die beschreven móet worden? Of schrijf je graag een ode aan jouw favoriete woord? Stuur nu jouw taalcolumn in! Wie weet zie je deze binnenkort terug op onze site. Inzenders van geplaatste columns ontvangen van ons een leuk Taalvoutjespakket.

 

Column

Column: Zomaar een verhaaltje

Column: Zomaar een verhaaltje

Op bezoek bij mijn vader in Portugal vroeg ik aan zijn vrouw – een Braziliaanse – waarom de Portugezen zoveel verkleinwoorden gebruiken. Ik dacht namelijk dat d...


Boekrecensie

Boekrecensie: Dat gaat ‘m niet worden

Boekrecensie: Dat gaat ‘m niet worden

Taal is constant in ontwikkeling, bijvoorbeeld door invloeden uit het Engels of via het internet. Het mooie daaraan is, dat men altijd een momentopname zou kunn...


Woordweetje

Woordweetje: sloerie

Woordweetje: sloerie

Bij Taalvoutjes houden we van woorden. Van alle woorden. Dus ook van woorden die misschien niet zo aardig klinken. Dat gezegd hebbende: waar komt dat prachtige ...


Woordweetje

Woordweetje: Joost mag het weten

Woordweetje: Joost mag het weten

Wie is toch die Joost uit de uitdrukking ‘Joost mag het weten’? Wanneer leefde hij en bestond hij wel echt? Nou, nee, want de Joost waar we het hier over hebben...