#docent

Taalvoutje

Column: Frisisme

Column: Frisisme

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Elke regio in Nederland heeft zo zijn eigen taaleigenaardigheden en dus zijn eigen taalvoutjes. Aan mij als docent Nederlands om die foutjes er liefst uit te halen, maar op z’n minst leerlingen erop te wijzen dat hun taalgebruik volgens de Nederlandse norm fout is.[/intro] Door Conrad Berghoef Als docent Nederlands in Friesland heb je dan te maken met wat leerlingen graag ‘frisismen’ noemen. Ja, dat is een woord. Net zoals er germanismen en anglicismen bestaan. We nemen nogal eens woorden en uitdrukkingen uit het Duits en Engels over. Zo betrapte ik me er laatst op dat ik “Jij kan beter dan dat” zei tegen een leerling. Dat leen ik natuurlijk van “You can do better than that” en feitelijk gezien lijkt het me een anglicisme. Het kan nog korter, zowel in het Engels als in het Nederlands: “Jij kan beter” is goed Nederlands – en juist weer geen anglicisme – hoewel het lijkt op “You can do better”. Maar goed, zo ingewikkeld ligt het dus af en toe en normaal gesproken val ik mijn leerlingen er ook niet mee lastig. Maar die frisismen. Die zijn best lastig en leerlingen gebruiken het graag als excuus. “Is een frisisme mijnheer” hoor ik dan als iemand het weer eens waagt om “Hun gaan naar school” te gebruiken in mijn omgeving. Nee, beste jongen, dat is het niet. Ga maar eens luisteren in de Randstad. 'Hun hebben' is een ziekte die zich over heel Nederland verspreidt en langzaam maar zeker onze taal gaat overnemen. Droevig. Veel voorbeelden van frisismen verbeter ik dagelijks. “Het begroot me dat” in plaats van “Ik vind het jammer dat” (of is dat archaïsch Nederlands?), “Dat valt me af” in plaats van “Dat valt me tegen”. Erg hardnekkig is het gebruik van het woordje ‘te’ voor een werkwoord in sommige constructies. “Ik ga met mevrouw te wandelen”. “Mijn vriend is te vissen”. Ik val mijn leerlingen er niet mee lastig dat in deze absentief in het Nederlands het woordje ‘te’ allang verdwenen is. Zij doen het gedachteloos en het komt niet in ze op dat het een frisisme is. Ik denk dat het gebruik van ‘te’ in deze constructies ook duidelijk maakt dat het Fries nog veel verwantschap heeft met het Engels (to walk). Eén frisisme vind ik zo mooi en charmant, dat ik weiger deze te corrigeren. Dat is het aanspreken van mensen in de derde persoon enkelvoud. “Mijnheer, heeft u mijn toets nagekeken?” zul je niet zo snel horen in mijn lokaal. Wel: “Mijnheer, heeft mijnheer mijn toets al nagekeken?” Dat geldt ook voor de leerlingen die mij met de voornaam aanspreken trouwens: “Kan Conrad even helpen?” En nog grappiger is de tweede beleefdheidsvorm die Friezen kennen: aanspreken met voornaam en ‘u’. “Conrad, kunt u even helpen?” Dat laatste komt wel in meer gebieden in Nederland voor, volgens mij. Lang geleden probeerde ik mijn leerlingen aan het verstand te brengen dat dit geen goed Nederlands was, door bijvoorbeeld met nadruk te vragen: “Vraag jij me nou of ik wil komen?” Maar ik verbeter het niet meer. Het zit er te diep ingebakken bij de Friezen, en voor je het weet ontketen je een taalrevolte. Dat wil ik ook niet op mijn geweten hebben. Kies je slagvelden veldslagen.
Conrad BerghoefConrad Berghoef is docent Nederlands bij ROC Friese Poort Drachten. Hij is verkozen tot MBO-docent van het jaar tijdens de verkiezing 'Leraar van het Jaar 2017'. Het devies aan zijn leerlingen is: "Luister goed naar mij, of je eindigt met je taalfaal op taalvoutjes.nl!"    
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in! Gepubliceerde columns worden beloond met een Taalvoutjespakket. 
Taalvoutje

Column: Ik zweer

Column: Ik zweer

923 shares

Ik snap 'm niet

“Meneer, man! Dit kunt u niet maken. Ik heb u écht gemaild. Ah, kom op, meneertje. Ik wil echt over naar de derde. Dit punt kan me een jaar kosten. Dat wilt u toch niet?” Naast mijn bureau staat de klassieke laatste-minuut-smeker. De leerling van alle tijden die altijd alles op het laatste moment aan laat komen. De leerling die de deadline bij iedere in te leveren opdracht even laat wankelen. Die populaire jongen die altijd achterin zit en maar eens naar voren is gelopen, smeekt nu dat ik hem niet dat punt aftrek geef, omdat hij de opdracht een dag te laat heeft ingeleverd. “Het kan écht niet dat u ‘m niet ontvangen heeft, meneer. Ik heb ‘m gisteren verstuurd! Moet u bewijs hebben? Ej, Jordan! Jij was er toch bij toen ik ‘m verstuurde?” Achterin hangt eenzelfde soort leerling achterover. “Zeker!”, schreeuwt-ie door de klas. Ik vraag de laatste-minuut-smeker of hij de e-mail op zijn telefoon kan opzoeken. “Kan niet, man. M’n tellie is net afgepakt bij meneer Hansen, maar ik heb ‘m verstuurd, echt waar! Ik zweer!” De leerling zweert. Zweren. Het betekent zoiets als plechtig beloven. Tenzij de vinger ontstoken is, want dat belooft pijn. Maar deze leerling zweert. Niet iets of iemand. Maar ze zweren, steeds vaker. “Ik pak ‘m terug, ik zweer.” “Dat broodje is zo lekker, ik zweer.” “Dat was echt vet, ik zweer.” Nog iets valt me op: jongeren zweren altijd in de tegenwoordige tijd. Waarschijnlijk omdat het werkwoord ‘zweren’ iets ingewikkelds krijgt in de verleden tijd. Er is gewoon te veel keuze. Want een wond zwoor of zweerde gisteren en hij zwoer of zweerde dat hij iets had ingeleverd. Dus zweren ze zonder lidwoord. Wát ze zweren hebben ze namelijk ervóór gezegd. Dus ‘het’ hoeft niet gezegd te worden. Inkorten en afkorten is het motto vandaag de dag. Ik laat de leerling de e-mail met zijn opdracht op mijn computer zoeken. “Ziet u wel, meneertje? Ik lieg niet!” Voor me staat inderdaad zijn mail, met opdracht. Ik kijk naar het e-mailadres waarnaar de leerling de mail heeft verstuurd. In de adresbalk zie ik de fout: er staat ‘meneervanmail’ in plaats van ‘meneervanmeel’. “Meneertje, kan toch gebeuren? Ik heb dyslexie. Uw naam is moeilijk, man!” Twijfelachtig kijk ik ‘m aan. “Dat is écht waar! ik zweer!” Hij gaat over. Maar dit flikt-ie niet nog een keer. Anders heeft het gevolgen. Ik zweer.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Heb jij ook zo'n omgeving die je inspireert tot het schrijven van columns? Of heb je last van een tergende taalergernis of wil je juist jouw favoriete woord eens in het zonnetje zetten? Stuur je column in en wie weet lees je deze terug op onze website. Geplaatste columns worden beloond met een supertof, te gek Taalvoutjes-pakket! Bewaren Bewaren
Taalvoutje

Column: Ssst

Column: Ssst

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]"Meneer! Stijle pata’s!" Achter in de klas roept een jongen van dertien naar me alsof hij een prijs krijgt voor het als eerste zien van mijn nieuwe schoenen. Dertig pubers checken me. Ze zeggen niets, kijken naar mijn voeten, draaien zich om en gaan verder met appen. Ik dank de jongen. Om mijn voeten zitten gloednieuwe Nikies. Van die Maxjes, schoenen die ik op mijn zestiende niet had, omdat alleen gabbers dat mochten. Ik was geen gabber. Ik droeg All Stars. Of Puma’s. En Rucanor-trainingspakken die leken op Aussies. Nu mag iedereen Max dragen. Dus ik ook.[/intro] Door Dion van Meel Ik kijk de klas in. Rechts zie ik opscheer op een puisterig gezichtje. Links skinny jeans om smalle beentjes. Op de eerste rij zit een jongen met zijn veel te strak aangetrokken Eastpack nog op zijn iele ruggetje. Ik stel voor hem te helpen om zijn rugzak af te doen. “Oooooooh! Jantje!", klinkt door de klas. Ik heb de leerling net een Jantje gegeven. Ik heb geen idee, maar de leerling doet zijn rugzak af. Al sissend maan ik hen tot stilte; de ssst-methode. Werkt altijd. Kost wel adem. Langs me vliegt een lesboek. Ik vraag een jongen wie het boek gooide. "Ik ga niet snitchen" is zijn antwoord. Ik zeg dat ik graag wil beginnen met de les. "Aight" hoor ik van vijf verschillende kanten. Ik pas weer de ssst-methode toe. Een meisje is druk met haar telefoon bezig. Haar vingers vliegen over het scherm. Ze wekt niet de indruk te willen stoppen. Ik gebied haar de telefoon weg te stoppen, maar kom bedrogen uit. "Meneertje, even wachten, iemand skot mij op Whatsapp." Ik pak de telefoon uit haar handen en leg 'm op mijn bureau, niet beseffend dat ik haar leven afneem. Het voelt als moord. "Oh, meneer! U weet niet wat u doet!" Ik weet het wel. En negeer haar. Mode verandert. Steeds sneller, zo lijkt. Kleding, taal, ik probeer up-to-date te blijven. Hoelang dit nog lukt? Geen idee. Nog één keer pas ik de ssst-methode toe. Deze methode trotseert alle mode. De ssst-methode is niet modegevoelig. De ssst-methode heeft schijt aan mode. De ssst-methode is de shit. [line] Met dank aan Paris Taghizadeh voor de afbeelding!
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.