#Duits


923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Verschill muss da sein. Das ist falsche Buhl. Lüll da jetzt nicht umhin. Enkele steenkolenduitse zinnen uit het boekje ‘Es kommt wohl gut’ van Nederduitser Reinhard Wolff. Deze zinnen heeft hij écht zo gehoord, tijdens werkoverleg tussen Nederlanders en Duitsers. En oké, sommige zijn verzonnen, gewoon omdat ze zo mooi klinken.[/intro] Door Stefanie Meijers Van Nederlanders wordt vaak gezegd dat ze zo veel talen spreken en dat Duits voor hen al helemaal makkelijk moet zijn; het is immers de taal van onze buren. Toch gaat er veel mis, ziet Reinhard Wolff, en daarom heeft hij dit boekje samengesteld. Per onderwerp (Kaffeetrinken, Lünch mit Karnemilch) laat hij zien welke zinnen potentieel mis kunnen gaan, met daarbij de goede Duitse zin en de Nederlandse vertaling. De meeste zinnen zijn vooral nuttig om te gebruiken als je veel met Duitsers samenwerkt. Want daar wil het nog wel eens misgaan: we zijn buren, maar we lijken zeker niet op elkaar. Reinhard Wolff illustreert de foute zinnen met voorbeelden. “Als er in Duitsland koffie wordt geschonken, dan gebeurt dat ook rijkelijk, liefst met een kannetje erbij voor de tweede en derde kop. Eén koekje erbij en dan de trommel weer dicht? Dat is voor een Duitser reden om onmiddellijk zijn koffers te pakken en voorgoed te verdwijnen.” Een herkenbaar voorbeeld voor mij. De familie van mijn moeder is namelijk Duits en bij opa en oma heb ik altijd meegekregen dat je lekker nog een stuk Kuchen moet pakken. "Good aete, gèr hie zeen": goed eten, graag hier zijn, in het Duitse Limburgs van mijn oma. Toen mij bij een vriendinnetje een koekje uit de trommel werd aangeboden en deze trommel daarna meteen weer wegging, was ik compleet in de war. Dat was toch onwijs onbeleefd? Wolff geeft ook aan dat 'je' en 'u' zeggen in het Duits toch net even anders ligt. Na anderhalf jaar zou het kunnen dat je Duitse collega voorstelt om te duzen (elkaar tutoyeren), maar daar moet je niet meteen op rekenen. Tegen familie zeg je wel meteen du; u zeggen klinkt dan juist onbeleefd. Zo ben ik in mijn niet-Duitse familie het enige kleinkind dat ‘je’ zegt tegen oma, omdat ik het zo gewend ben vanuit het Duits. Zo zie je maar: er is nog veel verwarring tussen de buren. Fijn dus dat Wolff ons een handje helpt. Omdat Reinhard Wolff zelf een Duitser is die na jaren oefenen niet direct meer door de mand valt in Nederland, weet hij als geen ander hoe belangrijk humor is om een taal te spreken. Dit zie je ook in de grappige vertalingen die hij heeft verzameld in zijn boek; ze zijn voor zowel Nederlanders als Duitsers hilarisch. Mijn vader handelde ooit in Duitse wijnen en wist dat hij de taal goed sprak, toen de Duitsers konden lachen om zijn grapjes. Neem het boekje van Reinhard Wolff mee op je volgende (zaken)reis naar onze oosterburen. Wie weet roep je aan het eind van de week dan wel: “Wir können es gut mit elkaar finden!” Als je geluk hebt, glimlacht de Duitser en zegt: “Das stimmt haargenau!”
Is dit boek geschikt voor jou? JA: Je vindt het leuk om met Duitsers te praten, maar kunt het nog niet helemaal vloeiend. Je gaat vaak op vakantie naar Duitsland en wil graag grapjes kunnen vertellen tegen die leuke barvrouw/barman op camping Seesicht. NEE: Je moet niks hebben van het Duits (zonde!) en snapt er eigenlijk ook helemaal niks van. Je gaat liever naar Spanje. Hasta la vista.
Auteurs: Reinhard Wolff Uitgeverij: Scriptum Verschenen: November 2011 Pagina’s: 126 Meer van Reinhard Wolff: 

923 shares

Ik snap 'm niet

[intro]Mijn column over Franse woorden in het Nederlands was zo’n daverend succes (wauw, zes retweets!) dat ik werd geïnspireerd om een vervolgverhaal te schrijven. Over, jawohl, Duitse woorden in het Nederlands. En welk format leent zich daar nou beter voor dan een bonafide krimi oftewel detectiveverhaal? Viel Spaß![/intro]   Door Mark Mackintosh   Het was kort na middernacht toen rechercheur Derrick op de plaats delict aankwam: een überhip bar-restaurant in een verwaarloosd Bauhaus-gebouw. Of was het Jugendstil? Het was nog een drukte van belang; minstens dertig mensen zaten in de kleine ruimte aan de pils, schnaps en glühwein. Overal rook het naar verbrande schnitzel. Kelners raceten af en aan. Een ober stapte op Derrick af. “Herr Kommissar?” De rechercheur knikte. “Grüß Gott, ik ben Kurt, Kurt Weill.” De man loodste hem langs de bar en bracht hem naar een klein, unheimisch achterkamertje. “Immer geradeaus!” In het schamele licht van een bureaulamp lag een man van middelbare leeftijd op zijn rug, zo dood als een pier. Om hem heen lagen allerlei ordners en paperassen op de grond. Tekenen van een ruzie om een waardevol document? Derrick raapte een bebloede föhn van de grond. “Het moordwapen?”, vroeg Weill. Derrick inspecteerde een open wond op de linkerslaap van het slachtoffer. Hij knikte. “Kende u Herr Ketschup goed?” Weill schudde zijn hoofd. “Nee, überhaupt niet. Heinz was nogal een einzelgänger. We zijn een keer gaan abseilen en langlaufen als bedrijfsuitje, maar verder zag ik hem niet buiten het werk om.” “Was Herr Ketschup ook een ober?” “Ja, en nogal een streber. Alles moest perfect zijn: zijn uniform was altijd smetteloos, hij kende het hele menu uit zijn hoofd en meneer moest zich ook altijd bemoeien met het eten. Van zijn collega’s verwachtte hij dezelfde hoge standaard. Hij was rücksichtslos.” “En dus niet bepaald geliefd?” Weill zuchtte. “Wat zal ik zeggen? Ordnung muß sein, maar niet iedereen is een übermensch.” Derrick hing boven het gezicht van het slachtoffer en veegde een vinger over diens wang. “Schmink!”, riep hij uit. “En hij is nog vers!” Hij merkte een kleine plas bloed op onder de rug van de man. “Hmm, nog een aanwijzing! Kunt u mij helpen Heinz Ketschup iets opzij te schuiven?” “Daar heb ik an sich geen probleem mee”, zei Weill. “De lijkschouwer zal hem straks sowieso verplaatsen voor verder onderzoek.” De twee maakten aanstalten om het slachtoffer op te tillen, maar plots zwaaide de deur open en stond in de opening een gezette blonde dame. Met een baard. “Niets daarvan! Ketschup aanraken komt überhaupt niet im frage [correct Duits: in Frage]!” “En u bent?”, vroeg Derrick. “Lili, Lili Marleen”, snoof de vrouw. “Zijn levenspartner.” Ze keek vol minachting naar Weill. “Luistert u niet naar deze Neanderthaler. Hij wil u doen geloven dat mijn lieve Heinz alleen leefde voor zijn werk als ober, maar niets is minder waar. Deze bar was slechts een schnabbel voor hem. Zijn echte leven speelde zich af op de bühne.” “Waar hij u leerde kennen?”, vroeg Derrick. “In het circus”, zei Marleen triomfantelijk. “Ik was de bebaarde vrouw, hij een van de clowns. Ach, wat had hij daar toch een geweldig fingerspitzengefühl voor! Vooral zijn act met rottweilers deed hij altijd met zo veel schwung, zoveel emotie, zoveel weltschmerz! Fabelhaft! In Transsylvanië, waar ik oorspronkelijk vandaan kom, hadden we een soortgelijke volksdans. Ach, ik krijg heimwee als ik eraan denk!” Weill brieste. “Luister dame, ik werkte elke dag samen met Heinz. Ik ken mijn pappenheimers en die man had geen enkel verstand van al dat artistieke gefröbel! Hij wist alles van eten af, maar van kunst? Ho maar! De beste man was totaal niet salonfähig!” Marleen keek met tranen in de ogen naar het levenloze lichaam van haar Heinz. “Stop met deze hetze tegen de liefde van mijn leven!”, zei ze. “Heinz verdient respect. Hij heeft geen makkelijk leven gehad. Na de krach van 1987 verliet hij de zakenwereld en stortte zich in een zangcarrière. Maar zijn schlagers werden maar geen hits en belandden vrijwel meteen in de ramsj. Hij werd er zo depressief van dat hij zich aanmeldde voor Gestalttherapie. Zo kwam hij op het idee om bij het circus te gaan. Zijn redding.” Derrick had een aha-erlebnis en wendde zich tot Weill. “Das Lied ist aus, ook voor u, Herr Weill!” “Wat bedoelt u?”, zei deze geschrokken. “Kom, kom, geen spelletjes”, zei Derrick. “Net als Herr Ketschup hebt ook u ambities buiten deze bar! Maar voor u geen circuskitsch of schlagers. Ik was laatst in het volkstheater en zag uw naam prijken op het programma. U timmert hard aan de weg als componist!” Derrick keek naar alle papieren op de grond. “Het viel mij bij binnenkomst op dat de helft van deze papieren, naast ansichtkaarten en rekeningen, uit bladmuziek bestaat.” Hij raapte een aantal bladen van de grond op en las hun titels hardop voor. “Die Seeräuber-Jenny, Mackie Messer, Zuhälter-Ballade … Dit is allemaal uw werk! Herr Ketschup had de liedjes gestolen om voor zichzelf te claimen en zijn zangcarrière nieuw leven in te blazen! Zum kotzen!” Weill barstte in tranen uit. “Ja, ja, het is waar, ik geef het toe! Ik kon deze creatieve putsch niet toelaten. Verdammte Scheiße, ík ben hier het muzikale wonderkind!”     Wil jij taalnazi spelen en heb je correcties of toevoegingen? Geef hieronder commentaar.